Tag archieven: Nederlandse schrijfsters

Astrid H. Roemer – Over de gekte van een vrouw

Astrid H. Roemer Over de gekte van een vrouw recensie en informatie van de inhoud van de roman uit 1982 van de Surinaams-Nederlandse schrijfster. Op 27 februari 2025 verschijnt de heruitgave van de roman van de roman van Astrid Roemer op de longlist staat van de International Booker Prize 2025. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave. De roman is door onze redactie gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Astrid H. Roemer Over de gekte van een vrouw recensie en informatie

  • “Van alle Nederlands schrijvende auteurs benadert Astrid Roemer het meest de principes van de “écriture féminine”, met het verschil dat zij in haar welbewust revolutionair omgaan met taal-, stijl- en beeldconventies bovendien haar zwart bewustzijn tot uitdrukking brengt.” (Hannemieke Stamperius, Opzij)
  • “Een naar binnen gekeerde roman vol erotiek en poëzie, tegen de achtergrond van de koloniale geschiedenis van Suriname. De thrillerachtige sfeer, gecombineerd met de poëtische beschrijving van de vrouwelijke binnenwereld, maakt het tot een heel bijzonder boek.” (Trouw)

Astrid H. Roemer Over de gekte van een vrouw

Over de gekte van een vrouw

  • Auteur: Astrid H. Roemer (Suriname, Nederland)
  • Soort boek: roman uit 1982
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 27 februari 2025
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 11,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Longlist International Booker Prize 2025
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1982 van Astrid H. Roemer

De achttienjarige Noenka wordt, wanneer zij als lerares het nest verlaat, in een samenleving gezogen die vibreert van identiteiten, botsende levensovertuigingen, agressie en persoonlijke belangen. Na negen dagen scheidt zij van haar gewelddadige man Louis en begint ze verhoudingen die haar niet bieden wat ze zoekt. Er wordt over haar geroddeld tot zij niet veilig meer is. Haar ouderlijk huis valt langzaam uiteen door de kanker die haar moeder velt, waardoor zij moet terugkeren naar haar geboortedorp. Per toeval vindt zij een uitweg die haar levensgeluk schenkt.

Over de gekte van een vrouw is een belangrijke roman over het vrouw-zijn in de jaren tachtig, waarin de koloniale geschiedenis van Suriname voelbaar wordt.

Astrid H. Roemer is op 27 april 1947 geboren in Paramaribo, Suriname. Ze brak in Nederland door met Over de gekte van een vrouw, een experimentele roman over de complexiteit van het vrouw-zijn. In de jaren negentig schreef zij drie dekolonisatieromans die zijzelf haar ‘drieling’ noemde: Gewaagd leven (1996), Lijken op liefde (1997) en Was getekend (1999), nu gebundeld als Onmogelijk moederland. Roemer werd in zowel Suriname als Nederland geprezen om haar lef en eigenzinnigheid in het inmiddels uitgebreide oeuvre van poëzie, proza en theaterteksten. Haar laatste roman DealersDochter verscheen in 2023.

Bijpassende boeken en informatie

Emy Koopman – De vrouw in de kelder

Emy Koopman De vrouw in de kelder recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster. Op 25 februari 2025  verschijnt bij Uitgeverij De Arbeiderspers de roman van de uit Nederland afkomstige schrijfster en journalist Emy Koopman en met illustraties van Moniek van de Pas. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Emy Koopman De vrouw in de kelder recensie van Tim Donker

Er loopt een lijn van mijn moeder naar Jean-Philippe Toussaint en nu ik Koopman gelezen heb weet ik dat.

Een vrouw, Veronika Paardenbijter, huurt een kelderwoning in het huis van Renée en Jacqueline. In kelder, in schemering, trekt ze zich terug. Om niks te doen, om slechts te zijn, om weg te zijn uit de wereld waar van alles moet en mensen van alles van je verwachten, verlangen, willen. Misschien wat te lezen. Misschien wat te schrijven. Rust, vooral. Vooral rust.

Ik dacht aan mijn moeder. Het was later, we woonden al in Eindhoven, niet meer in het dorp waar ik ben opgegroeid, ik was nog maar een paar stappen verwijderd van volwassenheid, ik was nog net niet het huis uit, toen mijn moeder en ik dat gesprek hadden. Ze was jong verliefd geworden op mijn vader, ze waren net twintig toen ze gingen samenwonen en toen, niet lang daarna, mijn oudste zus geboren werd. Van het ouderlijk huis naar een huis met haar eigen gezin, er had niks tussen gezeten, van nog-net-geen-kind-meer naar moeder, daar had nauwelijks een fase tussen gezeten. Ze was één der laatste voltijdsmoeders geweest en bijgevolg had ze maar een hele korte periode een betaalde baan gehad. Niet dat in huishoudelijke taken haar gehele passie lag. Ze hield van koken, in veel minder mate van schoonmaken, niet dat we altijd in een smerig huis leefden, maar veel meer dan het hoognodige deed ze niet, en toen wij, kinderen, ik, als jongste, het allerlaatst, steeds minder ouderlijke zorg nodig hadden, vulden haar uren zich met leegte. Een leegte waarin ze las, voor het raam zat, kruiswoordraadsels oploste, televisie keek. Misschien had iemand er iets van gezegd, misschien had de stilte (in Eindhoven had ik eindelijk zoiets als vrienden en was ik veel vaker dan voorheen in het dorp lang uithuizig) haar de gedachte opgedrongen; ik weet het niet, maar hoe het ook zij, op enig moment vertrouwde ze me toe zich te schamen voor haar luie aard. Ik stond op van tafel, we hadden, zoals zo vaak in die tijd, met z’n tweeën gedineerd die avond, en begon, rusteloos heen en weer benend, aan een vurig pleidooi ten faveure van de luiheid. “Het zijn de overijverigen, de ambitieuzen, de eerzuchtigen die de wereld naar de verdommenis helpen, niet de luiaards!”, zo besloot ik mijn betoog; iets wat mijn moeder klaarblijkelijk in haar hart gesloten had want ze kwam er nog vaak op terug. Ze had mijn woorden verkort tot “Als je niks doet, heeft ook niemand last van je”, wat niet een heel accurate samenvatting was van wat ik gezegd had maar het deed me goed dat ze nu ook de voordelen van een lui leven kon inzien.

Een vrouw die in een stiller leven omarmen wil op een beperkt aantal vierkante meters, het deed me denken aan mijn moeder. Als ze nog geleefd had, zou ik haar De vrouw in de kelder als leestip gegeven hebben.

En door leestips, en door een verhaalfiguur dat kiest voor een leven in één ruimte, dacht ik aan De badkamer van Jean-Philippe Toussaint. En hoe gek het eigenlijk is dat ik toen ik De badkamer las niet aan mijn moeder gedacht had, of op het idee kwam het haar te tippen. Waarschijnlijk was ze al ziek toen ik het las, ik kocht het tweedehands, vele vele jaren na 1987, het jaar van verschijnen. Wel leende ik het uit aan mijn toenmalige buurman. Die kon dat leek mij wel waarderen, een boek over een man die besluit voortaan in zijn badkamer te zullen leven. “Hij is toch al wel vrij snel die badkamer weer uit.” gaf ik hem als waarschuwing mee, na lezing deelde hij die indruk waarbij het echter opvatte als kritische noot. Maar ik weet niet of ik het als kritiek bedoeld had, het had me in eerste instantie wel tegengevallen dat De badkamer zich niet heeldurtijd in de badkamer had afgespeeld, later kon ik er ook wel iets grappigs inzien, iets wat ik zelf gedaan zou kunnen hebben, als mijn eertijdse droom schrijver te worden niet door ondervoeding een vroege dood gestorven was en ik me voor het godsonmogelijke projekt gesteld gezien had om boek na boek vol te zeveren – dan had ik ook, zomaar, op het idee kunnen komen, liggend in bad, in stoomwolken, in kruidgeur, alleen met mijn gedachten, in stilte, god wat aangenaam, hier zou ik de hele dag wel kunnen blijven, hier zou ik altijd kunnen liggen, hee, wat een goed idee, een boek over een vent die voortaan in zijn badkamer gaat wonen, daar zou je een boek over kunnen schrijven, en dan ga je schrijven, en dan weet je na een tijd ook niet meer wat je aan moet met die eikel in die badkamer, je hebt meer ruimte nodig om nog iets met die gast aan te kunnen, nu heb je nog niet eens genoeg bladzijden voor een novelle, ach laat hem maar naar buiten gaan en mensen tegenkomen, en dingen zien, een heel klein beetje actie misschien, dat geeft me al wat meer pagina’s ja, tegen je uitgever zeg je maar dat het gaat over een man die besluit zijn badkamer niet meer uit te willen, doet het vast goed, ja, daar kon ik toch ook wel wat humor in zien, die Toussaint toch, boeken schrijven die niet gaan over waar ze over gaan, dat vond ik goed, mijn buurman niet, die vond het zwak, hij is mijn buurman inmiddels niet meer, De vrouw in de kelder zou hij beter hebben gevonden, Veronika blijft tot het eind toe in de kelder, naja, niet uitsluitend in de kelder, op het eind durft ze ook al de tuin van Renée en Jacqueline in, maar de kelder als woning opgeven gebeurt niet, niet in dit boek.

Misschien dacht ik, met mijn moeder, mijn voormalig buurman, met Toussaint in gedachten, een beetje te vlug in dit boek een essayisties geschrift te zien, een sociaal-maatschappelijk kommentaar, een kontemplasie. “Ik heb een grotendeels functionerend lichaam en niemand die zijn levensgeluk of wat dan ook van mij laat afhangen. Ademruimte. Hier zit ik en hier blijf ik voorlopig zitten.”, schrijft Koopman. En over zoeken naar afzondering heeft ze het ook. Onontgonnen willen zijn. Dat ken ik wel. Denk ik. “Bevrijd zijn van je eigen ambities”, ook iets dat ik zei, ooit, in gesprek met iemand, wie ook alweer, ik weet alleen nog dat het een vrouw was. Presteren, iets voorstellen, je laten gelden, sporen zetten, iets nalaten, niet voor niks geleefd hebben; dingen die we moeten & waarom dat moeten, waarom die druk, waarom dat nadrukkelijk aanwezig moeten zijn?, en dat je er tegenover kunt stellen: eenvoud, stilte, ingetogenheid en  ja, vooruit mamma: luiheid. Ook daarover gaat De vrouw in de kelder. Zeker. Maar niet alleen daarover.

Veronika zit daar maar in haar kelder. Ze denkt, de mijmert, ze peinst. Ideeën, theorieën, herinneringen, sensaties, het is een mooi verblijf voor de lezer, daar in Veronika’s hoofd.

Niet altijd.

Ongemak groeit.

Koopman laat de lezer graag in het ongewisse. Er zijn anderen. Veronika heeft ze moeten achterlaten en haar “verdwijnen” verklaard met een verhaal over een wandeltocht in Schotland. (dacht ik weer aan Vonkie). Er is iets met een niet goed functionerende rechterhand. Er is een Andreas, iemand die niet zo maar één van de “anderen”; de achtergeblevenen lijkt te zijn. Otto, Veronika’s vader, daar is ook iets mee. De lezer zit. De lezer leest. De lezer raadt. Wat draagt Veronika met haar mee? Het verblijf in de kelder is klaarblijkelijk niet zomaar een hang naar rust en afzondering; het lijkt erop dat ze daar ook wonden wil laten helen. De lezer zit. De lezer leest. De lezer raadt.

Dan.

Tussen Veronika’s kelder en de badkamer die zij gebruikt, bevindt zich een ruimte die “de bunker” genoemd wordt, een sinister soort opslagruimte die doordat ze er een teddybeertje vindt, bij Veronika Dutroux-achtige associaties oproept. Al gauw hoort ze merkwaardige geluiden uit deze “bunker” opklinken. Kloppen. Tikken. Stommelen. Als ze gaat kijken, meent Veronika steeds een schaduw te zien wegschieten. In het boek valt dan de term poltergeist.

