Tag archieven: Nederlandse roman

Jannemieke Caspers – Het Heidi-feest

Jannemieke Caspers Het Heidi-feest. Op 9 april 2024 verschijnt bij uitgeverij De Harmonie de debuurtoman van Jannemieke Caspers. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfsters en de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de waardering en recensie van Het Heidi-feest, de eerste roman van Jannemieke Caspers.

Jannemieke Caspers Het Heidi-feest recensie van Tim Donkers

Bestaat de moetlees?

Het boek waarna je leven nooit meer hetzelfde zal zijn
Het boek dat bij je opvoeding hoort
Het boek dat positieve stimulans geeft aan het geweten

Ofzo. Het boek dat je, kortom, gelezen moet hebben.

De bespreker bespreekt de boeken en iemand vraagt waar ist werk van en je denkt ja. Ja, je denkt want de bespreker is ook parelduiker. De bespreker verspreidt ook het woord. De bespreker wil ook boeken onder neuzen wrijven en lezen! roepen, dit nu lezen! schreeuwen, lees dit allemaal! van daken brullen. Maar het is dat “moeten” waar ik op stuk loop. Waar moeten verschijnt is waar willen verdwijnt. Dierhalve trek ik de kaart van de moetlees liever niet.

Maar. Ja. Dan lees ik dit. Dan lees ik Het Heidi-feest. Een boek dat geschreven lijkt te zijn op het lijf van de huidige paniekmaatschappij. Een heel land zou er beter van worden dit boek te lezen (en goed te verstaan). Een mens zou bijna willen dat Het Heidi-feest verplicht werd gesteld op alle middelbare scholen van dit land.

Plaat van handeling: een piepklein dorpje dat door hoge heuvels van de rest van de wereld is afgesneden. Er is een hotel waar bijna nooit iemand logeert, een café waar alleen dorpelingen een biertje komen drinken, en een zo goed als failliete boekwinkel. En er is een station waar maar één spoor doorheen gaat en waar dientengevolge ook maar één perron is. Op dat perron staat een kioskhokje. Alle dagen wordt brozebottenGrietje door haar overbezorgde en niet geheel normale moeder in een rolstoel gezet (hoewel brozebottenGrietje prima zelf lopen kan) en naar het kioskhokje gereden. Grietje neemt plaats in het hokje, haar moeder doet de deur op slot en daar zit ze dan, Grietje met haar zogezegd broze botten, de hele dag te zitten, in een kiosk waar nooit iemand iets komt kopen omdat er nooit een trein stopt in wat amper een station heten mag.

Om toch wat te doen te hebben, praat Grietje de hele dag in haar radiootje. Op 96,5 megahertz klinkt via de ether haar stem. Heel de dag door vertelt ze verhalen. Vreemde verhalen, sprookjesachtige verhalen, moje verhalen. Gevolgd door vele dorpelingen, waaronder Hank die ook in een rolstoel zit. Hij is de (half)broer van dorpsdokter Harold en hij is een oorlogsinvalide al weet niemand in welke strijd hij eigenlijk zijn verwondingen heeft opgedaan. Goed is hij in ieder geval wel in de archetypische verbitterde oorlogsveteraan uithangen, de man die overal vijanden ziet, die het leven veel beter door denkt te hebben dan al die burgers die nooit hebben hoeven vechten, de man die de verschrikkingen in de ogen gezien heeft (en enigszins rechts is, en wat onaangenaam, en geen tegenspraak duldt – je ziet hem zitten, Hank, op zijn allerbornonthefourthofjuly-achtigst, in zijn rolstoel).

Op een dag slaat Grietje via de radio alarm: ze ziet vreemdelingen liggen op het perron waar haar kioskhokje staat. Voordat iemand poolshoogte kan gaan nemen, zijn de vreemdelingen weer weg. Niemand heeft ze gezien, en er zijn ook geen aanwijzingen dat ze er geweest zijn. Maar het is voer genoeg voor de meest vergezochte speculaties. Niet lang daarvoor is het dorp geteisterd geweest door een overstroming. Die ook al geen overstroming was. Maar smeltend ijs. Of een straf van God. Of nee wacht, “ze” hadden de stuwdam opengezet!

