Tag archieven: Oostenrijkse schrijver

Christoph Ransmayr – De sluismeester

Christoph Ransmayr De sluismeester recensie en informatie over de inhoud van de Oostenrijkse roman. Op 14 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij Prometheus de Nederlandse vertaling van de roman Der Fallmeister van de Oostenrijkse schrijver Christoph Ransmayr.

Christoph Ransmayr De sluismeester recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De sluismeester. Het boek is geschreven van Christoph Ransmayr. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze nieuwe roman van de Oostenrijkse schrijver Christoph Ransmayr.

Christoph Ransmayr De sluismeester Recensie

De sluismeester

  • Schrijver: Christoph Ransmayr (Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijkse roman
  • Origineel: Der Fallmeister (2021)
  • Nederlandse vertaling: Liesbeth van Nes
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 14 januari 2022
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering voor de roman

  • “Ransmayrs roman is een woedend, pathetisch manifest tegen de waanzin van de wereld.” (Wiener Zeitung)
  • “Met dit boek presenteert Ransmayr een roman waar geen andere roman van dit moment tegenop kan.” (Frankfurter Allgemeine Zeitung)
  • “Als Christoph Ransmayr een nieuwe roman publiceert, is dat in ieder geval voor mij een belangrijke gebeurtenis. Wanneer de roman, net als de vorige, me in de vervoering brengt die De sluismeester teweegbrengt, dan wil je de vlag uithangen en overal de loftrompet steken. De sluismeester is een vuurtoren in de zee van nieuwe publicaties!” (Literatuurblatt)

Flaptekst van de nieuwe roman van Christoph Ransmayr

‘Mijn vader heeft vijf mensen gedood.’ Het is de eerste zin van de nieuwe roman van de auteur van grootse romans als Atlas van een bange man en Cox of het verglijden van de tijd: een pakkend boek over een wereld die op het punt staat in te storten, een verhaal van schuld en vergiffenis. Een praam gaat ten onder in de gevreesde watervallen van de Witte Rivier. Vijf mensen verdrinken. De man die de sluisdeuren beheert, en die zichzelf het liefst aanduidt als ‘de sluismeester’, heeft deze ramp niet weten te voorkomen.

Wanneer de sluismeester een jaar later verdwijnt, begint zijn zoon te vermoeden dat dit geen ongeluk was. Is deze prikkelbare man, zo geobsedeerd met het verleden, een moordenaar geworden? De zoektocht van de zoon naar de waarheid neemt hem mee naar voorbije dagen en zijn geliefde zuster. Zijn kennis over de ongelooflijke kracht van water is ongekend: net als zijn vader is hij waterbouwkundig ingenieur. Hij weet alles van de grootste rivieren op aarde, de bronnen van drinkwater en inmiddels zelfs wateroorlogen. Op zoek naar zijn vader reist hij door een Europees continent dat is versplinterd in een mozaïek van megalomane kleine staten.

Christoph Ransmayr (Oostenrijk, 1954) is een van de grote Europese schrijvers van onze tijd. Zijn werk is in meer dan dertig talen vertaald en Ransmayr ontving vele prestigieuze literaire prijzen in Duitsland, Oostenrijk, Frankrijk en Italië.

Bijpassende boeken en informatie

Peter Handke – Het tweede zwaard

Peter Handke Het tweede zwaard recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek van de winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2019. Op 25 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de roman Das zweite Schwertvan de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Peter Handke Het tweede zwaard recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het tweede zwaard. Het boek is geschreven door Peter Handke. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2019, de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Recensie van Tim Donker

En dan komen ze af met Handke, en dan zul je moeten vragen Welke Handke? Wat het schijnt mij toe dat er meerdere Handkes zijn, of toch in ieder geval twee. De wespen vond ik fantasties. Het is zijn prozadebuut, en ik vond het fantasties. Kali vond ik ook erg goed. Dat is van veel later datum, de twintigste eeuw was al dood toen, we zaten allang aan deze zijde van de millenniumwende. Maar Langzame terugkeer vond ik geen doorkomen aan. De terugkeer was te traag, ik weet het niet, ik kon het niet lezen, na één bladzijde werd ik gek, ik bleef het maar proberen, het lukte echt niet. Het is een andere vroeg werk, misschien een jaar of tien jonger dan het prozadebuut; in ieder geval staat het ferm tussenin De wespen en Kali. Essay over de geslaagde dag vond ik heel geslaagd maar van Essay over de moeheid werd ik werkelijk moe. Te moe om door te lezen. Ik ben geen kenner van het oeuvre van Handke, en ik weet het niet. Ik zie het niet. Wat wel, wat niet. De lijn. Het patroon. Ik zie het niet.

Patronen zijn er en soms zijn ze duidelijk. Vaak zijn schrijvers goed in hun vroege werken om ergens na een jaar of wat stilaan minder en minder en minder te worden. Of soms juist, moet een auteur zoeken, wilde haren kwijt raken als overbodige ballast, om goed gezegd te krijgen wat hij gezegd wil krijgen. Of J.M.H. Berckmans bijvoorbeeld, een klasse apart. Die begon goed (of naja, laten we hierbij dan maar even negeren dan Tranen voor Coltrane, een allereerste probeersel uit 1977 slecht was, echt oerslecht, echt oer- en tenenkrommend slecht) met Vergeet niet wat de zevenslaper zei in 1989, om -zowaar- nog beter te worden vanaf Het zomert in Barakstad in 1993, en dan via het magistrale Bericht uit Klein Konstantinopel uit 1996 in 1997 / 1998 te pieken met Ontbijt in het vilbeluik en Slecht nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier, Pandemonium in de Grauwzone – moeiteloos twee van de beste werken uit de wereldliteratuur. Daarna stagnerend tot een mate van briljantheid van -lawwe zeggûh- net iets vóór Bericht uit Klein Konstantinopel.

Maar op Handke krijg ik geen vat. Niet de vroegere Handke is perse goed niet de latere Handke is perse goed. Of ja, die hele Peter Handke is al niet de beste schrijver die ik ken. Eigenlijk is hij een beetje een zeveraar. Ho. Wacht. Ik bedoel dat als levensgroot kompliment. Goed zeveren is een kunst. Beter goed gezeverd dan slecht gesproken. Euh. U begrijpt me wel. Ik bedoel zeggen, Peter Handke is misschien niet in de eerste plaats bezig LITERATUUR te beitelen. Naar het schijnt heeft Handke ooit gezeid dat hij als hij schrijft alleen maar bezig is met taal. Dat lijkt mij wel zo’n beetje wat er gebeurt in ieder boek. Handke stuurt de taal uit wandelen. Hij laat de taal kruipen waar die niet gaan kan. Het achterplat van De wespen gewaagde van een “bewijs van de bijna griezelige macht die hij bezit over het verschijnsel taal”, maar ik word eerder geraakt door het welhaaste tegendeel: de griezelige manier waarop Handke zich door de taal in bezit laat nemen. De taalstroom die ik zever noem. Fantastiese zever soms, zeker. Maar het is zo’n beetje als met die vriend, en iedereen heeft zo’n vriend. Het is een beetje een betweter, een feitjeskenner, niet zelden ook politiek geëngageerd. Heeft overal een mening over en negen keer op tien is dat een mening die wat doortimmerder is dan de jouwe. n Praatgraag: met hem praten betekent vooral luisteren. Je soms ook in de hoek laten zetten of je ei zo na door hem laten vernederen. Alles altijd met een lach altijd alles met een grote grijns. En de ene dag als je hem al van verre aan ziet komen ga je hem met uitgestoken armen tegemoet, je wil zijn praat, je wil zijn zever, je wil zijn wijsheden die zich eigenlijk alleen maar voordoen als wijsheden (maar die daarom des te beter smaken dan werkelijke wijsheden), je wil zijn stomme grapjes ten koste van jou. En andere dagen zie je hem komen, je probeerde nog tevergeefs een steegje in te schieten maar het was al te laat, en gelaten laat je al zijn stomme gezeik over je heenkomen, hopend dat hij maar gauw een man moet zien over een paard.

En of het nu de stand van de zon is of wat je bij de lunch gegeten hebt, het uur van de dag of hoe de wind waait, wie je sprak voor je hem tegenkwam of het werk dat je nog wacht, je gemoedstoestand of de kleur van zijn jas – je weet het niet. Je weet niet waarom je de zeveraar de ene keer wel kunt hebben en de andere keer niet. Is het de zeveraar zelve, of ben jij het alleen maar. Uiteindelijk is het niks misschien.

Uiteindelijk is het alles misschien.

