Tag archieven: Poëzie

Paul van Ostaijen – Bezette stad

Paul van Ostaijen Bezette stad recensie en informatie dichtbundel uit 1921. Op deze pagina is de recensie te lezen van Tim Donker van de dichtbundel Bezette stad van Paul van Ostaijen. Bovendien besteedt hij aandacht aan twee door dit boek geïnspireerde boeken van Matthijs de Ridder – Boem Paukeslag en Matthijs de Ridder en Willem Bongers-Dek – Besmette stad.

Paul van Ostaijen Bezette stad recensie en informatie

Recensie van Tim Donker

Paul van Ostaijen Bezette stad Recensie boek uit 1921

Bezette stad

  • Schrijver: Paul van Ostaijen (Belgie)
  • Soort boek: gedichten
  • Eerste druk: 1921
  • Uitgever heruitgave: Boom Uitgevers
  • Verschijnt: 25 maart 2021
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Laten we zeggen dat dat honderd jaar geleden is. Laten we dat zeggen want het is ook honderd jaar geleden. Laten we het daarom klassiek noemen. Zegt iemand: klassiek is wat levenskrachtig is. Ofnee. Komen we af met een term als historisch. De historische avantgarde noemt sij dat. Goeje term enerzijds wel. Zeg nu zelf. Hoe strijdbaar Van Ostaijen was, en hoe idealistisch – en hoe hij dat in zijn werk wilde laten meeklinken. Zegt Hector-Jan Loreis: nieuwe roman is nieuwe filosofie. Dat ging dan misschien over de nouveau roman maar voor het werk van Van Ostaijen (alsmede van vele anderen van de “historische” avantgarde) is het er evenmin naast. Nieuwe gedachten vroegen om nieuwe vormen. Nieuwe vormen om oude tijden op te blazen en zo de weg vrij te krijgen voor nieuwe tijden. Zegt iemand: God geve dat wij staatsgevaarlijk weze. Goed dat het een militaire term is. Niet goed dat het een militaire term is. Kan Buelens zeggen: wij verkennen nu hier deze plek, opdat anderen hier later ook zouden kunnen komen. Humja. Maar stel je voor dat je jazzer bent. Je bent niet zo’n hele interessante jazzer misschien. Maar je blaast al eens een trashmetalliedje op je sax. En je laat je sax al eens op je kin balanseren. En dan blijkt dat de sax op de kin of Angel of Death uit de sax toch niet goed is om schokgolven teweeg te brengen. Dan kun je nog altijd lachen met avantgarde. En heel bueleniaans zeggen dat die avantgardisten maar een stel sukkelaars was dat misschien maar een fractie eerder rondhing waar later velen rondhingen te hangen. Of stel je voor dat je Kundera bent. Je kunt nog altijd Kundera zijn. Je kunt nog altijd Kundera worden. Je bent Kundera en je zegt dat avantgardisten vuile lafaards waren omdat ze laaghartig flirtten met een zekere overwinnaar: de toekomst. En dit hier is mijn probleem. Dit is mijn probleem met de militaire achtergrond van het begrip avantgarde. Ik peins mij een avantgarde zonder ruimtelijke en temporele invulling. Ik peins me dit.

Dat misschien niet elke avantgardist school heeft willen maken. Dat misschien niet elke avantgardist zonodig volgelingen behoefde. Dat er misschien ook avantgardisten waren zonder glazen bol. Dat misschien niet elke avantgardist de toekomst had gezien; gezien had welke stijlen in de toekomst gevierd zouden worden om het dan alvast nú te gaan maken opdat zij later als Ziener gezien zouden worden. Ergens wordt het hier totaal infantiel. Ik stel mij de mogelijkheid tot experimenteren voor, zonder de ballast van de militaire term. Een zoeken naar nieuwe vormen, misschien, omdat je in de oude vormen niet gezegd krijgt wat je zeggen wou. Er zit altijd iets politieks in de grensoverschrijding. Experimenteren is altijd een daad. Maar het kan ook een puur individuele daad zijn. De avantgardist als eenling die er niet om malen zal dat hij geen volgelingen hebben zal. Die op zijn eigen individuele manier spreken wil, zonder de ketenen van de tradisie en zonder de verantwoordelijkheid dat hij een pad effenen moet voor anderen.

(de simplistiese idee dat er een garde is en een avantgarde, p’sies gelijk ons toen we in de schoelje moesten varen gaan werd verteld dat er leiders en volgers waren & anders niets, en ik zat, zat aan, zat aan tafeltje en keek en ik zag volgers en ik zag leiders en ik zag ook figuren die geen van beiden waren maar zich naast of onder of boven de groep bevonden, niet per se alleen, niet per se geïsoleerd maar wel buiten de groepsdynamiek; misschien plauderen wij beter van een voor de garde en een naast de garde en een terzijde de garde en een onder de garde en een boven de garde en een lichtjaren van de garde vandaan en niks met heel de garde te maken hebbende)

Neem het onderhavige werk. Bezette stad. Het is nog altijd een uniek werk, en ook honderd jaar later zullen er nog veel lezers zijn die het niet snappen of het misschien zelfs geen poëzie vinden. Het spreekt een zo krachtige taal dat het nu nog altijd van de bladzijden spat. Poëzie is woordkunst, zei Van Ostaijen ooit. In Bezette stad lijkt vooral het woord tot kunst verheven te zijn. Ik wil, voor ik lezen ga, eerst en vooral kijken naar Bezette stad. Kijken naar de bladzijden. Kijken naar de typografie. Kijken naar de wisseling in corpsgrootte, kijken naar de verschillende lettertypes. Hoeveel boeken kent u die u veel, zeer veel kijkgenot verschaffen nog vóór het (te verwachten) leesgenot? En dan is er nóg een komponent: muzikaliteit! Bezette stad oogt ritmies, oogt muzikaal. Wow. Ja. Je kunt het boek ook horen voor je het leest. Ik dacht een flard Stravinsky te horen, ik lieg niet (nog zoiets trouwens, ik ken iemand die Le Sacre du Printemps nog steeds als onbeluisterbare herrie ziet).

Laat het beginnen met laweit. (zacht lawijd). Laat het beginnen op een punt in de geschiedenis. Laat het iets historisch zijn, een zeppelin boven Antwerpen bijvoorbeeld. Laten we beginnen op een punt in de geschiedenis, laat het iets groots zijn, waarom niet iets groots. Iets als de eerste wereldoorlog misschien. Iets als een zeppelin boven Antwerpen misschien. Iets als een bom misschien. Zodat het begint met laweit. (zacht lawijd). Altijd begint alles met laweit, altijd begint alles met een bom.

De eerste wereldoorlog is in Nederland denkelijk niet de bekendste der wereldoorlogen. Hier voor u beschreven, hier voor u door Van Ostaijen beschreven, direkt, levend. Of niet meteen direkt en niet meteen levend: Van Ostaijen schreef Bezette stad toen hij in Berlijn woonde, en de eerste wereldoorlog al afgelopen was. En ik lees het, op een punt in de geschiedenis, ik lees dit in Vleuten op het punt in de geschiedenis dat het ausradieren der oningeënten niet meer ver af is (geen seconde getwijfeld!) (opdat ik er geen meer kan aansteken die daar minder goed tegen kan) (die daar minder goed tegen kan) (want we doen het voor elkaar) (voor elkaar voor elkaar) (er is geen punt in de geschiedenis waarop we zo ontzettend solidair met elkaar zijn geweest) (we doen het samen) (en wie anders denkt kan henen gaan) (wees niet die eigenwijze Nederlander) (geen seconde getwijfeld) (iemand anders die daar minder goed tegen kan).

De eerste wereldoorlog. En jazz. En film. En sex. En ellende. En explosies. En dans. Een dans in explosieve poëzie. Zegt Paul Neuhuys: Tussen het statigen en de boulevards schitteren de cinema’s, en de cinema’s die had Van Ostaijen ook zien schitteren. Bezette stad barst van de filmverwijzingen. De wijze waarop film, jazz, dans en het uiterst beweeglijke taalgebruik van Van Ostaijen samenkomen maakt dat het oorlogsgeweld in eerste instantie bijna orgastisch aandoet. Er is sprake van “kanoncoïtus” en van “knal knal kneppert klettert knepperen klettert knallen / muziek luchtverplaatsing in Zut majeur / en contrapunt / Vluchtverplaatsing in Zut mineur / bommen knallen / en de obus bust zich in een huis / (record spoedbestelling) / gaat huis in vlam / flakkeren van vlam vóór maan / maan voor de Vlam / vlam / maan / VLAM / de STad STaat STil”.

