Tag archieven: Tim Donker

Louise Glück – Marigold en Rose

Louise Glück Marigold en Rose recensie en informatie over de inhoud van het prozadebuut van de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur in 2020. Op 18 juli 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van Marigold and Rose geschreven door de Amerikaanse dichter Louise Glück.

Louise Glück Marigold en Rose recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Marigold en Rose. Het boek is geschreven door Louise Glück. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur in 2020, Louise Glück.

Recensie van Tim Donker

Je zou maar de Nobelprijs voor de literatuur winnen.

(en weet je nog dat Dylan ‘m won)
(en iedereen was boos)
(of naja Willem was boos)
(waar zingt hij dan over, ik versta hem niet)
(zei hij)
(hij heeft die prijs gekregen voor zijn teksten niet voor zijn zangkwaliteiten)
(zei ik)
(en ik stond)
(en ik stond en dacht aan)
(en ik stond en ik dacht aan Welnetzogoedmarieke)

Je zou maar de Nobelprijs voor de literatuur winnen. Wat moet je nog doen, wat kan je nog schrijven, waarmee kun je afkomen dat Nobelprijswinnaarwaardig is, want iedereen gaat doen, iedereen gaat zeggen, iedereen gaan denken, want zo zijn ze wel, die iedereen. Misschien maar gewoon niks. Misschien maar gewoon een of ander artificieel nulpunt. Misschien maar gewoon een begin.

Glück vond een meervoudig nulpunt. Marigold en Rose is haar prozadebuut. En het beschrijft het eerste levensjaar van een tweeling. Dit is de nul waarheen een Nobelprijswinnaar moest kruipen om opnieuw te kunnen betoveren. Want dit is een klein, lief, sprookjesachtig boek geworden dat opmerkelijk genoeg nog poëtieser is dan haar poëzie.

De zusjes Marigold en Rose zijn opmerkelijke babies. Ze kijken, zien, merken op, denken. Ze hebben, vinden ze zelf, “een innerlijk leven”: “Marigold zat nog steeds te lezen. Natuurlijk zat ze niet te lezen. De tweelingzussen konden geen van beiden lezen, ze waren baby’s. Maar we hebben een innerlijk leven, dacht Rose.”

En:

“Marigold was bezig met het schrijven van een boek. Dat ze niet kon lezen vormde een belemmering. Niettemin nam het boek vorm aan in haar hoofd. De woorden zouden later volgen. In het boek kwamen mensen voor maar ook dieren. In alle boeken, vond Marigold, zouden dieren voor moeten komen. Mensen waren niet genoeg.”

Het menselijk tekort schuilt hem vaak in taal; wat mensen zeggen, dekt, zo zal de tweeling ondervinden, meer dan eens de lading niet:

“Als Moeder het over het huis had zei ze dat de tweeling niet in de benedenwoning paste. Misschien dacht ze aan Marigold en de trap. Maar ze pasten wel degelijk. Het was niet alsof het elastiek was geknapt of de klakkers niet meer dicht klakten. Er waren niet eens klakkers. Er waren alleen maar kamers en badkamers en bedden en wiegjes.”

Of:

“Opeens ging Oma naar de Hemel. Dat was niet hetzelfde als wanneer Vader naar zijn werk ging. Ten eerste, als je naar de Hemel ging, bleef je daar. Ten tweede was de Hemel, volgens moeder fantastisch. Het was een plek ver weg waar mensen van wie je hield naartoe gingen om gelukkig te zijn. Zelfs Rose vond dit twijfelachtig. De tweeling begon te begrijpen dat er een bepaald soort uitleg bestond die geschikt werd bevonden voor baby’s. Wat het verschil was met niet de waarheid vertellen was niet duidelijk. Maar je wist dat je zo’n uitleg had gekregen als Moeder zei: Op een dag zullen jullie het begrijpen, meisjes.”

En dan deze nog, mij als thuisblijfvader uit het hart gegrepen:

“Rond dezelfde tijd begon Moeder te praten over weer aan het werk gaan. Ze zei tegen Vader dat ze een bijdrage wilde leveren aan het huishouden. Als je het de tweeling had gevraagd (wat niemand deed) zouden ze gezegd hebben dat Moeder een bijdrage leverde door Moeder te zijn. Vader legde uit dat dit voor Moeder anders was omdat moeders niet betaald kregen en mensen die betaald kregen blijkbaar iets bijdroegen terwijl je aan mensen die niet betaald kregen helemaal niets had. Daar trapte de tweeling natuurlijk niet in.”

Feitelijk een soort vestzakessay over maatschappelijk nut en, ach laat ik hem dan toch maar gebruiken: kapitalisme – nut dat klaarblijkelijk alleen maar uitdrukbaar is in geld. Hoe ik met mijn zoon, mijn lieve moje wijze nu tienjarige zoon, laatst een gesprekje had over dat er misschien een tijd ging komen, als hij en zijn zus allebei op de middelbare school zaten, ik weer alle dagen zou gaan werken omdat ik dat voor hun geboorte ook had gedaan. En hoe hij zei, stellig, met iets van tranen in zijn stem, dat hij dat absoluut niet wilde, niet nu, niet over een paar jaar. En hoe het gesprek via loon en geld op bruikbaar zijn kwam en hoe ik, met dat gesprekje in het achterhoofd, kippenvel over gans mijn lijf kreeg bij lezing van deze hogergeciteerde regels.

Zo is dit moje boek rijk aan poëzie, dromerigheid, maatschappelijk kommentaar, (taal)filosofie en psychologische en sociologische schetsen. Daar zijn niet per se honderden en honderden bladzijden voor nodig – Glück kan het in minder dan zestig. Maar door de vertalersnoot komt de teller uiteindelijk op 62 pagina’s te staan, een kort exposé over het belang van namen. Er was namelijk overwogen de namen te vertalen in Madelief en Roos. “Maar een Madelief is immers geen eenjarige, maar een vaste plant.” schrijft vertaler Jeske van der Velden. “Een detail waar Marigold niet zomaar overheen zou kunnen stappen – zelfs als ze kon lopen.” En ik dacht aan die kollega, inmiddels ex-kollega, die ooit, in een grijzer verlezen, vertaler was geweest, en zich nog steeds heerlijk opwinden kon over vertaalfouten – voornamelijk vertaalfouten in de ondertiteling op televisie. Een vertaler moet van alles verstand hebben, was zijn dogma. Anders ontstaan er ergerlijke missers. Plantkunde voorkwam dat Marigold zou worden misverstaan als Madelief. Al had ik Madelief en Roos ook wel in mijn hart kunnen sluiten. De ex-kollega en voormalig vertaler had ook een naam. Die heette Willem.

(ja diezelfde Willem die de Nobelprijs van Dylan niet kon verkroppen)
(zoveel mensen ken ik nou)
(het komt altijd weer uit bij)
(het komt altijd weer uit bij wat dezelfde mensen zeggen)
(het komt altijd weer uit bij het licht)
(het licht dat viel)
(hoe het licht haar ogen raakte)
(hoe ze daar stond)
(hoe Welnetzogoedmarieke daar stond)
(en hoe ze dat zelf niet wist)


Louise Glück Marigold en Rose recensie

Marigold en Rose

  • Auteur: Louise Glück (Verenigde Staten)
  • Soort boek: proza
  • Origineel: Marigold and Rose (2022)
  • Nederlandse vertaling: Jeske van den Velden
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 18 juli 2023
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 17,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het prozadebuut van Louise Glück

Marigold en Rose is een wonderlijke kroniek over het eerste levensjaar van twee tweelingzusjes. Ze leren trapklimmen, bekijken elkaar als criminelen door de spijlen van hun bedjes, en beginnen te spreken. Zowel triest als grappig, en doordrongen van een gevoel van stoïcijnse verwondering beschrijft dit proza het grote mysterie van taal en tijd, van wat is, wat is geweest en wat zal komen, en het ontluiken van karakter in een wereld vóór de taal: de sprookjesachtige wereld van onze kindertijd.

Een sprookje en tegelijk een sage van meerdere generaties; een stuk voor twee handen dat ook een symfonie is; een gedicht, maar tevens een briljante autobiografie.

Bijpassende boeken en informatie

Paul Harding – Dit andere paradijs

Paul Harding Dit andere paradijs recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 21 september 2023 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman This Other Eden van de Amerikaanse schrijver Paul Harding. Het boek staat op de shortlist van de Booker Prize 2023.

Paul Harding Dit andere paradijs recensie van Tim Donker

Kan de waardering van een boek afhankelijk zijn van kleuring? Hoe het licht valt, en dat de kleuren dan soms net anders lijken waardoor het boek mojer, of juist minder mooi wordt?

Stel je een eiland voor. Stel je een eiland voor, niet ver van de kust, en hoe iemand zich daar vestigt. En dat die iemand nakomelingen krijgt, en die nakomelingen weer nakomelingen, zodat het eiland reeds een goede eeuw bevolkt is. Stel je de mensen die er wonen voor. Eilandbewoners. Stel je De Honeys voor (direkte afstammelingen van die allereerste bewoner van het eiland), stel je de zussen Iris en Violet McDermott voor, stel je de Larks voor (die neef en nicht zouden zijn, of eigenlijk halfbroer en -zus, of eigenlijk volle broer en zus, wat hen niet belet heeft om vier zeer kleurrijke kinderen op de wereld te zetten: Millie, Camper, Duke en Rabbit), stel je Annie Parker voor of Zachary Hand to God Proverbs (die grotendeels in een holle boom woont waarin hij bijbeltaferelen graveert). Stel je voor hoe deze mensen leven. Eenvoudig, met wat ze aan de natuur kunnen ontlenen. In weer. In wind. In liefde voor en harmonie met elkaar. Iedere dag is maar de dag na de vorige dag. Ze kennen het verleden, zo vol van verwikkelingen en pijn. Ze kennen de seizoenen, ze kennen het licht, de wind, het water, de dieren, de planten. Ze kennen elkaar. En ze kennen Matthew Diamond.

Want iedere zomer onderhoudt schoolmeester Matthew Diamond een heuse zomerschool op dit eiland. En hoewel de bewoners eerder op natuurvolkeren gelijken dan op wat “wij” (wij) “beschaving” menen te mogen noemen, blijken de kinderen goed leerbaar te zijn; enkelen onder hen beschikken over een haast savanteske kennis, en Ethan Honey is een zeer begenadigd schilder / tekenaar. Dit gaat goed, tot Diamond iets over Apple Island en zijn bewoners laat vallen tegen één van de verkeerde personen. Hij is niet van kwade wil, die Diamond, en hij heeft echtwaar het allerbeste met de eilandbewoners voor maar het is vermoedelijk toch wel zijn schuld dat DE INSTANTIES zich op enig moment gaan moeien met Apple Island.

Waar DE INSTANTIES zich roeren, ontstaan ellende.

Als kind had ik een plaat van het Oinkbeest. Het was iets van Elly en Rikkert. Van toen ze nog hippies waren, en niet in de Heere. Er was een angstaanjagend stukje waarin het over De Sistemen gingen; nogal enge wezens – ik heb het voor het laatst als kind gehoord, ik vond het doodeng weet ik nog maar hoe het presies ging en wat het te beduiden wat weet ik niet meer goed – – De Sistemen waren ongetwijfeld systemen — systemen waren ongetwijfeld Het Systeem. Het Systeem dat inpast, uniformeert, schaaft, polijst, en bijsnijdt net zolang tot alle hoofden niet hoger dan het maaiveld zullen zijn. De instanties zijn daar de uitvoerenden van.

Er komen raadslieden naar Apple Island. Een chirurg. Een frenoloog. Een stagiair van het ziekenhuis. Een weduwe die een meerderheidsbelang heeft in het plaatselijke sufferdje en maandelijks ruimte vordert om haar bekrompen stukjes te kunnen plaatsen. Er worden schedels gemeten, en er worden vragen gesteld. Vragen die de eilandbewoners uiteraard niet kunnen beantwoorden. Hoe zouden zij weten dat William Howard Taft op dat moment president van Amerika was, of wat een telefoon is, of een stoommasjiene? Ze kennen de seizoenen, het licht, de wind, het water, de dieren, de planten. Telefoons en stoommasjienes kennen ze niet, en de president van Amerika is nog nooit op het eiland geweest. De onderzoeken die deze naam nauwelijks waardig zijn leiden tot konlusies die op voorhand reeds getrokken waren; het vooroordeel wordt bevestigd dat de bewoners van Apple Island “imbeciel of debiel” zijn; “paupers” wonend “in miserabele omstandigheden”; en “[z]e zijn allemaal bloedverwanten en veel of de meesten van hen zijn zowel klinisch idioot als lui.” Schandelijk natuurlijk, zoiets kan en mag niet bestaan zo vlak voor de kust, n kust waar uiteraard alleen maar nette mensen wonen, zoiets moet weggevaagd worden ja, en Apple Island wordt geëvacueerd.

De eerste die gaat is de jonge schilder Ethan Honey. Matthew Diamond, nog steeds met de allerbeste voornemens (maarja, de weg naar de hel &zo, enzoverder enzovuts), regelt voor hem een plek op de landgoed van de oude meneer Hale, waar Ethan zijn schilderkunst zou kunnen verfijnen, misschien zou Hale, die oud is, en erudiet is, en een grote bibliotheek heeft, en een jongmens wel helpen wil, daarin nog iets kunnen betekenen. Maar Ethan Honey en Bridget Carney, die op het landgoed van meneer Hale dienstmeisje is, en ook van huis is, want haar thuis is eveneens een eiland maar dan voor de kust van Ierland, herkennen iets in elkaar, hun jonkheid, of zoiets als een “eilandgen”, en ze vatten liefde op voor elkaar, en in liefde brengt Bridget soms de nacht door in het bed van Ethan, wat op een keer gezien wordt door de oude meneer Hale, die oordeelt dat zoiets niet kan, schandelijk is, niet mag bestaan, op moet houden, afgelopen, en zo wordt weeral zoveel moje liefde gedood.