God, wat is Peter Handke lekker op dreef in Het tweede zwaard. Dit is werkelijk hogeschool zeveren, zie. Zogenaamd zou dit gaan om de wraak op een journaliste die iets lelijks over zijn moeder had beweerd, jaren geleden (maar wraak is een gerecht dat men koud moet eten schijnen de spanjolaards te beweren) (weeral zijn moeder?) (een mens kan een half oeuvre bouwen op een moeder) (maar dat is nu nog te vroeg). De lezer weet heel lang niet waar het eigenlijk om gaat. Of pas in zoverre hij het achterplat las. Geen wraak wordt hier genomen. Er wordt gezeten. Met de verschoppelingen, en gedronken (je kunt niet zitten met de verschoppelingen zonder met hen te drinken). Er wordt naar de heuvels gekeken. Er wordt gemijmerd over dorpjes met rare namen. Handke zit, en laat de taal maar gaan, darren als een hond, op zijn schreden terugkeren en vooruit dan maar weer. Ja, en die gast wint dan nog de Nobelprijs voor de literatuur ook he. Die heeft ons allemaal goed bij ons pietje gehad, peinst mij. In 2019 was dat. U weet toch 2019 nog wel, dat was het laatste normale jaar uit de geschiedenis van de mensheid (voor dat we het totalitarisme zagen komen, gelaten, en lieten geïnstalleerd worden, gelaten, want we waren liever onvrij dan ziek); een memorabel jaar voor een prijsuitreiking, dat wel. Ik geloof dat ik er niemand over gehoord heb dat de Nobelprijs voor de literatuur ging naar een schrijver die zijn hond p’don ik bedoel de taal het werk liet doen terwijl hij zelf lui (of bezeten?) onder een boom naar de heuvels zat te kijken. Toen Bob Dylan hem kreeg, ja, toen hoorde ik iedereen en daarachter nog hoorde ik allen iedereen overstemmen. Wanneer was dat ookalweer? 2015 2016 2017? Mensen waren niet boos mensen waren BOOS. Ja, dat moet dan weer het moje zijn als je literaire prijzen uitreikt: dat je mensen ermee over de zeik krijgt. (Maar er zullen best mensen boos geweest zijn toen Peter Handke bedacht werd met de Nobelprijs voor de literatuur, al waren het dan misschien mensen die ik niet hoorde. Want ja. Handke, oja dien Handke, die had gesproken! Die had gesproken op de begrafenis van Slobodan Milošević!) (zegt Aleksandar Hemon: “De Bob Dylan onder de genocide-apologeten”) (zegt Handke: “Ik ben een schriftsteller. Ik kom van Tolstoi. Ik kom van Homerus. Ik kom van Cervantes. Laat me in vrede.”) (eigenlijk dacht ik die Dylan die gaat een Sartre doen, die gaat m weigeren) (denk ik Waarom Homerus? Waarom Tolstoi? Waarom Cervantes?) (misschien toch LITERATUUR aan het beitelen dan) (maar Cervantes niet, dat was ook een geniaal zeveraar).

Maar verder, en nog altijd geen wraak, en nog altijd geen idee. Nog maar wat gekeken, nog maar wat geassocieerd en nog maar wat gemijmerd en Het tweede zwaard is op driekwart (geef of neem een bladzij), als hij, als Handke, als die het is (want de werkelijkheid interesseert hem niet als hij schrijft, de werkelijkheid leidt hem alleen maar af als hij schrijft), als het lieries ik eindelijk eens op weg gaat voor zijn stomme wraakje en de lezer ook al enig idee heeft waar het om gaat. Maar een mens kan niet beweren dat het boek nu er gegaan wordt ook vaart krijgt. Er wordt opnieuw voornamelijk gezeten; dit keer in een tram.

In een tram zit je doorgaans niet alleen. En dus kan Handke in het zitten ook observeren – en of het nu de zeveraar is of diens fortuin maar in Handkes tram zitten natuurlijk voornamelijk idioten:

“En toch schreeuwde, brulde toen iemand plotseling tramhemeltergend – om vervolgens meteen weer om zich heen te kijken: ‘Hopelijk heeft niemand me gehoord.’ – en wow. Een wow niet om de schreeuwende gek (niemand heeft mojer over schreeuwende gekken geschreven dan Polet) maar om het woord “tramhemeltergend” dat ik voor geen goud had willen missen. Of toch. Misschien ten halve toch ook voor de schreeuwende gek. Omdat het zo overduidelijk weer de zeveraar is die het overkomt. Alleen de zeveraar kan in plat Haags Groningse hooligans afschrikken. Alleen de zeveraar zit met louter zotten in de tram.

Maar dat laatste moet ik direkt terugnemen. De zeveraar zou geen goed zeveraar zijn als hij alleen maar over het bizarre, het ongeloofwaardige, het abnormale, het heroïsche zeverde. Een goed zeveraar zevert ook bij vlagen over jou, zevert ook bij vlagen over mij:

“Er zaten nogal wat kinderen in de tram. De mijnen waren, zoals dat heet, allang ‘het huis uit’, het waren ook geen kinderen meer, en nog steeds, tijdens deze rit misschien wel met zeg maar verhoogd volume, had ik het gevoel dat ik werd bedoeld, dat de kreet voor mij was bedoeld, dat ik de vader was die heel dringend door het vreemde kind werd geroepen; en elke keer kromp ik in elkaar.”

En hee, denk ik dan, dat ken ik. Telkenmale ik loop ergens ver van mijn kinderen vandaan, bijvoorbeeld als ik aan het werk ben, en ik hoor een kind “Pappa!” roepen, kan ik het niet helpen eventjes om te kijken; alsof ik altijd en overal “pappa” ben, en ik het altijd en overal ben die aangesproken word als de roep “Pappa” weerklinkt. Niet ineenkrimpen, dat niet – groeiend eerder, omdat dat wat ik voor alles ben dan en daar wordt aangesproken (en één keer was ik het werkelijk ook – toen mijn kinderen bij toeval bleken te zijn op het winkelsentrum waar ik de post liep te bezorgen). Maar almeteens voel ik mij betrapt in dit knikken en jajaja denken en zo is het denken, want waarom is het eigenlijk fijn als de zeveraar zevert over wat we kennen uit ons eigen leven? Waarom bent ons lezers -zeg niet dat ik dat alleen ben!- toch zo vol van onszelf dat we het fijn vinden om overal glimpjes van onszelf op te vangen – “zo herkénbaar!”-; waarom moet alles spiegel zijn?

(en dat “zeg maar” waar Handkes zinnen vol van staan – wat is dat? dat is toch niets anders dan geschreven spreektaal; een bewijs dat de zeveraar het hier en nu altemaal opzevert waar we bij zitten?) (Handke betrapt zich een keer op dat “zeg maar” en spreekt zichzelf erop aan) (hij betrapt zichzelf op veel: onderbreekt zichzelf, kommentaart op zichzelf, steekt draak soms met zichzelf)

Of over zijn sokken. Ja. Zelfs over zijn sokken praat Handke terwijl hij op weg is naar een wraakactie. “De wreker met de verschillende sokken”; en ineens wist ik dat het tempo down moest. Handke, allang de tram uit, loopt. Langs de kant van de weg. Ik had Hair Police op staan maar dat was fout. Aziza Brahim werkte beter. Loom is het woord dat ik zocht. Dit vraagt om loomte, dacht ik, dit vraagt om traag. Het tweede zwaard is een slenterboek. Wie slentert heeft geen bezwaar om de zeveraar tegen te komen; wat is zeveren anders dan verbaal slenteren? En dat de zeveraar in een bestek van krap vijf pagina’s vier keer (en in zes vijf keer) (acht keer in acht – en dan wordt het bijna komisch zelfs al draagt de zeveraar Gedachten als goed excuus met zich mee) over Pascal begint, dan mag dat. Een zeveraar gaat niet zonder stokpaard en gaan is wat moet. Van vulling naar vulling. (“De roman ontdaan van zijn rompslomp”) (excipiens excipiens) (maar moest Handke zich ervan ontdoen dan houden we in het geval van Het tweede zwaard niets meer over, monneer Pierre Michon). Naar een volgende fantastische éénregel (“Alle autoriteiten zijn verkleed”) (& verrek, hoe waar) (en wat zegt dat anders dan dat het één grote poppenkast is?). Naar een volgend terzijde. Naar een volgende herinnering. Naar een volgende droom, of een volgende nachtmerrie (dat was een zweer en een alziend oog, zeer tot Handkes horreur) (der gewönliche Schrecken) (ah – wat een vreemd boek dát was, niet?) (men had Handke gevraagd enkele auteurs aan te schrijven en zo hij deed) (aanschrijven) (schreef) (reageerden onder meer C.F. Jonke, Michael Scharang, Peter Bichsel, Friederike Mayröcker, Gregor Laschen, Ernst Jandl, Gerburg Dieter, H.C Artmann, Heinz Riedler, Elfriede Jelinek en Thomas Bernhard) (reageerden, en kwamen af, zij, de genoemden, met een verhaal vele malen beter dan het verhaal waarmee Handke afgekomen was, ja zelfs vele malen beter dan enig verhaal dat Handke ooit had geschreven of zou kunnen schrijven) (maar nu vloek ik in de kerk) (en eigenlijk) (van Kees ’t Hart mag je geen eigenlijk zeggen) (en van de mier ook) (maar eigenlijk was het dit eigenlijk dat het boek zo vreemd maakte) (eigenlijk, dus, waren dezen, de hogergenoemden, waren, zijn zij, als schrijvers vele malen beter dan Handke is of ooit zijn zal) (maar nu vloek ik verdorie toch weeral in de kerk!) (maar ik moet eerlijk zijn) (ga weg je moet helemaal niks en vooral niet eerlijk zijn) (Handke, een overschat schrijver?) (zijn kracht is waarschijnlijk de konsumeerbaarheid van zijn werk) (nieuwe middelen voor oude doeleinden) (een vorm van denkluiheid de losse uitspraken en onverwachte kombinaties, juist doordat ze los zijn) (en Bernlef zich maar ergeren) (en De Winter kon Handke alleen maar vragen naar zijn lievelingsgerecht) (eieren met spek, wed ik), naar een volgende wereldondergang. Of naar een vestzakessay over de schijn. Of een poging tot een vestzakessay over de schijn toch, want de zeveraar dwaalt af -!- met een observatie over wolken.