Wacht. Zit ik hier nu horror te lezen? Een thriller? Of, god nee het zal toch niet, het allerergste van alles, fantasy misschien, het vreselijkste zjanrûh denkbaar.

En het begon zo poëties. De eerste regels. “Wat kan ik zeggen? Diep donker hol. Veilig ietwat tochtig donker hol. Holletje. Vloer van beton, geur van grond, laag plafond, twee liggende raampjes die een fractie van het daglicht naar binnen laten. Daarachter kan ik, als ik me opricht en mijn nek strek, wat stoeptegels zien, en de mossen daartussen. Mijn handen steunen op glanzend, vrijwel onbeschadigd hout dat zweemt naar rood. Mijn sokkenvoeten wrijven over de blauw-bruine patronen van een stug maar versleten Perzisch tapijt.”; die beginregels die ik zo mooi, zo godsonmogelijk prachtig had gevonden, het ritme, de melodie ervan, regels die erom vroegen hardop te klinken, waaraan ik gehoor gaf, aan die vraag, en dus, klinken liet, luidop, in vroegte, de koffie was nog geeneens klaar, en daar klonk de poëzie van Koopmans proza, dwars door Endless vision van Hossein Alizadeh & Djivan Gasparyan heen klonk het, en het klinken en de woorden hadden me zo helemaal totaal finaal Koopmans boek in getrokken, owja, dit wil ik lezen ja, dit moet ik lezen, en niet veel later vrees ik dan ineens met een of andere esotheriese zever op handen te zitten.

De vrouw in de kelder lezen was me een schizofrene ervaring. Het is delen poëzie, delen filosofie, delen maatschappijkritiek, delen metafysica. En ik wist niet. Nee. Soms wist ik niet.

Daar is Otto. De vader. Waarom verschijnen er de laatste tijd zoveel boeken over dysfunctionele vaders? Tsja. Die Otto. Veronika voelt een grote weerzin tegen hem; reden misschien dat ze hem vrij konsekwent “Otto” noemt, en niet “mijn vader” of “pappa” of “pa”(maar dat laatste is vreselijk, ik hoop dat mijn kinderen mij nooit “pa” gaan noemen, als ze te oud worden voor het misschien lichtelijk kinderachtige “pappa” of “pap”, dan noemen ze me maar liever bij mijn naam, inderdaad, maar nooit dat lompe, dat boertige, dat afgrijselijke “pa”) (langs de andere kant noemt ze haar moeder, over wie ze veel positiever gestemd is, ook bijna aldoor Elsbeth dus pappa Otto noemen is niet per se om een zekere distantie te creëren).

Na veel, heel erg veel, een beetje teveel, allusies, krijgt de lezer dan toch, beetje bij beetje, maar alles bij elkaar wel uitvoerig, een beetje te uitvoerig misschien, het verhaal van de jeugd, en van de storende rol die Otto daarin speelde.

Wie was Otto?

Hij deed mij een soms denken aan de vader uit De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf van Maria Kager.

(en waarom doet De vrouw in de kelder me toch aan zoveel andere boeken denken, ja dat is ten dele beroepsdeformatie, als ik het even een beroep noemen mag, maar nu nam het toch wel een beetje abnormale vormen aan, en wat ervan te denken, ik zou denken dat het goed is als een boek, welk boek dan ook, mijn brein razen doet, als de gedachten uitwajeren, als de assosjasies over elkaar heen buitelen, maar toch begon ik te twijfelen, soms kan iets ook op van alles lijken vanwege een gebrek aan eigen gezicht) (dat Koopman me vooral aan goede boeken liet denken is dan weer het goede ding) (hoewel, goede boeken?, Vonkie…? hmm)

Otto was een vader. Lichtelijk egocentrisch misschien, wat lompig, een beetje viezig, een driftkikker, liet Veronika een glas vallen, stond hij te schreeuwen, misschien niet de meest liefdevolle vader, misschien iemand met weinig begrip voor de dingen die opgroeiende kinderen doen; Veronika denkt terug aan een jeugd die niet perse gevuld was met liefde en licht en jolijt maar het was evenmin een afgrijselijke jeugd, en mijn lezen werd gespletener nog. Is er een overtreffende trap van schizoïde, of een vergrotende zelfs maar?

Ik versta dat, onduidelijke of niet geheel gegronde wrok koesteren ten opzichte van (één van) je ouders. Luister. Ik ben geen antinaturalist maar er zijn mensen die dit ding dat leven heet een geschenk noemen. Ja. Schoon geschenk zeg. Niemand vraagt erom geboren te worden (“Als we een idee hadden van het gezin waarin we geboren worden, zouden we dan geboren worden?”, vraagt Alma Delia Murillo zich af in weer een ander boek) (welk boek?, ja natuurlijk Het hoofd van mijn vader) (Het hoofd van Vitus Bering), je wordt zomaar dit bestaan in gesleurd en toch krijg je meteen allerlei plichten over je heen gestrooid. Wettelijke plichten, sociale plichten, ethische plichten. Je moet naar school je moet een baan je moet gelukkig zijn je moet interessante dingen meemaken je moet heel veel vrienden hebben je moet aardig zijn je moet dingen over hebben voor je medemens je moet je vaccinatiebewijs je paspoort je goede zin je diploma’s je beste beentje voor je totale inzet moeite doen doorzettingsvermogen hebben & je carrièreplan klaar. Ja. Zeer schoon geschenk, dat. Je geeft mensen in feite een rekening. Maar zelfs als je dat ding dat leven heet wél een prachtig geschenk vindt, dan nog is het een geschenk dat je uiteindelijk weer afgenomen zal worden. Gemiddeld na zo’n tachtig tot drieëntachtig jaar, afhankelijk van je geslacht (of mag ik dat laatste niet zeggen, is dat heel erg onwoke om nog over geslachten te praten in deze tijd in dit jaar in dat rare konstrukt dat men “nu” heet), en als je geluk hebt, als je echt heel erg veel geluk hebt, wordt het “geschenk” je ineens ontnomen, met een ruk, terwijl je nog druk doende was te genieten en te dansen en te zingen en lief te hebben en te lachen en te drinken en te vrijen, maar, waarschijnlijker zal het veel gruwelijker gaan en wordt het geschenk in hele kleine beetjes weggehaald zodat je steeds iets minder mens wordt, alleen nog maar ziekte bent tot je, als onherkenbaar hoopje, eindelijk eindelijk eindelijk “mag” bezwijken. Dat geschenk hebben je ouders je aangedaan en dat je alleen daarom al wat wrokkig bent, versta ik. Dat versta ik zo goed.

Dan hebben ze je nog opgevoed ook. Opvoeding waarin waarschijnlijk een hele hoop mis ging, want je ouders zijn niet een God en een Godin, het zijn mensen, met zwaktes, tekortkomingen en rare neigingen. Ze waren er op essentiële momenten misschien niet, ze waren er wel toen je ze liever niet bij je in de buurt had, ze steunden je onvoldoende, ze duwden je richtingen op die je nooit op wilde gaan, ze lieten je dwalen tot je zo ver verdwaald was dat je nooit meer terug kon komen naar waar je ooit uit had willen komen, ze zeiden dingen die kwetsender waren dan ze bedoelden, ze werden kwaad om niks niemendal, je kreeg straf om iets wat je niet gedaan had maar ze wilden niet luisteren naar wat je te zeggen had, ze hadden het te druk met hun eigen levens waardoor jij slecht toekwam aan jouw behoeftes, ze gaven je af en toe het gevoel dat je een last was –

& ook mijn jeugd vol van zulke dingen, en andere nog, en al is er, zoals Veronika ook ergens benoemt, misschien helemaal geen goede reden om boos te zijn over de rol die paatje en moesje speelden toen gij een kinderken waart, ze sloegen niet ze misbruikten niet ze verwaarloosden niet, ze kleedden je, ze voedden je, ze wasten je, toch heb je en hou je die boosheid, ergens diep binnenin, ook al om dat de boosheid een goed excuus is om je ouders tot zondebok te maken voor alles wat je niet gelukt is en je misschien ook nooit meer zal lukken, later, althans dat ging bij mij zo, wordt die boosheid iets om te koesteren omdat het diepte geeft aan alles waarmee je je persoonlijkheid denkt te moeten inkleuren, en, nog weer later, is die boosheid eenvoudigweg een gewoonte geworden, iets dat er altijd is, iets waarvan je niet eens meer zou weten hoe je eraf zou kunnen geraken.

En dan ben je vijftig, en dan zijn allebei je ouders allang dood, en dan mis je ze meer dan ooit, niet alle dagen misschien maar wel toch wreed vaak, zoveel muziek nog die je met je vader zou willen delen, zoveel gesprekken nog, onzinnige en diepgaandere, die je met je moeder zou willen voeren, hoe vaak je het nog tegenkomt dat je ze zou willen bellen om iets te zeggen of te vragen of te praten gewoon maar, en dan wou je dat je toen je jonger was wat minder tijd vermorst had met die toch tamelijk ongerede boosheid.

Dat is het ene schizoïde lezen.

Maar niet alleen maar iemands zoon was ik, ook vader geworden nu, van twee mensen die ik gewoon dit bestaan heb in gesleurd, het gruwelijk schoon “geschenk” heb aangedaan, hopende, dat ze me hun geschenk nooit zullen verwijten. Of. Dat ik mens ben, en soms chagrijnig ben, slecht geslapen heb, in diep gepeins verzonken over een boek of over iets dat ik schrijven wil, net een graadje te moe uit mijn werk kom, iets vervelends heb meegemaakt, zodat ik minder kan hebben dan andere dagen, sneller boos wordt, ook ik schoot wellerus uit mijn slof, ook ik werd wellerus driftig, ook ik werd wellerus boos om dingen die ik op andere dagen als kleinigheid zou hebben afgedaan, wat gaan ze meedragen, hoe zullen ze mij herinneren, wie was het weer die schreef, was het Draaisma misschien, dat de vroegste herinnering bijna altijd een nare herinnering is omdat het brein pas goed in werking komt bij potentieel “gevaar”, onrust, dreiging, zolang alles zijn vreedzame, gelukzalige, kabbelende gangetje gaat heeft het brein geen enkele reden om alert te zijn, maar bij onregelmatigheden gaat het, mun god, bulderen, en omdat het brein toen zo overaktief werd, is de kans groter dat juist die gebeurtenissen worden opgeslagen en vastgehouden; misschien kijken mijn kinderen als volwassenen terug op een jeugd met een vader die “voortdurend” stond te stampvoeten terwijl alle liefde alle lol al het lachen alle zachtheid al het samen spelen, koken, fietsen, rennen, lezen, praten, knuffelen vergeten zal zijn want welke reden heeft hun brein eigenlijk om dat allemaal op te slaan?, neemt alleen maar ruimte in beslag en je leert er niet van hoe te overleven bij gevaar.

Dat is het andere schizoïde lezen.

Het kan onmogelijk Koopmans bedoeling zijn geweest maar mijn sympathie gaat best een beetje uit naar Otto. Ik vind dat Veronika hem wat te hard valt. Bijvoorbeeld als ze op haar vijftiende een band begint die ze Báthori noemt. Naar gravin Elisabeth Báthory. Over wie de legende gaat dat ze een seriemoordenaar was, dat ze baadde in het bloed van haar slachtoffers, naar het schijnt is ze zelfs opgenomen in het Guiness Book of Records als moordenares met de meeste doden op haar naam, de bloedgravin, Gravin Dracula, het zijn alle verhalen en als verhalen twijfelachtig maar dat maakt niet uit voor de manier waarop ze tot de verbeelding spreekt: Venom nam op hun bekendste plaat, Black metal, een liedje op dat Countess Bathory heette (god wat heb ik dat vaak uit de grond van mijn hart meegebruld toen ik een jaar of veertien, vijftien was); het geniale Sunn O))) kwam zo’n twee decennia later met het prachtige, zestien minuten durende Báthory Erzsébet (op de plaat Black one; ga hem luisteren, mensen, die plaat) (Oren Ambarchi is speciale gast, kan ik een betere aanbeveling geven?); en Quorthon (ook hij nu dood) noemde ook zijn band Bathory – en daarnaast zijn er natuurlijk ook nog talloze films over de gravin gemaakt.