Ergens in dit boek voert Paul Harding Darwin op, in een nogal sociaaldarwinistiese kontekst (was Darwin de eerste sociaaldarwinist dan?) (ik dacht altijd dat de evolutieleer een scheutje Nietzsche nodig had gehad om in dat licht onsmakelijk brouwsel uit te monden) en ik denk aan een sociaaldwarwinistiese lezing van Dit andere paradijs. Naja. Dat heet. De idee is dit. De idee is dat de soorten die zich het best hebben aangepast aan hun omgeving (veelal door slechts toevallige mutaties), de beste overlevingskansen hebben. Zo opgevat zijn de bewoners van Apple Island juist schoolvoorbeelden: weinigen leefden ooit méér in harmonie met hun omgeving dan juist deze mensen; Rabbit Lark valt zelfs bijna samen met Apple Island. Maar de simpelen van geest verkortten “aangepast” tot “sterk”, en krachtig genoeg om te overleven in steden die nooit slapen zijn de eilandbewoners natuurlijk niet; in die maatschappij zijn zij het soort mensen dat levenslang in tehuizen moet blijven (en dat allemaal van onze belastingsenten!). Waar beschaving woekert, en het woekert, helaas, overal zijn de bewoners van Apple Island gedoemd want tegen moderniteit zijn zij niet opgewassen. En er zullen niet weinigen zijn die menen dat wie “niet met zijn tijd mee kan gaan” geen bestaansrecht heeft, toch?

En ik dacht hum. En ik dacht ho. En ik dacht brr.

En dan dat andere paradijs, en die hele grote appel op het omslag, en dat Apple Island, en het paradijs dat eindigde daar waar kennis begon want Gode wou dat heel de mensheid levenslang zot bleef ofzo. En ik dacht ho. En ik dacht hum. En ik dacht brr.

(al was dat zeer waarschijnlijk geen appel mensen, niet daar en niet toen en niet in die streken, geen appel, waarom toch altijd weer die appel?)

(het was een andere vrucht)
(het was een sappiger vrucht)
(het was een smakelijker vrucht)

En toen dacht ik dat Paul Harding misschien gewoon maar iemand is die vind dat het allemaal ook wel reilen en zeilen kan met minder overheidsbemoeienis en alleen een mafkees zou het daarmee oneens zijn (zoals die mafkees uit de Adranstraat) (hoe heet hij) (die met zun busje) (ik bedoel die gast die meent dat “democratie” alleen maar “links” kan betekenen) (in kombinasie met “alles voor zoete koek slikken en verder kop omlaag houden”)(want als je binst de democratie tot de bevinding komt dat de democratie niet zo democraties meer is moet je ermee ophouden politiek te bedrijven, en niet langer willen iets aan de kaak te stellen) (zei hij) (zei de mafkees) (uit de Audranstraat) (en ik fietste weg, een beetje daas, want eerst mocht ik hem nog wel), of een illichist (als dat woord nog niet bestaat dan moet het van nu af aan gaan bestaan) met een scherp oog voor de ellende die DE INSTANTIES (noem het De Sistemen) (noem het Het Systeem) brengen kunnen.

En soms het licht dat valt, en hoe ik Dit andere paradijs in het ene licht net dat beetje schoner vind dan in het andere.

Of ook, hoe zonder licht.

(hoe bij vuur)/(en wie kan ik zeggen dat gebeld heeft?)

Want dat kan ook.

Een boek loszingen van alle filosofiese, politieke of religieuze interpretaties en dan alleen de woorden lezen. Gewoon alleen maar de woorden die er staan.

Dan is Dit andere paradijs gewoon een wondermooi boek over leven, familie, het hoofd boven water houden (soms zelfs letterlijk), loyaliteit, liefde. Een boek dat warmen kan, en troosten, en genezen. In dat prachtig twede deel lees ik over een zomer die misschien op zijn einde loopt, en daar zitten ze, Bridget en Ethan, en Ethan schildert, en samen drinken ze citroenlimonade; en zó mooi schrijft Harding over deze tijd, een andere tijd, een rustigere tijd, een tijd met meer ruimte voor verstilling misschien, het licht nam meer tijd om haast tastbaar te vallen, dat ik het voel, dat ik er ben, bij die rust, bij die herkenning, bij die liefde, en bij mij is het zo’n zielloze zondagochtend waarin ik eigenlijk geen zin heb, met blote voeten en met hoofdpijn zit ik daar en lees ik, en dan gaat het beter, langzaamaan trekt mijn hoofdpijn weg en komt de ziel in de dag. Dat het daar bij Ethan en Bridget helaas der helazen ook naar de verdommenis moet gaan, valt me tegen van die oude meneer Hale die me eerst nog zo innemend leek en dat het 1913 is, is geen exkuus. Dat het 1913 is, is een goed exkuus om geen internet te hebben of nog nooit van rockmuziek te hebben gehoord maar niet om een harteloze, kleingeestige klojo te zijn, met altijd weer dat afkeuren, altijd weer die wenkbrauwen die fronsen, altijd weer alles maar niet goed vinden.

Paul Harding. Ik kende hem niet maar zijn schrijven is grenzeloos. Tilde me op, genas me, maar brak me evenzeer (de evacuatiescene is hartverscheurend). En ook bracht zijn schrijven me in vervoering. Het mooiste stukje vond ik misschien wel dit kleine stukje: “Wou dat krijt smaakt als witte biscuitjes als ik witte stokjes afbijt of droevige man witte stokjes op zwarte muur tikt en witte beestjes maakt en wit krijt tikt als een wit tikbeestje in een tikwit bos. Honing is bitter voor de bozen, zuur zoet.” – aan het woord is hier, zo vermoed ik, Rabbit Lark over haar ervaringen in de zomerschool van Matthew Diamond. Het deed me kleinstwijle wensen dat Harding gans het boek zo geschreven had (en waarom niet u kent A Girl is a Half-formed Thing van Eimear McBride toch wel?) maar kleinstwijlen zijn klein en later (wat veel langer is) dacht ik dat het goed was zo, zoals het geschreven is, dit hier Dit andere paradijs. Dat het niet beter geschreven had kunnen zijn.


Paul Harding Dit andere paradijs recensie

Dit andere paradijs

  • Auteur: Paul Harding (Verenigde Staten)
  • Soort boek: Amerikaanse roman
  • Origineel: This Other Eden (2023)
  • Nederlandse vertaling: Jan Fastenau
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 21 september 2023
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 – € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Shortlist Booker Prize 2023

Flaptekst van de nieuwe roman van Paul Harding

Dit andere paradijs vertelt het op ware gebeurtenissen gebaseerde verhaal van een eiland waar generaties verschoppelingen hun thuis hebben gebouwd, beginnend bij Benjamin Honey, geboren als tot slaaf gemaakte, en zijn Ierse vrouw Patience. Ruim een eeuw later wonen hun nazaten nog steeds op Apple Island, samen met een zeer diverse groep buren. Ze zijn arm en lijden vaak honger, maar zijn gevrijwaard van de discriminatie en segregatie die op het vasteland aan de orde van de dag zijn. Tot de idealistische schoolmeester Matthew Diamond de aandacht van de autoriteiten vestigt op de in zijn ogen erbarmelijke omstandigheden, met de gedwongen evacuatie van het eiland tot gevolg. De bewoners gaan onverschrokken op zoek naar een nieuw paradijs.

Bijpassende boeken en informatie

Émilienne Malfatto – De kolonel slaapt niet

Émilienne Malfatto De kolonel slaapt niet recensie en informatie over de inhoud van de Franse roman. Op 1 september 2023 verschijnt bij uitgeverij Cossee de Nederlandse vertaling van de debuutroman Le colonel ne dort pas van de uit Frankrijk afkomstige oorlogsverslaggever en schrijfster Émilienne Malfatto.

Émilienne Malfatto De kolonel slaapt niet recensie van Tim Donker

En dan een dag, zomaar een dag, de dag na de vorige dag, in de keuken met zon, een stralende dag, misschien één van de laatste stralende dagen van het jaar bedenk ik me, als ik koffie zet, als koffiegeur door het huis gaat, op de ochtend van een dag, van zomaar een dag, van de dag na de vorige dag, van misschien de laatste stralende dag van het jaar, zo’n soort dag, zo’n soort dag met koffie en muziek, wat was het die dag, het kon the fun years zijn geweest of forndom of her name is calla misschien of misschien was het wel immune of hrsta of een eenvoudige blues of jazz kon ook op die dag, met koffie en zon, de laatste stralende dag van het jaar misschien, zomaar dat soort ochtend waarop alles goed is, en geheel momenteelderlijk voel ik zelfs geen verschil tussen mijn linker- en mijn rechterarm, die dag. Alles kan wel even later, alles kan wel even uitgesteld, want eerst nog is er koffie. En een boek. Ik ben toe aan een nieuwe van de stapel; het vorige is inmiddels ter rechterzijde gelegd. Niet omdat het slecht was maar omdat ik er, voor even, genoeg van had. De linkerstapel is een volkomen willekeurige stapel, het zijn de boeken die mij overhandigd zijn, ik leg die gewoon neer, ik breng daar geen volgorde in aan. En dus is het volgende boek -ineens, tussen alle romans- een dichtbundel. Ik zit, ik lees, ik drink koffie, er klinkt muziek. De poëzie lijkt hermeties, ik snap er alleszins niks van, of naja, zo moet je dat niet zeggen als het om gedichten gaat, poëzie is geen mop, het heeft geen clou die je moet vatten. Maar toch. Ik stuur het eerste gedicht per whatsapp aan degene aan wie ik toevallig het laatst een whatsapp-bericht gestuurd heb en vraag hem Kun je hier iets van maken?, en Nee antwoordt hij. En ik lees nog even en vraag me af of ik heerlijk verloren gelopen kan raken in deez hier hermetiek, soms heb ik dat. Soms weet ik zulke poëzie opvatten als pure taal, als konkrete taal, als taal die alleen naar zichzelf verwijst en niet naar objecten en substanties daarbuiten, en soms is dat net als in een andere dimensie gezogen worden en dan vind ik dat fijn. Dan ben ik in een elders waar konsepten als begrijpen er niet meer toe doen, en er alleen maar golven van woord, stormen van taal over me heen razen. Maar dit keer niet.

Dus loop ik opnieuw. Naar de stapel die ter rechterzijde van de leesstoel zat want ja ik las niet in leesstoel dit keer, ik zit aan keukentafel en drink koffie en zit vlakbij de kant vanwaar de zon binnen komt. De dichtbundel gaat op die rechterstapel en de linkerstapel levert het volgende. Emilienne Malfatto. De kolonel slaapt niet. Mweuh. Een oorlogsroman. Heb ik eigenlijk niet zoon zin in. Ik heb nooit zin in oorlogsromans. Het zjanrûh heeft me nooit gegrepen; zijn eerste fout is misschien al dat het überhaupt een zjanrûh is. Maar vooruit. Het is geen al te dik boek, en het is van Cossee, en Cossee is altijd goed, nee streep door en zeg Cossee is meestal goed, nee streep door en zeg Cossee is vaak goed. En bovendien, het was het eerstvolgende boek van de linkerstapel en in die linkerstapel zat geen volgorde toch?, dus dan moet je ook niet zeuren.

En weeral zet ik me. Aan keukentafel. Met koffie, het zoveelste kopje, en inmiddels alweer een andere seedee. Emilienne Malfatto. De kolonel slaapt niet. Een oorlogsroman. Goed.

Ja, het is een oorlogsroman. En dus is het oorlog. Wie vecht er tegen wie? Doet er niet toe. Waarom is het oorlog? Doet er niet toe. In welke tijd moeten we dit situeren? Doet er niet toe. Deze oorlog is alle oorlogen, dit is de archetypiese oorlog, dit is de essentie van oorlog: een stukgeschoten stad, alles grauw, alles grijs, overal dood, overal bommen, overal schieten, overal ellende, overal ontmenselijking in verregaande staat. Derhalve ademt de roman zowel iets futuristies als iets histories als iets hyperaktueels. Want het zou nu kunnen zijn, of ooit, of lang geleden; oorlog is van alle tijden.

Het is oorlog. En dus is er een kolonel. En een generaal. En een ordonnans. Maar het meest is de kolonel er. De kolonel is een specialist in zijn werk. Een ambachtsman, meent hij zelf. Het ambacht bestaat uit het martelen, folteren, zonodig doden van de vijand. Het is voor de goede zaak, het is voor een edel doel. De vijand moet immers overwonnen worden, daar is het oorlog voor. En het doel heiligt de middelen. En dus staat hij daar, dag na dag, in een kelder, met weeral een nieuw slachtoffer op een stoel onder een kaal peertje, met enkele anderen in de lichtkring, te doen wat nodig is om het slachtoffer te kraken, te verdinglijken, te doen wat nodig is om de oorlog te winnen. Het is alles, het is allemaal, voor de goede zaak.

De kolonel slaapt niet. Maar elke nacht komen zijn slachtoffers bij hem langs. Te beginnen met de Vissenmannen, die – ofnee, wat de Vissenmannen zijn dat moet je zelf maar lezen. De Vissenmannen worden gevolgd door de eindeloze stoet aan gemartelden, gefolterden, gedoden. Elke nacht. Nooit laten ze hem gerust. Allengs begint de kolonel af te stompen. Lethargies te worden. Als grauw en grijs als de omgeving.