Naar het einde toe worden de gedachten en de beelden gejaagder, rustelozer. Weg slentersfeer. Stop ze downtempo. De zeveraar in vrije improvisatie! Er zijn nog zoveel windingen, en er is altijd meer achter de volgende bocht. Ineens zitten we in een auto, bestuurt door een vage bekende. Want het slenteren zat besloot de slenteraar nee de zeveraar nee Handke nee het lieries ik maar te liften. De vage bekende was ooit ook een landelijk bekende: een zanger die Franstalige versies van liedjes van Eric Burdon. The Animals. The Party Boys. Man Doki Soulmates. Weet ik het veel. De ik en de zanger, zingend in een auto. Maar niet te lang natuurlijk, nee, ben je gek, hop, auto weer uit, slenteren maar weer, en zien, de slenteraar ziet meer dan de zingende autopassagier, dus slenteren om te zien: bebouwing, natuur, bekenden, weeral bekenden, overal bekenden, en altijd maar vaag, die bekenden, en bespiegelingen over het geziene, altijd bespiegelingen over het geziene. Tot er genoeg gezien en bespiegeld is. Maar weer het openbaar vervoer. Bizarre medepassagiers neerzetten. Bijvoorbeeld een bus waarin iedereen een kaart zit te bestuderen. Een landkaart, een wereldkaart, een sterrenatlas. Ergens een herinnering of twee inlassen. Gauw weer naar buiten en passanten. En scénes. En een slang. En een kerk. Het summum: een feest. Een bizar en uit de lucht gevallen feest. Ineens is er een feest en ineens moeten we dat normaal vinden ook. Nee. De wreker komt niet tot wreken vandaag.

Het tweede zwaard leest als bijeengekletste nonsens, en is juist daarin groots en meeslepend. De wraakactie waar het zogezegd om zou gaan (zegt het achterplat: : Wat is dit voor wraakactie? Wie is er schuldig? De journalist? Of misschien de zoon zelf?) is bijzaak. Handke zegt het zelf: “En plotseling rolde de bal, rolden de knikkers een heel andere kant op dan aan het begin van dit verhaal was gedacht. Zij, de euveldader, zij en haars gelijken, hoorden in dit verhaal niet thuis, in dit noch in enig ander verhaal!”. Nee, de “euveldader” is maar de kapstok waaraan Handke zijn -toegegeven: zomwijlen licht megalomane- “zwets” (met een hoofdletter Z); “Zwets”; zijn gouden, in dit geval altijd onderhoudende Zwets aan op kan hangen. Vogelaar kan van mening zijn dat Handkes experimentialisme neerkwam op oude wijn in nieuwe zakken; van boeken die zo spontaan bijeengezeverd lezen zijn er niet veel. Dit is de lange neus naar de traditionele literatuur als “doordacht”; “gecomponeerd”; “langzaam gerijpt” of wat. Dit luistert als nieuw, tintelend, aarzelend, oprecht, eerlijk. Zelfs het einde is wankel: “Een ander verhaal is hoe ik die nacht, bij het aanbreken en voeten; en vanuit de bossen van de Eeuwige Heuvel het eerste geknal van jagers. Maar dat verhaal moet iemand anders maar vertellen.” Fantasties! Een ander mag de kaars uitblazen. De zeveraar is moegezeverd, of is er te dronken of gewoonweg te lui voor.

Een heel ander paar mouwen is Ongezocht ongeluk. Waar Het tweede zwaard recent is (het origineel stamt uit 2020); gaat het bij Ongezocht ongeluk om een heruitgave. Het is eerder vertaald geweest in het Nederlands; ergens in de vroege jaren zeventig moet dat geweest zijn en de reden voor een heruitgave hier & nu ontgaat me een weinig. Het verschijnt vrijwel gelijktijdig met Het tweede zwaard maar heeft niets van de losheid van die laatste titel. De inzet is ernstig, grimmig. Niet zeveren om (het prachtige van) de zever. Hier wordt post-factum gesproken, met als doel een dood te begrijpen. Niet zomaar een dood maar een zelfmoord. De zelfmoord van een moeder.

Ongezocht ongeluk is meer dan een (bijeengezeverd?) verhaal over een moeder die toevallig zelfmoord pleegde. Het is meer dan een uit de herinnering naverteld tijdsbeeld over een Oostenrijk van dan en daar; een herinnering waarin ook ergens een zelfmoord voorkwam. Het is niet een verhaal met een dood, het is het verhaal over een dood. En wegens het hogergenoemde begrip misschien zelfs te verstaan als een analyse van die dood.

Denk ik: is dat het? Is Handke op zijn best als hij doelloos “verbaal slentert” (met misschien alleen ogenschijnlijk een bepaalde richting)? Verveelt Handke me speciaal dan, wanneer hij iets wil begrijpen of meer nog: wil dat de lezer iets begrijpt?

De Handke die juist wél een duidelijk afgebakende kant op wil?

De eenduidige Handke?
De – o gruwel – essayerende Handke?

Ik denk aan Essay over de moeheid.
Ik denk aan Essay over de geslaagde dag.

(er is ook nog een Versuch über die Jukebox maar ik weet niet of dat ooit vertaald is) (in ieder geval las ik het nooit) (lees jij Duits dan?) (en Julio Iglesias dan?)

Essay over de geslaagde dag las ik in de trein na een zonnige dag in Tilburg. Ik was heeldurdag met Angelique geweest. Van terras naar terras, en uiteindelijk, maar dat was pas in de avond, op restaurant. We hadden gedronken. We hadden geluncht. We hadden gedronken. We hadden gedineerd. En we hadden gedronken. Maar bovenal hadden we gepraat. Slap, raak, grappig, intiem, intens, onzinnig, diepzinnig, over alles, over niks, hadden we gepraat. Het was een dag, jaren her, in Tilburg, met Angelique toen Angelique nog deugde. Toen Angelique geen carrièretrutje was die stopte met roken en in haar whatsapp-profiel een ultradom icoontje zette met een verbodenteroken-bordje met daarachter een nog ultradommer spierbalarm-icoontje. Toen Angelique nog niet dubbel gevaccineerd en waarschijnlijk ook geboosterd was maar het nog dierf een collega uit te lachen die zich al te strak aan de corona-regels hield (maar toen kreeg ze corona en toen werd het haar ernst) (o wacht, maar je kunt het dus ook echt krijgen? nee dán is het natuurlijk totaal terecht om de gehele mensheid te modificeren tot een stel rechteloze robotslaven!). Ofnee, wacht, de Angelique van veel eerder nog, toen ze die stomme rotbaan nog helemaal niet had (i liked you better when you were poor), maar, als ik, een verschoppeling was, in de marge leefde, zich van niks of niemendal veel aantrok, en rookte, en dronk, en lachte, en begot een mens was, een levend en ademend en drinkend en rokend en pratend mens, die dingen zei die hout sneden, dingen zei waarom ik lachen kon, dingen zei die me sloegen, met stomheid, een mens, een lief mens, een fantastisch mens, een mens waarvan ik hield. Die Angelique. Daarmee was ik heeldurdag doorheen Tilburg gegaan, van glas naar glas, van bord naar bord, van gesprek naar gesprek. En een beetje daas, en een beetje dronken, in de trein, las ik Essay over de geslaagde dag. En ik vatte lang niet alles wat die Handke daar zei, misschien vatte ik wel meer niet dan wel, maar op één of andere manier leek het gevoelsmatig prachtig te passen bij de dag die ik zojuist achter de rug had.

Dit gevoel extrapolerend besloot ik Essay over de moeheid enkele weken later te lezen toen ik moe was. Misschien zou Handke dingen zeggen die ik niet begreep maar die wel leken te passen bij mijn moeheid. Maar ik werd alleen maar nog vermoeider van zijn moeheid. Ik probeerde het enkele dagen weer, een fractie minder vermoeid (want misschien lag het daar aan), maar weeral kreeg ik niet meer dan een twee- of drietal bladzijden gelezen. En weeral had ik geen moment geweten waar het over ging.

Denk ik Is analyseerbaarheid eindig?

Kun je een geslaagde dag wél maar moeheid níet analyseren? Het is mogelijk dat een geslaagde dag genoeg fitheid geeft om energiek te overdenken wat de geslaagde dag nu een geslaagde dag had gemaakt: niet perse dat je leuke dingen deed maar veeleer dat er iets werd voltrokken? (of dat er juist niks werd voltrokken, dat alles op magistrale wijs meanderen mocht, dat juist niets, echt, “gedaan” werd), en dat de moeheid in zichzelf al een te dof gevoel is om er iets klaars in te zien. Het is mogelijk dat je naar een geslaagde dag kunt kijken, terwijl moeheid alleen maar is.