Diverse dorpelingen lijden aan vreemde aandoeningen. Jeuk, koorts, braken; dokter Harold heeft het drukker dan ooit. En dan nu die vreemdelingen weer. Vast terroristen. Of besmettelijke ziekten met zich meedragende ratmensen.  Er is van alles aan de hand, toch? En alles moet wel met alles te maken hebben. Het water is zeker en vast ook al vergiftigd, drink voorlopig maar niet meer uit de kraan.

De meningen over de redenen van overstromingen, ziekte, vreemdelingen lopen misschien uiteen maar de meeste dorpelingen weten één ding zeker: het Heidi-feest moet doorgaan. Het is een soort carnaval maar dan met een militaristiese/sexistiese/ritualistiese/sektariese grondslag. Een overgangsrite naar de volwassenheid: een achttienjarig meisje verstopt zich in het bos en alle jonge mannen moeten, met maskers op, op haar “jagen”. Wie het meisje als eerste “schiet” met zijn paintballgeweer heeft haar “gewonnen”. Vrouwen zijn prooi in dit feest, of slaaf. Want alle andere vrouwen worden geacht de verliezende mannen te vertroetelen in de zweethut. Hoe bizar ook, de dorpelingen zijn trots op dit feest en willen het koste wat het kost behouden.

Dit jaar is brozebottenGrietje de Heidi. Mogelijkerwijs heeft Hank dit echter gemanipuleerd. Emme, de overbezorgde moeder van Grietje en eigenaresse van de boekwinkel die door de overstroming teveel schade heeft geleden, wil om begrijpelijke redenen echter volstrekt niet dat mannen op haar Grietje zullen jagen. Maar omdat zij in het dorp als enigszins gestoord te boek staat, luistert niemand naar haar. Het Heidi-feest gaat door. Voor Hank een moje gelegenheid om af te rekenen met de vreemdelingen: hij wisselt enkele paintballgeweren om voor echte.

Uiteraard gaat het mis, goed mis. Er vallen doden. Geen vreemdelingen. Wie zei er ook dat er vreemdelingen waren? Ja. Grietje. Maar die ziet wel vaker dingen die er niet zijn. Misschien is ze trouwens in werkelijkheid wel een vis.

Het is niet moeilijk om in Het Heidi-feest een metafoor te zien van een wereld die crisis na crisis lijkt mee te maken (een raar effect van de zogeheten mondialisering is trouwens dat de hele wereld stilaan verandert in een met kranten dichtgeplakt gehucht: kosmopolieten zijn feitelijk bekrompen dorpelingen). Niets “gebeurt” gewoon maar, alles is symptomaties voor het op handen zijnde wereldeinde. Want het is toch niet normaal meer dat enkele oudjes het moeten afleggen tegen een griepvirus?, dat het aan het begin van de zomer maar zo enkele weken droog is? (dan hebben we straks weer een droogteprobleem!), dat de dienstplicht is afgeschaft & wat moeten we dan als straks De Russen voor de deur staan en niemand nog een geweer vast kan houden want iedereen rijdt tegenwoordig op elektriese fietsen? (!) (???) (ja ineens blijkt dit land een deur te hebben, dat wist ik ook niet) (en wat geweren met elektriese fietsen te maken hebben weet ik niet ik schrijf ook maar iets op dat ik uit de mond van een kollega heb horen komen) (en dat te bedenken dat die stomme tandenborstelsnor me had uitgenodigd om bij hem thuis koffie te komen drinken en dat ik nog bijna gegaan was ook)(& is de moeilijkheid juist niet precies de omgekeerde: dat het probleem nu net is dat mensen kontinu wapens op elkaar menen te moeten richten?); paniek is de nieuwe religie en de feesten van angst de manier om het te vieren en ieder woord van relativering komt je op totale uitstoting te staan (want je wil toch geen wappie zijn, of erger nog, zo’n foute FvD-stemmer, je wil toch wel bij de goejen horen, bij “ons”, bij het “wij” bij het “samen voor elkaar”?)

Het Heidi-feest (het feest, niet het boek als geheel) kommentaart dan misschien weer op de krampachtigheid waarmee mensen aan feesten vast willen houden puur en alleen omdat het nu eenmaal traditie is (terwijl traditie misschien wel de beste reden is om ergens mee op te houden).