En hij niet alleen. Ook de generaal zakt weg in zijn eigen wereld. Verschanst zich in zijn hevig lekkend kantoor. Verschuift teilen om het lekwater op te vangen. Totdat het kantoor zodanig onder water staat dat de teilen niet meer verschoven kunnen worden maar zo’n beetje door het water dobberen; de generaal ook ergens daartussen.

Ook de oorlog zelve lijkt afgemat, en de knallen en ontploffingen verstommen, en is er nog wel iemand over om er nog ene lor om te geven?

Het menselijkst, of “normaalst” blijft nog de ordonnans. Misschien omdat hij altijd buiten de lichtkring is gebleven als de kolonel en de zijnen daar in die kelder rond het volgende slachtoffer gegroepeerd stonden?

Ja dit is een oorlogsroman en dus gaat het over oorlog.

En ik zei iemand, het is een oorlogsroman en ik hou niet van oorlogsromans maar dit vind ik fantasties. En degene tot wie ik sprak zei Maar er zijn oorlogsromans die over oorlog gaan en oorlogsromans die niet over oorlog gaan. En ik stond en zweeg en ik dacht Ja en ik stond en zweeg en ik dacht Nee.

De kolonel slaapt niet is een over oorlog gaande oorlogsroman die ik toch ontzettend goed vind. Wat het is aan oorlogsromans dat me door de bank genomen zo tegen staat weet ik niet goed. Ik denk dat het ermee te maken heeft dat het me allemaal zo obligaat lijkt. Oorlog is slecht, is wreed, is onmenselijk, is afgrijselijk. In hoeveel meer woorden, in hoeveel meer boeken wil je dat nog zeggen? En toch weet Malfatto de absurde en ongekende gruwelijkheid van oorlog op een uiterst beklemmende manier te benadrukken. De oorlogsroman die alle andere oorlogsromans overbodig maakt?

Ik vroeg me af, komt het omdat zij de daders, of in ieder geval de aktoren van de oorlog sentraal stelt? Ik weet het niet, ik ben geen expert in oorlogsromans, maar ik kan me nauwelijks voorstellen dat De kolonel slaapt niet de eerste oorlogsroman is die vanuit daderperspectief geschreven is. Al ging het in het handjevol oorlogsromans dat ik in mijn leven las voor zover ik me herinneren kan bijna zonder uitzondering om dat soort van gewoon zomaar mensen dat de hebbelijkheid heeft er niks mee te maken te hebben maar er wel slachtoffer van te zijn.

(er waren altijd huizen en er was altijd duisternis en groepjes mensen, en altijd was er wel één ernstig gewond of ziek of bijna dood, en een ander die er zijn leven voor moest wagen)

Nee. Als niet-expert denk ik te kunnen stellen dat de kracht van Malfatto zit in haar taal. Want die taal is zo mooi, zo huiveringwekkend, keelsnoerend, angstaanjagend mooi. De horreur. De diepe ellende. In die taal, die poëtiese taal. De hypnose ervan. Die dwingende, soms interpunctieloze zinnen. Dit is er weer zo één. Zo’n boek dat je vanaf de eerste zin in de bankschroef neemt en je niet meer loslaat tot je alle bladzijden gelezen hebt. En zelfs na het laatste woord zal het nog niet, nog lang niet gedaan zijn.

Einde ochtend, of begin middag denk ik al. Zon. Geen koffie meer en geen muziek. Geen stoelen meer zelfs. Plat op de grond, verder neer is niet mogelijk. Dit boek vloert je. En dat is prachtig.


Émilienne Malfatto De kolonel slaapt niet recensie

De kolonel slaapt niet

  • Auteur: Émilienne Malfatto (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: Le colonel ne dort pas (2021)
  • Nederlandse vertaling: Martine Woudt
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 1 september 2023
  • Omvang: 128 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Winnaar Prix Goncourt du premier roman 2021

Flaptekst van de roman van Émilienne Malfatto

Sinds zijn aankomst in het hoofdkwartier, boven de stad die geen stad meer is, luistert de kolonel elke avond naar de vernietigende geluiden van de herovering. Eerlijk gezegd is hij dankbaar voor die herrie. Die zorgt ervoor dat hij in elk geval even de stemmen in zijn hoofd niet hoort; zijn geweten, dat hem ’s nachts toch al uit zijn slaap houdt.

Even verderop, in het vervallen paleis, staart de generaal van hetzelfde leger naar een onthoofd borstbeeld. Vroeger of later, denkt hij, zal ook ík vallen, zal ook ik niet levender zijn dan deze marmeren sokkel zonder hoofd.

En dan is er de jonge ordonnans van de generaal. Midden in deze oorlog-zonder-einde denkt hij aan de brieven die zijn moeder hem stuurt, de enige herinnering aan menselijkheid in deze mistige stad, geschreven in een priegelig handschrift.

In een verbluffende, ritmische stijl vol poëzie wekt Emilienne Malfatto drie personages tot leven die allemaal vastzitten in een oorlog die ze niet kunnen winnen. Even krachtig als empathisch beschrijft ze hoe de militairen vluchten voor de onoverkomelijke fouten uit hun verleden en heden: ze verstoppen zich – in de hiërarchie, in een bericht van het thuisfront, of, misschien, in een diepe slaap.

Émilienne Malfatto (1989) is fotograaf, schrijver en journalist. Ze werkte als oorlogsverslaggever in Irak en schreef in Latijns-Amerika reportages over drugscriminaliteit. Haar foto’s werden onder meer geplaatst in The Washington Post en The New York Times. Voor haar roman Que sur toi se lamente le Tigre ontving ze de Goncourt debuutprijs. De kolonel slaapt niet kreeg de Franse prijs voor de beste tweede roman en wordt in negen talen vertaald.

Bijpassende boeken en informatie

Kathy Page – Simons alfabet

Kathy Page Simons alfabet recensie en informatie over de inhoud van de roman uit 2004. Op 24 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij Cossee de Nederlandse vertaling van de roman Alphabet van de in Engeland geboren Canadese schrijfster Katy Page. Hier is aandacht voor de inhoud van de roman, de schrijfster en de uitgave. Daarnaast kun je de recensie van Kathy Page – Simons Alfabet lezen, geschreven door Tim Donker.

Kathy Page Simons alfabet recensie van Tim Donker

Misschien mogelijkerwijs allicht -bijwoorden van twijfel- zijn er twee soorten schrijvers: zij die woorden geven aan de werkelijkheid, en zij die werkelijkheid geven aan woorden.

De eerste soort schrijver zal altijd schrijven over iets dat hij kent. Het meest voordehandliggend is dan zijn eigen leven. De wereld zoals hij die aantreft. De dagdagelijksheid. Het huis, de straten. Hij heeft de woorden, hij ziet de dingen. Hij heeft de woorden, hij benoemt de dingen. Hij heeft de woorden, hij schrijft over de dingen. De dingen die hij zag, de dingen die hij kent, de dingen die hij weet. Uit zijn leven, zijn dagdagelijksheid. De woorden vatten die dingen niet; de woorden veranderen de dingen. Onder zijn woorden gaan de dingen zingen. Die schrijver vond ik lange tijd de meest waarachtige schrijver: de schrijver die alles in zijn nabijheid tot zingen brengt.

De twede soort schrijver gaat uit van een idee. Een inval, een konsept. Dat hoeft niet iets te zijn dat door zijn direkte omgeving wordt aangeleverd. Is het juist meestal niet. Deze schrijver leent zijn woorden aan wat hem voorheen onbekend was. Hij doet onderzoek, hij gaat te rade. Hij moet eerst doordesemt zijn van zijn onderwerp vooraleer hij zijn woorden kan laten stromen. Tot niet eens zo gek lang geleden wantrouwde ik deze soort schrijver. Een echte schrijver hoort zijn woorden altijd bij zich hebben. Een echte schrijver, schrijft het prachtigst over de steentjes die voor zijn voordeur liggen. De ene keer met een historische roman afkomen, en dan schrijven over een ongelukkige huisvrouw of een ruimtevaarder met een spraakgebrek om daarna weer een politieke thriller te schrijven? Dan was je in mijn ogen geen schrijver. Dan was je een antropoloog ofzo, een antropoloog met een gelukkig pen misschien, en veel fantasie, een antropoloog op mars. Maar geen schrijver. Een schrijver moest wonen in zijn woorden en niet met zijn woorden woningen bouwen waarin allerlei personages kwamen te wonen die hijzelf niet was.

De laatste tijd begint deze mening te veranderen.

Of juister: de laatste tijd begin ik in te zien dat deze mening nooit juist geweest is. Een ongefundeerd vooroordeel. Uiteindelijk laat de schrijver werkelijkheden tot leven komen, of dat nu zijn eigen werkelijkheid is of die van een ander.

Simons alfabet is het soort boek dat ik voorheen zonder meer aan me voorbij had laten gaan. Kathy Page was mij onbekend en dat maakt onbemind, niet? Ze schreef al eens over iemand die betrokken raakt bij een bizarre Finse sekte en over het decennialange huwelijk van twee tegengestelde mensen. En dan nu, dit Simons alfabet. Over een zwaar getatoeëerde gevangene. Ja, dat is nu precies het soort literaire kameleonisme dat ik altijd zo wantrouwde. De schrijver die eerst een idee heeft, en dan pas woorden. Die heeft toch duidelijk geen inkt door zijn aderen vloejen? Toch?

Nee. Fout. Niet toch. Geen toch. Weg toch.

Sedert ik voor deze website schrijf, komt er zomaar van alles op mijn besprekerstafel terecht. Van alles dat ik voorheen negeerde, of simpelweg niet opmerkte. Maar als het op mijn besprekerstafel komt, geef ik het een kans. Dan ga ik zitten, dan ga ik lezen. Dan wil ik weten. Dan moet ik mijn vooroordelen bevestigd zien. Of onderuit gehaald.

Page deed dat laatste. Zij gaf Simon woorden. Zij gaf Simon een alfabet. En daarmee een leven. Een leven dat ik navoelen kon. Dat ik begrijpen kon. Waarmee ik tot op zekere hoogte sympathiseren kon. En dat is vreemd als je bedenkt dat Simon een moordenaar is. Hij vermoordde zijn vriendin en wel om een hele idiote reden: ze weigerde haar lenzen uit te doen.

Page was ooit een jaar lang schrijver in residentie -nog zoiets dat ik lang pure aanstellerij vond- in een penitentiaire inrichting voor zware gevallen. Ze raakte begaan met de mannen die daar vastzaten voor ernstige misdrijven. Ze had ook toegang tot hun dossiers en was soms verbijsterd om te lezen wat diegenen waarvoor zij medeleven voelde op hun geweten bleken te hebben. Die verbijstering heeft ze vorm gegeven in Simon Austin. De moordenaar die een gevaar is voor vrouwen. Die een jong leven beëindigde. Die het niet kan hebben als een vrouw niet als zijn handpop wil fungeren maar als autonoom wezen optreedt. En toch ga je, gaat de lezer, of ging ik in ieder geval toch, ‘m waarderen die Simon. Je gaat ‘m mogen. Je gaat ‘m alle goeds gunnen en je voelt een doffe pijn in je maag als hem iets ellendigs overkomt. Ellende die hij -zo denk je naar verloop van vijftig, honderd of honderdvijftig pagina’s- niet verdiend lijkt te hebben.

Het is niet hierom dat Kathy Page wél de schrijver bleek te zijn die de kameleontisch schrijver in mijn ogen nooit zijn kon. Het is geen toer om van een moordenaar een sympathiek mens te maken. Alleen bij hollywoodiaanse filmmakers en simpele schrijfdocenten zijn moordenaars briesende psikopaten die zelfs al een afstotelijk stemgeluid hebben. Natuurlijk: Simon had die volstrekt maffe reden voor zijn daad waardoor hij al een pak slechter te begrijpen is dan de brave huisvader die één keer in zijn leven helemaal door het lint gaat omdat zijn kinderen iets is aangedaan. Maar toch: wie zich abjekt gedraagt is niet automaties een abjekt mens. Misschien een mens met een karakterfout, een ernstige karakterfout, okee: een zeer ernstige karakterfout. Maar die fout is niet dat hele karakter; dat is ook nog uit andere elementen opgebouwd. En “andere elementen”, die zijn bij Simon overwegend innemend. Hij bekijkt de wereld met een bijna kinderlijke verwondering (waardoor het boek vaak -misschien onbedoeld- biezonder humorvol is). Hij is, hoe gek het ook klinkt, meestentijds zachtaardig, wat verlegen, een beetje onbeholpen zelfs. Hij wil weten en studeert er daarom op los in de gevangenis: literatuurwetenschap, sociologie, filosofie (al heeft hij voor dat laatste minder aanleg). Hij schrijft: brieven, eerst en essays later. Hij ontwikkelt een bijna ontroerende vriendschap met een transgender. Dat alles is ook Simon. Hij heeft een moord gepleegd, maar al dat andere is ook Simon. Dat laat Page ons zien maar dat is niet de toer. En al was het een toer; het is niet omdat iemand met een pen in haar hand een toer uithaalt, zij een schrijver zou zijn.

Er is, vooreerst, haar taal.