Is het mogelijk dat je een dood kunt verklaren, terwijl een zelfmoord alleen maar is?

Het schijnt mij toe dat zelfmoord alleen in fictie een logica bezit. Toen Howard Hunter zichzelf van het leven trachtte te beroven in Hill Street Blues begreep ik het wel. Dat was gekwetste krijgerseer. Dan slaat de ware soldaat uiteraard de hand aan zichzelf. Al een geluk dan, dat ik geen ware soldaat ben noch de ambitie heb er ooit één te zijn.

Doodsverlangen begrijp ik. We krijgen allemaal het leven door onze strot geramd. Wat een prachtige klotegift. Daar zitten we mooi mee opgescheept. Niemand die ons iets vroeg. Maar goed. Er is muziek, sommige dagen zet ik iets heerlijks op tafel, mijn kinderen zijn fantasties, zo af en toe schijnt de zon, en soms is er een geslaagde dag. Doodsverlangen is lijden. Zelfmoord is drama. Groots, theatraal en ook lichtelijk kinderachtig drama. Naar de dood verlangen dat doe je in stilte. Maar zelfmoord, dat is stampvoeten en roepen KWILNIEMEER!

Dat drama kan daar zijn, ineens, en je met zijn scherpe tanden in een oogwenk verslinden. En dan heb je pillen genomen, of je bent voor de trein gesprongen, of je hebt je polsen open gesneden, of je bent aan een touw gaan bungelen. Dat kan. Je kunt daarover een verhaal vertellen. Dat kan. De man, de vrouw, het leven, de dagen, en toen die ene dag. Dat is het verhaal. Maar niet de analyse.

Op de analyse is Peter Handke hier wel uit. Of dat denk ik toch. Hij vertelt, me dunkt, niet “zomaar” een verhaal, en zeker niet op de zomaarse wijze van Het tweede zwaard. Hier moet duidelijk blijken dat de zelfmoord niet het einde is van het leven maar volgde uit dat leven.

Dat is een heikele taak, waar Handke zich naar mijn gevoel onvoldoende van gekweten heeft. Uit elke zin zou ingehouden woede moeten spreken. Dus het gaat over die vrouw die leefde in die tijd. Ja. Er is oorlog. Ja. En dan niet meer, maar dan is er een tijd waarin de burger -en zeker de vrouw- niet veel meer mag dan ademen en gehoorzaam zijn. Ja. Er is een man die haar onderdrukt, een man waar zij niet van houdt. Ja. Er is hoofdpijn. Alle dagen is er pijn. Ja.

Ik weet het niet.

Is elke tijd niet een tijd waarin de burger niet veel meer mag dan ademen en gehoorzaam zijn? Zie nu. Zie hier. Er zijn in Nederland nee er zijn in Europa nee er zijn wereldwijd vele wetenschappers, dokters, virologen, epidemiologen, statistici, juristen, denkers die een heel ander beeld schetsten van wat pandemie genoemd werd en van de vaccinaties die de enige uitweg daaruit heetten te zijn maar die werden niet gehoord. En dat je hun verhalen alleen maar kon vinden buiten de mainstream media was niet -zoals die ongelooflijke sukkel van een Peter Pannekoek meende- een bewijs voor hun onbetrouwbaarheid maar veeleer een bewijs voor de onbetrouwbaarheid van de mainstream media: Feyerabend zou de eerste zijn om je te vertellen dat “anything goes” in wetenschappen, en nu zou “de” wetenschap opeens massaal met één stem spreken? Maar zo moest het beeld zijn: de dubbel gevaccineerden en tripple geboosterden waren de rationelen die “de wetenschappelijke inzichten” aan hun zijde hadden (want er zijn maar een paar wetenschappelijke inzichten, immers, en die kunnen niet of nooit nog weerlegd worden), en al diegenen die naar andere wetenschappers luisterden, in andere data geloofden, naar andere cijfers keken – dát waren de wappies, de staatsgevaarlijken, de leeghoofden, de idioten die alleen maar reageerden op hun “onderbuikgevoelens” (alsof die hele grote ANGST die Van Ranst er doelbewust in ramde geen “onderbuikgevoel” was) en die moesten bespot worden (een nobele taak die haast elke cabaretier in Nederland klakkeloos en braafjens op zich genomen heeft – wat het hele instituut “cabaret” zich, voor zover mogelijk, nog verder gediskwalificeerd heeft) (ja ook jij hans sibbel), en ook uitgesloten van publieke voorzieningen. Is er niet in elke tijd een verboden woord, een verboden mening, een verboden kant, een verboden zijns- en zienswijze?

En een ongelukkig huwelijk – ach is er ook een ander soort huwelijk dan?

En pijn. Ja pijn. Pijn is iets anders natuurlijk. Maar ook kroniese pijn is niet uniek.

Waarom kan deze vrouw het niet gewoon uitzitten? Blijven liggen in het bedje dat ze ten dele toch ook zelf maakte? Ik begrijp haar drama, haar stampvoeten niet. Maar ik weet ook niet of Peter Handke wel echt wil dat ik haar drama, haar stampvoeten begrijp. Zeker naar het einde toe is Handkes schrijven ook hier fragmentaries en verbrokkeld; ook hier geeft hij alle ruimte aan wat er toevallig in hem op komt, ook als het niets te maken heeft met de zelfmoord.

Misschien schuif ik hem een analyse in de schoenen die hij helemaal niet voor ogen had bij het schrijven van Ongezocht ongeluk.

Misschien vond ik het ook wel een beetje een gezocht ongeluk.

De moeder werd mij antipathiek. Dat kan Handkes bedoeling alvast niet geweest zijn.

“De fles advocaat in het buffet!” roept hij ergens uit. Het is één regel, in een zee of nee een plasje van witregels. En ik vond het prachtig.

De lengte. De wijdte. Ik kon het minder hebben. Langzame terugkeer was ook zoiets. Het was teveel hetzelfde hout, teveel dezelfde richting.

Ik miste een vertelplezier.

En dan dat drama, dat stampvoeten. De zelfmoord, toch, teveel onderwerp.

De suikeren kant van een dode.

Waar is de dood, waar is de suiker?

Uiteindelijk was Peter Handke me in Ongezocht ongeluk misschien toch ook wel een zeveraar. Maar een wankelmoedig zeveraar. Een zeveraar zonder zever. Omdat hij iets gezegd wilde krijgen dan hij zeverend niet gezegd kon krijgen. Maar wezenlijk werd het voor mij nergens. Er is indringender over moeders, over dood, over zelfmoord, over alle drie geschreven. Ongezocht ongeluk hangt ergens in het midden. Niet de taal die uit wandelen gaat, niet het leven dat ons ongezocht -!- om de oren slaat. Ah. Misschien een enigszins “gekomponeerd” boek? Al bij al toch wel een boek een nobelprijswinnaar waardig dan. Maar dat bedoel ik dan net weer niet als compliment.

Peter Handke Het tweede zwaard Recensie

Het tweede zwaard

Een meiverhaal

  • Schrijver: Peter Handke (Oostenrijk)
  • Soort boek: novelle, roman
  • Origineel: Das zweite Schwert (2020)
  • Nederlandse vertaling: Gerrit Bussink
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 25 november 2021
  • Omvang: 127 pagina’s
  • Prijs: € 17,50 – € 22,50
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Peter Handke

De hoofdpersoon van de roman keert na jaren onderweg te zijn geweest, terug naar huis. Maar hij gaat meteen weer op pad, want hij wil wraak nemen op een journalist die zijn moeder in een krantenartikel valselijk heeft beschuldigd. Wat is dit voor wraakactie? Wie is er schuldig? De journalist? Of misschien de zoon zelf?

Bijpassende boeken en informatie

Peter Handke – Ongezocht ongeluk

Peter Handke Ongezocht ongeluk Recensie en informatie boek uit 1972 van de Oostenrijkse Nobelprijswinnaar. Op 25 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de vertelling Wunschloses Unglück van de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Peter Handke Ongezocht ongeluk recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman uit 1972 Ongezocht ongeluk. Het boek is geschreven door Peter Handke. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van dit boek van winnaar van de Nobelprijs voor de Literatuur 2019, de Oostenrijkse schrijver Peter Handke.