Otto, die in die jaren, niet geheel naar wens van Veronika, als chauffeur fungeert voor haar band, vraagt na een optreden eens naar het waarom van deze bandnaam. Waarom zou je je band noemen naar iemand die zulke dingen op haar geweten heeft? Veronika schaamt zich voor haar vader, wat begrijpelijk is, het is natuurlijk ook een beetje een zeikopmerking, tiepies zoiets waar bekrompen & kleingeestige oude mannen mee zouden komen (één van de bandleden probeert de diskussie nog aan te gaan door in het midden te brengen dat het helemaal niet zeker is dat gravin Bathory alles gedaan heeft waarvan ze beschuldigd werd), er is een hang, in schilderkunst, in literatuur, in film, in muziek, naar het duistere, naar moord, naar dood, naar ellende; als je daar geen gevoel voor hebt, en het louter rationeel benadert, heeft dat iets barbaars, maar dan kun je misschien wel alle kunst die ooit gemaakt is wel weggojen (oké dat laatste is misschien een weinig overdreven). Een beetje lacherig vraagt Veronika zich af of de leden van Napalm Death, Marilyn Manson of Joy Division met hun familieleden ook diskussies hebben moeten voeren over het onethische van hun bandnaam (een lijst die Koopman nog wel drie pagina’s door had kunnen laten gaan). Ja echt weer zo’n vader die er niks van begrijpt. Goed, maar als Elsbeth, over wie Veronika als gezegd veel positiever is (zonder dat daar in mijn ogen nou echt een goede reden voor is), wanneer Veronika naar de kunstacademie wil, met de net zo bekrompen, net zo kleingeestige, net zo ouwelijke opmerking komt dat er met tekenen “geen droog brood te verdienen valt”, “voorspelbaar maar niet onterecht” heet dat dan in De vrouw in de kelder, neemt Veronika die kritiek ter harte en gaat ze samen met Elsbeth op zoek naar een compromis. De gedachtegang over alle bekende maar in eerste instantie misschien sappelende tekenaars die om zo’n truttige opmerking alleen maar zouden lachen, blijft Elsbeth bespaard.

En ik, vader, zoon, dacht even dat Otto moedwillig op achterstand gehouden moest worden, en dat Elsbeth al sowieso geen kwaad kon doen, en weeral schoof mijn sympathie een beetje meer zijn kant op.

Reflekterend op het lezen vroeg ik me af of Koopman nu wel of niet op deze reactie uit was. Hoe ook, als Veronika op het eind met meer liefde, meer warmte, meer compassie aan Otto denkt, sorteert het maximaal effect. Zonder het voorgaande was ik door die laatste pagina’s lang niet zo ontroerd geweest.

Een ander ding. Informatiespreiding. Het is de meest probate (ha! daar had ik bijna gezegd: afgezaagde) truuk om de aandacht van de lezer vast te houden, waarschijnlijk zoiets waaraan een hele module gewijd wordt op schrijversvakscholen. Laat de lezers steeds weten dat zij alles nog niet weten. Wijs vooruit, maak allusies, geef speldenprikjes, strooi kruimels, wek vermoedens. Normaal hou ik er wel van als een schrijver me kortere of langere tijd (liefst wat langer) in het duister laat tasten, maar Koopman kent weinig maat. We krijgen uitvoerig, zeer uitvoerig, het verslag van Veronika’s ziekte, de nasleep ervan, het gedoe -in de vorm van een heus schandaal- op de school waar ze docent beeldende vorming is, de problemen die rijzen tussen Veronika en haar vriend Andreas, en alles, steeds, in horten en stoten, naar voren grijpend, en dan weer terug, ergens vermoeide deze manier van vertellen me, het wekte, allengs, een heel klein beetje ergernis, maar langs de andere kant werkte het wel (weer, ook): ik bleef, gejaagd, dorstig, gretig doorlezen.

Dat is het volgende schizoïde lezen.

Wat zeggen wil.

De vrouw in de kelder is een éénademuitboek, het snijdt de nodige belangwekkende thema’s aan (ziekte, dood, ouderliefde, misogynie, autonomie), het is bij momenten zeer poëties, soms duister op prachtige wijze. Het kan ook zeuren, drammen, ongemakkelijk doen voelen, en, een heel klein beetje vermoeien. Er komen zo ontzettend veel moje boeken uit en een mens kan ze onmogelijk allemaal lezen. De vrouw in de kelder is niet het beste of het opmerkelijkste boek dat ik in de voorbije maanden -of zelfs weken- heb gelezen, er zijn andere boeken die mooier, verpletterender, aangrijpender zijn. Maar mocht u zich de komende maanden terugtrekken in uw kelder (of uw badkamer) en genoeg tijd hebben voor grote stapels leesvoer, dan is er geen enkele reden om De vrouw in de kelder niet mee te nemen.

Emy Koopman De vrouw in de kelder

De vrouw in de kelder

  • Schrijfster: Emy Koopman (Nederland)
  • Illustraties: Moniek van de Pas
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Verschijnt: 25 februari 2025
  • Omvang: 272 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe roman van Emy Koopman

Een tekenlerares die niet meer kan tekenen, trekt zich terug in een kelder. Om zich te verschuilen in het donker. Om de dingen helder te krijgen. Waarom heeft ze zo bruusk gebroken met haar oude leven? Ze praat tegen een stenen ei, en tegen de lege pagina. Maar werkelijke afzondering blijkt onmogelijk. Om een opdringerige schim het zwijgen op te leggen, moet ze zich verhouden tot haar weerzin tegenover haar vader en het ouderschap. In deze fonkelende nieuwe roman ontvouwt Emy Koopman een stoutmoedige en eigenzinnige blik op verlies en zelfbeschikking.

Emy Koopman is geboren op 1 januari 1985 in Groningen. Ze is schrijver en journalist. In 2016 debuteerde ze met de roman Orewoet, gevolgd door Het boek van alle angstenTekenen van het universum en Kindertrein uit Boedapest (∗∗∗∗, uitstekend). Haar boeken werden genomineerd voor o.a. de Bronzen Uil, de Fintro Literatuurprijs, de Boon Literatuurprijs en de BNG Literatuurprijs. In 2020 presenteerde ze de tv-serie Paradijs Canada.

Bijpassende boeken en informatie

Nadia de Vries – Overgave op commando

Nadia de Vries Overgave op commando recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster. Op 22 april 2025 verschijnt bij Uitgeverij Pluim de tweede roman van de uit Nederland afkomstige schrijfster Nadia de Vries. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Nadia de Vries Overgave op commando recensie en informatie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Overgave op commando, de nieuwe roman van Nadia de Vries, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Nadia de Vries Overgave op commando

Overgave op commando

  • Auteur: Nadia de Vries (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Uitgeverij Pluim
  • Verschijnt: 22 april 2025
  • Omvang: 220 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de tweede roman van Nadia de Vries

Schelvis groeit op onder de rook van de staalfabriek in een klein dorp aan de kust. Alle dorpelingen werken in de fabriek, of in een van de omliggende magazijnen, tot aan hun dood. Maar Schelvis en hun vrienden dromen van een ander lot: ze willen geen dienaars, maar meesters worden. De grote stad lijkt mogelijkheden te bieden.

Lukt het Schelvis om los te breken? En hoe radicaal moet hen daarvoor zijn? ‘Overgave op commando’ gaat over het verschil tussen mensen die hun lot mogen kiezen en mensen die hun lot moeten ondergaan.

Nadia de Vries (1991) debuteerde in 2022 met De bakvis. Het boek haalde de longlist van de Libris Literatuur Prijs 2023 en de Boekenbon Literatuurprijs 2022, en verscheen in 2024 in het Engels als Thistle. Eerder schreef De Vries het essay Kleinzeer (2019) en drie Engelstalige dichtbundels. Ze is redacteur bij tijdschrift nY.

Bijpassende boeken en informatie

Marith Iedema – Dubbelleven

Marith Iedema Dubbelleven recensie en informatie over de inhoud van de eerste erotische roman van de Nederlandse schrijfster. Op 28 november 2024 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus de erotische roman van Marith Iedema. Hier lees informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Marith Iedema Dubbelleven recensie en informatie

  • “Fifty Shades of Grey verbleekt bij Dubbelleven.” (Heleen van Royen)

Marith Iedema Dubbelleven

Dubbelleven

  • Auteur: Marith Iedema (Nederland)
  • Soort boek: erotische roman, debuutroman
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 28 november 2024
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 20,00
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Marith Iedema

Dubbelleven is het opwindende fictiedebuut van journalist Marith Iedema, gebaseerd op alles wat ze zag en meemaakte in de wereld van de erotiek.

Charlie is twaalf jaar samen met haar grote liefde Boris. Ze hebben twee jonge kinderen, en de relatie zit goed. Als de tropenjaren voorbij zijn wil Charlie de boel een beetje opspicen. Ze wil méér dan routinematige huis-tuin-en-keukenseks. Tot haar frustratie schiet Boris ál haar voorstellen af. Als ze spannende seks wil, moet ze dat buiten hem om organiseren. En dat doet ze. Charlie drukt haar schuldgevoel weg en geniet van haar geheime leven. Ze bezoekt erotische feesten en heeft seksdates. Maar vanaf het moment dat ze Dane tegen het lijf loopt, verbreedt ze haar seksuele horizon pas echt. Ze geeft hem de regie over haar avonturen en langzaam maar zeker raakt ze geobsedeerd door deze ondoorgrondelijke man. Ondertussen gebeurt het onvermijdelijke: haar relatie met Boris begint scheuren te vertonen.

Marith Iedema is op 23 januari 1989, in de stad Groningen geboren. Ze publiceert in verschillende kranten en tijdschriften over seks, liefde en relaties. Van haar hand verschenen de boeken  (S)experimenteren en Mijn lust en mijn leven. Voor VROUW doet ze wekelijks verslag over haar leven na de diagnose borstkanker.

Bijpassende boeken en informatie

Eva Hofman – Josephine

Eva Hofman Josephine recensie en informatie over de inhoud van de debuutroman van de Nederlandse journalist en schrijfster. Op 12 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Pluim de eerste roman van de uit Nederland afkomstige schrijfster en journalist Eva Hofman. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Eva Hofman Josephine recensie

Als er in de media een boekbespreking, review of recensie verschijnt van Josephine, de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster en journaliste Eva Hofman, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Eva Hofman Josephine

Josephine

  • Auteur: Eva Hofman (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse debuutroman
  • Uitgever: Uitgeverij Pluim
  • Verschijnt: 12 september 2024
  • Omvang: 228 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol Libris

Flaptekst van de debuutroman van Eva Hofman

Eva had meer willen zijn. Niet dat ze iets te klagen heeft. Met haar vriend Melle woont ze in een mooi huis in een mooie wijk en sinds kort heeft ze een weinig veeleisende baan. Het leven is even vlekkeloos als frictieloos en om haar heen is het elke dag feest. De grote ambities die ze ooit had heeft ze ingeruild voor comfort.

Van verveling weet ze niet waar ze het zoeken moet. Steeds vaker verdooft ze zich met eindeloos scrollen en komt ze totaal ongevraagd en tot haar gêne oude versies van zichzelf tegen. Ze heeft haar hele leven online vastgelegd en inmiddels kan ze niet meer aan haarzelf ontkomen.

Als haar relatie uit elkaar spat, raakt Eva nog meer verdwaald in haar online versies op het internet. Ze vindt beelden terug van de middelbare school, en van Josephine. Haar uitstraling fascineerde Eva zo dat ze probeerde zichzelf naar haar beeld te vormen. Ze werd eerst een Josephine, later vormde ze zich naar andere aansprekende vrouwen.