Of misschien is de sexualisering een manier om de perversiteit van de situatie te benadrukken? “EUROPA volgens EROTISCHE BEDDINGEN / wij kennen Europa zó lang zó lang / gerekt uitgestrekt vlak en in de hoogte / geologies / stroombekken / politiek / commerciëel / en dat alles en dat alles / naar / deze EROTIESE KAART is een noodzakelijkheid”.

De noodwendigheid der dingen in een groots, onontkoombaar SAMEN. (zie het ziekelijke coronopaspoort) (het ausradieren der oningeënten kan een aanvang nemen) (geen seconde getwijfeld) (een ander die daar minder goed tegen kan) (darf ich ihnen ausweis sehen?)

Misschien verwachtte de flamingant Van Ostaijen wel dat er  een ander soort SAMEN zou voortkomen uit deze oorlog. Vernieling om een nieuwe opbouw mogelijk te maken. Als we hem volgen van een “bedreigde stad” over een “bezette stad” naar “de aftocht” (inval – bezetting -aftocht) lijkt verwoesting echter voornamelijk verwoesting te hebben gebracht. “de overwinning is aan diegene die het meest mizerie kan lijden” heet het, en “de bezetting houdt op / de bezetting begint”; “alles is zonder zin / nu”; “leve de gekrepeerden”.

Bezette stad is het indringende verslag van een oorlog; het is ook Van Ostaijens verslag van een oorlog. Dat geeft de nodige ruimte bij het lezen. Het is mogelijk om die boek puur historisch te lezen. Een jongeman maakt een oorlog mee. Ofnee. Een jongeman maakt de eerste wereldoorlog mee, in Nederland -als ik zei- niet meteen de bekendste van de twee wereldoorlogen. Je kunt iets leren over de eerste wereldoorlog; je kunt iets leren over hoe een jongmens -een activistisch jongmens- als Van Ostaijen de eerste wereldoorlog (en in het bijzonder de bezetting van Antwerpen) beleefd heeft. Je gaat dat in je eentje niet allemaal kunnen vatten; je gaat niet alle (film)verwijzingen en alle historische subtiliteiten vatten. Maar er is hoop. Matthijs de Ridder schreef Boem Paukeslag. Daarin pluist hij Bezette stad grondig uit, en verklaart het onverklaarbare. Ik kom nog te spreken over De Ridder en over Boem Paukeslag; ik kom er nog over te spreken.

Misschien ben je geen historicus. Misschien maakte je geen oorlog mee (zegt Herman Brusselmans: iedereen heeft een oorlog meegemaakt). Misschien lees je dit op een punt in de geschiedenis waarop het ausradieren van de oningeënten (geen seconde getwijfeld) niet meer veraf is, en herken je toch iets in de onvrijheden die Van Ostaijen hier beschrijft. Dan is er Besmette stad, waarin f’domme diezelfde Matthijs de Ridder samen met Willem Bongers-Dek vijfenzestig kunstenaars vanuit hun tijd heeft laten reageren op Bezette stad. Of je leest gewoon het werk van Van Ostaijen nog een keer, maar dan met je ogen van nu. Want ook dat is mogelijk: in woorden van toen, het gebeuren van nu ontmoeten.

Tot slot vind ik het geenszins van oppervlakkigheid of denkluiheid getuigen om Bezette stad puur als (experimenteel) kunstwerk te benaderen. Het grote formaat dat Boom dit boek gegund heeft komt hier van pas: ik kende Bezette stad eigenlijk alleen op klein formaat in de Verzamelde poëzie uit 1963, waar het toch minder tot spreken komt. Het gaat hier om een grootse taal ommers; een taal die uit zijn voegen barst, woorden die overheen heel de pagina lopen, woorden die zich opblazen, woorden die leeglopen, slagvaardige woorden en moegestreden woorden: ook nu is het nog opwindend om te lezen (zien?). Ook nu is het nog “nieuw”; ook nu is het nog een avontuur; ook nu nog kent het zijn gelijke niet; ook nu nog in staat om hoogstpersoonlijke assoosjasies bij de lezer te evokeren. Dadaïstische wortkunst, w’rom niet; “sprachskepsis”: de wereld is niet in woorden te vatten, dierhalve zijn woorden alleen maar interessant als “associatieruimte”; in nieuwe -eventueel ongrammaticale- samenhangen nieuwe betekenissen genereren (nieuwe roman is nieuwe filosofie); Paul van Ostaijen zelve zou hier misschien gruwelen maar we hoeven niet te lezen met de ogen van de schrijver en zelfs niet met diens goedvinden (of de schrijver nu nog in leven is of niet). Ik dacht aan August Stramm en ik denk heus niet dagelijks aan August Stramm.

Mogelijk dat het mogelijk is dat alle drie de leesniveaus tegelijk kunnen opgaan (de historische, de hedendaagse en de kunstzinnige) of anders wel na elkaar: Bezette stad is een boek dat uitnodigt tot herlezen. En iedere keer dat je het leest, zul je een ander boek lezen (ja ik weet wel je kunt ook niet twee keer in dezelfde rivier stappen maar dit is toch anders).

Besmette stad Recensie

Besmette Stad

Vijfenzestig kunstenaars antwoorden op Bezette stad van Paul van Ostaijen

  • Redactie: Matthijs de Ridder, Willem Bongers-Dek
  • Soort boek: kunstboek
  • Uitgever: Pelckmans Uitgevers
  • Verschijnt: 15 februari 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

En dit is ook veel. Is ook veel bijvoorbeeld Jeroen Olyslaegers (hee ik dacht dat die al dood was trouwens?) (wie is er dan dood dan?), is ook veel waarbij, hoe noem je dat?, dada, cut-up, kollaazje, praat van radio of op straat of op facebook (bestaat dat nog dan?) of whatsapp, is ook veel van wat een moderne dag Paul van Ostaijen gedaan zou hebben (maar kon die verschrikkelijke engerd van een Marc van Ranst er niet nog wat erg van langs krijgen, Jeroen?, er was van langser misschien). En is ook veel, is Betül Sefika en Maarten van der Graaff (nee niet die van die generator) (die was zonder r) (ach Peter Hammil) (een luis is geen thuis) (ach Nick Pearne) (ook hij nu dood) & bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Yves Coussement zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Ruben van Gogh zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Dean Bowen zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Xavier Roelens zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Onno Kosters zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Nick Swarth zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Peter Smink zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Peter van Lier zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Veva Leye zijn. nee. bij eerste doorbladeren (let wel, ik keek niet goed) dacht ik ha! dat zal Joshua Clover zijn (waarom niet? die schreef al eens over Antwerpen, toch?). Want ik bedoel zoals het spat. Ik bedoel zoals het loopt. Overheen de pagina. Nee. Van de pagina af. Want dat is een ander ding met poëzie: het wil helemaal niet op een stomme pagina staan te staan, het wil daar van af. Het wil bij u zijn. Poëzie wil alleen bij u zijn. U die de lezer is. En het is waar dat het uit zijn voegen barst. En hoe het barst. Deze vierkante decimeter (te verleggen) (o & het is raden naar).

Deze volte. Deze volheid. Dit volle. Hoe het beweegt overheen en ook buiten pagina’s. Soms is het misschien een beetje vanostaijentje spelen, dan denkt een mens bijna Maar Bezette stad is beter (het oude werk is beter) (vroeger was het beter) (ik vind de vroege Angelique beter dan de latere Angelique) (ik hield van de Angelique van vroeger maar zulk een trezebees als die Angelique van nu is) (vooral toen ze begon te zagen dat ze zich zo schaamde dat ze de coronaregels eerst niet serieus nam & toen kreeg ze corona) (en nu schaamt ze zich dat ze ooit een collega in zijn gezicht uitlachte omdat hij haar verweet dat ze zich niet aan de 1,5 m regel hield). Maar. Neen. Vaak is het echt, en echt mooi.

Zoals. Lisa Weeda (ik ken haar niet) met het lichtelijk vervreemdende 1914, 16 over een van een kopje afgebroken oortje dat door een soldaat tot ring vermaakt is – alles gezien vanuit het standpunt van het kopje dan oortje dan ring.

Of Nele Eeckhout en Pete Wu (ik ken hen niet) wier Rauwstad helaas wel hier en daar ontsierd wordt door een afgrijselijk, werkelijk afzichtelijke zin als “De geur van gemorste whiskey penseelde zich uit zijn baard en zwelde in zijn aan als een vals strijkkwartet”, of, erger nog (ja het kan nog erger): “Nacht maakte langzaam plaats voor dageraad, terwijl hij wachtte tot het verleden hem bedolf als een vallende pudding.” (als een vallende pudding? als een vallende pudding?? is dat een poging tot absurdisme ofzo, of moeten we er gewoon maar mee lachen misschien) (mijn zesjarige dochter lacht denkelijk wel met vallende puddings) (maar het is nog niet eens de allerlelijkste zin uit dit boek. de allerlelijkste zin uit dit boek, en het moet zijn dat ze er een prijsvraag over hebben gehouden, het moet zijn dat het expres gedaan is, want de allerlelijkste zin uit het boek (op naam van Benno Barnard) luidt: “Dada heeft mijn gedicht geneukt.”. echt waar. dat durft die Benno Barnard na zijn zestiende nog met droge ogen schrijven) (ik heb het dada gevraagd trouwens en dada weet van niets).