Recensie van Tim Donker

En dan komen ze af met Handke, en dan zul je moeten vragen Welke Handke? Wat het schijnt mij toe dat er meerdere Handkes zijn, of toch in ieder geval twee. De wespen vond ik fantasties. Het is zijn prozadebuut, en ik vond het fantasties. Kali vond ik ook erg goed. Dat is van veel later datum, de twintigste eeuw was al dood toen, we zaten allang aan deze zijde van de millenniumwende. Maar Langzame terugkeer vond ik geen doorkomen aan. De terugkeer was te traag, ik weet het niet, ik kon het niet lezen, na één bladzijde werd ik gek, ik bleef het maar proberen, het lukte echt niet. Het is een andere vroeg werk, misschien een jaar of tien jonger dan het prozadebuut; in ieder geval staat het ferm tussenin De wespen en Kali. Essay over de geslaagde dag vond ik heel geslaagd maar van Essay over de moeheid werd ik werkelijk moe. Te moe om door te lezen. Ik ben geen kenner van het oeuvre van Handke, en ik weet het niet. Ik zie het niet. Wat wel, wat niet. De lijn. Het patroon. Ik zie het niet…lees verder >

Peter Handke Ongezocht ongeluk Recensie

Ongezocht ongeluk

Een vertelling

Flaptekst van het boek uit 1972 van Peter Handke

Een Oostenrijkse vrouw trouwt vóór de Tweede Wereldoorlog met een Duitser van wie ze niet houdt. Het huwelijk is voor haar een gevangenis. Haar zoon, de verteller, beschrijft de onvermijdelijke afloop.

Bijpassende boeken en informatie

Alexander Lernet-Holenia – Het blauwe uur

Alexander Lernet-Holenia Het blauwe uur recensie en informatie over de inhoud van de Oostenrijkse oorlogsroman uit 1941. Op 19 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van de roman Mars im Widder van de Oostenrijkse schrijver Alexander Lernet-Holenia. De roman wordt uitgegeven als Schwob-titel.

Alexander Lernet-Holenia Het blauwe uur recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de oorlogsroman Het blauwe uur. Het boek is geschreven door Alexnder Lernet-Holenia  Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de oorlogsroman uit 1941 van de Oostenrijkse schrijver Alexander Lernet-Holenia.

Alexander Lernet-Holenia Het blauwe uur Recensie

Het blauwe uur

  • Schrijver: Alexander Lernet-Holenia Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijkse oorlogsroman
  • Origineel: Mars im Widder (1941)
  • Nederlandse vertaling: Gerrit Bussink
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt; 19 april 2022
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Bijzonderheden: Schwob titel
  • Prijs: € 20 – € 25
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Alexander Lernet-Holenia

In augustus 1939 neemt een Oostenrijkse militair deel aan een legeroefening. Tijdens de broeierige avonden gaan de gesprekken met zijn mede-officieren over leven en dood, en met name over het gebied daartussen. Op een vrije avond wordt hij verliefd op een raadselachtige vrouw. Hij belooft haar snel terug te keren, maar de dag erna trekt hij met zijn legereenheid naar de Poolse grens en valt Polen binnen. De Tweede Wereldoorlog is begonnen. Tijdens de heftige gevechten maakt hij rare dingen mee: duizenden krabben die naar het oosten trekken, een gesprek met zijn gesneuvelde commandant, een voltreffer die hij zonder een schrammetje overleeft, de ontmoeting met een vrouw waarin hij zijn geliefde herkent, hoewel ze in niets op haar lijkt, op een paradijselijke plek in een bos.

Het is alsof de tijd in deze roman tot stilstand komt terwijl de hoofdpersoon zich steeds gehaaster beweegt, als om te ontkomen aan zijn lot waarvan hij niet weet wat dat precies is. De rauwe werkelijkheid van oorlog en slagveld enerzijds en het magische, ongrijpbare wereld van droom en verbeelding anderzijds zorgen voor een ongehoorde spanning. Grote literatuur, en totaal eigenzinnig.

Alexander Lernet-Holenia (1897-1976) is voor uitgeverij Wereldbibliotheek net zo’n ontdekking als Sandor Marai in 1998. Net als bij Marai treft de lezer bij Lernet-Holenia die typische Midden-Europese sfeer en het besef dat het leven groter, onkenbaarder en onbeheersbaarder is dan we in onze moderne overmoed willen geloven.

Bijpassende boeken en informatie

Arthur Schnitzler – De weg naar buiten

Arthur Schnitzler De weg naar buiten roman uit 1908 recensie en informatie over de inhoud. Op 15 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij Borgerhoff & Lamberigts de Nederlandse vertaling van Der Weg ins Freie van de Oostenrijkse schrijver Arthur Schnitzler.

Arthur Schnitzler De weg naar buiten recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De weg naar buiten. Het boek is geschreven door Arthur Schnitzler. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze Oostenrijkse roman uit 1908 van schrijver Arthur Schnitzler.

Arthur Schnitzler De weg naar buiten Roman uit 1908

De weg naar buiten

  • Schrijver: Arthur Schnitzler (Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijkse roman
  • Origineel: Der Weg ins Freie (1908)
  • Nederlandse vertaling: Jef Rademakers
  • Uitgever: Borgerhoff & Lamberigts
  • Verschijnt: 15 oktober 2021
  • Omvang: 500 pagina’s
  • Prijs: € 27, 50 – € 32,50
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Arthur Schnitzler uit 1908

De jonge baron Georg von Wergenthin is een beetje lichtzinnig. Hij wil graag doorbreken als componist, maar besteedt al zijn tijd aan amoureuze affaires. En aan oeverloze discussies over het leven en de kunst met zijn veelal Joodse vrienden. Wanneer Georg een verhouding begint met Anna, een pianoleraresje van eenvoudige komaf, komt zijn bestaan in een stroomversnelling.

De weg naar buiten is niet alleen het verslag van een wrang liefdesverhaal, Arthur Schnitzler schetst ook het portret van de Weense bovenlaag rond 1900, waar vrijzinnigheid gepaard gaat met hypocrisie en waar de toonaangevende Joodse bourgeoisie te kampen heeft met verborgen antisemitisme. Dit werk uit 1908 is de grootste en meest persoonlijke roman van de Oostenrijkse schrijver. Na meer dan een eeuw verschijnt het boek nu voor het eerst in het Nederlands in een vertaling van Jef Rademakers.

Bijpassende boeken en informatie

Paulus Hochgatterer – Vlieg weg, vlieg weg

Paulus Hochgatterer Vlieg weg, vlieg weg recensie en informatie nieuwe Oostenrijkse roman. Op 6 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek de Nederlandse vertaling van Fliege fort, fliege fort, de nieuwe roman van de Oostenrijkse schrijver Paulus Hochgatterer.

Paulus Hochgatterer Vlieg weg, vlieg weg recensie en informatie

Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Vlieg weg, vliegweg. Het boek is geschreven door Paulus Hochgatterer. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van Paulus Hochgatterer.

Paulus Hochgatterer Vlieg weg vlieg weg Recensie

Vlieg weg, vlieg weg

  • Schrijver: Paulus Hochgatterer (Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijkse spannende roman
  • Origineel: Fliege fort, fliege fort (2019)
  • Nederlandse vertaling: Gerrit Bussink
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 6 oktober 2021
  • Omvang: 286 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Paulus Hochgatterer

Het wordt zomer in Furth am See, een stadje in Oostenrijk. Hotelterrassen stromen vol, studenten wachten op hun rapport en een man valt uit een appelboom. Dat zegt hij tenminste tegen de arts, maar het lijkt er eerder op dat hij in elkaar geslagen is. Een kloosterzuster komt op de intensive care terecht met kattenvoer in haar longen en ze heeft geen idee hoe dat kan. Er wordt een kind ontvoerd, maar losgeld wordt niet geëist. En het bedrijfspand van een wethouder, die mede-eigenaar van een bouwbedrijf is, wordt door onbekenden beklad met graffiti.

Psychiater Raffael Horn en inspecteur Ludwig Kovacs raken bij de gebeurtenissen betrokken. Aan de hand van de schaarse aanwijzingen proberen ze onafhankelijk van elkaar te begrijpen wat er is gebeurd. Van de bezoekers van jeugdcentrum de Come in, de vluchtelingen uit De Burcht, een doortrapte ondernemer, tot priester Joseph Bauer, die tijdens de mis stiekem via zijn oortjes naar Leonard Cohen luistert.

Paulus Hochgatterer beschrijft zijn personages met feilloos psychologisch inzicht en brengt ze samen in een verhaal waarin alles met alles te maken heeft, en waarin langzaam duidelijk wordt wat er aan de hand is. Deze grote literaire kwaliteit werd ook in zijn vorige romans direct herkend en bejubeld door de pers.

Bijpassende boeken en informatie

Egyd Gstättner – Leopold der Letzte

Egyd Gstättner Leopold der Letzte recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Oostenrijkse roman. Op 15 september 2021 verschijnt bij uitgeverij Picus Verlag de eerste roman van de Oostenrijkse schrijver Egyd Gstättner. Er is geen Nederlandse vertaling van de roman verschenen of aangekondigd.

Egyd Gstättner Leopold der Letzte recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Leopold der Letzte. Het boek is geschreven door Egyd Gstättner. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Oostenrijkse schrijver Egyd Gstättner.