Zijn de vreemdelingen in Het Heidi-feest er geweest?
Waren de ziekteverschijnselen van de dorpelingen meer dan een gevolg van onhygiënische toestanden tijdens en na de overstroming?
Was de overstroming slechts een buiten haar oevers getreden rivier, en als zodanig iets van alle tijden, of was er meer aan de hand?

Wie weet. Zeker is wel dat de enige rampen die zich voltrokken hebben, de dorpelingen zichzelf hebben aangedaan. Dat vond ik een sterk en veelzeggend gegeven.

Maar ook zonder politieke / theoretiserende (conceptualiserende?) lezing blijft dit één van die moje, eigenzinnige, tot nadenken stemmende en charmante boeken waar De Harmonie nu al jarenlang erg goed in is. Hoe poëties het is, bijvoorbeeld. In woord maar ook in beeld. De stamgasten van het café die tijdens de overstroming -zo stelt iemand zich voor- gewoon op hun barkruk zijn blijven zitten, stilletjens dobberend aan de bar. Dat is een poëties beeld. Evenals Grietje, opgesloten in haar kioskhokje. Of de boeken die Emme in haar winkel aan waslijnen te drogen hangt. Mannen met maffe maskers in een bos, en Grietje ergens in een boom. Madeleine die door de vloer van het hotel zakt, en daar zo, een tijdje, blijft hangen vooraleer iemand haar komt redden; Caspers is erg goed in het opdenken van dit soort dromerige, wat verstilde beelden. Je kunt in veel merken dat dit boek van orzjiene een toneelstuk was. Toen heette het WOLF of Het Heidi-feest. Ik weet niet of ik het opgevoerd had willen zien. Dan krijg je natuurlijk weer van die akteurs die tegen elkaar gaan praten enzo, dat zou veel verpest hebben (met hun gedragen theaterstemmen). Als installatie had het betoverend kunnen zijn, misschien.

Of als boek.

Wacht.

Ja. De moetlees. Hum. Honderdéénenveertig prachtige pagina’s. Die een deel filosofie, een deel poëzie, een deel modern (filmies?) sprookje zijn. Pagina’s ook die ontroeren. U in gedachten doen verzinken. En u in het beste geval misschien een heel klein beetje beter maken. Moet u dat lezen? Nee. Maar u moet het wel willen lezen.

Informatie over schrijfster Jannemieke Caspers

Jannemieke Caspers is geboren in 1982. Ze studeerde Theaterwetenschap & Dramaturgie aan de Universiteit Utrecht en Writing for performance (dramaschrijven) aan de HKU. Inmiddels heeft ze een aantal theatervoorstellingen en toneelstukken voor jongeren en volwassenen op haar naam staan. Het Heidi-feest dat in april 2024 verschijnt is haar debuutroman.

Jannemieke Caspers Het Heidi-feest

Het Heidi-feest

  • Auteur: Jannemieke Caspers (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse debuutroman
  • Uitgever: De Harmonie
  • Verschijnt: 9 april 2024
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,00
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de eerste roman van Jannemieke Caspers

Tussen hoge heuvels ligt een dorp, met de villa van de dokter, het slechtlopende hotel De Vallei, de apotheek, het café, een boekwinkeltje, en een station met één perron waar de treinen voorbijrazen. Niemand stopt hier, niemand vertrekt. Het dorp kampt met de gevolgen van een vijfdaagse overstroming en het jaarlijkse Heidi-feest is uitgesteld. Op een ochtend ziet BrozebottenGrietje vanuit haar kioskhokje op het perron plots twee vreemdelingen. Niemand anders heeft ze gezien, maar Grietjes observatie is genoeg om het gehele dorp te ontwrichten.

Het Heidi-feest is een grappig en grimmig verhaal over de angst voor de ander en wat de gevolgen kunnen zijn als we die te serieus nemen en ons erdoor laten leiden.

De personages die het debuut van Jannemieke Caspers bevolken doen denken aan de Noorderlingen in de gelijknamige film van Alex van Warmerdam.