Of De miniatuur van Hester van Gent (ik ken haar niet), wat een soort mengeling is van Kafka, Karin Boye en Toon Tellegen met hinten Tomaka Shibasaki en Kobo Abe; een wonderlijke dystopie, even sprookjesachtig en lief als het grauw, troosteloos en beklemmend is; bol staand van de allermooiste beelden die een menselijk wezen ooit opgedacht heeft sinds het ontstaan van de aarde ja WOW!, De miniatuur alleen al maakt Besmette Stad het aanschaffen meer dan waard.

Of Opdracht aan Mevrouw Weetikveel van Sanneke van Hassel en Annelies Verbeke (ik ken hen niet).

Of Woe-Han van Jeroen Olyslaegers ofnee wacht die noemde ik al.

(het is ook zoveel. dit boek is ook zoveel)

Of dat zelfs Besmette stad/Bedreigde stad van Lucky Fonz III niet half slecht is (zelfs?) (wat heb jij tegen Lucky Fonz III) (ik weet het niet iets in die gast staat me gewoon niet aan) (maar ik heb wel een cd van hem in mijn cdkast en die cd vind ik geeneens half slecht ofzo) (maar ik weet ook niet altijd goed genoeg zeggen waarom mensen me wél aanstaan eigenlijk).

Of Essentiële verplaatsing van Betül Sefika en Maarten van der Graaff ofnee wacht die noemde ik al.

(het is ook zoveel. dit boek is ook zoveel)

Of . deze vakantie er zelf eentje in elkaar knutselen van Tsead Bruinja.

Of Slipstream van Maxime Garcia Diaz (die ken ik niet).

Of Holle haven van Gaea Schoeters (die ken ik niet).

Of Morgen gaan we in lockdown van Aya Sabi (die ken ik niet).

Of Projectieve meetkunde van Iduna Paalman (die ken ik niet) (veel mensen hier ken ik niet) (ik ken hier niemand) (nee) (de meerderheid hier ken ik niet) (nee) (ik ken de helft niet) (nee) (veel mensen hier ken ik niet).

Of Plons van Mandula van den Berg (die ken ik niet).

Of Nietsomhanden van Babs Gons (die ken ik niet).

Of Nietsomhanden van Maud Vanhauwaert (die ken ik niet).

Of Drop-D van Asha Karami (die ken ik niet).

Of drie gesprekken aan een plein in een stad in lockdown van Leen Verheyen (die ken ik niet).

Of Het ge______sprek van Andy Kipple (hee maar die kennen we toch) (hee maar die gesprek kennen we toch) (hee maar Andy Kipple is toch Chiel Zwinkels en Jeroen van Rooij) (toen ik het las toen bij Het Balanseer toen had ik de Van Ostaijen-relatie niet direkt geraden eigenlijk) (ik raad nooit iets) (naar het schijnt bestaat er ook nog een op muziek gezette versie van dit gesprek) (silencio) (MJOEZIEK) (keer terug naar het elixer) (ontmoet de mentor) (en geef de dichter ook wat) (en de tijd in crescendo) (swoesj!) (elixer gietend gorgelend) (en de tijd in crescendo en Ornette Coleman op de stereo) (see op beeld) (see laat een plaat vallen) (don’t let the beat drop)

De brieven van Jozef Otten aan “Pol” van Ostaijen waar Koen Peeters mee afkomt, zijn ontroerend, innemend en schoon. Zijn die brieven authentiek? (op internet vind ik enkel een slager die Jozef Otten heet) (in Lanaken zit die) (op de Henri Dunantstraat) (nummer 10) (en Jo Otten, die ken ik wel) (van Bed en wereld weet u nog wel?) (uit 1932) (zouden de brieven mojer zijn als ze echt zijn?) (zou het jammer zijn als blijken zou dat Koen Peeters ze gefingeerd heeft) (ik weet het niet) (en het doet er ook niet toe).

Besmette Stad is een vol, een groot, een mooi boek. Een boek dat raakt, een boek dat krachtig spreken kan. Een boek dat ik bij vlagen nóg mojer vind (maar vertel het niet door) dan Bezette stad.

Matthijs De Ridder BOEM Paukeslag Recensie

BOEM Paukeslag

Op strooptocht door Paul van Ostaijens Bezette stad

  • Schrijver: Matthijs de Ridder (België)
  • Soort boek: non-fictie
  • Uitgever: Pelckmans Uitgevers
  • Verschijnt: 15 februari 2021
  • Omvang: 324 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Doch eigenlijk hou ik hier niet zo van. De man die het ons allemaal eens vertellen zou. Hoe het zit. Hoe het allemaal zit met dit boek of deze film of dat schilderij. Hoe we ernaar kijken moeten, hoe we het lezen moeten, wat we hadden moet oppikken, wat we waarschijnlijk allemaal gemist hebben. Deze verwijzing. Dat detail. Die ene zin of die andere, op die ene pagina. Of die andere.

Zei Ray Loriga ooit (ik sieteer uit mijn hoofd want hij zei het in een interview in een blad dat ik niet meer heb of nooit gehad heb om mee te beginnen) dat iedereen die denkt een ander iets bij te kunnen brengen per definitie niet deugt. Dat ging over onderwijzers geloof ik. En inderdaad: iedereen die van verre of nabij betrokken is bij een onderwijsinstelling deugt niet maar zo straf als Loriga het uitdrukte zou ik het niet willen stellen. Maar snappen doe ik hem wel. Het gaat om werelden uit iemand halen om er je eigen wereld voor in de plaats te stellen.

Hoe mooi kunst is. Is dat het open is. Is dat het in elk hoofd andere dingen doet. Is dat het verbindingen aangaat met wat er in het hoofd is, en in elk hoofd zit weer wat anders. Moet je dat kapot maken? Moet je dat er allemaal uitgooien om ervoor in de plaats te zetten: de van nu af aan enige juiste manier om Bezette stad te lezen? Ik weet het niet. Ik wil denk ik met mijn eigen ogen Bezette stad lezen; niet met die van Matthijs de Ridder. Ik hoef niet perse te weten waarover al die liedjes gaan die Van Ostaijen noemt; ik hoef niet perse te weten waarom de N in het zeppelin-vormige woord zeppelin omgedraaid is; ik hoef niet zo nodig opmerkzaam te zijn op de vele boogvormen in Bezette stad. Wat meer is: ik hoef niet alles te begrijpen. Onbegrip is goed, vooral in poëzie. Een dichter hoeft natuurlijk helemaal niks, maar als ik ooit na een slag van de molen zou gaan roepen dat “De poëzie maar één taak heeft” dan zou “in verwarring brengen” het minst erge vervolg van die zin zijn.

Boem Paukeslag is dikker dan het werk waar het over gaat. De Ridder neemt de tijd. Hij begint “een kleine maand voordat Paul van Ostaijen aan Bezette stad begon”. Wie dit boek leest als achtergrondinformatie bij Bezette stad of als naslagwerk raadpleegt om een bepaalde voor hem onheldere passage uit dit uit zijn voegen barstende poëem, moet over lange adem beschikken. Een index of register mankeert, dus iets opzoeken of iets teruglezen is lastig. Er is eigenlijk maar één weg doorheen Boem Paukeslag en dat is van begin naar eind.

Misschien moet je het werk van Matthijs de Ridder zelfs wel los zien van het werk van Paul van Ostaijen. Sterker nog: misschien moet je Bezette stad niet gelezen hebben om Boem Paukeslag ten volle te kunnen smaken. De Ridder schetst op onnavolgbare wijze -want dat hij onderhoudend kan schrijven bewees hij al in nY- een tijdsbeeld. Van een kapotte metropool in een kapotte tijd. Van vroege avantgarde. Van dada, kubisme, futurisme. Van een uitgeweken revolutionair, een zoekend jongmens dat zich niet wilde “neerleggen bij het nieuwe […] normaal”, zoals De Ridder dat ergens noemt (en zoiets kan, dat weet elkendeen die mij ook maar een beetje kent, meteen op mijn volle sympathie rekenen).

Bovenal is het de ontstaansgeschiedenis van een boek. Een boek dat ik mooi vind, een boek dat ik heel erg mooi vind. Maar je hoeft het boek niet mooi te vinden om de ontstaansgeschiedenis mooi te vinden. Meer dan driehonderd pagina’s pende De Ridder en het leest rap. En het goede is, ik denk dat ik niet eens heel anders over Bezette stad of Paul van Ostaijen ben gaan denken. Boem Paukeslag is gewoon een lezenswaardig boek voor iedereen die zich interesseert voor geschiedenis, literatuur, oorlog, sociologie of de aloude menselijke zoektocht naar verlossing.