Egyd Gstättner Leopold der Letzte recensie en informatie

Leopold der Letzte

  • Schrijver: Egyd Gstättner (Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijks biografische roman
  • Taal: Duits
  • Uitgever: Picus Verlag
  • Verschijnt: 15 september 2021
  • Omvang: 352 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook

Flaptekst van de nieuwe roman van Egyd Gstättner

Unter den vergessenen Autoren der vorletzten Jahrhundertwende ist er vermutlich der bekannteste – wenn auch nicht unbedingt als Autor: Egyd Gstättner porträtiert mit spitzer Feder das Leben Leopold von Sacher-Masochs. Sein bekanntester Roman, Die Venus im Pelz, hat wenn schon nicht Literaturgeschichte, so doch auf jeden Fall Kulturgeschichte geschrieben: Leopold von Sacher-Masoch, altösterreichischer Kleinadeliger, verbrachte sein Leben zwischen der österreichischen und der deutschen Provinz. Er korrespondierte mit den bedeutendsten Schriftstellern seiner Zeit und publizierte unermüdlich – schrammte aber permanent am existenziellen Abgrund entlang. Egyd Gstättner zeichnet einen am Leben und der Bösartigkeit seiner ersten Frau Wanda und seiner eigenen Inszenierung Verzweifelnden.

Bijpassende boeken en informatie

Reinhard Tötschinger – Rochade

Reinhard Tötschinger Rochade recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe Oostenrijkse roman. Op 25 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Picus Verlag de eerste roman van de Oostenrijkse schrijver, toneelspeler en regisseur Reinhard Tötschinger. Er is geen Nederlandse vertaling van de roman verschenen of aangekondigd.

Reinhard Tötschinger Rochade recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Rochade. Het boek is geschreven door Reinhard Tötschinger. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de debuutroman van de Oostenrijkse schrijver Reinhard Tötschinger.

Reinhard Tötschinger Rochade Recensie

Rochade

  • Schrijver: Reinhard Tötschinger (Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijkse debuutroman
  • Taal: Duits
  • Uitgever: Picus Verlag
  • Verschijnt: 25 augustus 2021
  • Omvang: 288 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook

Flaptekst van de roman van Reinhard Tötschinger

Original oder Fake? Ein unfreiwilliger Fälscher rettet ein Meisterwerk aus den Fängen eines machtgierigen Politikers.

Ein Anschlag auf Jan Vermeers ins Ausland verliehenes berühmtes Gemälde Die Malkunst, das dabei stark beschädigt wird, weckt ein starkes Begehren: Der junge ambitionierte Kanzler, der auf dem besten Weg ist, das Land in eine illiberale Demokratie zu verwandeln, will sich das Gemälde, das einst als das Lieblingsbild Adolf Hitlers galt, für seine Amtsräume sichern und besteht auf einer beschleunigten Restaurierung. Für den sorgfältigen und gewissenhaften Restaurator Clemens Hartmann steht außer Frage, dass dies unmöglich ist. Also muss er sich etwas einfallen lassen. Ist er nicht selbst Maler? Und haben nicht alle großen Maler als Kopisten begonnen?

Bijpassende boeken en informatie

Robert Menasse – De Amerikaanse bril

Robert Menasse De Amerikaanse bril en andere verhalen recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij de Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel Ich kann jeder sagen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Robert Menasse De Amerikaanse bril recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel De Amerikaanse bril.  Het boek is geschreven door Robert Menasse. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met verhalen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.

Recensie van Tim Donker

Als er ooit een tijd gaat komen van een poort, een tijd waarop ik getuigenis moet afleggen over mijzelf, een tijd waarin ze me vragen zullen stellen; vragen als Wat is het ergste dat je ooit gedaan hebt?, dan zal ik, met hangend hoofd, antwoorden: Het ergste wat ik ooit gedaan heb, is op exact hetzelfde moment exact hetzelfde boek kopen als een toenmalige goede vriend van mij. Exact dezelfde cd kopen, wat hij en ik ook nog wel eens deden, dat is nog tot daar aan toe. (tot waar aan toe? tot daar). Maar een boek?

Het was een bundel, een bloemlezing zoals dat geloof ik heet. Jonge Vlaamse schrijvers, hoewel er ook werk van een toneelmaker in stond die bovendien niet jong meer was maar oud & gerenommeerd. Hij, de toenmalige vriend, en ik (mijn toenmalige ik) (mijn toenmaligheid), we zagen elkaar vaak in die dagen. Te vaak. Niemand wordt mooier van vaak zien, behalve mijn kinderen. We zagen elkaar vaak, en dan spraken we over het boek. Flauwzinnige gesprekken waren dat, ongeveer als volgt: “Hoe vond jij verhaal X? Ja ik vond dat wel sterk, vooral hoe hij die ouders portretteerde. Ja en dan die scene in de bibliotheek daar heb ik echt om moeten lachen. Maar verhaal Z dan? Nee dat vond ik niks, het stond bol van de kliesjees. Ja en die wending aan het eind was zo ongelooflijk gezocht! Verhaal Y weetjewel met die – Ik heb verhaal Y nog niet gelezen. Hoe kan je verhaal Y nog niet hebben gelezen je hebt verhaal Z toch ook gelezen?

Die gast stoof op. Dat zie je niet meer zo vaak, opstuivende mensen. Het heeft iets theatraals. Maar hij, hij had theaterwetenschappen gestudeerd (mensen studeren maar van alles), dus hij kende iets van goed opstuiven. Prachtig stoof hij op, “Wat???” uitroepen, en omhoog veren uit zijn stoel enzo. Verbijsterde blik. Een mondhoek hoger dan de andere. Handen boven het hoofd geheven. Nogmaals: “Wat???” En: “Jij leest een bundel op volgorde?” Ja. Dat is zo. Ik ben schuldig. Heel gek. Krijg ik een boek, doe ik de kaft open, begin ik bij de eerste bladzijde, en zo verder, tot ik bij de laatste ben. Achterkaft. Klaar. Heel gek. Maar ja. De theaterwetenschapper raasde door. Hoe truttig. Hoe fantasieloos. Hoe afgestompt. Hoe kleingeestig. Een bundel een beetje op volgorde gaan zitten lezen. Nee, dan hij. Dan eens hier, dan eens daar een verhaal lezen, vooruit, en terug, achja, rayuela een hinkelspel we kennen het allemaal. De ware revolutie: een bundel niet op volgorde lezen.

Dit alles is nu bijna dertig jaar geleden en u merkt dat het mij nog immer niet onberoerd laat. Zijn grootheid tegenover mijn kleinheid kwam opnieuw in mijn gedachten toen ik De Amerikaanse bril las van de mij voorheen onbekende Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. Een bundel ja. Die begint met een eerste tekst en na de eerste tekst volgt een tweede tekst, en een derde, en zo voort, en zo vuts. De volgorde is die van de samensteller. In dit geval vertaler Paul Beers. Ik had me niet hoeven houden aan de volgorde van Beers, ik had de teksten in elke willekeurige andere volgorde kunnen lezen. Maar de anarchistische theaterwetenschapper had gelijk: ik ben fantasieloos en kleingeestig dus ik ga dat boek gewoon zitten lezen zoals Paul Beers het gewild had.

Misschien had ik dat niet moeten doen.

Of misschien ook wel.

Wat is het ding? De Amerikaanse Bril kent twee titelteksten. De Amerikaanse bril (I) is een essay en de opener van de gelijknamige bundel; De Amerikaanse bril (II) is een verhaal en min of meer het sluitstuk van dit boek (min of meer ik zeg, want dit boek is een konsert en u weet hoe dat gaat bij een konsert: er komt altijd een toegift).

Essay en proza. Proza en essay. Dat is het ding.

Dat is me wat, dat is me dat met die schrijvers. Die schrijven romans, die schrijven verhalen. Die schrijven proza, die schrijven poëzie. Die schrijven fiksie, die schrijven nonfiksie. Schrijven ze dat allemaal hetzelfde, schrijven ze dat allemaal goed? Ach. Sommigen vinden immers ook dat alles verkeerd ging toen Dylan elektrisch ging. Wie kent dat niet? Persoonlijk vind ik de poëzie van K Schippers fantasties & zijn proza niet om door te komen. En hier. De essayerende Robert Menasse. Dat is. Welja. Een essayerende Robert Menasse.

Hij spreekt daar, ja hij spreekt. Hij spreekt over twee elf septembers: die van 1973, toen de Geheime Dienst van de Verenigde Staten in opdracht van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (en mét medeweten president Nixon) president Allende vermoordde en een fascistische dictatuur installeerde. Duizenden mensen werden gefolterd en vermoord; dit alles onder toeziend oog van de Verenigde Staten. En die andere elf september die -helaas misschien- bekender zal zijn, en wel die van 2001. Twee tragedies op dezelfde dag van dezelfde maand. Toch lijkt het Menasse toe dat -misschien onder andere door de omnipresente beeldkultuur die inmiddels zijn intrede gedaan had- de reactie van de wereld op die tweede 11de september onechter was: een reactie die misschien niet echt doorvoeld werd maar die je moest voelen omdat de beelden voor zichzelf leken te spreken. Zegt Menasse: “Het verwijt dat elke reactie die boven een voorgeprogrammeerde ‘ontsteltenis’ uit gaat, dat elke vraag die op een ander antwoord mikt dan op de door de massamedia voorgekookte, dat elke consequentie die niet onmiddellijk valt thuis te brengen onder de onvoorwaardelijke solidariteit met hen die de nationale en mondiale belangen door elkaar halen, kortom: het verwijt dat een genuanceerde, even kritische als zelfkritische houding meteen voor ‘anti-Amerikaans’ doorgaat, heeft de verlichting grotere schade toegebracht dan welke aanslag van antiverlichte fundamentalisten dan ook.”