Wat gebeurt er als je succesvol iemand anders wordt en betoverd raakt door je eigen spiegelbeeld, en je leven zich alleen nog maar online afspeelt? In een poging zich uit haar verlammende obsessie met haar internetleven los te rukken gaat Eva op zoek naar Josephine, die inmiddels promoveert aan Oxford – een prestigieuze plek die Eva ook ooit begeerde. Ze vraagt zich af of er nog iets te redden valt

Eva Hofman (1995, Amsterdam) werkt als onderzoeksjournalist en technologieverslaggever bij weekblad De Groene Amsterdammer. Daar publiceert ze artikelen, onderzoeken en essays over internetcultuur, feminisme en de macht van big tech.

Bijpassende boeken

Susannah Stracer – Minerva’s oorsprong recensie

Susannah Stracer Minerva’s oorsprong recensie van Tim Donker  en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman.

Susannah Stracer Minerva’s oorsprong recensie van Tim Donker

En dan, op een dag, jij.

De jij, de ware jij, de echte jij, de allerliefste jij bestaat bij voorkeur in een vacuüm. Of, liever misschien, in een wolk. In een geheel eigen universum. Of een dorp genaamd Llanera. Waar alleen u en de enige echte jij kunnen bestaan, zoals zij daar was, die jij: gewoon, op een dag. In Llanera, in het vacuüm, in de wolk zijn voorgeschiedenissen niet van tel. Dat is te zeggen, uw eigen voorgeschiedenis is onuitwisbaar. In al uw zijn wordt alles wat u was steeds meegedragen. Al uw kijken, denken, voelen is opgebouwd uit al uw voorgaande kijken, denken, voelen. Waar u vandaan komt kan u niet ongeweten laten; waar de liefste jij vandaan komt wel.

Het is niet direct jaloezie waarom de voorgeschiedenis van uw lief eerder een ballast dan een verrijking zou kunnen zijn (al is er geen reden waarom u niet jaloers zou zijn op al die jaren dat de liefste jij er al was zonder dat gij daarbij waart maar zovele anderen wel); het is misschien veeleer zo dat “aardse” verhalen uw toch haast “goddelijke” lief alleen maar kunnen banaliseren. Want ja, ook zij werd geboren. In ergens een plaats, ergens in Nederland ofzo, een lullige, grauwe, nietszeggende plaats misschien wel: daar werd zij aardgebonden. Daar ging zij naar een lagere school die mogelijkerwijs als twee druppels jenever leek op uw lagere school. Daar had zij een problematiese puberteit, en iedereen heeft een problematiese puberteit, met gedoe op school, experimenteren met drank en roken, en met -gruwel-  vriendjes. Daar had ze suffe bijbaantjes, daar deed ze een saje studie, daar besloot ze een paar maanden te gaan werken en leven in Mallorca. Daar ontvouwde zich het verhaal dat er één is van dertien in een dozijn. Uw moje, uw volstrekt unieke, uw allerenige jij kan niet aardgebonden zijn en zeker niet met een verhaal dat het verhaal van velen is. Dat is waarom u uw lief het liefst verhaalloos wenst. Alleen het verhaal dat u samen maakt, in de wolk, in Llanera, in het vacuüm, alleen dat verhaal doet ertoe. Het is zelfs het enige verhaal, er zijn geen andere verhalen meer.

Zou het een gedacht zijn langs lijnen als deze dat Susannah Stracer de inspirasie gaf voor Minerva’s oorsprong? Is het daarom dat het meisje dat dominee Starhem zijn leven teruggaf stem-, naam- en leeftijdsloos blijft? Een meisje zonder achtergrond, zonder familie, zonder vrienden, een meisje dat alleen maar haarzelf is, haar eigenste meisjeszelf alleen voor dominee Starhem en voor verder niemand anders?

Wacht? Dominee? Meisje? Ja, p’sies, daar had ik in het begin ook moeite mee. Meisje klinkt wel erg minderjarig, en dominees en minderjarigen dat is voorwaar geen fijne kombinasie. Maar het zit een beetje anders. Luister.

Ooit was dominee Starhem geen dominee maar gewoon Richard Starhem, een androgyne jonge man die een beetje onbeschaamd de tijd van zijn leven liep te hebben in Rome. Een jobstijding bracht daar verandering in. “Vader is verdwenen, met het geld”, meldde Starhems moeder vanuit Nederland. Daarmee verdwenen ook Starhems middelen van bestaan daar in Rome. Een tante wilde hem wel ondersteunen, maar wel onder een aantal voorwaarden. Starhem moest zijn  bandeloze bestaan in Rome opgeven, terugkomen naar Nederland en theologie gaan studeren. En Starhem, hij kapituleerde. Hij kwam. Hij ging. Naar Nederland, naar Utrecht. Theologie studeren. Hij was, hij deed. Studeerde af. Hij dreef, hij werd. Dreef af en werd dominee te Stronkerheem. Een dorpje nabij Zwolle (verzonnen, in een eerder boek al geloof ik, door Stracer) (Stronkerheem dan he, Zwolle dat bestaat) (Zwolle bestaat, Utrecht bestaat, Nederland bestaat, dominee zijn bestaat).

Daar leeft loopt en ademt Stracer zijn sleurgeheten routinebestaan. Voor de zondagse preek recycleert hij zonder al teveel enthousiasme teksten van Nicolaas Beets; hij eet, kijkt tv en slaapt aan de zijde van zijn vrouw voor wie hij niet meteen overloopt van liefde; een vrouw die luistert naar de onmogelijke naam Magda (nee, daar stel je je niet direkt een wereldvrouw bij voor nee) (vroeger, toen ik nog een heel klein kinderken waart, kwam er in Sesamstraat een Magda voor. Piet was verliefd op haar, geloof ik. In mijn hoofd zit nog een bijna tot doorzichtigheid vervaagd beeld van Magda en Piet die samen taartjes eten. Allicht waren Tommie en Pino ook daarbij. Ieniemienie niet, die is van later, dan vond ik maar een vervelende, aandachtsverslaafde, egocentriese gilmuis, die heb ik nooit helemaal vertrouwd).

En dan, op een dag, zij.

Want Starhems moeder, die van die jobstijding, is levend en wel. In Amersfoort; er zijn mindere steden om te vegeteren. Wanneer Starhem op een keer zijn moeder bezoekt, en zij hem uit wandelen stuurt om een boodschap, ziet hij, daar, in een Amersfoortse supermarkt, in het pad van de koekjes, een meisje staan.

Een meisje?

Nee. “Het meisje”. Ze kijken elkaar aan, er is liefde, duizend violijnen beginnen te spelen. Hoe lang kan zo een liefde duren, hoe lang kan een mens in het koekjespad in een supermarkt blijven? Starhem loopt door, gaat terug naar zijn moeder, die ineens besloten heeft niet langer in het Amersfoortse verzorgingstehuis te willen blijven, want de moeder is op het krankzinnige af onredelijk, wat Stracer de vrijheid biedt alle kanten met haar op te gaan, en dus gaan ze, Richard Starhem en zijn moeder, die laatste in het bezit van een biezonder dildoëske massagestaaf, naar het station, station Amersfoort, ook ik heb daar wel gestaan totdat ik Schothorst ontdekte, kaartje kopen want moeder gaat ineens mee terug naar Stronkerheem, vermoedelijk voorgoed, waarom niet, en dan, watdoejijweten, wie zien ze daar?, op een perron nee het perron van station Amersfoort?, ja toch wel het koekpadmeisje zeker!

Dan kunnen dingen.

Dan kunnen ineens allemaal dingen.

Welja: het koekpadmeisje heeft klaarblijkelijk geen woonst geen mens geen kraai geen verplichtingen of niets nee zoon meisje kan van het ene op het andere moment gebombardeerd worden tot de persoonlijke verzorgster van Richard Starhems moeder en in die hoedanigheid meereizen naar Stronkerheem (nog een kaartje kopen). Oja. Het koekpadmeisje is stom. Zij spreekt niet. Niemand weet haar naam, haar afkomst, haar achtergrond. Heel het boek lang zal zij “het meisje” heten.

Even dacht ik: Minerva’s oorsprong is een absurdistiese roman. Een moeder met een pseudo-dildo in de trein, en dominee Starhem met zijn stemloze meisje. Een satire; een felle aanval op het christendom; hoe het allemaal samenkomt: het fallussymbool, de dominee, de stemloos gemaakte jeugd. Totdat het meisje ergens in het boek tussen de 28 en 33 wordt geschat door Starhem. Tsja. Hoe lang kun je een vrouw een meisje blijven noemen? Als koosnaampje kan het altijd; ik heb mijn moeder op haar sterfbed nog aangesproken met “meisje”. Maar in een meer algemeen spraakgebruik zullen vrouwen zo rond de twintig wel ophouden een meisje te zijn. Of ze ook ophouden een meisje te zijn als ze een pik blijken te hebben, is een vraag waarover niet alleen zangeres Anouk zich buigt: het is ook een belangrijk tema in Minerva’s oorsprong.

Met “realisme” op een twede of nog lager plan (en terecht), wekt de komst van “het meisje” in de woonst van Starhem misschien wel enige verbazing maar totaal onmogelijk blijkt het niet om er ineens twee gezinsleden bij te hebben. Aan de routine aldaar doet het voor Magda in ieder geval weinig afbreuk; Richard blijft het echter uiteraard in beroering brengen. Mocht bij mij nog even het idee postvatten dat “het meisje” symbool stond voor iets als “zuivere liefde”, misschien wel een theologiese bespiegeling, dan smijt Stracer daar al snel een baksteen in als het tussen Richard en “het meisje” tot sex komt. Dan blijkt ze dus een pik in haar onderbroek te hebben wat Richard niet in het minst verbaast; haar geslachtelijke onbepaaldheid maakt haar alleen maar nog goddelijker in zijn ogen. Dat Starhem haar ook hierna steeds “het meisje” blijft noemen, wijst op een uitgesproken idee over genderfluïditeit. Menig een peins wijt Starhem daar dan ook aan.

 

De tot “verhouding” geworden “zuivere liefde” komt aan het licht als Starhems moeder alsmede twee van zijn kerkelijke kollega’s de schrijfkamer van de dominee komen binnengelopen op het moment dat Starhem daar op zijn knieën zit met de pik van “het meisje” in zijn mond. Van de konsternasie die daarop volgt maken de twee gebruik om het huis te ontvluchten; Stronkerheem te ontvluchten; Nederland te ontvluchten. Naar Italië gaat het, naar het Rome waar Richard zijn gelukkigste jaren heeft gekend.