Bijpassende boeken en informatie

Miklós Radnóti – Het schriftje uit Bor

Miklós Radnóti Het schriftje uit Bor recensie en informatie bundel met gedichten. Op 16 september 2021 verschijnt bij uitgeverij Van Oorschot de Nederlandse vertaling van de in juni 1946 in een massagraf bij Abda in Hongarije bij het lichaam gevonden van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti, gedichten.

Miklós Radnóti Het schriftje uit Bor recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Het schriftje uit Bor. Het boek is geschreven door Miklós Radnóti. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de dichtbundel van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti.

Miklós Radnóti Het schriftje uit Bor Recensie

Het schriftje uit Bor

  • Schrijver: Miklós Radnóti (Hongarije)
  • Nawoord: Arnon Grunberg
  • Soort boek: gedichten
  • Origineel: Tajtékos ég (1946)
  • Nederlandse vertaling: Arjaan van Nimwegen, Orsolya Réthelyi
  • Uitgever: Van Oorschot
  • Verschijnt: 16 september 2021
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: Paperback / Ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de bundel met gedichten van Miklós Radnóti

In juni 1946 werd in een massagraf bij Abda in Hongarije het lichaam gevonden van de Hongaarse dichter Miklós Radnóti. Hij werkte als Joodse dwangarbeider in de kopermijnen en was in november 1944 tijdens een dodenmars neergeschoten, vijfendertig jaar oud. In zijn jaszak werd een schriftje aangetroffen waarin hij in de laatste weken van zijn leven deze gedichten had genoteerd, als ooggetuige, commentator en slachtoffer van de verschrikkingen.

Radnóti had toen al een grote reputatie als dichter, ook internationaal, maar Het schriftje van Bor ging een eigen leven leiden, als neerslag en getuigenis van wat de oorlog in Hongarije heeft aangericht. Het is niet alleen een bundel indrukwekkende gedichten, maar ook een schrijnend document, een oorlogsmonument dat voor steeds nieuwe Hongaarse lezers een bron van historisch besef is. Dit is de eerste integrale Nederlandse vertaling van Het schriftje van Bor. De vertalers werken momenteel aan Schuimbekkende lucht, de laatste, postuum verschenen bundel van Radnóti’s omvangrijke oeuvre.

Vertaald door Arjaan van Nimwegen en Orsolya Réthelyi, met een nawoord door Arnon Grunberg.

Bijpassende boeken en informatie

Jidi Majia – Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben

Jidi Majia Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben recensie en informatie Chinese poëzie. Op 23 maar 2021 verschijnt bij uitgeverij Poëziecentrum de eerste in het Nederlands vertaalde bundel met gedichten van de Chinese dichter Jidi Majia.

Jidi Majia Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben. Het boek is geschreven door Cixin Liu. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste Nederlandse vertaling van de Chinese Nuosu dichter Jidi Majia.

Jidi Majia Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben Recensie

Ik schrijf gedichten omdat ik een toeval ben

  • Schrijver: Jidi Majia (China)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Nederlandse vertaling: Silvia Marijnissen
  • Uitgever: Poëziecentrum
  • Verschijnt: 23 maart 2021
  • Omvang:
  • Uitgave: Paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Boekhandel

Flaptekst van de bundel met gedichten van Jidi Majia

De gedichten van de Chinese Jidi Majia zijn stevig geworteld in de tradities van de Nuosu, het Tibeto-Birmaanse minderheidsvolk in het zuidwesten van China waartoe de dichter behoort. In stijl doet zijn werk aan orale literatuur denken en inhoudelijk toont het werk een grote gevoeligheid voor de kosmos, de natuur en het landschap. Via die spiegel roert Jidi universele thema’s aan als liefde, tijd, eenzaamheid, leven en dood. Met het werk van Jidi, dat in vele talen is vertaald en nu voor het eerst in het Nederlands verschijnt, gaat een andere wereld voor ons open.

Jidi Majia (1961) behoort tot de Nuosu, een mindersheidsvolk in China uit de provincie Sichuan. Hij werd bekend met zijn poëzie die stevig geworteld is in de tradities van zijn volk, dat niet tot de Han-Chinese maar tot de Tibeto-Birmaanse familie behoort. Jidi was de eerste Nuosu-dichter die in het Chinees schreef vanuit zijn eigen taalkundige, culturele en kosmologische achtergrond.

Silvia Marijnissen  (1970) is vertaalster van Chinese literatuur en vertaalde onder meer romans van Mo Yan en Chang Eileen, moderne poëzie van Yang Mu, Ye Mimi, Hsia Yu, Shang Chín, Duoduo en Chen Li en klassieke landschapspoëzie.

Bijpassende boeken en informatie

Roland Jooris – Vertakkingen

Roland Jooris Vertakkingen recensie en informatie bundel met nieuwe gedichten. Op 23 februari 2021 verschijnt bij Uitgeverij Querido de bundel met nieuwe gedichten van de Vlaamse dichter Roland Jooris.

Roland Jooris Vertakkingen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Vertakkingen. Het boek is geschreven door Roland Jooris. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe poëziebundel van de Belgische dichter Roland Jooris.

Roland Jooris Vertakkingen Recensie

Vertakkingen

  • Schrijver: Roland Jooris (België)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 23 februari 2021
  • Omvang: 88 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor de nieuwe bundel van Roland Jooris

  • “Roland Jooris’ poëzie roept niet alleen het picturale en het ambachtelijke, maar ook het sculpturale op. Hij kapt en snijdt zijn gedichten tevoorschijn tot ze naakte taallichamen worden.” (De Standaard, ∗∗∗∗)

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van de Vlaamse dichter Roland Jooris

De poëzie van Roland Jooris is ongrijpbaar, als zonlicht. Bundel na bundel snoeit hij woorden, dunt hij de taal steeds verder uit, tot de inkt wijkt en het wit breeduit over de bladzijden valt.

Hoekig
vertakt
komt het ongeziene
denkbeeldig
aan het licht,’ dicht hij, ‘op gevoel af
gekanteld
tast diepte naar
onpeilbaarheid.

Niet toevallig verwijst hij in Vertakkingen naar Alberto Giacometti, de beeldhouwer van de uitgebeende en langgerekte gestalten, die zich erop liet voorstaan dat hij alles schrapte wat nodig was, tot er uiteindelijk geen centimeter meer af kon: ook Jooris verkent, voorzichtig zoekend en tastend, de grenzen van het niets.

Bijpassende boeken en informatie

Tjitske Jansen – Iedereen moet ergens zijn

Tjitske Jansen Iedereen moet ergens zijn recensie en informatie bundel met nieuwe gedichten. Op 9 maart 2021 verschijnt bij Uitgeverij Querido de nieuwe dichtbundel van Tjitske Jansen.

Tjitske Jansen Iedereen moet ergens zijn recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Iedereen moet ergens zijn. Het boek is geschreven door Tjitske Jansen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit nieuwe boek van de Nederlandse dichteres Tjitske Jansen.

Tjitske Jansen Iedereen moet ergens zijn Recensie

Iedereen moet ergens zijn

  • Schrijfster: Tjitske Jansen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 9 maart 2021
  • Omvang: 104 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek

Flaptekst boek met nieuwe gedichten van Tjitske Jansen

Het moment dat een kind opeens weet: ik besta. Weinigen weten de taal te vinden om die ervaring op te schrijven; Tjitske Jansen kan dat. Kraakhelder: ‘Als elfjarige kwam ik op een middag de trap af en wist ik dat ik er was en er niet meer zomaar niet kon zijn. Ik bestond. Daar had ik zelf niet zoveel over te zeggen.’ Zoals uit de titel zowel vervreemding als aanvaarding spreekt, zo is de ‘ik’ even ontredderd als wijs, even verward als begripvol.

Die ‘ik’ is een kind dat zich vragen stelt. Over opgroeien, over haar lichaam, over God, over pleegouders, over de fietsenmaker, over zekerheden van anderen, over de tijd. ‘Ik was bijna tien. Dat was snel gegaan. Ik was dus eigenlijk al bijna twintig, dertig, veertig, vijftig, zestig, zeventig, tachtig.’ Zo dreigend kan het besef van de eindigheid zijn. Zo onontkoombaar kun je dat opschrijven.

Tjitske Jansen (1971) combineert in wat ze schrijft als vanzelf poëzie, proza en theater. Al vanaf haar vroegste bundels, de bestsellers Het moest maar eens gaan sneeuwen en Koerikoeloem, treedt ze veel op en geeft ze met grote inzet les over schrijven, poëzie en performance aan middelbare scholieren. Haar werk werd genomineerd voor De Bronzen Uil en bekroond met de Anna Bijns Prijs.