De taal is tastend, zoekend, soms aarzelend, soms zeer ter zake. Vrijwel nooit zonder een vleugje poëzie. Het is de taal van iemand die (opnieuw) een wereld opbouwt, zich verwondert, met andere ogen om zich heen kijkt. Het is zijn taal, zijn alfabet waarmee Simon de lezer naast zich trekt; de lezer al haast Simon laat zijn. De moord ga je -naar ik hoop- nooit begrijpen; je leert Simons karakter kennen en je snapt waarom hij door wie hij is gehandeld heeft zoals hij deed. Maar: vrijwel op het einde laat Page Simon iets denken als “vrouwen weten nooit wanneer ze moeten ophouden” en natuurlijk is dat geen moord waard maar verrek, dat kan ik toch wel navoelen – en even voel ik bewondering voor Kathy Page zoals ze vrij terloops een typisch -naar ik aanneem- mannelijke emotie ten opzicht van vrouwelijk gedrag in Simons interieure monologen weet te verweven. Het is me alleszins vaker met vrouwen dan met mannen overkomen dat er op een moment dat de ergernis al het punt bereikt waarop die in woede omslaat, toch nog een opmerking of sneer geplaatst moet worden; alsof de wil juist is dat de vlam in de pan slaat? Of het zwijgen niet opgelegd gekregen mag worden, zeker niet door een man? Of takt in sommige situaties niet het voornaamste is? Ik weet het niet. Misschien komt het ook doordat ik nooit een waarlijk emotionele relatie met een man heb gehad, zodat gemoederen tussen mij en andere mannen ook nooit heel hoog op konden lopen daar het me om te beginnen al nooit iets kon schelen wat een andere man over me dacht of vond. Behalve Patrick misschien, en dat beangstte me dan ook zodanig dat ik er alles aan gedaan heb om die vriendschap te verwoesten (en met succes).

Doch wat ik zeggen wil.

Doch de taal.

Het is de taal zeg ik je. Het is de taal die in de lezer kruipt. Het is de taal die alles wat je dacht te denken op losse schroeven zet. Dat jij niet dat soort man bent, en dat moordenaars niet deugen, en dat het allemaal altijd zwart is of wit.

Het is de taal die aan alles knaagt.

Het is dat knagen dat zo mooi is.

Je ziet de psychiatrie onderuit gaan. Niet dat de psychiatrie veel nodig had bij mij om onderuit te gaan maar toch. Ik vond de behandeling die Simon als zedendelinquent ondergaan moest nogal… primitief (je kunt je afvragen of Simon een zedendelinquent is, de moord was wel sexgerelateerd maar had evengoed kunnen gebeuren zonder dat er van sex sprake was, gewoon omdat het zondag was, en ochtend, en sinaasappelsap in de glazen en croissants in de oven en dan die lenzen, ja die verdomde lenzen ja), en langstwijlen vroeg ik me af in welke tijd Simons alfabet eigenlijk speelt. Totdat, ergens, het drama met Hillsborough genoemd wordt. Ik herinner me dat nog. Jeetje. Ik herinner me dat. Ik herinner me het zien, op ons ouwe zwartwit-tv’tje, of hadden we toen al net die kleurentv van Sony?, we zaten in Stiphout, we zaten aan de Oudartstraat, ik herinner me dat, het is niet eens zo gek lang geleden, de tijden waren al modern en verrek mijn vader was psycholoog en dat was toch een respektabele wetenschap? Later wordt trouwens ook de val van de muur genoemd. Te denken aan psychiatrie en primitiviteit in moderne tijden dacht ik: zou dat nu eigenlijk zoveel beter zijn? Kan een therapie een mens beter maken?

Kan een therapie een mens een ander mens maken?

Kan een mens überhaupt een ander mens worden? Zijn we wie we zijn, door genen, door opvoeding, door jeugd, door ervaringen, en dan, op zeker moment, ligt het vast, geen beweging meer in (en ook: het vermogen je te kunnen aanpassen, het vermogen te veranderen, is ook maar een vermogen dat je naar gelang i.q. of karakter al of niet hebt). Page laat Simon eindigen op een voorzichtige positieve noot maar de lezer is misschien allicht mogelijkerwijs -bijwoorden van twijfel- een oktaaf of twee defaitistischer gestemd.

Simons alfabet is een overweldigende roman van een schrijfster bij wie meer dan ik ooit vermoeden kon de inkt vrijelijk door haar aderen vloeit.


Kathy Page Simons alfabet recensie

Simons alfabet

  • Auteur: Kathy Page (Canada)
  • Soort boek: Canadese roman
  • Origineel: Alphabet (2005)
  • Nederlandse vertaling: Gerda Baardman
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 24 augustus 2023
  • Omvang: 368 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 26,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Kathy Page

Stuk vuil, moordenaar, gevaar voor vrouwen, slim. Deze woorden heeft Simon Austen op zijn lichaam getatoeëerd. Zijn jeugd bracht hij door in pleeggezinnen en tehuizen. Nu zit hij een levenslange gevangenisstraf uit omdat hij zijn vriendin Amanda om het leven heeft gebracht. Simon is charmant en intelligent, maar ook manipulatief en ongrijpbaar. Hij weet wat hij heeft gedaan, maar zijn motief blijft onduidelijk, ook voor hemzelf.

Ondanks het vonnis probeert Simon zich te rehabiliteren. Hij leert lezen en schrijven en gaat heimelijke correspondenties aan met vrouwen om ze beter te begrijpen. Na een openhartig gesprek met een ruimdenkende reclasseringsmedewerker wordt hij overgeplaatst naar een penitentiaire inrichting waar gevangenen worden blootgesteld aan uiteenlopende en soms experimentele therapieën. We volgen Simons ervaringen in de instelling en zijn vriendschap met Charlotte, een transgender vrouw die zijn begrip van vrouwen verder op de proef stelt.

In deze huiveringwekkende psychologische roman put Page uit haar eigen ervaringen tijdens een werkverblijf in een mannengevangenis. Met Simon wekt ze een personage tot leven dat sympathie opwekt bij haar lezers, ongeacht het feit dat hij een verschrikkelijke misdaad heeft gepleegd.

Kathy Page (Londen, 8 april 1958) is een Brits-Canadese schrijver. Ze studeerde Engelstalige literatuur aan de universiteiten van York en East Anglia en werkte in de jaren negentig als psychotherapeute voor drugsverslaafden. Page heeft inmiddels acht romans en vijf non-fictieboeken op haar naam staan. Haar werk is bekroond met vele prijzen. Voor Al onze jaren ontving ze in 2018 de Rogers Writers’ Trust Fiction Prize. Tegenwoordig woont ze met haar familie op Salt Spring Island bij Vancouver, Canada, en geeft ze les aan de Universiteit van Vancouver Island.

Kathy Page Al onze jaren RecensieKathy Page (Canada) – Al onze jaren
Canadese roman
Uitgever: Cossee
Verschijnt: 15 april 2021

Bijpassende boeken en informatie

Herien Wensink – Soldaat op zolder

Herien Wensink Soldaat op zolder recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 24 mei 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe roman van Herien Wensink.

Herien Wensink Soldaat op zolder recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Soldaat op zolder. Het boek is geschreven door Herien Wensink. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Herien Wensink.

Recensie van Tim Donker

Wat doet de bespreker?
De bespreker bespreekt.
Wat bespreekt de bespreker?
De bespreker bespreekt boeken.
Wat voor boeken bespreekt de bespreker?
De bespreker bespreekt de boeken die op zijn besprekerstafel komen te liggen.
Welke boeken komen er zoal op de besprekerstafel van de bespreker te liggen?

Ja, dat is nou grappig dat je daarover begint. Er duikt zomaar van alles op, op die besprekerstafel van mij. Daar vind ik dingen die ik zelf nooit gezocht zou hebben. Dit Soldaat op zolder b’voorbeeld kon niet verder staan van de boeken die ik normaliter zoek. De titel, wat moet een mens met zo’n titel? Het woord soldaat komt erin voor, ik ben niet biezonder dol op boeken met het woord soldaat in de titel, of naja toch niet op oorlogsromans in ieder geval. Het omslag doet dan weer eerder een liefdesromannetje vermoeden, ook niet meteen mijn eerste keus als ik in de boekhandel sta (en dat is niet badinerend bedoeld, Kees t Hart). Zelfs de naam van de schrijfster bevalt me niet, excuses, maar ik zou ook niet snel een boek lezen van een Maurits of een Koert, met sommige namen heb je dat. En zelfs als ik het boek op zou pakken, als het niet op mijn besprekerstafel had gelegen bedoel ik, maar op zoon tafel in een boekwinkel of op de koffietafel van een bekende, zelfs als ik het, met sarcastiese grijns dan zou opgepakt hebben, wat is dit nu? mompelend, en ik was het achterplat gaan lezen, doorgaans toch al nooit het soort tekst dat me gemakkelijk warm krijgt voor een boek (ik nie weet nie met die achterplatschrijvers nie maar ze bereiken bij mij altijd het tegenovergestelde effekt van wat ze beogen te doen), dan was dáár wel de druppel gevallen die mijn emmer overlopen deed: dat afgrijselijke sietaat bovenaan, het leven voor het vaderland en de liefde voor haar (sorry Wensink, ik weet dat jij het moje lieve romantiese woorden vindt maar ik naar mijn mening is het echt de meest onoprechte en drakerige en goedkope zin allertijden); de schrijfster die op zoek gaat naar de man achter een foto die ze in haar kindertijd op zolder zag staan (met dat slag documentaireromans gaat het vaker mis dan goed) (als je het mij vraagt) (je vroeg het mij niet maar ik zeg het toch maar); en dan nog iets met de Vietnamoorlog om het af te maken ook

(kan aan die oorlog nog iets toegevoegd worden? hoeveel boeken, films, series, liedjes, wat dan ook zijn daar niet al over gemaakt?). Kort en goed: niets, maar dan ook niets aan dit boek trok me aan.

Des te mojer, niet, als, en pas op want daar verraad ik het al, des te mojer als de bespreker zich dan toch gegrepen weet door het boek waarvan hij dacht dat het hem nooit grijpen zou, geraakt door het boek waarvan hij dacht dat het hem nooit raken zou, geboeid door het boek waarvan hij dacht dat het hem nooit boeien zou.

In Soldaat op zolder gaat Herien Wensink inderdaad op zoek naar de achtergrond van Stephen Ralph Mullins, de man die in zijn soldatentenue te zien was op die foto op zolder. Tussen hem en haar moeder bloeide iets als liefde op toen die moeder een tijd in Amerika woonde. Mullins nam later deel aan de oorlog in Vietnam waar hij gesneuveld is. Hij liet de foto na, en een heel pak brieven aan de moeder van Wensink. Stephen zelf kon door Wensink dus niet meer gevonden worden, maar wel zijn vrienden en familie. Een moje zoektocht, maar Soldaat op zolder beschrijft meer dan een zoektocht. Het geeft ook een beeld van de jaren zestig in Amerika. Wensink weet daadwerkelijk nog woorden toe te voegen aan het verhaal van de Vietnamoorlog, put uit boeken en verslagen en geeft vooral een goede inkijk in de psyche van soldaten in oorlogstijd. Ze zette me denkend; het gemakkelijkste oordeel is de veroordeling immers maar Wensink schetst een genuanceerder beeld.

Mullins groeide op in een landelijk Amerika waar weinig te doen was en de vaders veelal werkzaam waren in de mijnen. Ook over mijnwerk geeft Wensink veel informatie. Een ontluisterend beeld van arbeiders om wier gezondheid niet gemaald wordt. Eens te meer is het grootkapitaal het belang waaraan al het andere ondergeschikt wordt gemaakt. Onder mijnwerkers heerst niettemin een zekere trots, en de alternatieven waarmee klimaatactivisten komen (omscholing, daar steenkolenwinning niet meer van deze tijd zou zijn) bevallen hen nog minder. Ook in dit verhaal blijkt stelling nemen minder gemakkelijk dan je in eerste instansie denken zou.

Soldaat op zolder is informatief, ontroerend, aangrijpend, pamflettistisch, filmies, hartveroverend, ontwapenend, spannend en erg goed geschreven (misschien alleen jammer dat Keith “issues” heeft) (misschien alleen jammer dat farmaceutische bedrijven sterke pijnstillers “pushten”) (er is zoiets als de Nederlandse taal, weet je) (maar dan weer, van dat “regelgeving” hou ik ook al niet, je kunt gewoon “gebrek aan regels” zeggen, dat -geving erachter is zo lelijk). Hoewel het boek noodzakelijkerwijs is opgehangen aan de ikoniese, overbekende kanten van Amerika (Vietnam, rock ’n roll, highschool, auto’s, verveling in afgezonderde plattelandsstadjes) is het boek nergens afgezaagd of kliesjeematig. Het is het Amerika dat we kennen uit de films ja, maar Amerika is een film. Ooit was ik daar. In Kentucky dan nog. Ik zocht naar wat er te zien was achter de decors maar het waren geen decors. Het was daar. Het was Kentucky. Het was Amerika. Wensink zocht beter. Er was toch iets te vinden achter wat misschien geen decors waren. Je kunt erover lezen in Soldaat op zolder – het boek dat je nooit zou lezen maar toch lezen moet.


Herien Wensink Soldaat op zolder Recensie

Soldaat op zolder

  • Schrijfster: Herien Wensink (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 23 mei 2023
  • Omvang: 352 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Herien Wensink

Als klein meisje was Herien Wensink verliefd op een foto. Een foto van een knappe Amerikaanse soldaat, die in haar ouderlijk huis op zolder stond. De jongeman bleek ene Stephen Ralph Mullins die op jonge leeftijd sneuvelde in Vietnam. Het portret was een cadeau voor haar moeder, zijn grote liefde. In Soldaat op zolder gaat Wensink op zoek naar deze Steve: in brieven, in archieven en in de bergen van West Virginia. Een verkenning die voert van Hilversum, eind jaren tachtig, via Shady Spring in de sixties naar Vietnam, om uiteindelijk aan te komen in het Amerika van nu.

Bijpassende boeken en informatie

Joana Estrela – Pardalita

Joana Estrela Pardalita recensie en informatie over de inhoud van de graphic novel over nietsonziende verliefdheid. Op 24 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling van Pardalita van de Portugese graphic novel auteur en tekenaar Joana Estrela.

Joana Estrela Pardalita recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de graphic novel Pardalita. Het boek is geschreven en getekend door Joana Estrela. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de de Portugese graphic novel voor lezers van 14+ jaar.