Ook daar is “praktiese haalbaarheid”, wat dat dan ook moge zijn, niet Stracers voornaamste zorg (het woord “praktijk” schrijft zij overigens ergens in het boek als “praktijd” – is dat een verschrijving of een zeer slechte woordgrap?) (mijn zoon had zijn kamer opgeruimd en al zijn hoeden op zijn tiepmasjiene die mijn ouwe tiepmasjiene is gelegd, ik zei: “Dan ben je in ieder geval altijd op je hoede als je gaat tiepen”, mijn zoon zei: “Slechte woordgrap!”, ik zei: “Alle woordgrappen zijn slecht.”) want binnen de kortste keren beschikken de twee daar over een appartementje waar zij hun idyllische leven leiden onder bezielende leiding van Richard Starhem die heel het boek doorheen maar vooral in Rome monoloog na monoloog houdt, tegen het meisje of in zichzelf, over van alles en nog wat, van letterkundige, theologiese of filosofiese oorsprong (niet alles is even interessant maar het siert Stracer wel dat zij het lef heeft bladzijden lang door te gaan met dit soort betogen), door “het meisje” natuurlijk nooit onderbroken met tegenwerpingen; een verdere “eenwording”, een verder “samenvallen” daar in Rome (het “arcadië” waar in het boek al menigmaal op gezinspeeld werd) totdat Magda hen daar weet te vinden. Wederom komt slecht nieuws naar Rome, en wederom heeft het met de ouders van Richard te maken: onder de voormalige woning van de moeder zou het lijk van zijn vader gevonden zijn. Moeder heeft alle schuld op de naar Rome gevluchte Richard gestoken, en er zou in Nederland nu een hetze gaande zijn tegen “gruweldominee” Starhem. “Het meisje” (over wie Magda overigens ook nog wat weet te vertellen, ineens krijgt “het meisje” een identiteit en een reden om te zwijgen, maar later twijfelt Richard weer aan de juistheid van Magda’s verhalen over haar) lacht alle aantijgingen weg, maar Richard is er niet gerust op en neemt de trein terug in Nederland waar het verhaal eindigt, bij het zien van een Magda-achtige vrouw in nota bene diezelfde Amersfoortse supermarkt waar alles begon, ja je mag best over de top zijn in verhalen zoals een docent mij ooit zei & als het Stracer ook gezegd is, ooit, heeft ze dat ter harte genomen.

en toen was het uit en toen had ik een boek gelezen van een onbekende schrijfster een boek van bijna driehonderd bladzijden dat nu uit was en waar ik nu iets van moest vinden

en het is uit en het is geen boek dat ik zelf gevonden heb of ooit zou vinden het is een boek geweest dat de stapels me brachten

de stapels de stapels & sorry

en het is nacht, en ik zit, en de kompjoetur zoemt, en het scherm, en mijn gezicht, en ergens voorbij de glazen binnendeuren speelt zachtekens Górecki’s Lerchenmusik, en het kon Sofia Gubaidulina ween waarom niet, punten lijnen en zigzag waarom niet, en het kon Širom ween waarom niet, Svet, ki speče konju svet waarom niet, ergens zachtekens, ergens voorbij, en ik zit en drink en zoek, ik struin, zogezegd, de innernet af, ik zit en drink en zoek, ik zoek t werk van nachtschrijvende debutanten door obscure noodlijdende Amerikaanse pressers onder een peertje licht gezet, ik zoek en ik zoek want ik wil geen teleurstelling zijn (omdat het groot) (omdat het buigt maar nooit barst), ik zoek maar vind niet, ergens een verfomfaaid papiertje met “Lucille Clifton – Blessing the boats” erop wat wil dat zeggen?, het blaadje is al oud zo te zien vast al geen debutant meer dus ik zoek verder, ik zoek, ik vind niks, ik wil geen teleurstelling zijn (omdat het buigt), Blake Butler deed ieverans in 2022 nog iets redelijk interessants, iets dat de getoonzette noise zou zijn, iets dat uit zijn voegen zou barsten, iets dat de meeste besprekers niet goed begrepen indertijd, maar Blake Butler is ook al geen debutant en Apocalypse Party kan best noodlijdend zijn, ik weet het niet, wat ken ik van hun inkomsten, ze menen dat literatuur een hallucinogeen kan zijn en dat deugt dan weer wel maar ze geven mij veel te veel van die horror-achtige rotzooi uit, en Butler en Butler en Butler, ik vond die There is no year best heel erg mooi eigenlijk al kan ik me er nu zo’n twaalf jaar later niet veel meer van herinneren dan iets met een huis iets met een etenslift iets met een televisie en van kanaal naar kanaal gaan, ik vond dat wel goed toen, ik las het zoon twaalf jaar geleden, ach die Blake ach die Butler zijn vrouw is dood zijn vrouw pleegde zelfmoord, Molly Brodak, zelf ook een dichter, over haar en over haar zelfmoord schreef hij ook een boek, van later datum nog, maar ik weet niet of ik wil lezen over iemand die meedeed aan the great american baking show en ik weet niet of mijn hart kan bloeden over de zelfmoord van iemand die meedeed aan the great american baking show of zeg ik nu iets heel ergs, en het is laat, het is nacht, ik zoek, ik wil geen teleurstelling zijn (omdat het groot), ik ga nog niet naar bed, ik vind niks, ten slotte keer ik toch maar weer terug naar de stapels, de stapels de stapels & sorry echtwaar, naar Minverva’s oorsprong, het is al er is en in deze nacht volstaat het.

Ik verbaas me over dit boek. Het is zo krankjorum veelgelaagd. Het werpt een ander licht op genderfluïditeit, en op gender als geheel, dat blijkens dit geen kwestie van geslacht zou zijn (en een mens moet oppassen in deze tijden, in deze tijden staat vragen of een geslachtsdeel je geslacht uitmaakt gelijk aan zeggen dat Hitler toch wel een toffe gast was, althans dat menen al die rottige bekende Nederlanders die saavonts samendrommen op de buis om andere bekende Nederlanders af te slachten, want de slachters zijn woke, de slachters zijn heel woke, en als je woke bent moet iedereen die niet woke is de gaskamer in, want de woken zijn de nazi’s van deze tijd aangezien het de vrijheid van ideeën is wat de mens beschaafd maakt)(& het is ook daarom dat ik meestal de kamer uitga als de televisie aangaat, wat dat aangaat snap ik Richard Starhem heel goed, maar ik was aan het dollen met mijn zoon en mijn dochter en het was geheel momenteelderlijk te gezellig om al weg te gaan). Minerva’s oorsprong stelt verdermeer de benepenheid en bekrompenheid van de kerk aan de kaak, de katjes-in-het-donker knijperij, de hipocrisie, de hele vuilheid van dat christendom. Het zegt dingen over sleur, en vastzitten daarin. Mensen lopen en mensen leven, en ineens zijn de mensen vastgelopen in hun baan in hun status in hun huis in hun huwelijk, ineens is daar het leven zoals het is maar zoals je het nooit had voorgesteld toen je nog jonger was en het nog alle kanten op leek te kunnen gaan; dat “is-dit-het-nu?”-gevoel dat iedereen vroeger of later doormaakt (ja dit is het nu). En denk je zoon leven en denk je hoe het is, en hoe het altijd zal zijn, en stel je de flits voor, de flits van iets anders, misschien een “liefde van je leven”, misschien de enige echte ware jij, het zou daar kunnen zijn, op een heuvel, in Llanera of misschien gewoon maar in een supermarkt in Amersfoort, al een heel leven heeft je ingekapseld, kun je, mag je die flits grijpen? Goed, deze laatste vraag stelt Stracer niet expliciet maar op het einde staat Starhem toch maar mooi in die allesveranderende supermarkt in Amersfoort en denkt hij aan Magda en is er de als wanhoop vormgegeven twijfel; de lezer kan dit uitleggen als een vraag naar wat het zwaarste weegt: zijn Magda, het domineeschap, Stronkerheem, het leven dat hij niet gewild maar wel gekregen en zelfs mede gebouwd heeft – is dat alles niet dwingender dan “het meisje”, Rome, de droom? Het lijkt erop dat Minerva’s oorsprong ook over dit soort levensvragen gaat. Het is een reisboek, het is een filosofische roman, en helemaal op het eind wordt het nog eventjes een -weliswaar enigszins gemankeerde- misdaadroman. Dit zou het boeiendste boek allertijden moeten zijn. Maar dat is het niet. Dat is het bijlange niet. Hoe dat komt, is wat ik vraag, waarover ik nadenk, in een nacht, vlak voor het ter bedde neigen, in een nacht dat ik zocht maar niet vond.

Vooreerst heeft Stracer de “goddelijkheid” van “het meisje” te absoluut gemaakt: ze is te hemels. De schrijfster heeft verzuimd wat vlees te sprankelen omheen de botten van “het meisje”. Ze heeft geen stem, geen verleden, geen naam, en voor zover het dit besprekerken aanging ook geen gezicht. Dat ik haar nergens voor me zie, nog geen haartje van haar (terwijl haar haarkleur nog geregeld benoemd wordt!) is veelzeggend; doorgaans heb je toch wel enig beeld bij de verhaalfiguren waarover je leest, hoe weinig konkreet ook (meestal zijn het trouwens gewoon versies van mensen die je in je leven gekend hebt). Doordat ze niks zegt, alleen maar -niet zelden lachend!- knikkend bevestigd wat Richard Starhem zoal vindt en meent en zegt, blijft ze toch, helaas, een beetje zijn buikspreekpop, die alleen bij gratie van de meester tot leven komt. Het is ook steeds haar pik die in de mond genomen wordt; te vaak is ze de lijdende partij, degene die het ondergaat. Er zijn wel momenten waarop haar passiviteit doorbroken wordt maar dan gedraagt ze zich wel helemaal des Starhems. Als “twee zielen één gedachte” of “één ziel in twee lichamen” overtuigen deze passages nauwelijks. Wanneer Richard en ”het meisje” in een Zwolse platenzaak een seedee aanschaffen die “het meisje” mag uitkiezen komt ze aanzetten met de liederen Richard Strauss, een seedee die Starhem ook zonder “het meisje” wel had kunnen uitkiezen. Ze komt minder over als zijn gelijke dan als zijn gedachtenlezende dienares. Ware muziekliefde -muziek voelen tot in de toppen van je tenen- is ook heel goed mogelijk zonder uit te komen bij klassieke muziek. Stracer zou moeten weten dat toch, Stracer speelt een gemene guitaar (ze altijd at in de biefstukbar), als heks in de spiegel (spiegel in spiegel). Ware het niet veel mojer, Stracer, ware het niet veel “vleselijker” (als gebonden aan en voortkomend uit het vlees, de botten, het menszijn) (dat het karakter heeft van het erzijn) als “het meisje” daar in die Zwolse platenzaak was afgekomen met Horses in the sky van Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band, of Vivadixiesubmarinetransmissionplot van Sparklehorse of Ptah, the el daoud van Alice Coltrane of The shape of jazz to come van Ornette Coleman of Voices from the distant steppe van Shu-De of Sunspotted van Heavy Winged of Madvillainy van Madvillain of Body music van Ellen Fullman of The expanding universe van Laurie Spiegel of Come out of your mine van Mia Doi Todd of The collected short stories of Anne Crowe van The Sad Bastard Book Club of The welcome table van Super Numerii of Tellurium van String Theory of Solve et coagula van The Secret of Visual van Carmine of la procesión de la sangre van Ah Cama-Sotz of The versaille sessions van Murcof of Lahbryce van Sum of R of Murheenkapselista galleriaan ja asemalle van Teatteri Moderni Kanuuna of Vulture prince van Arooi Aftad of Hold onto ld van The Shadow Ring of It was hot, we stayed in the water van The Microphones of Forgotten foundation van Smog of Wat als van Hannelore Bedert of Interiors van Ativin of Sjunga slutet nu van Hans Appelqvist of How I loved you van The Angels of Light of Know by heart van The American Analog Set of Soundtracks for the blind van Swans of Mass III van Amenra of Tabula rasa van Arvo Pärt of Los pájaros no pueden vivir en el agua porque no son peces van Frank T of deathconsiousness van Have A Nice Life of Sample and hold van Sharon Stoned of Bes van The Dwarfs of East Agouza of Stuporstar van Steve Westfield of Trilogie de la mort van Eliane Radigue of Schindler house van Steve Roden of Aurora van Alchimia of Käärmelautakunta van Alamaailman Vasarat of Answering machine music van Casiotone for the Painfully Alone of The new world van A Death Cinematic of Ghettoville van Actress of The shape volumes, repeat van Esther Venrooy of Musique de France van Acid Arab of Blue camel van Rabih Abou-Khalil of the voice of the taniwha van Seht of Hiddensee van Ceeys (ik denk dat Dregke en t schrijverken graag op bed zouden liggen, luisterend naar Hiddensee van Ceeys), of alles alles alles behalve Richard Strauss; zielsverwantschap is niet hetzelfde als een kloon van de ander zijn en hem alleen maar laten zien wat hij zelf ook al zag – nee, zielsverwantschap is iemands universum van binnenuit uitbouwen en de ander dingen laten zien en dingen laten denken die hij zelf had kunnen zien en kunnen denken maar niet zag of dacht zodat hij zoekt, in de avond, naar het werk nacht- of dagschrijvende debutanten en Amerikaanse pressers onder kale peertjes (wat weet gij eigenlijk van dat kale peertje op die ene tekening van mij, mijn befaamde tekening, bekend bij enkelingen en bij eigenlijk niemand, van de bijna lege kamer met alleen een tafel en een stoel in, en een whiskeyfles op die tafel, en een glas daarnaast, en dat alles beschenen door, ja, een kaal peertje; in diverse varianten verschenen in diverse nummers van Kraakpen en Leve Kraakpen!). “Het meisje” lijkt weinig nieuws toe te voegen aan de wereld van Richard Starhem; hooguit brengt ze hem in kontakt met vergeten gevoelens die hij in de loop der jaren had  bedolven onder televisieavonden en zondagochtendpreken. Ze klatst hem breed lachend bijval en ze hoort aan zijn ellenlange monologen. Een zeker gebrek aan eigenheid dat haar iets vluchtigs geeft; ze is geen mens ze is een entiteit. De Onbewogen Beweger, de Onveroorzaakte Oorzaak, de Niet In Gang Gezette Ingangzetter. Of nog: de godheid die uw gebeden aanhoort maar nimmer antwoordt. Pas helemaal op het eind toont “het meisje” zich onverzettelijk; blijkt haar wil onafhankelijk van die van Richard – als hij de reis terug naar Nederland wil maken geeft ze hem te verstaan dat ze nooit nog een voet “ten noorden van Antwerpen” zal zetten (best knap om iemand zonder woorden zoiets gedetailleerds mede te delen), maar dan heeft de lezer al bijna een ganzelijk boek geen grip kunnen krijgen op “het meisje” en dierhalve ook niet op de liefde tussen haar en Starhem.