Bijpassende boeken en informatie

Antoine de Kom – Demerararamen

Antoine de Kom Demerararamen recensie en informatie nieuwe bundel met gedichten. Op 16 februari 2021 verschijnt bij Uitgeverij Querido de nieuwe bundel van de Nederlandse dichter van Surinaamse afkomst Antoine de Kom en kleinzoon van Anton de Kom.

Antoine de Kom Demerararamen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de bundel met gedichten Demerararamen. Het boek is geschreven door Antoine de Kom. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe gedichtenbundel van de Nederlandse dichter van Surinaamse afkomst Antoine de Kom.

Antoine de Kom Demerararamen Recensie

Demerararamen

  • Schrijver: Antoine de Kom (Nederland)
  • Soort boek: gedichten
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 16 februari 2021
  • Omvang: 88 pagina’s
  • Uitgave: Paperback 

Flaptekst van de nieuwe gedichten van Antoine de Kom

Ooit stond een deel van Demerara samen met Suriname onder Nederlands bewind. Demerararamen zijn de ramen die de zon weren terwijl de verkoelende passaatwind toch vrij spel heeft. Houten louvreramen zijn het, die hellend als een dakraam een kijk op onze wereld bieden die deze nieuwe bundel van Antoine de Kom maakt tot wat hij is: gedichten die al wat wreed, kwaad en ellendig was laten warrelen in de koele hitte van hun schaduw.

‘onder diep onrecht / gebeuren grootse – ken je de menigte van slaven / en eindelijk hebben we het duivels / oor dat in ons sloop met was van recht en waarheid / dichtgeplakt. zeg maar niets meer. waak. / waak tegen de virale macht.’

Antoine de Kom Informatie

Antoine de Kom, geboren op 13 augustus 1956 in Den Haag, is psychiater, schrijver en dichter. Hij is een kleinzoon van de Surinaamse antikolonialist, nationalist en verzetsstrijder Anton de Kom. Hij debuteerde met de dichtbundel Tropen. Daarna volgden nog vier dichtbundels. In 2021 publiceerde hij Het misdadige brein. Over het kwaad in onszelf. Zijn Ritmisch zonder string werd bekroond met de VSB Poëzieprijs.

Bijpassende boeken en informatie

Marjoleine de Vos – Hoe verschillig

Marjoleine de Vos Hoe verschillig Recensie en informatie bundel met nieuwe gedichten. Op 25 februari 2021 verschijnt bij Uitgeverij Van Oorschot de nieuwe bundel van de Nederlandse dichteres Marjoleine de Vos.

Marjoleine de Vos Hoe verschillig recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de gedichtenbundel Hoe verschillig. Het boek is geschreven door Marjoleine de Vos. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe bundel met poëzie van de Nederlandse dichteres Marjoleine de Vos.

Marjoleine de Vos Hoe verschillig Recensie

Hoe verschillig

  • Schrijfster: Marjoleine de Vos (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Van Oorschot
  • Verschijnt: 25 februari 2021
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: Paperback 

Flaptekst van de bundel met nieuwe gedichten van Marjoleine de Vos

Helena, Eurydike, Odysseus – figuren uit de klassieke mythologie treden vaak op in de poëzie van De Vos, ook in Hoe verschillig. Ze kan eraan laten zien hoe eeuwig de verhalen en de gevoelens zijn die we hebben, ook of juist als bij Odysseus thuis Miles Davis uit de speakers klinkt. Maar er is meer dan figuren en beelden alleen: er is liefde en twijfel, er is rouw en er is het ongrijpbare leven. Dichten is voor De Vos ‘denken met het hart’, zoals ze dat ook in essays als het succesvolle Je keek te ver doet. In rimpeling Pas in een plas weerspiegeld zie je hoe vertakt het simpelste bestaan, hoe elke spriet zijn raadsels heeft als water hem vertoont. Het diep is lang zo nuchter niet als wij het splintert licht en blinkt de lucht als ik met fiets en tas, een hoofd vol wind en wat nog moet, vergeet de hemel in zijn oppervlak te zien. In kalmte glanst het helderst riet en denkt ons, kent ons niet.

Bijpassende boeken en informatie

Jeroen van Rooij – Het gesprek / Dierengebeden en buitengebieden

Jeroen van Rooij Het gesprek Dierengebeden en buitengebieden recensie en informatie nieuwe gedichten. In november 2020 verschijnen twee nieuwe bundels van de Nederlandse dichter Jeroen van Rooij.

Jeroen van Rooij Het gesprek / Dierengebeden en buitengebieden

Recensie van Tim Donker

Zomaar een dag in een wereld die nog niet nog gekker geworden was: ik breng mijn kinderen naar school want dat had Maffe Mark toen nog niet verboden. Begin december. Mijn zoon bij mij achterop. Want dat wisselen ze af. Op zijn gymdagen zit mijn zoon achterop. De andere dagen mijn dochter. Het is maandag, een gymdag, mijn zoon zit er. Ik open mijn mond en als steeds weet ik niet wat eruit zal komen als ik zeg: “Er was een gast. Een onderwatergast die de zee beheerste. Hij werd gedood door tien miljoen pond slijk uit New York en New Jersey. Deze aap is gaan hemelen.” Mijn zoon, mijn prachtige zevenjarige zoon, zegt niet pappa wat zit je maf te lullen. Nee hij zegt: Dat moet Poseidon zijn geweest! En we spreken verder over mythen, over hoe de dagen aan hun namen komen, over religie, over tijd, over dood – dat alles in die amper tien minuten die het duurt om naar de school te fietsen (mijn dochter, mijn prachtige vijfjarige dochter, fietst een paar meter voor ons en zingt sinterklaasliedjes). Op de terugweg bedenk ik me hoe woorden geboorte geven aan andere woorden en dat dat is waarom ik zoveel hou van taal. Het moet die dag geweest zijn waarop ik begon lezen in twee boeken van Jeroen van Rooij die onlangs uitkwamen bij het balanseer.

Boeken, ik zeg. Want een pasklare term voor deze twee werken heb ik niet direct. dierengebeden en buitengebieden lijkt nog enigszins op zoiets als een “dichtbundel” maar je zou het net zo goed een konseptalbum kunnen noemen. En het gesprek zou van alles kunnen zijn. Ik weet het niet. Er kleven geen stickers op de boeken, en er is geen achterplat. En ik stuur een berichtje naar de man die de boeken aanvroeg en aan mij gaf en die op het bovenste verdiep van ergens een flat woont en ik schrijf, ik vraag: Zat er een bio bij die boeken van het balanseer? En hij stuurt terug, hij schrijft Nee, helaas, zegt hij, hij zegt: Je zou eens kunnen kijken op de website. En ik leg mijn telefoon, mijn splinternieuwe telefoon, op de secretaire (en later kon ik hem niet meer vinden omdat hij bedolven was geraakt onder kladjes, schrijfsels, aantekeningen, invallen, ideeën, overpeinzingen, bio’s (van andere boeken), nog eens bio’s (van seedees), kindertekeningen, vodjes en onleesbare notities) en ik denk Ja dat is een goed idee. Dat ga ik doen, denk ik, ik ga op de website kijken. En pas als ik de laptop aangezet heb en een blauwachtig scherm me zijn licht in mijn gezicht spuwt, valt mijn franc. Geen achterplat!, denk ik. Verdomme, geen achterplat! Hoe en zee!

Geen achterplat.

Geen achterplat. Dus: geen foto. O wat fijn. Niet hoeven peinzen Wat heeft die zeikerd een vervelend kapsel. Of: waarom kijkt hij zo aanstellerig de camera in (met duistere blik, want dat is interessant). Of: welke gek trekt nu in jezusnaam zo’n achter bloesje aan? Maar ook: geen hysterische persstemmen. Geen “de literaire sensatie van het jaar” of “dit is poëzie die ertoe doet.” Geen (half)bekende Nederlander die iets positiefs te murmelen had over dit boek, geen u of v van krant w of x die y of z zei. Geen personalia. Geen geboortejaar, niet de stad waar Jeroen van Rooij werkt, geen “Jeroen van Rooij trad op van Pisa tot Parijs”, niet de obligate opsomming van alle literaire bladen waarin hij publiceerde. Een heerlijke, fantastische, weldadige leegte. Vooral: geen zinnetjes die me op voorhand al vertellen hoe ik dit straks al lezende moet gaan duiden. Waar het over gaat. Wat het “eigenlijk” “is”. Geen “het gesprek is een ode aan de liefde” of “het gesprek legt het onvermogen tot werkelijke communicatie bloot” of “In dierengebeden en buitengebieden worden de noden van onze tijd op rake wijs naar voren gebracht” of braak jij er nu even iets onzinnigs uit. O! Hoe heerlijk! Eindelijk een uitgeverij die het begrijpt! Eindelijk boeken die de lezer helemaal zelf mag lezen!