Recensie van Tim Donker

Dat was dan twee keer nieuw voor mij. Ik las nooit eerder een graphic novel en ik las nooit eerder een young adult book. Twee dingen die zo nieuw zijn dat er niet eens meer moeite gedaan is er een behoorlijk Nederlands ekwievalent voor te vinden. Dat Glow van Keerido is trouwens ook iets nieuws, en dus is het ook weer Engels. Later zullen er zoveel nieuwe dingen zijn dat het Nederlands niet meer bestaat.

De greffik nofful eerst dan. De greffik nofful is geen strip maar een, ja, grafische roman. Een literair soort strip misschien? Verzin jij eens iets. Misschien ga ik hiermede alles wat ik nu of ooit nog ga zeggen mee diskwalificeren, maar strips heb ik altijd graag gelezen. Vroeger, toen ik een kinderken waart. Maar ook nu nog lees ik graag, in de ochtend, bij mijn ontbijt, een strip. Het moeten weekdagen zijn, en niemand mag tuis zijn. Het moet zijn na de ochtendhektiek met lunchbakjes en tienuurtjes en ontbijten maken voor de kinderen, de tassen in pakken, ze naar school helpen. Iedereen moet naar school zijn, en naar werk. Het huis alleen. Een moje seedee in de speler, het liefst, in de ochtend nog, eentje van het slag dat niet al teveel laweit maakt. Een zwarte koffij. Een droge schapenkaas op een rozemarijnwafel. En dan dus een strip, ook nu nog, een halve eeuw oud, een reeds lang en diep en breed en ver volwassen man. Toen ik nog maar net een volwassen man was, las ik ook nog graag strips, in die dagen geloof ik juist liever saavonts laat met een biertje en wat nootjes. Je moest er altijd een beetje stil over doen, of ik deed dat tenminste, ik kende andere stripliefhebbers maar die lazen dingen die geloof ik uit Amerika kwamen, en wat duisterder en experimenteler waren, nog geen grafische romans misschien maar de term ook al Engels: comics. Je las geen strips maar je las comics. Dat was goed, want dat werd met een Engels woord aangeduid. Dan was het goed. Dan was het hip.

De tekenstijl van Estrela is simpel. Of hoe zeg je dat. Eenvoudig. Sjarmant? Elementair? Klaar? Zuiver? Ik weet het niet. Ze presteert het, in ieder geval, om met een paar lijnen veel te tonen. In een scene waarin Raquel op een weinig bruisende zondagmiddag op het balkon staat, zijn vrijwel alleen horizontale en vertikale lijnen te zien en toch is de sfeer van de buurt, de flats, de leegte, alles duidelijk voelbaar. Ik dacht aan Barbara Stok af en toe, maar wat is dat toch, hoe gaat dat in mensenhoofden, waarom moeten we bij het ene altijd aan iets anders denken, we zien X en dat doet ons dan aan Y denken, waarom kunnen we bij X niet alleen maar aan X denken, en ik al helemaal, waar praat ik van, ik wist toch immers niks van greffik noffuls nee grafische romans nee literaire strips? Prachtig vind ik haar, Estrela’s, opmerkelijke perpektieven (lap daar had ik bijna van kamerahoeken gewaagd), haar vervreemdende close-ups, de manier waarop ze soms kleine details onherkenbaar opblaast, de omgevingsvervagingen. Een meisje in het ziekenhuis, b’voorbeeld, van toen ze twaalf was, en dat meisje had overal sproeten, ook op haar benen, en je kon die sproeten doorheen haar zwarte panty zien, en, van plaatje tot plaatje, schiet er steeds minder meisje over, en steeds meer sproeten, totdat het laatste plaatje alleen nog maar een sproetenzee is. Veelal zijn er tekeningen die, met weinig tekst of soms zelfs geheel tekstloos, een hele pagina beslaan of ook wel twee overliggende pagina’s. Ook daarin speelt Estrela naar hartenlust met haar biezondere blik. Een aktieve toneelrepetitie (“Bij toneel hebben we / gerend / gesprongen / gezweet / gezwierd / gestrekt / gedraaid / gekraakt / gebogen / gedanst / getrild / gebeefd / gestretcht / gestampt / geschud”) toont wervelende lichamen die in de loop van een achttal pagina’s verworden tot reeksen gebogen lijntjes. Dit soort ingrepen geeft het boek een filmies soort verstilling, een prettige traagte, als het soort film dat het eerder zoekt in stilte en lange shots dan in aksie en harde filmmuziek. Alleen het boek doorbladeren is al een genot, maar dan is er ook nog een verhaal.

Ja er is een verhaal. Het verhaal verhaalt. Het is een verhaal van jong volwassenen, klaarblijkelijk, of in ieder geval over jong volwassenen, in dit geval Portugese jong volwassenen, het meisje Raquel voorop, die zestien is, en een vriendje heeft maar heimelijk verliefd is op Pardalita, geen diamantvogel maar een meisje. Dan ben je zestien, dan ben je jong volwassen, dan ben je misschien verliefd op iemand van hetzelfde geslacht, dan ben je “het” misschien. Dat vraagt ze zich af: of ze “het” is. (“Er zijn meer mensen die het zijn, natuurlijk / Je hebt beroemdheden. / Die actrice in Amerika. / Het kwam zelfs op de cover van een magazine / toen ze zei dat ze het was.”)  (misschien alleen jammer dat dat de “cover” van een “magazine” moest zijn, kon dat niet gewoon het omslag van een tijdschrift zijn, ik weet het niet, misschien stond dat er in het Portugese orzjieneel ook zo, misschien praten jong volwassenen zo, misschien kennen die van veel woorden alleen nog maar het Engelse alternatief) (het boek is, verder, mooi, ook tekstueel, op het poëtiese af, geregeld, mooi geschreven, mooi vertaald denk ik dus ook, door Finne Anthonissen) (Finne Anthonissen) (Finne Anthonissen) (hee ken ik die niet uit dat fantastiese lusofonie-nummer van Terras, dat las ik vorige zomer geloof ik, op een strand hier in de buurt, ik was daar met mijn kinderen, ik dronk een motorolie en las van lusofonie, het mocht een geslaagde dag heten) (wat ik over tekst gesproken ook nog wilde zeggen, wat ik mooi vond, was dat er niet alleen bladzijden zijn met alleen maar tekeningen en (soms bijna) niks geen tekst maar ook bladzijden met alleen maar tekst en geen tekeningen) (hee dat was mijn idee) (toen ik, twintig of dertig jaar geleden mijn “romanheld” -de roman is er nooit gekomen- WEERZINWEKman wilde gaan “verstrippen” en ik een vage kennis had die wel kon tekenen, toen wilde ik een stripboek maken waarin misschien ook pagina’s en pagina’s lang geen tekening te zien zou zijn). Ze denkt terug aan toen ze dertien was en klasgenoten zeiden dat je aan je vingers kon zien of je homosexueel was: “Als je ringvinger langer is dan je wijsvinger, dan ben je het.” (en ik, toch, even kijken, en links is mijn ringvinger even lang als mijn wijsvinger maar rechts is mijn ringvinger bizar lang, zelfs langer dan mijn middelvinger, was dat altijd al zo of is dat pas sinds mijn resente val?). Dus komt ze, om Pardalita, bij de toneelgroep terecht en dus reist ze, uiteindelijk, om een of andere vage reden, samen met Pardalita naar Lissabon: een reis die even mooi beschreven als getekend wordt.

Wat is er nog als je jong volwassen bent? Er zijn beste vrienden en gelukkig heeft niemand het over bie ef efs. Er is een vader. Die is niet meer bij de moeder. Die heeft, misschien, wel een nieuwe “haar”. Er is een moeder. Die is politiek geëngageerd, links, maakt zich druk om alles (wat een, euh, “elegante” (?) (ik wilde dat woord eigenlijk gaan vermijden) manier is om toch grote(re) thema’s aan te stippen zonder prekerig te worden). Er is school, want school is er altijd (de middelbare school is een aquarium, zegt Raquel, en ik dacht aan de ramen in het gebouw maar ook aan het onophoudelijke gezien worden: of je schoenen wel deugen, of je jas wel deugt, of je kapsel wel deugt, of je fiets wel deugt, of jij wel deugt). Er is een P in je hand, een steen op je maag, er zijn de watten in je hoofd. Er is leven, er is liefde, er is niet weten wat te doen.

Pardalita is innemend boek dat met leegte -in woord maar ook in tekening- erg veel weet te zeggen. Een boek dat je kunt lezen als je jong volwassen bent, en in Portugal woont, of in Nederland, en verliefd bent op iemand van hetzelfde of het andere geslacht. Of als je een man van vijftig bent met verdacht lange ringvingers. Grafies, strip, roman, poëzie, weet ik veel – dit vond ik gewoon mooi. Gewoon heel erg mooi. En dat is waar het om gaat bij boeken. Niet om hokjes, niet om glow, niet om letterreeksen, niet om jong of oud. Maar om geraakt worden. En door Pardalita wist ik me geraakt.


Joana Estrela Pardalita graphic novel recensie

Pardalita

  • Auteur: Joana Estrela (Portugal)
  • Soort boek: graphic novel (14+ jaar)
  • Origineel: Pardalita
  • Nederlandse vertaling: Finne Anthonissen
  • Uitgever: Querido Glow
  • Verschijnt: 24 augustus 2023
  • Omvang: 216 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de graphic novel van Joana Estrela

De zestienjarige Raquel woont in een kleine stad in Portugal waar iedereen elkaar kent. Haar ouders zijn gescheiden en dat is klote. De leraren op school doen vervelend, maar gelukkig heeft ze haar vriendinnen.

Als het wat oudere en opvallende meisje Pardalita bij haar op school komt, kan Raquel niet meer helder denken. Ze wil alleen nog maar in de buurt van Pardalita zijn. Haar vriendje Miguel ziet ze niet meer staan. ‘Ben ik dit?’ vraagt Raquel zich af. Is ze verliefd geworden op een meisje?

De jonge Joana Estrela is illustrator en auteur. Haar eerste prentenboek won meteen belangrijke buitenlandse prijzen. Pardalita is een poëtische graphic novel over de aardbeving die Pardalita teweegbrengt in het tienerleven van Raquel. Een vrolijk en hoopgevend relaas.

Bijpassende boeken en informatie

Henk Ester – Kameren van vuur

Henk Ester Kameren van vuur recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 15 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe boek met gedichten van de de Nederlandse dichter Henk Ester.

Henk Ester Kameren van vuur recensie van Tim Donker

Wat kunst vermag: (kunst is een sietaat).

Omdat ik zo’n Ester helemaal niet ken, en omdat ik Bijgeluiden I t/m LXVII klaarblijkelijk helemaal gemist heb (ik luisterde de andere kant op), stap ik hier in. Bijgeluiden LXVIII t/m LXXXVIII, Kameren van vuur heet het.

En ik sukkel. Ik slenter. Ik strompel en ik stombel. Langsheen wat Ester hier zoal ontbotten laat. In een bos gelijk dit staat slechts hier en daar een zin in volle bloei. Volmaakt hermetiese poëzie, dacht ik eerst – maar bij nadere beschouwing blijken sommige flarden toch heel verteerbaar.

Flarden als: “alleen al door te / kijken duurt de tuin gemiddeld fruit”
(het fruit in de tuin ik trachtte er vorig jaar nog jam van te maken & het pannetje & de hitte & de geleisuiker & hoe ik dacht)

en

flarden als: “hier kameren woorden een balkon”

(zoals een dag als vandaag, de mjoeziek van Ana Roxanne kamert me een huis kamert me een waterig zonnetje doorheen mijn raam kamert me koffie in mijn kop en ik weet wel ik denk wel te weten waarvan die Ester hier plaudeert)

of flarden als

“Poëzie verbijstert door te zien / dat zij een tafel is die schrijft”

(wat misschien niet de allerbeste definisie van poëzie mag heten maar het is een poging een hele goede poging en ook nog zeer sietabel als u het mij vraagt, ik zie mij daar al bezig, op de feesjes, de feesjes van de famielje want andere feesjes zijn er niet, ze komen, ze vragen me wat is poëzie, ik kijk ze aan en zeg – )

Maar dan. Is. Even later. Diezelfde Ester. “Teleurgesteld [in] wat kunst vermag”? Sja. Maar. “Een / plaats. Alomtegenwoordig tot kamer teruggebracht. / Dat is wat kunst vermag.” – en ik denk daar spreekt gij recht en niet krom, Ester. Al is wat ik niet weet: is kunst een plaats? En hoe de alomtegenwoordigheid (en wie door vuur en wie in de meimaand en wie kan ik zeggen dat gebeld heeft)? Misschien alomtegenwoordigheid tot in je kamer teruggebracht, en misschien is dat wat kunst vermag?

(al neigt Ester er denk ik ook wel een beetje teveel toe om kunst te laten samenvallen met beeldende kunst, en hier zijn we: aan het begin van een diskussie over waar kunst begint en waar het eindigt)

En dan dat woord “kameren” van hem. Je kunt het zien als een ouderwetsig meervoud van kamer maar ik denk het te zien als werkwoord. De liefde kamert, de kachel kamerde toen bij Zjeraar (of hoe heette die gast ook alweer, weet jij dat nog?), we kameren, en daar was al wat gekamerd werd. En je kunt kameren denken als beperken, in een kooi plaatsen, scherpe grenzen bepalen. Maar je kunt het ook denken als dat wat een thuis geeft, wat veiligheid en rust en warmte biedt. En dan vind ik kameren mooi. En dat dat passie of temperament of bulderen niet uitsluit; het kameren kan ook een kameren van vuur zijn. En dan vind ik kameren mooi. Mooi in een dichtbundel van 75 bladzijden. Waarin ook, in de beschikbare ruimte. Dat woord. Kameren. Eigenlijk best gaat vervelen na een tijd. En ik denk. Een woord munten, en de waarde van die munt in een tijdsbestek van slechts 75 bladzijden weer laten ontwaarden. Ook dat is wat kunst vermag.