Want waar “het meisje” te ijl is, is dominee Starhem weer te massief. Ik noem hem niet voor niets met nadruk dominee nu, want hij is lang niet zo ver van zijn gristendom en zijn domineeschap gedwindeld als hij zelf wenst te denken. Nee hoor, vanaf zijn kansel staat hij keer na keer te spuwen op het gepeupel. Zalig zijn alleen hij, en “het meisje” en alles wat klassiek is (klassiek is wat levenskrachtig is). Rome, natuurlijk (waarom gingen ze niet naar Llanera?). En die eeuwige Goethe, natuurlijk. En over zijn muziekkeuze heb ik het al gehad. En dan Shelley; de noodzaak van atheïsme; de vrije liefde; androgyn (en gesproken hierover: de interesse voor Heliogobalus vergeef ik hem dan maar gezien het gendertema); aan omnipotente macht denkt Starhem, en aan Robert Falcon Scott en Roald Amundsen (en dan gaat “het meisje” maar weer eens “zomaar ineens” de antarctische symfonie van Ralph Williams neuriën?) (overigens niet perse een slecht werk, die zevende van Vaughan (niet Steve Ray)), want ook toen koos het gepeupel verkeerde helden. Het gepeupel: de “harige apen”, de “hoeren” – zij zijn in alles laag, dom, verloederd, bespottelijk. Starhems gal treft hen allemaal en van alles wat zij doen, die Gewone Mensen, of van alles waarvan hij alleen maar denkt dat de Gewone Mensen het doen, wenst hij zich verre te houden. Zelfs eten. De harige apen en de hoeren eten te veel en bovendien eten zij slecht bereid voedsel en het enige antwoord daarop is zo af en toe al lopende een appel te verorberen, zoon ascetische levensstijl past die vieze calvinist wel ja. Een man uit één stuk en daarom wil ook hij maar niet tot leven komen. Slechts in een flits zag ik hem soms lopen: Kees. En dan alleen maar omdat Kees de enige dominee is die ik ooit van nabij gekend heb. Maar Kees zou nooit alles in de steek laten voor een meisje met een pik (ook niet voor een meisje zonder pik trouwens), en Kees had een vele, vele, vele betere muzieksmaak dan Richard Starhem. Dat die vullak wél dat smerige kola gedoogt in zijn bekrompen universumpje, terwijl kola zo ongeveer samenvalt met alles wat konsumentisties, plat en vuil is, is een inkonsekwensie -zijn enige!- die de zaak ook niet redt (& dat terwijl ik zo ontzettend veel van mijzelf in hem herken – tot zijn reden om niet te willen vliegen aan toe) – ook Starhem blijft van papier, blijft van woorden.

Woorden die bij Stracer feitelijk statig als zwanen schreiden; Stracer schrijft zoals de oude meesters schilderden. Het licht valt mooi op pagina’s waar een naar het archaïsche neigende taal er haar tijd voor neemt; alles ontvouwt zich slechts langzaamaan (het lelijke, modernistiese, overbodige Engels ontsieren haar “arcadië” echter lelijk; waarom dingen zeggen als “sentimental journey” en “point of no return” en “cover” voor “platenhoes”, of, het allerergste “sightseeën”? Stracers taal is trefzeker en soepel genoeg om het te kunnen stellen zonder dit hipsterjargon) en dus is het des te verbazingwekkender dat ze haar personages met zulke lompe streken neerzet. Zijn de hoofdpersonages al nauwelijks overtuigend te noemen – de bijpersonages zijn ronduit karikaturaal. De Stronkerhemers, en vooral die van verre of nabij met de kerk te maken hebben, zijn stompzinnig en bekrompen en vies en eng (in meer dan één zin); de moeder is geestesziek en Magda is op en top de betuttelende maar verder totaal ingedutte echtgenote. Starhems echtelijke ergernissen zijn helaas niet totaal onbekend te noemen (maar zo werkt dat immers met kliesjees) maar dat neemt niet weg dat Magda wat veelkantiger had gemogen. Pas op het einde, in Italië, lijkt ze iets meer mens te worden; iets minder de bemoeizuchtige helleveeg van een echtgenote en iets meer een goedbedoelende, liefhebbende, tot inkeer gekomen vriendin. Maar als dan een paar bladzijden later de mogelijkheid naar voren komt dat de hele geschiedenis met het lijk misschien wel verzonnen is en de daarop gestoelde raadgevingen waarschijnlijk louter manipulaties waren, is ze toch weer terug het achterbakse, onhebbelijke rotmens.

Er zijn wel meer momenten waarop Stracer haar fijne penseel verruilt voor een grove boerenkwast. Het is bepaaldelijk amateuristies om een personage in de eerste zin al met naam en toenaam genoemd te hebben, en hem bovendien te laten ontwaken uit een droom. Dat is het dikke hout waarvan men in dit geval geen planken maar kwasten zaagt. Ook het einde is wankelmoedig te noemen. Wordt Minerva’s oorsprong in de finale ineens een wieheefthetgedaan? Krijgen we hier een rechtbankdrama op onze handen gedeponeerd, net nu we dachten dat Richard en “het meisje” in veilige haven waren? Of is er toch van een misdaad geen sprake? Starhem neemt de trein terug naar Nederland, is het om uit te zoeken wat er waar is van de geschiedenis met het lijk en zijn zogezegde aandeel daarin of wil hij zijn ouwe spullen terug? Of is de reis nodig om zich te bezinnen op zijn liefde voor “het meisje”? Elke kilometer van zijn reis is Starhem in een ander humeur, en steeds wordt hij bevangen door weer andere twijfels. Gaat hij nog terug geraken in Rome, heeft het allemaal nog wel zin? Komt de dominee in hem boven, is hij in verplichtingen en moraal teveel gebonden aan Nederland? De lezer weet het niet. Het is alsof Stracer alle opties in een hoge hoed gooit, en gij moogt daar dan in grabbelen. Dit is geen open einde, dit is een groot gapend gat in de weg. Iets subtieler was ook een mogelijkheid geweest, Stracer.

Als misdaadroman is Minerva’s oorsprong ronduit zwak.
Als reisboek heeft het zijn tekortkomingen.
Als liefdesgeschiedenis is het net aan voldoende.
Als ideeënroman kent het verbeterpunten.

Als filosofische roman is het redelijk, niet alle monologen van Starhem (interieur dan wel exterieur) zijn even interessant maar dat is tekenend voor filosofie – dat een mens zich langsheen minder boeiende pagina’s moet worstelen om op één vorstelijk idee te stuiten.

Als boek dat al het bovenstaande in zich heeft is het, …tamelijk intrigerend. Ik bleef lezen. Bijna driehonderd pagina’s lang, in Vleuten, in Spanje, in Zeeland, overal waarheen ik dit boek sleepte bleef ik er in lezen. Het leek wel hekserij, Stracer. Het leek wel hekserij.

Susannah Stracer Minerva's oorsprong recensie

Minerva’s oorsprong

  • Auteur: Susannah Stracer (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Brave New Books
  • Verschijnt: 20 juli 2023
  • Omvang: 295 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,95
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Susannah Stracer

‘Uitkijkend over de weilanden met de verre rij populieren en daarachter de spoorlijn naar Ommen, vroeg hij zich af wat er in hem was overgebleven van de Romeinse Richard Starhem. Voor de buitenwereld misschien niet veel, maar hij had sterk het gevoel dat het meisje hem gezien had zoals hij toén was geweest – per slot van rekening had hij even tevoren nog op de Janiculus gestaan; tenger, mooi en optimistisch, vervuld van een vanzelfsprekende hoop dat zijn leven zich onafgebroken zou blijven ontwikkelen zoals het gedaan had: in een voortdurende verrijking en uitdijing van het geestelijk bezit, het meest eigen en onvervreemdbare Arcadië; een gestadig bouwen aan wat Goethe genoemd had die Pyramide meines Daseins. Dié Richard Starhem was nooit ouder geworden maar in de bloei van zijn bestaan levend begraven; dié Richard Starhem had de vorige dag voor het eerst sinds jaren het daglicht weer aanschouwd…’

Bijpassende boeken en informatie

Anneke Brassinga – Crudités

Anneke Brassinga Crudités. 25 januari 2024 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij dit boek met literaire non-fictie van de Nederlandse schrijfster en dichteres Anneke Brassinga. Hier lees je informatie over het boek. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Crudités, het nieuwe boek van Anneke Brassinga.

Anneke Brassinga Crudités recensie

  • “In deze liefdesverklaring aan de taal laat Anneke Brassinga zien hoe glansrijk lezen kan zijn.” (Het Parool)

Anneke Brassinga boeken en informatie

Anneke Brassinga is op 20 augustus 1948 geboren in het dorp Schaarsbergen dat tegenwoordig een deel van de stad Arnhem is. Ze volgde de opleiding Literair vertalen aan de Universiteit van Amsterdam waarna ze een flink aantal vertalingen maakte van een aantal internationale literaire grootheden als Oscar Wilde, Vladimir Nabokov, Samuel Beckett, Patricia Highsmith, Hermann Broch, Jean Jacques Rousseau, Marcel Proust, en Jules Verne.

In 1987 debuteerde ze als dichter met de bundel Aurora. Er volgen in de decennia erna een tiental nieuwe bundels waarvan Verborgen tuinen uit 2019 de laatste is. Voor haar poëtisch oeuvre ontvangt ze in 2015 de P.C. Hooft-prijs. Naast gedichten publiceert Anneke Brassinga met enige regelmaat ook literaire non-fictie en proza. Haar prozadebuut Hartsvanger verschijnt in 1993 en over haar laatste boek met literair proza dat in januari 2024 verschijnt kun je hier alles lezen.

Anneke Brassinga Crudités

Crudités

  • Auteur: Anneke Brassinga (Nederland)
  • Soort boek: literaire non-fictie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 25 januari 2024
  • Omvang: 368 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Anneke Brassinga

Als dichter, schrijver en vertaler is Anneke Brassinga kind aan huis bij het woord. Na veel te hebben geschreven over de onzekerheid der dingen, richt zij haar speelse, maar uiterst grondige manier van kijken nu op het fundament onder alles wat haar beweegt: de taal. Met wervelende eruditie verkent ze bijvoorbeeld de valkuilen en vreugden van het vertalen, de moed van George Orwell, het blauw van Anna Blaman, en Winnie-the-Pooh als oerboek. Brassinga toont haar beheersing van de taal in vele verschijningsvormen: columns, essays, poëzie, vertalingen, en zelfs een libretto worden dooreen opgediend. Tussen de regels is Crudités een pleidooi voor het weerbarstige en het ongemakkelijke van kunst en van literatuur in het bijzonder.