(je kunt zo’n achterplat ook niet lezen, ik hoor u zeggen. maar neen. dat gaat niet neen. ik moet dat lezen he. het is een ziekte. het is een afwijking. ik weet dat het mijn leesplezier keer na keer voor niet eens een klein deel vergalt, maar ik kan het ook niet ongelezen laten. is er een achterplat, is er een bio. dan moet ik lezen, dan moet ik lezen. sommige mensen gaan trager rijden om een ongeluk op de andere weghelft beter te zien, ik lees achterplatten)

Dus ik begon, brandschoon & met niets dan mijzelf & het boek, aan het gesprek.

Ofnee. Dat is niet helemaal waar. Er was ook koffie (was er koffie?), er was een bank, en er was mjoeziek. Op de cd-speler terwijl ik dit las: Quiet City van Pan American & het paste er goed bij. Ook nog op de cd-speler terwijl ik dit las: V van Barn Owl. En het paste er goed bij.

Bij?

Waarbij?

het gesprek iseen poëem. Of is het een overpeinzing? Een gedachtewisseling? Brokstukken? Een interview? Een persiflage op een televisieprogramma? Een semi-religieuze introspectie? Er zijn vragen, zoveel is zeker. Het zijn vragen zoals “Wat vind jij in een kerk?”; “Wie zitten er aan jouw laatste avondmaal?”; “Wanneer mis je God het meest?” en “Wat vind jij van Jezus?”. De vragen komen van de Evangelische Omroep. Want zoveel leegte is er weer niet, dat er geen danklijst zou zijn (is er een danklijst, dan moet ik lezen, dan moet ik lezen). De danklijst dankt de Evangelische Omroep voor de vragen. Dat staat tussen haakjes: (voor de vragen) staat er. Allicht is het gesprek gebaseerd op een televisieprogramma, ik nie weet nie, ik kijk niet zoveel televisie. Het Gesprek klinkt wel als een naam van een EO-programma. Ik zie zo’n EO-maker al zitten en met hele serieuze blik het soort vragen als de hoger geciteerde stellen aan een geloofsgenoot.

Op die laatste bladzijde, die danklijstbladzijde staat ook nog: “Het gesprek is geschreven in de context van het project Besmette Stad van Vlaams-Nederlands Huis deBuren (https://deburen.eu/besmette-stad). Een door Andy Kipple uitgevoerde versie is te vinden op https://deburen.eu/besmette-stad/72/andy-kipple .” maar daarmee wordt het gelukkig niet veel duidelijker – vooral niet omdat Andy Kipple en Jeroen van Rooij volgens mij één en dezelfde zijn. De websites heb ik overigens nooit bezocht.

Goed. Vragen. Maar antwoorden, dat is een heel ander paar mouwen. Er zijn vragen, en er is tekst na de vragen. Achter. Onder. Voorbij de vragen is er tekst. Soms kunnen die teksten onder de vragen nog wel gelden als ongevere antwoorden, schijnbare antwoorden, min of mere antwoorden, of, in een doodenkel geval, als vrij directe antwoorden maar vaker nog lijken de teksten nog maar weinig te maken te hebben met waar het in de vraag om ging. Op de vraag “Wat is ware liefde?” is “Onware liefde bestaat niet / en ware liefde is een gif // dat geliefden splijt, ziek maakt / en doodt.” nog wel een helder (en tamelijk juist) antwoord; “Het kaarsje kost een euro // Het brandt voor het consumentenvertrouwen / de motor van onze welvaart.” geeft een cynische lading aan de vraag “Voor wie brand jij een kaarsje?” maar het is nog wel een antwoord. Echter als er gevraagd wordt “Wat maakt jou gelukkig?” lijkt “Iemand heeft een tijger. / Iemand heeft een emmer. / Iemand heeft een kraanwagen. // Beschrijf de omstandigheden, maar laat op cruciale punten / de (sociale) context achterwege. // Dwing iemand zelf voor context te zorgen. // Ideologie openbaart zich / naast de particuliere omstandigheden / van mijn verschijning. // Iemand eet een maïswafel met Tartex. // Een helikopter komt voorbij. // Iemand strekt de armen uit naar de hemel.” meer op ijlen dan op zoiets als een gericht antwoord formuleren. Bloedmooi ijlen, dat wel. Heel erg bloedmooi ijlen. Als mijn recensies nog titels hadden gehad, zoals terug in de goede oude dagen dan was “Bloedmooi ijlen” een goede kandidaat geweest.

Dit kan (een parodie op) een vraag-en-antwoord spel zijn, of (een persiflage van) een interview, maar evengoed een lange gedachtestroom. Of een combinatie van beide: iemand die zijn peinzerijen soms een bepaalde kant laat opsturen door de televisie die wel aanstaat maar waar hij niet heel geconcentreerd naar zit te kijken (zoals dromen zich soms laten regisseren door de geluiden uit de omgeving van de slapende). Er is, heel het boek doorheen, een zekere coherentie waarneembaar. Melankolie, ziekte, dood, milieu, economie, consumentisme en vogels zijn terugkerende thema’s en er zijn ook enkele verwijzingen naar de covid 19-situatie aan te wijzen. Het is dus denkbaar dat de “antwoorden” (bij gebrek aan een beter woord noem ik de teksten onder de vragen toch maar zo) in ieder geval door één persoon gegeven dan wel opgedacht werden, en het gesprek dus niet dermate “cut-up” is dat de zinnen van overal vandaan bijeen gesprokkeld zijn.

Wat er ook is: datumaanduidingen. Het boek begint op 27 april 2020 met “Wat vind jij in een kerk?”, een luttele dertien bladzijden later is het 6 juni 2020 en volgt er op de vraag “Wil jij de eerste of de laatste zijn?” niets meer dan wit. Een dikke twee maanden is wel erg lang voor een gesprek. Is het gesprek dan toch maar dagboekproza? Of dagboekpoëzie? Geven de data de werkelijke schrijfmomenten aan? Soms volgen de data elkaar rap op; zitten er maar één of twee zinnen tussen. Andere keren vlot een halve bladzijde. Dat gaf voedsel aan mijn peins dat de datumaanduidingen een bepaald effect moesten verzorgen. De ontregeling van de tijd. Velen zullen zich herkennen in de bespiegeling dat de tijd door de hysterische coronamaatregelen in 2020 een ander karakter had dan in andere jaren. Verdikking van de tijd enerzijds door alle dagen binnen zitten en te weinig levensveraangenamende activiteiten te kunnen ondernemen, zoals op kaffee gaan, uit eten, in een hotel overnachten in een stad waar je normaal nooit komt, of al eens het privévliegtuig naar Griekenland nemen. Anderzijds was het een jaar zonder duidelijke ijkpunten (daar schreef ik haast: geijkte ijkpunten) waardoor het voorbij leek nog voor het werkelijk beleefd was (nu al december? huh? we hebben nog niet eens de verjaardag van tante Mien gevierd!). Quarantaineleven, quarantainekunst, quarantainezijn: nY vulde er een heel (nogal zwak) nummer mee (wacht eens even, stond Jeroen van Rooij daar in?) (opstaan en zoeken in de papierberg die mijn secretaire is) (nee, Jeroen van Rooij stond daar niet in). Zo kon je er soms een hele dag over doen om één vraag te stellen of meerdere dagen in dezelfde gedachtenkringen rondtollen. Er waren geen dagen meer. Maffe Mark had ook de dag verboden. Een tijdsvacuüm als het nieuwe normaal.

Ook het lezen is een roes. Lijvig kan een mens het gesprek bepaaldelijk niet noemen en toch kreeg ik twee cd’s kwijt in mijn leestijd. Er was zoveel poëzie in deze poëzie. Neem een zin als “De zon scheen in Times New Roman”. Dan moet ik staan. Dan moet ik lopen. Dan moet ik die zin laten nawerken in mijn lijf. Ik moet de zin voelen, ik moet het duren ervan voelen. Dan moet ik lopen. Dan moeten mijn benen bewegen. Dan loop ik, wiegelend, waggelend, een beetje op de maat van de muziek met die zin in mijn lijf. Soms stond ik op, van bank, om te lopen, naar secretaire, om iets op te schrijven. Ook een keer om naar de eettafel te lopen waar mijn koffie stond. Maar die bleek al koud geworden (zegt René: Koude koffie, dat is vergif voor mij).

het gesprek intrigeert, leeft op, zet tot denken, zet tot lopen, laat zich voelen. Het nodigt uit tot herlezen (lees het tien keer en je hebt een korte roman gelezen). Het spreekt, het zegt dat Jezus de uitvinder van de inflatie was (met slechts zeven broden en zeven vissen). Of dat Helena haar camera heeft overgeplakt omdat ze in haar blootje haar haar aan het kleuren is. Het klinkt & soms klinkt het (half) bekend, of als een allusie op iets bekends. Een boek zo polyfoon zal voor elk paar ogen iets anders zijn. Een vraaggesprek; een gedachtenstroom; flardmatige dagboeknotities; zotteklap; een persiflage; cut-up; readymade; samplepoëzie; introspectie; een teder poëem; een essay over angst, verval, hoop, religie en erzijn; een ecologisch manifest; de brokstukken van een gemankeerde samenleving; een oefening in het denken – de beperking zit hier niet in de woorden van de schrijver maar in de hoofden van zijn lezers.