Bijpassende boeken

Manik Sankar – Ossenkop

Manik Sarkar Ossenkop recensie en informatie over de inhoud van de debuutroman van de Nederlandse vertaler. Op 9 april 2024 verschijnt bij uitgeverij Hollands Diep de eerste roman van de Nederlandse schrijver Manik Sarkar. Hier lees je uitgebreide informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Manik Sarkar Ossenkop recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Ossenkop, de roman van Manik Sarkar, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

  • “Geweldig! Bordewijk-achtig en vol heerlijk jargon.” (VPRO boeken)
  • “Jaloersmakend goed weet Sarkar aan de hand van één tragikomisch mensenleven te laten voelen wat de wereld allemaal is kwijtgeraakt.” (Gijs Wilbrink, auteur van De beesten)

Manik Sarkar Ossenkop

Ossenkop

  • Auteur: Manik Sarkar (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman, debuutroman
  • Uitgever: Hollands Diep
  • Verschijnt: 9 april 2024
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 22,99 / € 11,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de eerste roman van Manik Sarkar

Wanneer Rensing in 1975 van de Slagersvakschool komt, weet hij alles over het slagersvak en het runnen van een slagerij. Hij zit boordevol ideeën over hoe hij het slagerijwezen op zijn kop gaat zetten. Jammer genoeg mist hij één noodzakelijke eigenschap voor succes: hij heeft geen talent voor de omgang met mensen.

Na de dood van zijn vader probeert hij met zijn nieuwe echtgenote aan zijn zijde zijn idealen te verwezenlijken. Maar om hem heen veranderen de tijdgeest, het dorp en de wensen van de klanten. Als de omzet terugloopt, wordt het steeds meer een strijd van één slager tegen de wereld.

Bijpassende boeken

Maria van Lieshout – Het lied van de merel

Maria van Lieshout Het lied van de merel recensie en informatie over de nieuwe Nederlandse beeldroman, Het lied van de merel, geschreven door Maria van Lieshout, verschijnt op 23 april 2024 bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maria van Lieshout Het lied van de merel recensie

Als er boekbesprekingen en recensies verschijnen in de media van de roman Het lied van de merel, geschreven door de Nederlandse schrijfster Maria van Lieshout, kun je er hier over lezen.

Maria van Lieshout boeken en informatie

Maria van Lieshout is geboren in 1967 en opgegroeid in Nederland. Vanaf 1997 woont ze in de Verenigde Staten waar ze een opleiding grafische vormgeving aan de George Washington University volgde. Ze woont en werkt in San Francisco.

Ze ontwikkelde zich tot illustratrice en auteur van meerdere zeer gewaardeerde kinderboeken. Haar nieuwste boek waarover je hier alles kunt lezen, verschijnt in de tweede helft van april 2024.

Maria van Lieshout Het lied van de merel

Het lied van de merel

  • Auteur: Maria van Lieshout (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse beeldroman
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 23 april 2024
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 27,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman Maria van Lieshout

Er zijn bijna zeven decennia verstreken sinds de Tweede Wereldoorlog, maar de toekomst van de zeventienjarige Annick Vermeulen houdt waarschijnlijk verband met een geheim dat in die oorlog verloren is gegaan. Wanneer haar oma aan acute leukemie blijkt te lijden en een beenmergtransplantatie nodig heeft, blijkt geen van haar broers en zussen een match te zijn. Sterker nog, ze zijn niet eens verwant. Wanhopig op zoek naar een levende bloedverwant duikt Annick in het verleden, daarbij geholpen door een zestal koperetsen, het enige jeugdbezit van haar oma, en de naam van de maker ervan: Emma Bergsma.

Annick komt er stukje bij beetje achter dat de achttienjarige verzetsstrijder Emma in 1944 hielp bij het redden van duizenden levens toen ze deelnam aan de grootste bankoverval in de Europese geschiedenis, vlak onder de neus van de Duitse bezetters. En dat zij ervoor heeft gezorgd dat Annicks oma als peuter de oorlog overleefde. Lukt het Annick om het oorlogsverleden van haar oma te ontrafelen en op tijd een donor te vinden?