Of.

Willekeurige daden van zinloosheid. De tuin uit lopen. Zeer open asfalt beton. Slagers en componisten. Kan het brein uitzichtzelf breken? Of is dat wat (alleen) kunst vermag?

Later zegt het achthonderdveertig keer, volgens Ester. Daar heb je iets. Vexations. Satie. Speel 840 keer hetzelfde motief. 840 keer want: zijnde het meervoud van drie van vier van zeven en van twaalf. Op de piano en speel, afhankelijk van het gekozen tempo, twaalf tot vierentwintig uur lang. Daar wist John Cage wel raad mee, toen. Dat was zen, dat was spektakulaire mis. Maar het is ook hoe het licht mijn kamervloer raakt – hoe je hart klopt – hoe adem stokt. Meubelmuziek. En ik denk aan een variant daarvan in de dichtkunst. Meubelpoëzie. Ook dat is wat kunst vermag.

Al mikt, toch, Ester, teveel op een teveel. Teveel onmiddellijkheid. Teveel bijvangst. Teveel vuur. Teveel verlaten. Teveel vergeten. Teveel honing en teveel mede.

Wat ik zag als volmaakt hermetiese poëzie is misschien zoveel als volmaakt statiese poëzie. Zoekt Ester met zijn voorliefde voor beeldende kunst zijn poëtica in stilstand? Zulke dingen kunnen. Waar gedichten foto’s worden. Ja. Ook dat is wat kunst vermag.

Henk Ester Kameren van vuur recensie

Kameren van vuur

  • Auteur: Henk Ester (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 15 augustus 2023
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Henk Ester

In deze nieuwe bundel onderzoekt de dichter het vuur van de hartstocht. Met een uitslaande brand is niets te beginnen. Dat weten priesters in Kerala, India, al duizenden jaren. Ieder jaar offeren zij het gekoesterde vuur aan de vuurgod. Ze steken een nagebouwd dorp in brand, terwijl jongens klanken reciteren waarvan de betekenis nog niet is achterhaald. En na afloop nemen ze gloeiende kolen mee terug naar huis, daar moeten zij het weer een jaar mee doen. Om vuur hanteerbaar te maken, dient het gekamerd te worden. Met de hartstocht is het niet anders. Raamsopranen bespelen het plein, schrijft de dichter (LXXXII.I). Poëzie is gekamerd vuur.

Bijpassende boeken en informatie

J.Z. Herrenberg – Opperhalfrond

J.Z. Herrenberg Opperhalfrond recensie en informatie over de inhoud van deel 2 van Door het oog van de cycloon. Op 8 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het nieuwe boek van de Nederlands-Surinaamse auteur J.Z. Herrenberg.

J.Z. Herrenberg Opperhalfrond recensie van Tim Donker

Maar die keer daarop vond ik hem al een heel stuk minder aardig. Hij, collega, ooit, nieuw, nu gedetineerd in Zuid-Amerika geloof ik maar toen hier, in depot, collega, nieuw daar, of naja, zo’n week of vijf, hoe lang blijft iemand nieuw? Journalist, ooit, hij, en motorliefhebber, hij, nog steeds. Wat boeken op zijn naam ook. Schrijver en literatuurliefhebber, kom dat tegen. Voor de vijfde week op rij bleek zijn Wat ben je nu aan het lezen? een vraag aan het begin van de dag & ook vormde het het begin van een gesprek. Of. Naja. Eén keer had ik enthousiast gesproken over het boek dat op dat moment op mijn recenseertafel lag, was het, misschien, meer een monoloog geweest; een andere keer had ik maar wat gemompeld. Eén van de laatste keren was ik bezig met een boek waarover hij al een recensie had gelezen, het was slecht besproken, hij zei, in een of andere krant en hij liet het me lezen, die een of andere krant, het waren niet precies lovende woorden nee maar het werd toch ook niet zo neergesabeld als hij zei, ik bromde dat ik nog maar op bladzijde honderd was ofzo (het ging om een dik boek) maar dat ik het totnogtoe niet slecht vond, lang niet slecht zelfs. Toen zei hij dingen & zei ik dingen & dat was misschien een gesprek. Maar nu had ik er op de fiets al zin in. Ik was halfweg Opperhalfrond en wat een geniaal boek, dat en wat kon er niet over gezegd worden, wat een moje dialoog ging dit kunnen worden. Het zou de laatste week blijken te zijn dat hij het vroeg (maar dat wist ik toen nog niet): Wat ben je nu aan het lezen?, en ik, struikelend over mijn woorden: “Herrenberg, ken je hem, het is het twede deel van een sieklus, het gaat een trilogie worden, of wie weet, langer nog, zoals Michiels al zijn werk in ruwweg twee sieklie opdeelde, Opperhalfrond heet dit deel en…” “Waar gaat het over?” was de vraag, de zijne, die alles dood sloeg. Waar gaat het over? Waar gaat het over? Waar het verdorie over gaat? Sja. Het gaat over alles wat was, wat is, wat komen zal. Het gaat over dit land en over alle andere landen. Het gaat over mensen. Het gaat over een sluimerend totalitarisme. Het gaat over politiek over onderwijsinstellingen als fabrieken over de unificatie van alles en iedereen en over het vertrappen van wat zich niet kan of wil laten unificeren. Ik zweeg een wijle. “Waar het over gaat… Ja… Het gaat over waar we nu zijn denk ik… maar…. Zijn taal is zo explosief… Het is niet zo’n boek met een isoleerbaar narratief… Het is geen afgesloten vertelling met een paar aanwijsbare hoofdpersonen… Ach, het is ook zo’n idiote vraag “Waar gaat het over?”, het gaat niet over waar gaat het over, dit boek, het is ingewikkelder dan dat, het barst uit zijn voegen van ideeën thema’s experimenten, sommigen zouden het misschien een “moeilijk” boek noemen…, ik….” “Moeilijk? O, dan ben ik heel snel weg. Nee, daar heb ik niks mee” – de ruwe onderbreking, en enkele collega’s die in de buurt stonden en die laatste woorden gehoord hadden mengden zich in, begonnen zich vrolijk te maken over “moeilijke boeken”, korte zinnen, eenvoudige en spannende verhalen, daar hielden ze van, een schrijver moest je wel bij de les houden.

Welk tiepe lezer is een lezer? De lezer van eenvoudige en spannende verhalen is misschien wel het meest voorkomende tiepe. Maar je vermoed dat een lezer die ook schrijft, dat een schrijver een ander tiepe lezer is, dat hij kijkt naar het materiaal waar hij zelf ook mee bezig is: de woorden, de zinnen, de taal, dat hij houdt van wat een ander daarmee doen kan omdat hij uit eigen ervaring weet hoe ongelimiteerd taal feitelijk is. Deze mens, ooit collega, nu gedetineerde, maar schrijver bovenal, was me tegengevallen, weer iets dat me tegenvalt zou de mier zeggen. Het was me tegengevallen dat hij klaarblijkelijk zijn brein niet wenste te gebruiken bij het lezen van een boek –

Of. Naja. Moet je je brein gebruiken als je Opperhalfrond leest? Of dient het eerder nog te dalen tot in je ingewanden?

Een ingewandgevoel was wel net dat wat Herrenberg aansprak toen ik voor het eerst iets las van wat Door het oog van de cycloon zou worden. Wanneer was dat, dat was vlak voor/vlak na de millenniumwende, het was in het huis van de uitgever, de uitgever liet me iets lezen waarmee hij zou komen, een boek, binnenkort, een nog onbekende schrijver, Herrenberg, Door het oog van de cycloon, het zou bij hem verschijnen, hij gaf me een literair tijdschrift mee waarin een voorpublicatie stond, en ik ging terug huiswaarts en las het, ik weet nog waar ik zat, op een bank die ik allang niet meer heb, in een huis waar ik allang niet meer woon, het eindigde ermee dat ik op de vloer lag, wat was dit goed, op een computer die ik allang niet meer heb, mailde ik de uitgever, wanneer ging hij nu eindelijk eens komen met dat Door het oog van de cycloon, snel zei hij, maar aldoor werd later, aldoor werd het uitgesteld, en in een ander later stelde ik de vraag minder frekwent, in het laatste later vergat ik er naar te vragen, toen geraakte Door het oog van de cycloon uit mijn geheugen, daarna kwamen tijden, andere tijden en verwaterde het contact met de uitgever.

En toen. In 2018. Nederhalfrond. Door het oog van de cycloon I. Bij Wereldbibliotheek. Wat niet de uitgever was die me vlak voor of vlak na de millenniumwende gezegd had dat hij het uitgeven zou.

En.

Toen.

Is nu. Of eerder. 2023 (dit is niet een boek om in twee dagen uit te lezen), en het twede deel van Door het oog van de cycloon ziet het licht. Opperhalfrond. En het kwam. En ik zag. En ik las. En ik wilde praten, met collega die inmiddels niet meer collega is, over boek, over dit boek, het opperste van het halfrond. Het achterplat zegt dat Opperhalfrond verder gaat waar Nederhalfrond eindigde. Daar spreekt het achterplat juist maar ook een weinig gemakzuchtig: de uit hun voegen barstende schrijverijen van Herrenberg gaan immers verder waar zo’n beetje alles geëindigd is. Deze cyclus is net zo goed ontstaansmythe als “ongemakkelijke waarheid” van de huidige stand van zaken als, tenslotte, de aankondiging van een algehele apocalyps.

Waar? Hier. In een goed herkenbaar Nederland.

Of Hoefbeek toch in ieder geval. De kinderreuzen wandelden op aarde: Zonnestraal (zon straalde taal op weide en wangen) en Hel, ze maakten jaren; de jaren deden een stad ontstaan, de stad van Zonnestraal en Hel: Hoefbeek, een moderne en enigszins verloederde middelgrote stad aan de Warsel (zijn winkels, zijn kaffees, zijn rosse buurt) (Hoefbeek bestaat echt in het Digitalium)

Een Hoefbeek, dat je maar zo zou kunnen situeren ergens nabij Arnhem en Nijmegen.

Een Nederland, dat, zei ik, goed herkenbaar is, maar ook fictief – tot op verontrustend niet-fictieve hoogte.

Dit Nederland is een “communocratie van totaalconsumenten”, ofwel een totalitaire staat waarin de absolute gelijkschakeling wordt nagestreefd. Het onderwijs is verhipt en vermarkt, dat zagen we in het eerste deel (ongetwijfeld heeft Herrenberg Naomi Kleins onlangs heruitgegeven No logo gelezen); dit deel konsentreert zich meer op politiek en rechtspraak. Dat is niet “moeilijk” zoals uw kleingeestigere kollega ongetwijfeld menen zal, dat is doodeng. Opperhalfrond is huiveringwekkender dan menig politieke thriller.

Er is een als Willem Alexander te identificeren koning, maar dat is een schertsfiguur van geen betekenis; hij wordt wel de “Burger King” als ook de “fantavorst” genoemd. De werkelijke koers, eng genoeg met “de Vierde Weg” aangeduid wordt uitgestippeld door politici onder leiding van Anneke Knol, want dit Nederland heeft een vrouwelijke premier. Eindelijk, denkt u misschien maar Knol staat helaas niet voor een tijdperk van vrijdenkers. Dit “kapitalisme met een goddelijk gezicht” (ongetwijfeld gaat Herrenberg Aasgierkapitalisme van Grace Blakeley lezen) dient gezuiverd te worden van alles dat anders is, anders denkt, anders wil en anders doet. Met deze “zuivering” houdt het Buro zich bezig; een boven de politie uitstijgend FBI- dan wel CIA-achtig orgaan dat de meest verregaande methoden hanteert om iedereen die zij als “crimineel” wens te bestempelen op “betere” gedachten te brengen.

De “Buronen” volgen we, wij, de lezer, soms.

&

De politici.
De nationale gebeurtenissen, als zaten we voor de tv, alles waarover nu weer verontwaardiging bestaat (met duidelijk aanwijsbare schuldigen, uiteraard).
Jezetha van Zanareth tot Hoefbeek (die misschien wel, misschien niet een beetje op JZ Herrenberg lijkt).
Mensen. Familiefeestjes.
Een baksteen die Twan O. Padewijn heet (en die misschien wel, misschien niet de moordenaar werd van die arme Huib Blonk).
Een hele enge rechter die zijn populistiese rechtspraakjes voor de camera houdt (en die later misschien wel, misschien niet is doodgegaan).

En Enno van der Zee.
En altijd maar dat lopen, doorheen vinexwijken, of door Den Haag.
En wat te zien bij de mensen in hun huizen –

Opperhalfrond kent misschien nog meer perspectiefwisselingen dan Nederhalfrond, zit nog een klein beetje voller gepropt met alles dat een lezer te denken geeft.

Seminonfiksjonele semifiksie.

Dit, het digitalium, het totalitarisme, de politiek, lijkt in de verte een heel klein beetje op wat Giuseppi Minervini poogde te doen in zijn Krank. Maar dan vele malen beter. Minervini kan als schrijver nog niet eens staan in de schaduw van Herrenbergs schaduw. Ook zag ik raakvlakken met Aannex van Blake Butler maar dan wel een tikje minder experimenteel (sja het zou nogal kunnen om iets te schrijven dat experimenteler is dan Aannex) want tezamen met dat boek is Opperhalfrond één van de orzjieneelste dystopiese romans die ik ooit las. Maar evengoed een boek dat van alle tijden is (daar is de “honingbij”; “Een arbeidsproject voor moeilijk te bemiddelen individuen, geïnitieerd door minister Honing van Sociale Zaken”, wat sterk doet denken aan de melkertbanen van weleer) (in dit land van melk en honing); hoe het bijvoorbeeld teruggrijpt op structuren die doen denken aan Dos Passos – een eindeloze stoet personages, een duizelingwekkende wisseling aan gezichtspunten. Maar de werkelijke hoofdrolspeler is hier de taal. Stampvol neologismen, bruisend, een Claude Krijgelmans of Pjeroo Roobjee gelijk, duister, bijbels, broeierig, hallucinant.