Al evenzeer wordt mijn hoofd bewogen door dierengebeden en buitengebieden. Het is iets dikker dan het gesprek en misschien iets herkenbaarder als “dichtbundel”. Zo hebben de gedichten hier titels, ik noem maar iets, en opener om het leven meandert over het waterbeertje. Een kort gedicht, een van het type dat mensen uit hun hoofd zouden kunnen kennen of voordragen in een cursus poëzie schrijven als de cursisten van de leraar moesten aan de klas laten zien wat hen inspireert.

Maarja, vanaf het tweede gedicht gaat het dan toch alweer min of meer mis. Die tiep maakt voor een dichter toch wel ongehoord lange regels, zeker! Alsof de woorden het blad af willen lopen (en dat willen woorden, mensen, woorden willen altijd het blad af, woorden willen in uw woord komen wonen, woorden willen parasiteren op uw hersenen, woorden willen niet op papier, woorden houden niet van papier).

(ooit, in mijn studentenjaren, maakte ik een blad dat Kraakpen heette. mijn kompaan en ik stonden er eens mee op een beurs voor kleine uitgeverijen-achtige beurs, ik bedoel het was zo’n beetje de niche van de niche, we stonden met een klein clubje idioten, elk achter ons eigen tafeltje, in een klein zaaltje in Perdu. we hadden net het tweede nummer uit, we hadden nog maar twee nummers, en daar stonden we, achter ons tafeltje, met twee nummers voor ons: één min of meer “normaal” nummer met een blauwe voorkant waarop een door mij getekend stoellekee te zien was en een door mij geschreven gedicht (dat Kraakpen heette, een gedicht dat ik al jaren daar voor had geschreven en dat ineens naamgever van een blad was geworden) en een heel maf nummer, dat geen voorkant had of althans niet in gebruikelijke zin: het hoofdverhaal begon al op de voorkant. dat was een middellang verhaal, eerder een soort prozapoëzie eigenlijk, iets dat ik ooit geschreven had en toen maar vier pagina’s lang was maar in de loop der jaren van herschrijven en herschrijven was het inmiddels een bladzijde of tien of vijftien gaan beslaan. het was één lange aaneenschakeling van gedachten, fictie, associaties, herinneringen en gebeurtenissen. er waren geen leestekens, slechts om de zin of paar zinnen een schuine streep. er kwam een oude vrouw bij ons tafeltje staan, ze pakte het maffe nummer op en bladerde er in. ze smeet het weer neder, zeggend: afschuwelijk! zoveel woorden! en ik sloeg met mijn drinkvuist op het tafeltje en bulderde: waar gaat het goddomme heen met de wereld! nu gaan ze in tijdschriften toch zeker ook al woorden afdrukken!)

Maar waar zat ik. Oja, omdat dit boek meer dan het gesprek gelijkenissen vertoonde met wat er in boekhandels zoal als “dichtbundels” verkocht wordt (bestaan die nog, boekhandels? of gaat maffe mark die subiet verbieden? niet essentieel, en die boekenwurmen houden ook nog es geen anderhalve meter afstand ook), duurde het wat langer vooraleer ik aan ritmiek, toon, klankkleur, stem gewend was. Werkt dat zo in hoofden, het mijn voorop? Zoiets van Ah! Losse gedichten!, dus dit gedicht gaat over het waterbeertje gaan, en daar gaat het over de liefde gaan, en daar over God, en daar over de net iets te aantrekkelijke buurvrouw van de dichter, hier gaan we lachen gaan en daar huilen of huiveren of roepen Hee! Dat heb ik ook eens meegemaakt! Doch zo gemakkelijk laat Van Rooij zich niet vangen.

Een konseptalbum zei ik al even. Ik zou een mens in ieder geval niet voor idioot uitmaken als hij zou betogen dat dierengebeden en buitengebieden feitelijk één lang gedicht is. Of een kortverhaal. Een novelle. Een pilroman. Ja. Een fragmentarische pilroman, waarom niet. Wat het ene gedicht brengt, wordt in een ander gedicht hernomen. Een thema, een sfeer, een naam. Wie is bijvoorbeeld die Clarice die maar blijft opduiken, is dat een Silence of the Lambs-verwijzing?

Mocht u nu peinzen dat monotonie op de loer ligt in deez hier gedichten, dan peinst u er glansrijk naast. Dat de poëzie zo vol is bij Van Rooij, ik zei het al, en ook hier is het voller nog dan vol, stampensvol, overvol. De taal boventalig. De stem meerstemmig. Zelfs de titels van de gedichten van de afdeling dierengebieden vormen, onder elkaar gezet, een gedicht (zij het een wat B. Zwaal-achtig gedicht):

om het leven
zonder dieren
aan de mensen
door de dieren

De taal zindert, de taal breekt soms; passages van het type “Zoals de das // of de veldmuis (die geen diepte kan inschatten) / en spring van mijn hand.” zijn talrijk bij van Rooij – gebroken zinnen verkeerdelijk aan elkaar gelijmd en ik vind het wondermooi. Ik hou bijna steeds van zijn taal. Ik ben niet zo dol op dingen als “bullet point” of “seksen” (werkwoordelijk gebruikt ik meen, en ook zie ik het liever met een x gespeld) (welke dichter zei weer “ze schreven seks nog met zo’n geile x”?), en “Een ding rekent erop aan het eind van zijn leven verbrand te worden in de crematoria van de vooruitgang” was me een slagje te vet maar dat het stombelt en valt maakt de overige 99.9% alleen maar nog mojer. God wat hou ik van zijn humor in zinnen als: “Een mens schrijft het jaar van de onbezonnen aankoop”, van zijn optimisme in: “Een ding kan niets / maar doet het toch”, van zijn pessimisme in: “Een mens wil vet en suiker / en Ariel Liquitabs, een mens wil dat zijn cruesli kraakt / alsof de aarde iedere ochtend opnieuw / vers voor hem geschapen wordt.”, van de manier waarop hij in één zin alle oeuvres van alle Generatie Nix-schrijvers overbodig maakt: “Toen ik dit schreef / werd ik door niemand gebeld.”, van zijn surrealisme in “Het is december / in het jaar van de natte doos / alweer. Een Ford met een gewei / en een Renault met slagtanden / rijden frontaal op elkaar in, net zo lang / tot ze leegbloeden uit hun wonden. Een zwerm vleermuizen / verandert midden in hun vlucht in ansichtkaarten // en gaat in vlammen op.” of van zijn dada in: “Espresso macchiato, houten vloeren en wasmachines, / vliegen, t-shirts, kamerplanten en schilderijen, / serverparken, drinkbekers en genderneutrale voornamen, / bomen, parkeerplaatsen, fietsen en ganzen / zonsop- en ondergangen, waterfeesten en gazons.” (als ik tot aan mijn dood nog maar vijf zinnen zou mogen lezen, laat het om godswil dan deze zinnen zijn!). En dan heb ik het nog niet eens over zijn lyrische kant gehad.

Ik hou van hoe het zindert en vonkt en buldert en vuurt en tot stilstand komt en meandert en kabbelt en lispelt en schreeuwt en lacht en huilt en krijst en krast en streelt en zwijgt. Ik hou van de klaarte en de duisternis, de dagdagelijksheid en de vreemdheid, het feit en de fictie. Hoe het lijkt alsof hij de taal niet aktief zoekt doch de taal hem steeds weet te vinden. Alsof de taal Jeroen van Rooij nodig heeft om uitgedrukt te worden zoals de taal graag uitgedrukt wordt. Ik hou van hoe hij pregnant weet te zijn in schijnbare achteloosheid (denk daar even bij na, mensen, denk daar eens drie seconden of tien minuten of u halve leven over na, mensen want het gaat hier om een kunst die vrijwel niemand beheerst – hier is op elke bladzijde een dichter aan het woord die met onnadrukkelijke vanzelfsprekendheid zinnen die bol staan van pracht en van betekenis zomaar uit zijn mouw schudt). Ik hou van hoe ik -nogal vaak eigenlijk- niet precies weet wat hier aan de hand is.