Zegt daar, spreekt daar Robert Menasse en daar spreekt, daar zegt Robert Menasse een waar woord. Dat massamedia fascitoïde trekken kan aannemen wordt wederom bewezen door de huidige “coronacrisis” waarin elk ander denkbeeld dan het door Rutte en co. aangereikte meteen voor staatsgevaarlijke “wappie”-onzin door gaat. En ook nu die dodelijk vermoeiende oproep tot onvoorwaardelijke solidariteit opdat de onaangepasten al meteen als egocentrische asocialen verschijnen (en als je niet oppast kun je die paranoïcus van een Jolink ook nog achter je aan krijgen) (help me herinneren dat ik al mijn Normaal-platen verbrand) (en dan ga ik dansen, naakt en woest ga ik dansen, naakt en woest ga ik omheen het vreugdevuur dansen terwijl ik luidkeels zing). Zodat meteen maar duidelijk is wie hier de goeden, en wie hier de slechten zijn (wie noemde daar Richard Hofstadter?).

Geheel ongevoelig ben ik niet voor de boodschap die Menasse in De Amerikaanse Bril (I) naar voren brengt; ook niet als ik hem niet naar mijn eigen ideeën toe probeer te buigen. De boodschap is een ding, hoe de boodschap verpakt wordt is een tweede. Boodschappen kunnen in een fles zitten, of in een tasje of een mandje. Sedert mijn verhuis naar ergens een uithoek van nergens zitten mijn boodschappen veelal in de stuurtas van mijn werkfiets. Menasses boodschap hier zit verpakt in woorden. En wat voor woorden. Hij zegt dingen als “de inquisitie als historisch paradigma […] voor terreur”, en dan gaat het me vooral om dat “paradigma”. Hij heeft het over Kaïn en Abel. “Eerst als tragedie, dan als klucht”, zegt hij, dat op Hegel leunende gedacht van Marx dat Slavoj Žižek een heel -overigens zeer lezenswaard-  boek waardig achtte maar dat mij altijd wat geforceerd heeft aangedaan. Hij is dus, zonder daar een oordeel over te willen vellen, een vrij traditionalisties essayist. Met de zware woorden van een essayist, de traditionele bronnen van een essayist en de algehele toon van een essayist. En die tekst was de eerste tekst die ik las in De Amerikaanse Bril. En was ook mijn eerste kennismaking met Robert Menasse. En wat was mijn gedachte over hem? Wat kon mijn gedachte zijn?

Dat Robert Menasse een sympathiek man was.
Dat hij liep met het gelijk aan zijn zijde.
Dat hij een bedachtzaam en kritisch mens was.
Dat hij traditionele dingen schreef.

Ik hou niet zo van traditionele dingen. Ik hou van dingen die zich afspelen aan de randen. Het essay speelde zich niet af aan de randen. Het essay speelde zich af waar essays zich doorgaans afspelen. Veel essays hebben iets zinnigs te melden ik denk; men schrijft immers geen essay als men niks te melden heeft. Dat Menasse dingen zei die zich -misschien minder gearticuleerd- ook in mijn hoofd afspelen, maakte mij misschien iets bevattelijker voor zijn waarheid maar ik las zelden een betogend geschrift dat mij niet op zijn minst het allerkleinste beetje meekreeg. Wat hmm zo bekeken is er ook wel iets van aan. Op alles kan een lichtje geschenen worden en elk schijnsel kan overtuigend lijken. Soms maar voor zeer korte duur wellicht. Maar misschien is dat alleen maar mijn afwijking. Ik ben ook niet goed in discussies. Als ik mijn opponent een vlammende betoog hoor houden denk ik in eerste altijd O wacht misschien heb je toch wel gelijk. En dan pas later, op de fiets, in de trein, of de volgende dag in bad denk ik O nee hij had helemaal geen gelijk.

Mijn eerste indruk was niet goed en niet slecht. Een traditionalistisch essayist die toevallig iets zei waar ik het mee eens was maar die ook als hij iets had beweerd waar ik het niet mee eens was me in ieder geval even had laten twijfelen (en wordt het denken trouwens niet altoos veel sterker geprikkeld door de dingen waar we het niet mee eens zijn dan die waar we het wel mee eens zijn). Gewoon omdat taal zo werkt, omdat retorica zo werkt, omdat de betoogtrant zo werkt. Omdat er, goede See, juist nooit een duidelijk onderscheid valt te maken tussen wat zinnig lijkt en wat zinnig is. Wat voor de een lijkt is dat wat voor een ander is. Tussen dit lijken en zijn speelt het traditionalistische essayisme zich af.

Wanneer Robert Menasse, echter, proza schrijft, brengt hij een tweede laag aan. Of daaronder een derde. Een vierde vijfde zesde weetikveel ik kende die man helemaal niet ik las nooit wat van hem en toen ik het “echte” werk ging lezen (het spijt me, Robert Menasse, dat ik je proza als “echter” werk zie dan je essay maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat je hierin veel meer thuis bent, je schrijfkunst veel meer tot zijn recht kunt laten komen; dat je in je proza -kortom- veel meer vermag dan in je essay) wist ik niet wat me overkwam en ook nu nog, nu het boek allang gelezen is; zelfs andere boeken van andere schrijvers zijn nu alweer allang gelezen nu ik dit schrijf, weet ik niet precies welke vuistslag me toegediend is toen ik De Amerikaanse bril (de bundel) las.

Is het die brokkelige, siekliese vertelwijze? Menasse legt lussen, Menasse strikt. Menasses verhalen zijn concentriese cirkels die zich op hypnotiese wijze vanuit een midden altijd maar verder uitdijen. Menasse omsingelt je met zijn woorden. Een omsingeling waaruit je nooit meer weg wilt.

Is het de wijze waarop hij in een paar streken een sfeer, een situatie, een sociale achtergrond schetsen kan? Hoe hij het vergrootglas legt op details en belangrijker zaken juist in het ongewisse laat? Zodat je als lezer het gevoel hebt dat je altijd net even wegkeek. Dat je net een biertje ging halen toen het gebeurde. Dat je er op het eind toch net niet de vinger achter hebt kunnen krijgen. Dat je citroenen voor je ogen in knollen veranderd zijn. Prachtig hoe de schrijver dat steeds weer in betrekkelijk weinig pagina’s voor elkaar weet te krijgen (vrijwel geen enkel kortverhaal in deze bundel overstijgt de twintig pagina’s; veruit het langste verhaal gaat daar net één bladzijde overheen).

Is het hoe vervuld van filosofie alles steeds is? Het proza is vol. Het proza is vol van. Het proza is vol van vestzakessays. Vestzakessays zoveel welsprekender, eigenlijk, dan het enige echte “eigenlijke” essay. Tal van prikkelende gedachten. Tal van, hoe noemt men zoiets, een “leesstopper” ofzo? Ik bedoel het soort van zin dat je even doet stoppen met lezen, het boek zijgt neer in uw schoot, uw hoofd richt zich opwaarts tot vlak onder het plafond, u mijmert, u peinst, u verzinkt in gedachten. Misschien krijgt u goesting te schrijven. Iets in uw dagboek, een brief aan een dierbare of -welaan- een essay. (want hoe raak, o hoe raak toch steeds).

(zo raak was het mij)

(zo raak was mij: “Ik liep op en neer. Eigenlijk doe je je hele leven niets anders. Op- en neerlopen. Je denkt dat je verder komt. Je wordt ouder en denkt, zover ben je dus gekomen. Maar je bent alleen op- en neergegaan. Als in een cel.” Ja. Hoe grappig. Hoe triest ook. Ik herinner me hoe ik een aantal jaar geleden bedacht dat het misschien beter tijd werd om te stoppen. Te stoppen met dromen. Welke dromen? Nah. Gewoon. De dromen die iedereen heeft. Dat iemand komt, en je gedichten verzamelt, en uitgeeft en dat dat een bescheiden succesje wordt en dat je dan ineens voor kortere of langere tijd “dichter” bent. Of dat je hoort van een land waar het leven goed is en dat je naar daar emigreert en dat alles wat je erover hoorde waar blijkt te zijn. Of dat iedereen die is weggegaan weer terug komt, en hier blijft, en nu voorgoed. Of dat er iets gebeurt waardoor je een radikaal ander mens wordt, anders voelend, anders denkend, anders ziend. Een heel leven lang droom je zulke dromen en natuurlijk weet je gans dat leven ergens wel dat het er nooit van gaat komen maar je staat het jezelf toe zo te blijven dromen omdat je nog dagen hebt. Nog zoveel dagen van leven hebt. Zoveel dagen gevuld met zoveel uren, zoveel uren waarin zomaar dingen gebeuren kunnen die je nooit bedacht of voorzien kon hebben. Dus mag je dromen. Maar doorheen die dromen sijpelt meer en meer het besef dat er nooit meer iets gebeuren zal, dat wat er niet in zit er ook niet uit kan komen en dat er bovendien ondertussen ook een heel stel dagen en nog veel meer uren verdwenen zijn. Een besef dat weten wordt: je hebt wel wat manoeuvres uitgehaald misschien maar veel heeft het niet geholpen. Het was slechts heen, en toen weer subiet terug. En het weten geworden besef groeit en groeit tot het uiteindelijk zo groot geworden is dat het alle dromen onder zijn gewicht verplettert. Een proces van jaren en Menasse beschrijft dat even doodleuk in zeven zinnen en dat is grappig en intriest en grappig en mooi en hartverscheurend) (en grappig ook, zei ik grappig al?)