Prachtig. Ja. Zo mooi en overrompelend kan de zwartgal zijn.

Het enige bezwaar dat ik ertegen heb, is dat ik het nu uit heb. Dus. Schiet op met dat derde deel, Herrenberg!

J.Z. Herrenberg Opperhalfrond recensie

Opperhalfrond

Door het oog van de cycloon 2

  • Auteur: J.Z. Herrenberg (Nederland)
  • Soort boek: dystopische roman
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 8 augustus 2023
  • Omvang: 400 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 29,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het tweede boek van Door het oog van de cycloon

Het afsluitende deel van een duizelingwekkend, literair waagstuk

J.Z. Herrenberg werkte twintig jaar aan Nederhalfrond, het eerste deel van Door het Oog van de Cycloon. Samen met dit tweede deel is het een ongekend ambitieuze cyclus geworden. Zijn ziel en zaligheid stopte hij in dit dystopische kunstwerk, in de ritmische en swingende zinnen.

Opperhalfrond gaat verder waar Nederhalfrond eindigt. Het is een groot spiegelpaleis, waarin de auteur de werkelijkheid nu eens op de korrel neemt, dan weer met mededogen over zijn hoofdpersonen schrijft. Die weten ook niet hoe ze hun bestaan richting moeten geven in een wereld die geregeerd wordt door media, die steeds sneller draait, die uiteen valt en waarin de verbanden oplossen. Het mag met recht een leesavontuur worden genoemd. Laat u meeslepen door de beats op de Lennteparty, verleiden door het duizelingwekkende aantal personages, en verdwaal in dit literaire spiegelpaleis.

Bijpassende boeken en informatie

Rik Van Puymbroeck – Treurwil

Rik Van Puymbroeck Treurwil recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek. Op 24 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij het nieuwe boek van de Vlaamse schrijver Rik Van Puymbroeck. Hieronder lees je de Tim Donker recensie van Treurwil de nieuwe dichtbundel van Rik Van Puymbroeck

Rik Van Puymbroeck Treurwil recensie van Tim Donker

In Moeder, Na Vader zegt Gerbrand Bakker dat al dat rouwen na een overlijden niet te gek moet worden. “Je moet er wel een beetje sportief mee omgaan.”, zegt hij. Het wordt gezegd in ergens een dialoog, en zijn gesprekspartner is het met hem eens.

Ik vond dat een lompe, kilhartige en uiterst onsympathieke uitspraak. Onsympathieker nog, dat dat zo onbeschaamd in een boek terecht gekomen is (hoewel het wel weer iets sympathieks heeft om onbeschaamd onsympathiek te duren zijn) (te vrezen valt echter dat Bakker het niet per se bedoeld heeft als onsympathieke uitspraak). Er rust in dit land, of misschien wel in het gehele westen, een raar soort verbod op pijn, ziekte, leed, ellende en droefnis. Niemand zal ooit tegen een ander zeggen dat het nu maar eens uit moet zijn met dat gezond en gelukkig zijn van hem, dat wordt stilaan vervelend, daar moet je nu maar eens overheen groejen, maar verdriet dat moet je zo snel mogelijk overwinnen. Tegen een ziekte moet je vechten. Pijn moet je verbijten. Hoe heroïsch allemaal. Die vreselijke terminologie alleen al. Dat “sportief” van Bakker bijvoorbeeld. Alsof het allemaal teruggevoerd kan worden op “winnen” en “verliezen”. En de winnaar zijn dan diegenen die “sportief” met hun verlies omgaan? De schouders ophalen en weer doorgaan. Gek hoe de schaduwkanten van het leven niet mogen bestaan, hoe we steeds in het licht dienen te blijven. Schouders ophalen. Doorgaan.

Nee, dan Treurwil. Een ruim tweehonderd bladzijden dik boek over alle betreurde doden uit het leven van Van Puymbroeck. Het verdriet koesteren, het laten bestaan, het verdriet willen. Treurwil is een moje wil. Treurwil is goed. Treurwil is nobel. Laat al die gevoelsarme Bakkers van deze wereld maar eens zien dat sport geen zak met rouw te maken heeft.

Ja. Goed. Maar toch. Tweehonderd pagina’s. De ene dode na de andere. Begraafplaatsen. Ziekenhuizen. Gedachten over dood, over verlies en afscheid, over levenseinde. Tweehonderd pagina’s lang. Ben ik een verrader van mijn eigen principes als ik dat wel wat veel vind? (ja, Van Puymbroeck, je moet er wel een beetje sportief mee omgaan, jong)

Het boek is opgehangen aan drie grote doden: die van een vriend toen ze allebei nog kind waren; die van zijn broer; die van zijn moeder. Maar doorheen verweven zijn zovele anderen die ook stierven, en die hem ook na waren. Kruusjaal lijkt daarbij de datum 24 augustus; velen gingen heen op 24 augustus. De overlijdens blijven komen. Hoeveel overlijdens kan een gemiddelde lezer dragen?

Een doodsboek. Ik jij wij kunnen er allemaal één schrijven. Wij zijn mensen, wij zijn veertig of vijftig of zestig, we hebben veel mensen verloren, iedereen is dood maar wij leven nog. Ik snap, ik zou ook kunnen, ik zou kunnen schrijven, een boek als dit, een doodsboek. De drie grote doden? Mijn moeder, mijn vader, en in 2023 nog maar: mijn lievelingstante (de laatste van de broers en zussen van mijn moeder die nog in leven was; mijn hele kindertijd ben ik elke schoolvakantie bij haar komen loozjeren, en later, met mijn kinderen, vele etentjes, vele avondjes, vele jaren oud-en-nieuw). Nicht Anne is er ook niet meer, als kind zag ik haar veel. Zij was toen al volwassen, ze was de enige volwassene die de strips die ik maakte en de verhalen die ik schreef serieus nam, aandachtig las, dat betekende veel voor me. In mijn studentenjaren nam ze me geregeld mee uiteten, of ik kwam bij haar of bij haar vriend Hans van Z., die ik erg graag mocht en die er, zo vernam ik laatst, inmiddels ook niet meer is. Een Australische vriendin, Fiona, waarmee ik als puber jarenlang gecorrespondeerd heb. Een tante die bij de Jehova’s zat en niet helemaal goed bij haar hoofd was maar wel zeer innemend en altijd vrolijk en altijd vriendelijk. Ik zou kunnen, zou ik kunnen? Zou ik over hen en over anderen een boek kunnen, een boek willen schrijven?

Is dood kunst?, vraagt Phil Elverum zich af op de plaat die hij maakte na de dood van zijn vrouw? Dood is echt, dood is al te echt – zo beantwoordt hij zijn eigen vraag. Maar die plaat is er. En het is een moje plaat, misschien niet zo mooi als hij had kunnen zijn, en zeker niet de mooiste plaat die Elverum ooit maakte maar wel hier, en in mijn kast, en soms in mijn seedeespeler.

Misschien lijk ik meer op Bakker dan ik hoop want ik voel steeds een lichte gêne bij dit soort openbare treurnis. Alsof dat onbehoorlijk is. Alsof iemand je iets laat zien dat eigenlijk verborgen moet blijven. Maar ik overwin, ik moet, want ik steun Van Puymbroeck in deze missie. Druk de droefnis niet weg, omarm haar. De wil tot tranen; het gemis der doden niet bedekken met het zand van de tijd. En langzaam maar zeker word ik Treurwil in gezogen. Waar ik eerst nog koketterie zag, zie ik steeds vaker, steeds meer schoonheid. Zoals in deze prachtige regels over zijn moeder:

“Moeder mocht niet studeren. Ze was achttien en haar vader Gustaaf, eervol voorzitter van de Christelijke Mutualiteiten, besliste dat zijn dochter secretaresse moest worden in het lokale kantoor. Dat frustreerde haar tot aan de dood, zo erg dat ze hoopte dat haar drie zonen op de universiteit revanche zouden nemen. Zodat zij tussen al het andere intellectuele familiegeweld van directrice, classicus, dokter en ingenieur, kon zeggen: Zie je wel, ik had het ook gekund. We stelden haar teleur, toen ze werd begraven, sprak ik moeder – zij die de woorden niet meer kon horen – toe: ‘…er moesten konijnenkoten gebouwd worden en onze tuin moest kapot gevoetbald worden, we moesten wereldkampioen wielrennen worden op de brug in Halewijn en in de winter moesten we de sterkte van het ijs op de vijver van de Campagne en in de Kale uittesten. Wanneer hadden wij dat moeten doen, al dat studeren voor die universitaire diploma’s?’”

Of toen ik las: “Daarin zit de spijt. Ik kan haar niks meer vragen.”, wat ik zo goed herken in mijn eigen spijt, in mijn eigen gemis, alle dagen, ofnee niet alle dagen maar wel vaak: dat ik ze, mijn ouders, niks meer kan vragen, niks meer kan zeggen, nooit meer met ze kan praten (dat was de dag, denk ik, dat ik mamma wou vragen of ze She cried van Frank Yamma zo mooi vindt als ik denk dat ze vindt) (het zat in de mjoeziek, kdenk, want het was ook de dag dat ik pappa iets wou zeggen over Spooky Tooth en dat ene liedje van ze, Better By You, Better Than Me, dat vele jaren later nog is gecoverd door een befaamd NWOBHM-bandje, en die laatste versie is, nog vele jaren later, voor twee Amerikaanse idioten aanleiding geweest om zich een kogel door de kop te jagen en een van die twee Amerikaanse idioten overleefde dat wonderwel en zijn ouders klaagden dat NWOBHM-bandje aan en op een avond, ik meen een donderdagavond, hebben mijn vader en ik naar een documentaire over dit absurde drama zitten kijken en daarom moesten we steeds vreselijk lachen, of je dat nog weet, pappa, weet je nog dat we daarom zo moesten lachen, weet je nog dat we die zanger van die band zo’n vreselijk humoristiese man vonden?)

Of als ik dat einde lees, over zijn dochters, ja god, dan ben ik diep ontroerd, dat staat het kippenvel overheen mijn hele lichaam (& de tranen me in de ogen) – zo mooi, zo lief, zo menselijk (& ik ben ook die vader, die vader die de kinder de trap op draagt, die misschien net iets te zachtaardige vader).

Een boek dat zachtjes zingt. In mineur misschien. Maar het zingt.

Rik Van Puymbroeck Treurwil recensie

Treurwil

  • Auteur: Rik Van Puymbroeck (België)
  • Soort boek: Vlaamse literatuur
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 24 augustus 2023
  • Omvang: 208 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Rik Van Puymbroeck

Op de laatste avond van oktober 1984 ziet een jongen hoe zijn beste vriend verongelukt. Het is zijn laatste avond als kind, voortaan moet hij flink zijn en vooruitkijken. Maar wel met een verdriet dat aan niemand uit te leggen is, en met schuldgevoel, met rouw, met gemis en met de dood die er niet genoeg van krijgt. Want in de zomer van 1998 verliest een broer zijn broer en jaren later, op dezelfde dag, een zoon zijn moeder.

De jongen is inmiddels geliefde geworden, man en vader, ook door die doden. De dagen worden mede door hen bepaald. Ze zitten in zijn schrijven, in het zijn en in het liefhebben, ze zitten in alle twijfels, struikelingen en worstelingen. Ze reizen mee naar verre landen. Ze zijn thuis waar hij woont.

Dan wordt het 2022 en hij plant een boom.

In Treurwil zoekt Rik Van Puymbroeck naar verdriet van vroeger en hoe je dat niet kan loslaten, maar juist wilt vasthouden en vorm wilt geven. Hoe de rouw minder rauw wordt, al verwoordt de tweeklank treffend de toch onmiskenbaar blijvende pijn.

Rik Van Puymbroeck werkt voor de krant De Tijd en werd door de Stichting voor Verhalende Journalistiek drie keer uitgeroepen tot Meesterverteller. Hij schreef eerder Thuis en ver van huis over het leven in de Turkse gemeenschap in Vlaanderen en Weduwen, een boek met getuigenissen van twaalf vrouwen die hun man verloren. Ergens onderweg was een bundeling van zeventien kranteninterviews. Treurwil is zijn literair debuut.

Bijpassende boeken en informatie

Henk van Straten – Het kraaienschip

Henk van Straten Het kraaienschip recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 20 juni 2023 verschijnt bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Henk van Straten.

Henk van Straten Het kraaienschip recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het Kraaienschip. Het boek is geschreven door Henk van Straten. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse auteur Henk van Straten.