Bijvoorbeeld in de buitengebieden-sieklus. Welke gebieden zijn hier de buitengebieden? Het is er warm, in ieder geval, en er zijn grotten. Mogelijkerwijs is het er oorlog (maar het is overal oorlog nu). Af en toe lijkt het te gaan om misschien letterlijk uitgeschreven film- of journaalbeelden. Beelden die ik me had moeten herinneren misschien, had kunnen herinneren als ik een beter mens was geweest. Dat stuk over Luke Shambrook bijvoorbeeld. Wie is Luke Shambrook? Dat moet bijna iets echts zijn. Een Luke Shambrook verzin je niet. Hoe gemakkelijk, weeral. Gewoon de laptop open, ik hou de laptop alle dagen open. Gewoon gaan zitten en heel gewoon dat stomme google (eigenlijk zou je’t moeten boycotten allemaal: al dat facebook, al dat microsoft, al dat whatsapp, al dat google, je moest het boycotten, je gaat het boycotten, morgen ga je het boycotten). Zo’n naam kun je gewoon heel gewoon doodgewoon intiepen. Tik tik tik. Luke Shambrook. Enter is geloven. Eens zien wat dat oplevert. Weeral had ik het bijna gedaan. Weeral weeral. Weeral deed ik het niet. Het is mojer met alleen deze woorden te zijn. Met de Luke Shambrook die de dichter laat geboren worden in mijn hoofd, die ik baar uit mijn voorhoofd. Als er een echt verhaal is hoef ik het niet te weten (ik heb sowieso al nooit gesnapt waarom “waargebeurd” een boek of een film aantrekkelijker zou moeten maken. Als ik iets wil zien dat waargebeurd is, dan ga ik wel met een stoellekee op de stoep voor mijn huis zitten. Alles wat ik dan zie is allemaal heel echt aan het gebeuren).

Zo mooi als bij Jeroen van Rooij heb ik de poëzie lang niet meer gezien. Ik verbaas me zelfs niet meer over de kracht van het toeval als helemaal op het einde blijkt dat 53°38’57.0”N 18°18’18.0”O geïnspireerd is door de versie van Stara Rzeka van het Nico-liedje My Only Child: Cień chmury nad ukrytym polem, uitgekomen op het Instant Classic-label. Nee, ik kende die Rzeka ook niet maar dat label behoort wel tot één mijner favorietste labels en er speelde zelfs een cd van dat label toen ik delen van dierengebeden en buitengebieden aan het lezen was (Aurora van Alchimia, moest Jeroen van Rooij geïnteresseerd zijn) (& jaja hoor ik u denken, dat is nu weeral de zoveelste seedee waarover gij zit te murmelen daar in dat ding van u dat voor een bespreking moet doorgaan, en gij denkt dat wij dat geloven? maar dan moet u goed begrijpen hoe dat gaat hier bij mij als ik alleen thuis ben: ik ben een kettingluisteraar van de oude stempel: ik steek de ene cd met de andere aan en dat gaat bij mij van jazz naar black metal naar flamenco naar postrock naar maliblues naar noise naar krautrock naar avantgarde naar ambient naar slowcore naar postpunk naar techno naar wave naar folk naar hiphop naar country naar /

Wat kan ik nog zeggen? Ik kan niks meer zeggen. Ik moet zwijgen. Want jullie moeten lezen. Deze twee bloedmoje werken van Jeroen van Rooij. Uw hoofd, uw huis en uw boekenkast zullen er wel bij varen.

Jeroen van Rooij Het gesprek Recensie

Het gesprek

  • Schrijver: Jeroen van Rooij (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Het balanseer
  • Verschijnt: 10 november 2020
  • Omvang: 24 pagina’s
  • Uitgave: Paperback 


Jeroen van Rooij Dierengebeden en buitengebieden Recensie

Dierengebeden en buitengebieden

    • Schrijver: Jeroen van Rooij (Nederland)
    • Soort boek: gedichten, poëzie
    • Uitgever: Het balanseer
    • Verschijnt: 9 november 2020
    • Omvang: 64 pagina’s
    • Uitgave: Paperback

 

Bijpassende boeken en informatie

Rob Schouten – Dit moet dus de werkelijkheid zijn

Rob Schouten Dit moet dus de werkelijkheid zijn recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 30 maart 2021 verschijnt bij Uitgeverij De Arbeiderspers  de nieuwe bundel met gedichten van de Nederlandse dichter Rob Schouten.

Rob Schouten Dit moet dus de werkelijkheid zijn recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Dit moet dus de werkelijkheid zijn. Het boek is geschreven door Rob Schouten. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse dichter en schrijver Rob Schouten.

Rob Schouten Dit moet dus de werkelijkheid zijn Recensie

Dit moet dus de werkelijkheid zijn

  • Schrijver: Rob Schouten (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 30 maart 2021
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: Paperback 

Flaptekst van de nieuwe bundel met gedichten van Rob Schouten

Veel van Rob Schoutens poëzie speelt zich af in het hoofd van de dichter – of in de kosmos, als dat tenminste iets anders is. Dat is ook het geval in Dit moet dus de werkelijkheid zijn, maar thans kloppen realiteit en actualiteit nadrukkelijk aan de poorten van zijn omwalde vesting. Is het de toegenomen leeftijd van de dichter of de opdringerige aard van de werkelijkheid? Feit is dat klimaat en corona, tattoos en toerisme tot hem doorgedrongen zijn, zozeer zelfs dat ze hem geforceerd hebben tot wanhopige en verknipte liefdesliedjes. Misschien kunnen we daarom voorzichtig spreken van een nieuw geluid.

Bijpassende boeken en informatie

Tsead Bruinja – springtij

Tsead Bruinja springtij recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe gedichtenbundel. Op 10 december 2020 verschijnt bij Uitgeverij Querido het nieuwe boek met gedichten van de Fries-Nederlandse dichter Tsead Bruinja.

Tsead Bruinja springtij recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de gedichtenbundel springtij. Het boek is geschreven door Tsead Bruinja. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe bundel met gedichten over het leven met tbs van de Friese dichter Tsead Bruinja.

Wat beweegt tbs-patiënten en hoe is hun leven achter de muren van de kliniek?

Wat beweegt tbs-patiënten en hoe is hun leven achter de muren van de kliniek? Niet direct onderwerpen waarvan je verwacht dat deze zich goed lenen voor gedichten. Dat precies wat de Dichter des Vaderlands, Tsead Bruinja heeft getracht te doen. Hij is er zelf wonderwel goed in geslaagd om dit te doen in zijn nieuwe bundel met zoals hij het zelf noemt documentairepoëzie.

Tsead Bruinja springtij Recensie

Op uitnodiging van de Pompestichting heeft Tsead Bruinja gesproken met een aantal tbs-patiënten en een tweetal van hun behandelaars. Anonimiteit moest gewaarborgd worden en Bruinja mocht de gesprekken niet opnemen. Dit zorgde er misschien wel voor dat de dichter gedwongen was om nog beter te luisteren, waar te nemen en de kern van de gesprekken te noteren.

Scherp en indringend beeld van een wereld die voor de meesten van ons een compleet raadsel is

De gedichten zijn een weerslag van deze gesprekken. Het zijn citaten die uit de gesprekken zijn over genomen en door Bruinja tot een geheel zijn gemaakt. Hij laat de tbs-patiënten en hun begeleiders aan het woord waardoor er een mooie directheid in de poëzie is gelegd, zonder enige hoogdravendheid. Door zich te beperken tot de kern van de gesprekken ontstaat er een scherp en indringend beeld van een wereld die voor de meesten van ons een compleet raadsel is, voornamelijk bepaald door vooroordelen. Springtij is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

springtij

gedichten over het leven met tbs

  • Schrijver: Tsead Bruinja (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 10 december 2020
  • Omvang: 40 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Waardering voor Tsead Bruinja

  • “Hij smijt woorden op papier zoals Karel Appel ooit zijn verf en dan staan er opeens zinnen waar je zelf ook door ontroert bent.” Matthijs van Nieuwkerk

Flaptekst van de nieuwe bundel van Tsead Bruinja

In de zomer van 2020 mocht Tsead Bruinja, als Dichter des Vaderlands, op uitnodiging van de Pompestichting met tbs’ers en hun behandelaars spreken. Dat werden openhartige conversaties over hun jeugd, hun leven in de kliniek en de problemen waar ze tegen aanlopen. Op basis van deze gesprekken schreef Bruinja teksten die hij omschrijft als documentairepoëzie. In springtij komen de mensen die we ter beschikking stellen aan de staat zelf aan het woord, in hun eigen taal. Mensen die een vreselijk delict hebben begaan, maar ook mannen en vrouwen met wie we verlangens, dromen en ambities delen.

Bijpassende boeken en informatie