Bijpassende boeken en informatie

Atte Jongstra – Friezen in Rome

Atte Jongstra Friezen in Rome recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 11 juni 2024 verschijnt bij Uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwste roman van de Nederlandse schrijver Atte Jongstra. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Atte Jongstra Friezen in Rome recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt waarin aandacht wordt besteed aan Friezen in Rome, de nieuwe roman van de Fiese schrijver Atte Jongstra, besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Atte Jongstra Friezen in Rome

Friezen in Rome

  • Auteur: Atte Jongstra (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt:11 juni 2024
  • Omvang:352 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Atte Jongstra

Fries historicus Atte Sixma werkt op het Academisch Instituut te Rome, omringd door diverse wetenschappers en kunstenaars aan een onderzoek naar Friese strijders voor keizers en het Vaticaan. Zijn aanwezigheid loopt uit de hand. Lastige vragen van het Leeuwarder thuisfront brengen hem steeds verder in het nauw, en pesterijen door collega-fellows en seksuele escapades helpen niet mee. Alles staat op losse schroeven. Heeft het Friese volk wel bestaan? En Sixma zelf… Is hij nog te redden?

Bijpassende boeken

Oliver Reps – Twintig keer Dee

Oliver Reps Twintig keer Dee. Op 28 maart 2024 verschijnt bij uitgeverij De Harmonie het nieuwe boek van Oliver Reps. Je leest hier informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbespreking en recensie van Twintig keer Dee, de nieuwe verse novel van Oliver Reps.

Oliver Reps Twintig keer Dee recensie en informatie

Oliver Reps is geboren in Duitsland. Toen hij zes jaar oud was verhuisde hij met zijn ouders naar Nederland. Tegenwoordig woont hij in Amsterdam met zijn gezin. Bovendien is hij mede-eigenaar van de Amsterdamse kinderboekwinkel Casperle.

In 2018 debuteerde hij met De dag die nooit komt, waarvoor hij werd erkend met Beste boek voor jongeren. Bovendien verscheen er een Duitse vertaling die als titel Der Tag der nie kommt heeft gekregen. Zijn tweede boek, een mengvorm van gedicht en roman, ook wel novel verse genoemd, waarover je hier uitgebreide informatie leest, verschijnt eind maart 2024 bij Uitgeverij De Harmonie.

Recensie van Tim Donker

Misschien ken je dat wel: de trein nemen.
Misschien dat je de trein nemen wel kent.

Goed. Dus die gast neemt de trein naar Berlijn. Hij laat een briefje achter voor zijn huisgenoot, en hij gaat. Met de trein. Naar zijn vriendin in Berlijn.

Zijn vriendin Dee. Delana. Die ineens gaan moest, dat heb je soms zo met vriendinnen. Ineens moeten die gaan. In Delana’s geval naar Berlijn. Weet jij veel. Iets met haar studie. Biologie. Iets op de universiteit, iets met een laboratorium. Weet jij veel waarom dat allemaal ineens in Berlijn moet en niet in het Amsterdam kan waar de ikfiguur en zijn Delana wonen. Een tijdje gaat het goed, heen en weer reizend. Daar bij haar zijn, bij Delana zijn, in Berlijn, als gast, als logee, als toerist, en dan weer terug naar huis. Maar op een dag verdraagt de ikfiguur de afstand niet meer en neemt hij de trein. Gewoon. Zomaar. Onafgesproken. Ineens. In een opwelling. Die geen echte opwelling is.

Twintig keer Dee is – ja, wat? Een roman in verzen? Een boeklang poëem? Een verhalend gedicht van 134 bladzijden? Een dichtroman, bestaat dat woord: dichtroman?, zo nee dan munt ik het nu: dichtroman. Alles beter dan dat “verse novel” waar het achterplat mee komt. Waarom dat Engels? Alsof het Nederlands geen woorden heeft. In ieder geval: de bladspiegel is die van poëzie: veel paginawit, korte regels, soms maar een woord of drie, vier, vijf per regel, het geheel ook nog opgedeeld in hoofdstukken dus nog meer paginawit – dat leest snel (daar had ik bijna gezegd: dat leest op treinsnelheid), ik las het in één keer uit, op zondagochtend, in bad. De treinreis van de hoofdfiguur, van Amsterdam naar Berlijn, beslaat bijkans het hele boek.