Bijpassende boeken en informatie

Simone Atangana Bekono – Marshmallow

Simone Atangana Bekono Marshmallow. Op 23 januari 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Simone Atangana Bekono. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek en over de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Marshmallow, de nieuwe dichtbundel van Simone Atangana Bekono.

Simone Atangana Bekono Marshmallow informatie

Simone Atangana Bekono is in 1991 geboren in het Brabantse dorp Dongen. Ze heeft een een Kameroense vader en een Nederlandse moeder. Na de middelbare school studeerde ze Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Deze opleiding maakte ze niet af en ze stapte over naar de studie creative writing aan de hogeschool ArtEZ.

Haar debuut, de dichtbundel Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, verscheen in 2017, waarna in 2020 haar debuutroman Confrontaties verscheen die alom geprezen en gewaardeerd is en op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021 stond. Ook werd het boek bekroond met de prijs Beste Boek voor Jongeren 2021 van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB). Ook de Hebban Debuutprijs 2021 en de Anton Wachterprijs 2022. Haar nieuwe dichtbundel, waarover je hier alles kunt lezen, verschijnt eind januari 2024 bij uitgeverij De Arbeiderspers. Ook zijn op deze pagina dan de boekbesprekingen en recensies van de dichtbundel te vinden.

Simone Atangana Bekono Marshmallow recensie van Tim Donker

en wie, en simone atangana bekono gaat straf van start in deze bundel, en wat is wie, en wie is wie in watland, de wattman, de watkern, alle beelden opnieuw, soppige dromen romige roomdromen, boosaardige angstzweet-en-pillendromen, je kent die dromen wel, al die vormen, een ondersteboven boom met de wortels grajend in de lucht bijvoorbeeld, een vliegend paard met hoorns, en een serpent met een engelengezicht, en simone atangana bekono zag het allemaal, en simone atangana bekono zag het allemaal opnieuw, want ik ken het, ik ken de beelden wel, ik ken het allemaal al zo lang maar als het wordt herverteld, en simone atangana bekono weet hoe te vertellen, en opnieuw vertellen, en de hervertelling hervertellen totdat het als nieuw verschijnt, laat het allemaal als nieuw verschijnen, en simone atangana bekono laat het als nieuw verschijnen, en simone atangana bekono laat het allemaal als nieuw verschijnen, en de beelden vliegen, en de beelden vliegen over, voetjevrijen met jezus, een viering zou fijn zijn, als je een knekelhuis nee een monstertruck was, of een mango met schil en al, of een zakelijk contract, en als iemand, als een dichter, als een sjamaan die beelden tot wervelen bracht, in je hoofd of daarbuiten, als het maar eventjes wilden stoppen met regenen, en ging, en simone atangana bekono brengt de beelden tot wervelen, in je hoofd en daarbuiten, en simone atanga bekono laat het heel eventjes stoppen met regenen, in je hoofd en ook daarbuiten, en simone atangana bekono is een sjamaan, ik een hond was, en bitter, en beet, je kunt me vinden in de wereld, je kunt me vinden bij de rotonde, als je me nodig hebt kun je me vinden in de tuin tenzij het weer is gaan regenen, niet in einde, het moet niet te snel gaan, niet in einde, het is een kamer het is geen kamer, (over een meisje / niet over een meisje), en, midst dit alles, midst de wereld en de mensen en de honden en de kaos tot twee geraken, hoe vindt zo’n stel elkaar?, misschien in de gang van een lelijk gerenoveerd concertgebouw, want ook in lelijkheid kan de liefde zingen, ook lelijkheid kan zingen, simone atangana bekono brengt de lelijkheid tot zingen, als liefde een beloning is dan moet het in een doos maar in een doos wil het niet wonen, en het bleef kolken, maar nu, mun god, nu buldert het, en toen kookte het over, breng het kookpunt tot stilstand, breng de stilstand tot het kookpunt, en simone atangana bekono doet dat, simone atangana bekono doet dat allebei, en simone atangana bekono doet het allemaal, en al lezend ga ik zo de hoogte in, al lezend vlieg ik zo de kamer uit, kosmogramma, links miljarden jaren diepe tijd, een glimp, vermoedelijk toch nog zo dicht dat je van het spook kunt maken wat je wilt, perspectieven op tijd en de gaten in de heg, bewegingsloos :: parkeerplaats, en zo veel aan leven verslapen dat je je sterfelijkheid onschadelijk maakt, en simone atangana bekono schaadt wat niet baten kan, droefnis verbergt de zon, weer alles boven, alles weder open, het weerstand biedende eeuwige blauw, vind hem bij de winden, engelssprekende mensen aan de deur, zet het open, alles weder open, en simone atangana bekono laat het gaan, en simone atangana bekono laat het blazen, nieuwe klanken voor de morgen, de morgen ligt te slapen in een hoekje, lichtschakeringen doen de binnenarchitectuur moduleren, je kunt doen, maar intussen is mijn koffie koud geworden, en ik moest nog, en je moet nog, en alles moet nog, en niks nog gezegd, er is nog niks echt gezegd, de vingers op de plekken, en simone atangana bekono legt alle vingers op alle zere plekken, geen warme gerechten alleen koude lichamen, zoals, zei ik dat al?, mijn koffie dus, engelssprekende mensen voor mijn deur en mijn koffie koud en melkkoe kalfje treurlied, de koe het dier de vissen, de vissen uit de hemel, visserslatijn uit de bijbel, en jezus was een zeiler toen hij over het water liep, en dan gewoon naar de bodem zakken, binnen in de aarde is een berg, de terra, het lyrisch ik niet meer toereikend, het tekende bestiaria vol, het alias antroploog, word rivier word oceaan word woestijn, en bij simone atangana bekono alles altijd wordend en bij simone atangana bekono alles altijd zijnd, schilder de beklemming, schilder het geluid in gezangen, de roep van vogels, donker houten tafel praat niet, en simone atangana bekono ontlokt woorden aan alles, je ziet het woord, je ziet het licht, ik zie het licht in elke lamp, alles zonder ballast, of de zon, het liggen en de stralen en het hoger en de honing, om honing gaat het niet, wat knaagt, neerbraak, wat knaagt neerbraak, en simone atangano bekono knaagt de neerbraak en laat zien, laat zien wat binnenin is, wat is waar je het niet denkt te zien, hoewel ze verschijnen, de mens het enige dier dat weet hoe het moet sterven, engelssprekende wetende dieren aan mijn deur en alles daarna, glooiend landschap met putten in de weg, de laatste grote uitdaging in een suffe wereld, ik blijf hier niet, misschien als je verlegen zit om wat allerlaatste kruimels, helderrauw, de avondlijke grasvlakten en het strijklicht, het strijkt over, en simone atangano bekono laat het licht strijken over je gezicht, waar het strijken strelen wordt, het is wat het is, het is nooit wat het is, maar mona lisa is niet teruggekomen, je zit, je leest, je denkt aan de dingen, soms zit ik te denken en soms zit ik gewoon te zitten, en soms moet ik opstaan om de deur te openen voor engelssprekende mensen, de allereerste actie was sensationeel, bracht iets tot kwelen, kweelde iets tot brengen, kweelde tot er iets brak, maar die koffie wordt er niet meer warm van, poelen teerachtig water, waar het begint, waar de verdeling begint, een voor jou en een voor mij, in je handen, alles in mijn handen, taalmuziek, simone atangana bekono maakt taalmuziek, hier zingt het paradijs, hier klit de wijn aan je lippen, hier passen ladders gewoon in je zak, en de trilling van vlak voor de vraag voelde je later pas –

de bladzijden op de trilstand –

en

en simone atangana bekono heeft het sociaal contract nooit ondertekend, en simone atangana bekono zet in mijn kamer levensgroot de ampersand, en simone atangana bekono is wel / geen sexsymbool (doorhalen wat niet van toepassing is), en simone antanga bekono liet de bloemen groeien, en simone atangana bekono werd niet voor niets geprezen in het paard van troje

en simone atangana bekono heeft met Marshmallow een ongekend fantastiese dichtbundel geschreven


Simone Atangana Bekono Marshmallow

Marshmallow

  • Auteur: Simone Atangana Bekono (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 23 januari 2024
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Simone Atangana Bekono

In Marshmallow maken we kennis met een hond, een vrouw en een slaapkamer in ‘een heel normaal appartement’. Alles komt op losse schroeven te staan in deze bundel waarin de poëzie zichzelf constant bevraagt, tegenspreekt en ondermijnt. Met gebruik van verschillende registers brengt Atangana Bekono groteske beelden, erotiek, alledaagsheden en geweld samen in de botsende herinneringen van twee stemmen die eens lieflijk samen moeten hebben geklonken, resulterend in giftige, grappige, en schrijnende poëzie.

Bijpassende boeken en informatie

Rinske Bouwman – Een soort eelt

Rinske Bouwman Een soort eelt recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 11 janauri 2024 verschijnt bij uitgeverij Orlando de debuutroman van de Nederlandse schrijfster Rinske Bouwman.

Rinske Bouwman Een soort eelt informatie

Rinske Bouwman is geboren in 1988. Ze is is een Utrechtse theatermaker en schrijver. Haar voorstellingen speelden op verschillende festivals en in theaters in Nederland. Rouw is een thema dat in veel van haar werk te vinden is maar meestal op een lichte toon en met een absurde inslag zodat het niet te zwaar wordt.

Met Een soort eelt waarover je op deze pagina uitgebreide informatie kunt lezen, debuteert Rinske Bouwman als romanschrijfster.

Recensie en waardering van Een soort eelt van Rinske Bouwman

  • “Bouwman is een scherpe observator, die complexe emoties secuur en met mededogen en lichtheid ontleedt. Haar zinnen zijn prachtig, haar beelden verrassend, en vaak is ze ook nog eens ontzettend grappig, ook (juist!) wanneer ze over pijnlijke zaken schrijft. Een soort eelt is half Kafka, half Bervoets, maar bovenal helemaal Bouwman.” (Koen Caris, auteur van Stenen eten)

Recensie van Tim Donker

O maar dat is altijd weer een raar moment. Een raar moment hier in het huis. De bespreker leest een boek. Het boek is uit. De bespreker staat op, en loopt met het boek in zijn hand naar de secretaire. Daar legt hij alle boeken neer die gelezen zijn, uit, maar nog niet besproken. Het  boek ligt daar dan, op de hoek, een stapeltje inmiddels, want er is nog wel wat werk aan de winkel voor de bespreker. Dan staat hij, de bespreker, nog even, nog even vlakbij het boek. Dat uit is, maar nog niet besproken. De bespreker slingert zijn beide armen langs zijn lichaam heen en weer, misschien in een poging het boek dat hij zojuist uit las van zich af te schudden. Dan is het weer terug naar de leesstoel, dan is het weer zitten daar, dan is het weer grajen naar het volgende boek op de stapel.

Dat is altijd weer een raar moment. Een raar moment hier in het huis. Het vorige boek is uit, zindert nog na in het lijf van de bespreker, de personages lopen nog door zijn kop. Maar nu moet hij zich gaan inleven in het volgende boek, in nieuwe personages, in een andere schrijver, met andere woorden, andere zinnen, andere dingen te vertellen.

De buitengewoon geslaagde opvoeding van Frida Wolf was het boek dat ik zojuist neerlegde op de hoek van mijn teergeliefde maar tamelik rotzooierige secretaire. De laatste zin gelezen, en mijn koffie is nog niet eens koud als ik aan Een soort eelt ga beginnen. Het debuut van Maria Kager had me geraakt, goed geraakt, diep geraakt. Het zal niet eenvoudig zijn om kieren te maken in wat Kager in me achter liet zodat het licht van Rinske Bouwman kan binnendringen. Of. Naja. Woorden zijn licht. Toch?