Is het die nonchalante vertelstijl? Menasses vertellers onderbreken zichzelf, voltooien hun zinnen niet altijd of beginnen ineens doodleuk over iets anders. Zinnen kunnen terugkeren in net iets andere contexten. De lezer wordt ontregelt. De lezer wordt bedwelmd. De lezer drinkt de verhalen als alkool. De verhalen bevatten vele openingen naar andere geestesgesteldheden.

Is het een zin als: “Je bent jong zolang je probeert jezelf ouder te maken”? Is het een zin als “Er komt geen eind aan een daarna.”? Is het een zin als “[I]n 1954 […] was mijn vader een twintigjarige man met dromen en spieren”? Is het een geniaal geconstrueerde zin als “De klippen waarop verwachtingen als de hare gewoonlijk stuklopen, kwamen haar nog voor als het fundament waarop ze kon bouwen.”? Is het een zin als “Zolang een leven aan het eind gereduceerd wordt tot een naam, twee getallen en een streepje ertussen, leven we niet in een informatiemaatschappij.”? Is het een zin als “Het leven is een nog grotere vergissing dan de dood.”? Zijn het zijn pakkende openingen, zoals die van Het einde van de hongerwinter: “’De aap bracht ons het eten,’ zei mijn vader, hij pauzeerde ven, ‘en een boek.’ Nu, zoals altijd, de langere, kunstmatige pauze. ‘Dat was mijn eerste bewuste herinnering.’ En die van mij. Want ikzelf had geen andere herinneringen dan die van mijn vader en grootouders – na hun ervaringen en verhalen had alles wat ikzelf beleefde nooit een blijvende betekenis kunnen krijgen. En steeds werd mij voorgehouden dankbaar te zijn dat ik in mijn naoorlogse leventje niets had moeten meemaken. ‘Meemaken’ ging in mijn familie altijd samen met ‘moeten’, en als je geluk hebt dan moet je niet.”?

Is het de humor, is het de poëzie, is het de schoonheid, zijn het de weerhaken, is het de melankolie, is het de onderkoeldheid, is het de filosofie ofnee wacht ik had het al over de filosofie gehad.

Is het dit allemaal of is het iets anders, iets dat zo geraffineerd is dat ik het niet eens bemerkt heb en misschien nooit bemerken zal tenzij misschien bij mijn vijftigste herlezing van deze prachtbundel? Hoewel de verhalen uit De Amerikaanse bril zijn verschenen in de braafste tijdschriften die je je maar voor kunt stellen (in Roodkoper zelfs nog, Roodkoper mind you, o ik heb nog geschreven voor Roodkoper, ja heel echt waar, student was ik toen, jong was ik toen, nog denkend dat het bezig was ergens heen te gaan met die mij van toen, die toenmalige mij, die was op weg, die liep overheen de grachten naar De Rode Hoed, die ging schrijven voor een blad, mensen gingen dat lezen, zo ging het beginnen want zo vangt het begin doorgaans aan, toch) (ow, okee, Eeuwige jeugd verscheen in Yang) (Yang was niet braaf) (Yang is ter ziele maar niet braaf) (Yang is gereïncarneerd als nY) (nY is wel hard op weg braver te worden dan het in het begin was, dat wel), is het proza van Menasse eerder gevaarlijk dan braaf te noemen. Gevaar, zoals Ilja Leonard Pfeiffer dat ziet ‘k bedoel. Het ontregelt. Het scheurt. Het maakt lange neuzen naar. Naar ja. Naar iets. Naar de wereld naar de mensen naar de Gevestigde Orde. Ah. Ja. Daar zijn we dan.

Want dit proza speelt zich dus wél af aan de randen. Is géén traditioneel proza. Al is het moeilijk aanwijzen waarom het geen traditioneel proza is. Je moet het voelen. Als je het leest zul je het voelen. En als je het voelt ben je verkocht.

Denk ik aan die anarkist die zó vrijgevochten was dat hij een bundel niet eens in volgorde las. Had ik dat ook moeten doen, en De Amerikaanse bril (I) (het essay) pas op het eind moeten lezen? Als een soort bonusmateriaal. Een zot extraatje. Een curiosum. Ze hadden me ook achterin het boek een code kunnen laten scannen die toegang gaf tot een filmpje waarin Menasse te zien is als goochelaar op een kinderfeestje. Zoiets. Vroeger of later kom je er toch altijd achter dat je helden ook dingen hebben gedaan die je minder vurig bewonderen kunt.

Of was de mokerslag van het proza des te harder omdat ik die na het essay niet had zien aankomen en is de door Paul Beers uitgedachte volgorde toch gewoon de beste? Kan zijn. Mokerslag het was. Ik ben wakker. Wakker voor Menasse. Ben nu hevig benieuwd naar ander werk van hem, een roman bijvoorbeeld? Want hoe dan ook – De Amerikaanse bril smaakt me naar meer. Naar veel meer. Wat een fantastische schrijver heb ik hier leren kennen.

Robert Menasse De Amerikaanse bril Recensie

De Amerikaanse bril en andere verhalen

  • Schrijver: Robert Menasse (Oostenrijk)
  • Soort boek: verhalen
  • Origineel: Ich kann jeder sagen (2009)
  • Nederlandse vertaling: Paul Beers
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 196 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de verhalenbundel van Robert Menasse

Wanneer precies eindigde de naoorlogse wereldorde? En waar was ik toen dat gebeurde? Dertien vertellers herinneren zich ervaringen die hun leven hebben gevormd. Herinneringen aan de dag waarop John F. Kennedy werd neergeschoten, de Berlijnse muur viel, de raf de industrieel Walter Palmers in Wenen ontvoerde, Griekenland Europees voetbalkampioen werd.

De geschiedenis doorkruist onze persoonlijke lotgevallen van bruiloften en sterfgevallen, mislukken en opnieuw beginnen. Robert Menasse vertelt wat we hebben meegemaakt, zodat we elkaar kunnen herkennen en begrijpen. In zijn verhalen is de historische waarheid – lees: ‘ik’ – in goede handen.

Bijpassende boeken en informatie

Ferdinand Schmalz – Mein Lieblingstier heißt Winter

Ferdinand Schmalz Mein Lieblingstier heißt Winter recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Oostenrijkse roman die op de longlist van de Deutscher Buchpreis 2021 staat. Op 21 juli 2021 verschijnt bij uitgeverij S. Fischer Verlag de debuutroman van de Oostenrijkse schrijver Ferdinand Schmalz. Er is geen Nederlandse vertaling van de roman verkrijgbaar of aangekondigd.

Ferdinand Schmalz Mein Lieblingstier heißt Winter recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Mein Lieblingstier heißt Winter. Het boek is geschreven door Ferdinand Schmalz. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste roman van de Oostenrijkse schrijver Ferdinand Schmalz.

Ferdinand Schmalz Mein Lieblingstier heißt Winter Recensie

Mein Lieblingstier heißt Winter

  • Schrijver: Ferdinand Schmalz (Oostenrijk)
  • Soort boek: Oostenrijkse roman
  • Taal; Duits
  • Uitgever: S. Fischer Verlag
  • Verschijnt: 21 juli 2021
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: Gebonden Boek / Ebook
  • Longlist Deutscher Buchpreis 2021

Flaptekst van de eerste roman van Ferdinand Schmalz

Der Debütroman des Bachmann-Preisträgers Ferdinand Schmalz – nominiert für den Deutschen Buchpreis 2021.

Der Wiener Tiefkühlkostvertreter Franz Schlicht soll einem makabren Wunsch nachkommen. Sein Kunde Doktor Schauer ist fest entschlossen, sich zum Sterben in eine Tiefkühltruhe zu legen. Er beauftragt Franz Schlicht, den gefrorenen Körper auf eine Lichtung zu verfrachten. Zum vereinbarten Zeitpunkt ist die Tiefkühltruhe jedoch leer, und Schlicht begibt sich auf eine höchst ungewöhnliche Suche nach der gefrorenen Leiche. Dabei begegnet er der Tatortreinigerin Schimmelteufel, einem Ingenieur, der sich selbst eingemauert hat, und einem Ministerialrat, der Nazi-Weihnachtsschmuck sammelt. Ferdinand Schmalz nimmt uns in »Mein Lieblingstier heißt Winter« mit auf eine abgründige Tour quer durch die österreichische Gesellschaft, skurril, intelligent und mit großem Sprachwitz.

Bijpassende boeken en informatie