Zit hij. In de trein. In anticipatie, tussen vrees en hoop, in verlangen, vol verwachting, in angst en twijfel. Zo gaat het, heel de weg naar Delana. En onophoudelijk praat hij tegen haar. In zijn hoofd. Herinneringen, gedachten, mijmeringen. Allemaal voor haar. Vragen, ook. Ook vragen: “Wist je trouwens dat David Bowie een tijdje in Berlijn heeft gewoond?” (ja natuurlijk weet Delana dat David Bowie een tijdje in Berlijn heeft gewoon, heel de wereld weet dat David Bowie een tijdje in Berlijn heeft gewoond en trouwens al die lui hebben een tijdje in Berlijn gewoond en het is niet zo interessant en daarenboven is David Bowie de meest overgewaardeerde artist allertijden maar trek je daar niks van aan, dat is maar mijn mening, daar hoef jij niks mee). En andere dingen. Of ze Midnight Express heeft gezien. (dat vond ik een tijdlang een hele goede film, ik weet niet waarom, ik had iets met Alan Parker ooit, een tijdlang, mijn vader vond het ook een goede film, we kwootten wel eens uit Midnight Express, inderdaad dat stukje met verkeerdom het rondje over de luchtplaats lopen, iets met de slechte exemplaren die terug moesten naar de fabriek ofzo, ik weet het niet meer precies, mijn vader en ik spraken zoon zestig prosent van de tijd in kwoots tegen elkaar). En een gedachte over Buzz Aldrin als twede mens op de maan.

Daar vond de huisgenoot van de ikfiguur iets van trouwens: “toen ik wist dat Buzz Aldrin / De tweede mens op de maan was / Beweerde Flo dat ik het ultieme bewijs ben / Dat er zoiets als reïncarnatie bestaat / Omdat ik dingen weet die ik niet behoor te weten / Omdat ze gebeurden lang voordat ik ben geboren / Ze hebben de harde schijf van mijn vorige leven / Per ongeluk niet helemaal gewist / Flarden zijn blijven hangen”

(wat een tamelik stompzinnige redenering is natuurlijk – alsof een mens alleen “behoort” te weten wat er gedurende zijn leven op aarde gebeurd is. & wat is geschiedschrijving dan eigenlijk volgens Flo’s gedacht? de psychoanalyse van reïncarnatie ofzo?)

(en wie zijn die “ze” dan die die harde schijf niet goed zouden hebben gewist?)

Doch neen. Peins dat niet. Peins niet dat deze ikfiguur een ambetante, belerende, vroegwijze zeur is die gans een treinreis entlang interessantige trivia uitstort over die arme Dee, die er niet eens bij is. Nee, meestentijds denkt hij op aandoenlijke, hartverwarmende, ontroerende wijs na over hun relatie. Over hoe ze elkaar ontmoetten. Over de vogelspin die Dee had als kind. Over iets wat ze samen vanaf Dee’s slaapbank zagen op televisie en wat ze grappig vonden, hoewel het bij nadere beschouwing misschien niet echt grappig was. Over hoe hij, de ikfiguur, in zijn stoutste dromen soms kan zien hoe Dee en hij ooit een afgelegen vuurtoren zullen bemannen ergens voor de kust van Engeland, tezamen met hun twee kinderen. Gedachten gelijk deze, meanderend, in een trein naar Berlijn. In een glasheldere maar niettemin tot ver over heuvelen lichtende taal. Misschien alleen jammer dat hij zijn telefoon steeds “checkt”, waarom kijkt hij niet gewoon op zijn telefoon? Die “jumpscare” kan ik hem vergeven maar alleen maar omdat mijn zoon, mijn moje lieve wijze grappige fantastiese tienjarige zoon het altijd over een “jumpscare” heeft, en elk boek dat me aan mijn zoon doet denken is een goed boek. Maar toch, Reps. Jammer toch. Toch jammer. Waarom is Dee bij vrienden “gecrasht”, waarom is ze daar niet gewoon blijven slapen? Waarom zet de ikfiguur “thx” in een reactie op een bericht van zijn huisgenoot, god wat heb ik daar gruwelijk de pest aan, als ik een bericht van iemand ontvang waar “thx” in staat. Waarom houdt hij er rekening mee dat deze “trip” kansloos is, en hij “delusional” gaat zijn? Waarom al dat Engels, alsof het Nederlands geen woorden heeft.