Dat is te zeggen. Ik weet nog wat teejoo zei. Hij zei Ze maakt beelden van vlees op de koelvriesafdeling van een supermarkt, dat leek me wel wat voor jou. En nu ben ik wrevelig. Ik weet niet waarom hij schijnt te denken dat ik zo een siekegheest ben, die alles dat riekt naar dood en ellende en bloed en drek almeteens prachtig zou vinden. Vleesskulpturen, waarom zou ik me vergeilen aan vleesskulpturen? Ik weet niet hoe ik aan dat stigma kom. Wat erger is: ik weet niet hoe er weer af te geraken. Dus ik zit. En ik zucht. En ik monkel.

Maar komaan. De koffie is nog niet eens koud, en Bouwman kan er niks aan doen. Bouwman kan er vermoedelijk niet eens wat aan doen wat er over haar boek op het achterplat (in dit geval zijflap) terecht komt, en minder nog aan wat teejoo daaruit pikt om het boek bij mij aan te prijzen. Dus lezen nu. Lezen nu de koffie nog warm is.

Sarlag is geboren in Nederland en opgegroeid in Mongolië. Nu is ze weer terug in Nederland, om er te studeren. Haar minor ofzo, ik nie weet nie. Hoe heet dat allemaal, toen ik studeerde waren al die amerikaans-achtige termen nog niet zo in zwang. Je studeerde gewoon tot je studie af was en dan was je afgestudeerd en de echte studiebollen konden dan nog promoveren. Maar goed, studeren dus. In Nederland. En dan moet je in je levensonderhoud kunnen voorzien, en daartoe nemen studenten een bijbaantje.

Sarlag op die koelvriesafdeling van een supermarkt. Meer bepaald: de koelvriesafdeling van de Dirk van de Broek. Als u het mij vraagt, u vraagt het mij niet maar daarom zeg ik het toch maar, is de Dirk van de Broek met afstand de meest hollandse, de meest deprimerende, de meest troosteloze supermarkt van Nederland en misschien zelfs wel van Europa en daaraan draagt die achterlijke koelvriesafdeling die ze daar hebben (waar je als klant midden in de zomer in je tiesjurtje nog kans loopt een dubbele longontsteking op te lopen) niet weinig bij. Allicht dat Bouwman net daarom ook voor deze supermarkt gekozen heeft, maar misschien ook niet. Misschien ben ik wel de enige Nederlander die zo intens droevig wordt van de Dirk van de Broek. Van het feit dat iedereen het altijd maar over “De Dirk” heeft, van dat sjeuloze assortiment, van die stomme reclame, van de oerlelijke  bedrijfskleding, van dat algehele gebrek aan sfeer in hun winkels (natuurlijk gaat niemand voor de sfeer naar een supermarkt maar als je er geen stap over de drempel kunt zetten zonder eerst een gezinsverpakking Prozac geslikt te hebben, is het toch wel biezonder erg gesteld).

In de Van de Broek (ja ik weiger “De Dirk” te zeggen) en in haar studentenhuis, maar vooral niet in de kolleezjebanken leeft Sarlag haar studentenleven. Er is een vriend die Kalle heet en die net iets te vaak aardappelsoep maakt. Er zijn huisgenoten die aan yoga doen. Er zijn feestjes. Er is een onmisbare onesie. Er zijn gedachten aan thuis, aan Mongolië, aan haar ouders en een broertje genaamd Yul.

Volgens het achterplat moet het ook duidelijk zijn dat er een groot verdriet is maar eigenlijk is dat zeker aan het begin (maar totaal welke bladzijde kun je in een boek nog van “het begin” spreken?) helemaal niet zo duidelijk. Sarlag is misschien geen doorsnee studente, maar dat kun je ook aan temperament wijten. Aan haar hoogst eigen, zomwijlen enigszins kinderlijke blik op de wereld.

Zo vind Sarlag dat je in Kalles ogen als je wilt mars zou kunnen zien; als hij straalt dansen er marsmannetjes op zijn irissen. Over die in zijn ogen wonende marsmannetjes denkt ze als volgt na: “Ze zullen wel altijd dorst hebben van het zoute traanvocht waarin ze wonen. Ze zijn drenkeling op zee en zijn irissen zijn zinkgaten waar waarschijnlijk zeemonsters wonen.” – dat is tiepies het soort gedachte dat begint in een kinderbrein om afgemaakt te worden in het hoofd van een volwassene (of andersom misschien). Zo stombelt Een soort eelt steeds op en overheen grenzen: tussen kind en volwassene, droom en realiteit, een (on)mogelijk hier en een (on)bereikbaar daar.

Tussen humor en ernst, tussen dagdagelijksheid en hemel, tussen poëzie en banaliteit. Neem de prachtige gedichten die af en toe de verhaallijn onderbreken en rare opsommingen vormen waarvan de zin pas later duidelijk wordt.

Of neem de levendige gedachten van Sarlag; al die beelden waarvan het de lezer niet steeds aanstonds duidelijk is dat het allemaal alleen maar in haar hoofd bestaat: kokend heet water en slappe broccoli over haar buik gieten als ze op de kruimeltafel in de kantine ligt, een meisje bevriezen op haar koelvriesafdeling of samen met alle klanten de hele Vandebroekvloer volgieten met zuivel (en ik dacht aan de pindakaasvloer) (en daardoor dacht ik aan Ernie) (en elk boek dat me doet denken aan Ernie is een goed boek).

Of ook. Een klant vraagt om kreukelfriet maar dat is er niet, en Sarlag raadt hem ribbelfriet aan. Waarna ze peinst aan alle producten die geribbeld kunnen zijn: een grappige, en weeral enigszins kinderlijke opsomming. Totdat condooms zich in de opsomming wringen.

Ik dacht eerst: dit is hoe de banaliteit van Nederland, een banaliteit zo banaal dat wij beter spreken van Holland (Holland is waar Nederland te laag wordt om nog neder te mogen zijn en al haar holheid onverbloemd prijs geeft); dit is hoe de fantasieloze werkelijkheid; dit is hoe de aldag Sarlag langzaamaan opeet maar neen, naar het einde toe wordt het boek zelfs een slagje surrealistieser (en krijgt ook de proloog, gefocaliseerd vanuit een tussen laaglandse koeien levende jak, die proloog die mij in beginsel zo vergezocht leek, alle betekenis).

Het gaat niet om gekonsumeerd worden door een verpletterende roetiene in een sowieso weinig tot frivoliteiten geneigd land (wat ik, lezend, nog wel even dacht); het gaat, wel degelijk, om een verdriet dat zijn oorsprong vindt in Mongolië en door Sarlag nergens ontlopen kan worden. Het Mongolië waar haar vader wolkenjager was, haar broer Yul zo gek was op zijn playstation, de ger verplaatsbaar was, en de zomer helemaal zomer was met de rendiermensen van de taiga, met het meer van Hövsgöl waar ze woonde en het Ulanbataar waar ze studeerde (wat door mij nooit los gezien kan worden van de rockband Ulan Bator & hoe ik hou van hun En France wat volgens mij niet eens hun beste seedee is) (de Mongolië-passages -ja om en om komt het verleden beslag nemen van Sarlag, de lezer en Een soort eelt– –om en om wat– —om en om de hoofdstukken natuurlijk let dan ook op truttemie—; welaan dus, de Mongolië-passages zijn erg mooi, erg beeldend, erg sprekend beschreven, dit leer je niet uit films of boeken of gesprekken, een mens zou haast gaan denken dat Bouwman langstwijlen in Mongolië woonde). Verdriet vloert. Plat op de vloer. Er is geen verder neer mogelijk.

Misschien zegt Bouwman iets te vaak “zich ergens toe verhouden”, misschien gaat het iets te vaak over (tong)kussen met jongens, misschien is het iets te vaak gewild poëties (zoals in een hap sneeuw nemen die “naar oplossingen [smaakt]”) maar alles bij alles is Een soort eelt een cadeau voor de bespreker: het beste boek om alle voorgaande boeken mee te vergeten.

Dit is een mooi boek.
Dit is een poëties boek.
Dit is ondanks dat hele grote verdriet een hartwarmend boek.

Ik zou haast zeggen: dit is een leuk boek. Ware het niet dat dat een beetje een lullig en besmuikt woord is. Wat is leuk een schaap is leuk zeggen de mensen dan. Of een jak. Is ook leuk. Ja. Een jak is ook leuk.


Rinske Bouwman Een soort eelt recensie

Een soort eelt

  • Auteur: Rinske Bouwman (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Uitgeverij Orlando
  • Verschijnt: 11 januari 2024
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 16,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Rinske Bouwman

Tragikomische debuutroman over verdriet, familie en de kracht van verhalen.

De Nederlandse Sarlag is grotendeels in Mongolië opgegroeid en keert als studente terug naar Utrecht. Ze draagt een groot verdriet met zich mee, maar heeft veel talent om dat uit de weg te gaan. Tijdens de lange dagen die ze maakt op haar werk op de koel-vriesafdeling van de supermarkt, boetseert ze half gesmolten vriesproducten tot vleesbeeldjes en kalmeert ze zichzelf door haar favoriete feiten op te noemen.

Gaandeweg wordt duidelijk wat er gebeurd is in haar gezin, maar ondertussen heeft het onverwerkte verdriet zich al vastgezet in Sarlags lichaam en vindt er een absurde metamorfose plaats.

​Rinske Bouwman (1988) is een Utrechtse theatermaker en schrijver. Haar voorstellingen speelden op verschillende festivals en in theaters in Nederland. Haar teksten zijn macaber en humorvol. Vaak is rouw een hoofdthema in haar werk, dat ze met een lichte toon en absurde inslag hoopvol maakt. Een soort eelt is haar debuutroman.

Bijpassende boeken en informatie

Forugh Karimi – Nargis

Forugh Karimi Nargis. Op 2 december 2023 verschijnt bij Meridiaan Uitgevers het nieuwe boek van de Afghaans-Nederlandse schrijfster Forugh Karimi. Je leest hier informatie over de inhoud van het boek en de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Nargis, het nieuwe boek Forugh Karimi.

Forugh Karimi Nargis

Forugh Karimi is in 1971 in Kabul, de hoofdstad van Afghanistan, geboren. Toen ze vijfentwintig jaar oud vluchtte ze met haar man naar Nederland. Hier studeerde geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam. Na afronding van haar studie ging  ze aan de slag als psychiater en psychotherapeut en opende haar eigen praktijk in Den Bosch.

In 2022 verscheen haar debuutroman De moeders van Mahipar waarvoor ze veel lof en de Hebban Debuutprijs 2023 ontving. Haar nieuwe boek, de novelle Nargis waarover je hier veel informatie kunt lezen is eerst verschenen als Brabants boekenweekgeschenk.

Recensie van Nargis van Forugh Karimi

  • “Ik wilde niet te snel lezen; ik genoot, want Forugh weet zoveel verhalen te verbinden met elkaar. Je leeft echt mee met de strubbelingen en strijd van deze familie. Een kleine, sublieme roman.” (Abdelkader Benali)

Forugh Karimi Nargis

Nargis

  • Auteur: Forugh Karimi (Nederland)
  • Soort boek: novelle
  • Uitgever: Meridiaan Uitgevers
  • Verschijnt: 2 december 2023
  • Omvang: 96 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 18,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Forugh Karimi

Het leven Nargis staat op zijn kop. Haar broer Omid zit vast, haar zus Niloufár beschadigt zichzelf, haar moeder zit wezenloos op de bank naar de Afghaanse televisie te kijken en haar vader zit avond aan avond stiekem wodka te drinken in de schuur.

Maar dan stelt haar broer Nagris een vraag die alles op scherp zet en is het aan haar om te ontrafelen wat er precies is misgegaan – en het gezin weer bij elkaar te brengen.

We zijn losse eilandjes, deinend op een zee die omvat wordt door de muren van ons huis. Ik denk dat die muren ons niet lang meer bij elkaar kunnen houden. Wij kijken elkaar niet meer echt aan. Iedereen begroet de lucht, elkaars voeten, de meubels waar de ander toevallig naast staat.

Forugh Karimi De moeders van Mahipar RecensieForugh Karimi (Nederland) – De moeders van Mahipa
Nederlandse roman
Uitgever: Meridiaan Uitgevers
Verschijnt: 1 februari 2022

Bijpassende boeken