Recensie van Tim Donker

Dit heb ik waarschijnlijk al eens verteld. Dit heb ik waarschijnlijk al vele malen verteld. Het was in het van de gele hond gescheten jaar 1995, toen er wel meer dan de verdommenis was gegaan of anders wel bezig was te gaan. Ik zat ik een lokaal waar ik niet wilde zijn in een gebouw waar ik niet wilde zijn een opleiding te volgen die ik niet wilde volgen. Vooraan stond de docent. De docent stond te doceren. Hij leek op een mislukte Jim Henson-pop. Het was een van die vakken waarover je eigenlijk geen les kunt geven. Creatief Schrijven. Er was, eerder al, een opdracht gegeven. Het soort van tiepiese kreatiefschrijven-opdracht waarmee je lachen zou als je er niet mee aan de slag moest. Schrijf een verhaal. Ja. Schrijf een verhaal maar daar blijft dat soort opdrachten zelden bij. Schrijf een verhaal over twee mensen en de één weet iets wat de ander niet weet en het moet zich in een ruimte afspelen waar de ene bekend mee is maar de ander niet. Zoiets. Ik had een semi-autobiografies verhaal geschreven, of hoe heet dat, het was niet echt gebeurd maar het had echt gebeurd kunnen zijn. Het ging over een jongen die was opgegroeid in Brabant maar onlangs naar de randstad was komen wonen. Die jongen was ik. Hij kreeg een vriend op bezoek die hij ontgroeid dacht te zijn, of liever: hij vond dat hij nu hij student was en naar de randstad was komen wonen die vriend ontgroeid zou moeten zijn. Hij deed heel erg uit de hoogte tegen hem, draaide moderne muziek, gaf om de haverklap sieniese antwoorden op de dingen die die vriend zei. De vriend, uit Brabant gekomen voor dit bezoek, had niet in de gaten dat zijn voormalige makker geen zin had in hem, in dat bezoek, en ook niet dat hij steeds belachelijk werd gemaakt. Dat was het verhaal. Het was niet echt gebeurd maar ik had het wel echt opgeschreven. En die vriend was iemand die ik kende, in het verleden rot behandeld had en inmiddels heel erg miste.

Ik moest dat verhaal voorlezen daar in dat lokaal. Toen het uit was vroeg de docent met dat hoofd van een afgekeurde Jim Henson-pop: Wie is de sympathieke figuur in dit verhaal? Ik zweeg stil. Wie was de sympathieke figuur in dat verhaal? Dat was nu eens een vraag waarmee ik met schrijven of voorlezen totaal geen rekening gehouden had. Wie was de sympathieke figuur in dit verhaal, wist ik veel. Het waren gewoon twee gasten. Een gast die nogal leek op mij en een gast die nogal leek op iemand die ik kende. Aarzelend begon ik mijn antwoord te formuleren: “Nou… Die Brabo is natuurlijk wel een beetje een botte hark dat hij totaal niet doorheeft dat zijn vriend veranderd is, of in ieder geval veranderd wil zijn. Maar die ander is ook wel een klojo. Een jongen die jarenlang zijn vriend is geweest ineens beneden zijn waardigheid achten alleen maar omdat hij verhuisd is…” –

“Dat kan niet,” zei de mislukte Jim Henson-pop.
“Dat kan niet?”
“Nee. Dat kan niet. Je kunt in een verhaal niet twee personen tegelijk wegzetten.”
“Wegzetten?” Ik voelde me een beetje een oetlul door steeds alles was die rare popman zei steeds vragend te herhalen maar hij sprak verdorie in louter mafheden.
“Ja, de sympathie van je lezers moet altijd minimaal op de hand van één van je verhaalfiguren zijn. Je kunt niet alleen maar slechteriken opvoeren.”

Weer zweeg ik. Als ik niet verbijsterd kon herhalen wat ze zeiden, dan zweeg ik. Daar. In dat lokaal. Op die opleiding. In het van het gele hond gescheten jaar 1995.

In 2007 publiceerde Patrick Delaere er in Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte nog een essay over: “the paradox of caring”; het, in de filosofie kennelijk ruimer besproken fenomeen om te geven om moreel verwerpelijke personages. Delaere ging in dit essay uit van de figuur Tony Soprano uit de televisieserie The Sopranos waarvan ik helaas der helazen nog nooit een aflevering heb gezien. Misschien omdat hij zich op een televisieserie baseert, komt Delaere tot naar mijn smaak niet ganzelijk overtuigende konkluzies; onder andere dat we kunnen meeleven met of geven om abjecte personages omdat ze binnen het gegeven van een bepaald verhaal nog de beste optie zijn.

Sja. Zou dat de jimhensonman niet alsnog gelijk geven? We willen kunnen geven om fiktieve figuren en als we uit alleen maar eikels kunnen kiezen, dan kiezen we maar de minst eikelige eikel. Ofzo. Waar ik mee zat, toen, in dat jaar, in dat gebouw, in dat lokaal, is dat de schrijftip van die dosent misschien opgaat voor wie romantische komedies wil schrijven, of een meeslepende thriller met een duidelijke held. Maar wat als je als schrijver een wereld wilt tonen waarin helemaal niemand deugt? Of als je gewoon over het leven schrijft, het leven zoals dat is, een leven met mensen die nooit volledig deugen maar ook zelden totaal verrot zijn. Twee jongens in een vriendschap die op zijn einde loopt, bijvoorbeeld. Wat als het niet gaat om mogen, om sympathiek zijn, om herkenning, om meeleven met? Ik heb boeken gelezen met alleen maar afschuwelijke onmensen in, met niemand erin die bij benadering ook nog maar iets sympathieks heeft. En toch bleef ik lezen. Omdat ik me gefascineerd wist door wat mogelijkerwijs de visie van de schrijver op de mensheid was. Ik heb ook boeken gelezen met alleen maar slechte mensen en dan vond ik er toch één of twee nog iets hebben, iets dat maakte dat ik ondanks hun slechtheid met ze ging meeleven, inderdaad een paradox of caring. Dat zal. Maar hier. En nu. Speelt een andere paradox me parten.

Noem het the paradox of blijven lezen.

Dit hier Het kraaienschip. Walter Broers is gescheiden van zijn vrouw Hester; samen hebben ze een zoon die Ben heet. Ben is een rondhangpuber. Veel op straat. Met gasten die een bende vormen, of zo’n beetje bendetje spelen, weetikveel, hoe gaat dat met pubers, in ieder geval, er is die groep waartoe Ben behoort en dan is er nog een andere groep en die twee groepen liggen elkaar niet. Eufemisties gezegd, want iemand van Bens groep steekt iemand van de andere groep dood en daardoor is er natuurlijk een hoop heisa, gedoe, doodsbedreigingen, onheil. Het lijkt Walter beter om even met Ben van het toneel te verdwijnen en als een sportschoolmaat hem een bouwvallige hut aan zee in Portugal aanbiedt, vertrekt Walter, nogal hals over kop, samen met Ben naar daar. Om veilig te zijn, om op adem te komen, om de relatie met zijn zoon te hernieuwen, om zich aan een ander leven te laven. Strikt genomen ontvoering natuurlijk, maar gezien de omstandigheden begrijpelijk.

(“Hoe anders kan hij die jongen beschermen?”, vroeg het achterplat al, en stoort dat “die jongen” u ook zo, of heb alleen ik daar last van)

Een vader, een zoon. Ik begrijp dat. Ik had een vader, ik was een zoon. Ik heb een zoon, ik ben een vader. Mijn zoon is gelukkig nog niet in de puberteit maar ik snap het wel. Ineens is er kloterij, je was er niet bij maar je kan het wel oplossen. En Portugal is een mooi land, en hij rijdt helemaal naar daar met zijn zoon, en dat is een moje tocht, en natuurlijk komen ze door de Spaanse regio Galicië en die regio ken ik best goed, daar ben ik in mijn jeugdjaren veel geweest, en het is mooi daar, en alles is goed. En Van Straten heeft wat ik zou willen noemen een snelle schrijfstijl, noem het gestroomlijnd, of dinamies, de pagina’s smelten in je hand. Korte hoofdstukjes waarin heden en (een steeds nabijer) verleden elkaar afwisselen, informatiespreiding, dat heeft Van Straten goed geleerd. En oké het is misschien een beetje goedkoop dat er in de heden-lijn pas toespelingen op bepaalde aspekten uit het verleden worden gemaakt als die aspekten in de verleden-lijn al aan bod zijn geweest (want anders snapt de lezer niet waar dat over gaat he, en de lezer moet niet te vaak in verwarring zijn, daar zou de man met het mislukte jimhensonpop-gezicht het onmiddellijk mee eens zijn). En oké al die lui daar heten allemaal Marcel en Walter en Gerard en Hester, wat zijn dat voor lullige namen, het lijkt wel de presentielijst van de klas van 1983. Maar het leest, en het leest rap.

Punt is: ik mag die Walter niet zo.
Nee, ik verfoei die Walter.
God, wat vind ik die Walter een ongelooflijk stomme eikel.

Het begint al met die sportschool, had ik al iets gezegd over de sportschool? Walter is gespierd. Walter is heel erg gespierd. Walter werkt met gewichten. Het achterplat noemt hem een gewichtheffer maar dan lijkt het net of hij er zijn brood ermee verdient, of ja, kan dat wel, je ziet wel eens van die kerels op televisie bij sportevenementen met veel gebrul een halter de lucht in tillen om hem vervolgens weer heel boos op de grond te smijten, zijn dat professionele gewichtheffers?, is dat hun baan?, verdienen die zo hun geld zoals voetballers met voetballen hun geld verdienen?, ik weet eigenlijk niet of dat bestaat: professioneel gewichtheffer. Maar Walter komt er niet mee op televisie en doet het sowieso als hobby. En ik snap dat niet. Waarom al die spieren kweken, ik snap zulke gasten echt niet, waar heb je in godsnaam al die spieren voor nodig? Ik kan dat nog verstaan als je voor je werk heel vaak met stenen moet sjouwen, of met stalen balken ofzo. Of als je een huisgenoot hebt die niet helemaal spoort en elke maand de inrichting wil omgojen zodat je geregeld met bedden en kasten en bureaus op je rug door de kamers moet gaan en als het tegenzit een of twee trappen af. Of als je mantelzorger bent van iemand die 120 kilo weegt. Ik bedoel, ik kan me best situaties voorstellen waarin het handig kan zijn om gespierd te zijn. Zomaar voor de lol een beetje hele grote spieren gaan zitten kweken echter, dat gaat mijn verstand te boven zoals de oom van Sinay zou zeggen (laat maar, iemand die ik ken). Een Körperkultur die ver van me af staat en waar ik eerlijk gezegd ook een beetje van gruwel.

Doch deze treurige, opgeblazen he-man nagelt zichzelf dan ook nog eens voortdurend aan zijn zelfverkozen kruis. Hij betrekt alles op zichzelf, vertaalt alles in “slagen” of “falen”, is onophoudelijk bezig zichzelf met alle anderen te meten. In Portugal heeft hij zijn gewichten niet, kan hij niet trainen zoals hij gewend is, worden zijn spieren allengs een fractie minder massief, en ook daar maakt hij drama van, altijd maar zit hij te jammeren over het afnemen van zijn spieren. En dan dat misplaatste gevoel van trots van hem steeds, de oermens die zijn stam moet verdedigen, volgens hem de enige aanvaardbare levenshouding.

Ik kan die Walter niet luchten.

Maar ik blijf wel lezen.

En ik dacht aan Patrick Delaere want toen, eens in Portugal, Ben en Walter werden opgezocht door Hester, was ik wel op Walters hand en grijnsde ik inwendig toen Ben aangaf nog even in Portugal te willen blijven, minstens voor de duur van een surfkamp. Maar dat heeft die Van Straten handig gedaan natuurlijk. Zo’n heel boek lang doorheen de ogen van Walter en hij heeft nog steeds bitter weinig vlees op de botten p’don ik bedoel op zijn spieren, maar alle andere verhaalfiguren zijn nog platter gebleven, bijna tiepetjes: het ongeïnteresseerde puber-tiepetje; het spirituele, houten kralenketting-tiepetje; het carrièrevrouw-tiepetje – met die bordpapieren karakters is zeker niets aan te vangen en dus blijft Walter nogal als de meest menselijke over.

Misschien een boek om niet teveel over na te denken.
Gewoon lezen ja, lezen doe je dit boek gemakkelijk.
Aan het zwembad in Portugal ofzo, al komt deze aanbeveling voor hen die aan het hoogseizoen gebonden zijn een beetje laat (zelve las ik delen ervan aan een zwembad in Spanje trouwens).

Dit is een boek en ik heb het gelezen en wat meer kan je willen van een boek.

Dan nog dit: dat Henk van Straten, meer nog dan alle schrijvers die boeken schreven vol wreedaards en sadisten, voor eens en voor altijd het ongelijk van mijn toenmalige dosent bewijst: om te blijven lezen hoeft helemaal geen enkele verhaalfiguur je sympathie te hebben. Niemand hier mocht ik en toch bleef ik lezen. Dosent kan nu naar huis en daar blijven. Daar blijf ik Van Straten eeuwig dankbaar voor.


Henk van Straten Het kraaienschip recensie

Het kraaienschip

  • Auteur: Henk van Straten (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 20 juni 2023
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Henk van Straten

Een vader ontvoert zijn zoon. Hoe anders kan hij die jongen beschermen?

Walter Broers, gescheiden vader en gewichtheffer, en inmiddels al een poosje werkloos, ziet zich gedwongen om een radicaal plan uit voeren. Nadat zijn tienerzoon betrokken is geraakt bij een steekpartij en sindsdien wordt bedreigd, besluit hij om de jongen halverwege het schooljaar mee te nemen naar een afgelegen, vervallen huisje aan de westkust van Portugal. Daar, achtervolgd door mails en telefoontjes van verscheidene instanties en zijn ex, probeert hij te geloven in een ander leven, ver weg van alles, voor hem en zijn zoon.

Henk van Straten (Rotterdam, 30 augustus 1980) is schrijver
en journalist. In 2015 verscheen zijn roman Bidden en vallen, gevolgd door zijn twee memoires Wij zeggen hier niet halfbroer (2017) en Berichten uit het tussenhuisje (2018). In 2020 publiceerde hij de maatschappelijk beladen thriller Kwaad bloed (eerder verschenen als het eerste Brabants Boek Present) en de roman Ernest Hemingway is gecanceld.

Bijpassende boeken en informatie