Maar misschien ben ik hier te oud voor? Reps won met zijn debuut De dag die nooit komt de prijs Beste Boek voor Jongeren, allicht is Twintig keer Dee ook bedoeld als jongerenboek? Jong volwassenen? Of wacht, dan moet je natuurlijk “young adult” zeggen, want het Nederlands heeft klaarblijkelijk geen woorden. Of zotter nog: YA. Zo las ik dat ooit ergens: een YA-roman. En ik dacht, wat is in godsnaam een YA-roman? Een paar seconden lang dacht ik dat het zoiets zou zijn als Oi-punk ofzo, of het omgekeerde van the knights who say ni, ik dacht ook aan nY, ik meende al bijna te mogen geloven dat een YA-roman iets radikaals kon zijn, een revolutionaire kracht, een alles omver werpende roman toen mijn franc viel en ik Achja dacht. Achja en Achzo. Natuurlijk. Alles moet in het Engels, want het Nederlands heeft geen woorden. En alles moet geacroniemiseerd, want niemand heeft nog tijd om woorden voluit te schrijven.

Delana is jong. De ikfiguur is jong. Of jong. Het zijn studenten, ben je nog jong volwassen als je student bent? Toen ik als student, al wat oudere student moet ik zeggen, een jaar of 26 was ik denk ik, stage liep bij het maandblad Roodkoper en er tijdens een redactievergadering mijn speciale aandacht werd gevraagd voor een op handen zijnd artikel over jongeren omdat ik ook daartoe behoren zou, kon ik de rest van de vergadering er alleen maar in alle verbijstering het zwijgen toedoen. Ben ik, eindsweegs verwijderd van de dertig, een jongere? Ik weet nie. Maar goed, oud zijn ze ook niet, en Reps zal ook nog wel geen vijftiger zijn zoals ik. Kan zijn dat dit niet voor mij(n leeftijd) bestemd is. Maarja. Ook vijftigers waren jong, ooit. En iedereen weet hoe dat is, liefde en hoe die je misschien langzaamaan aan het ontglippen is zonder dat je er heel veel aan kunt doen. De wanhoop. En de schoonheid van die wanhoop, want ook dat is liefde. Een liefde waarvan je honderd procent zeker bent noemen we “huwelijk”, en dan is het geen liefde meer. Dat is de paradox. De verliefde mens verlangt zekerheid maar zekerheid en liefde gaan niet samen. Liefde moet ook een heel klein beetje schuren. De pijn. De steken. De trein. De gedachten. Ik, als ouwe lul van vijftig, versta dat. Ik was ook ooit 19. En ik was toen ook verliefd. En mijn vriendin was ook het mooiste meisje van de hele wereld. En ook zij had belangrijkere dingen te doen dan bij mij zijn. Naar Mallorca ging zij, kajje geloven Reps? Naar Mallorca, god weet waarom, voor drie maanden, en onze liefde was daarna nooit meer hetzelfde. Dus ik versta. Ja ik versta. Ik kan mij verplaatsen. Gode, zelfs Bowies Heroes speelde een zekere rol in die relatie. Dat was toen, dat was toen ik 19 was, dat was voor ik Bowie de meest overgewaardeerde artist allertijden vond, hij is misschien, net als Lou Reed, ook een muzikant die voornamelijk jongeren aanspreekt. Een bepaald soort jongeren dan.

Dat Twintig keer Dee snaren kan raken overheen tijd en plaats, is wat ik zeggen wil.

De muziek. De poëzie. De gedachten. De woorden. De moje, zomwijlen onscherpe zwart-witfoto’s. Van een op verschillende plekken en in verschillende standen slapend meisje. Een meisje met oren. God, wat een goeje oren heeft dat meisje denk ik. Soms komt ook een kat even kijken. God, wat een goeje kat is dat denk ik. Foto’s die de algehele schoonheid van het boek nog een klein beetje verhogen. Misschien hadden ze, die foto’s ik meen, niet per se vermeld hoeven te worden in de tekst, zelfs de boektitel komt ermee terug, dat had niet gehoeven Reps, niet alles in een boek behoeft uitleg, een lezer mag eens het boek gelezen is best met een paar vragen achterblijven. Vragen als Maar waarom eigenlijk twintig keer Dee, waarom niet negentien keer, of drieënvijftig misschien? Dat de lezer dus niet had geweten waarom het er precies twintig zijn.

Zo mooi kan een klein boek zijn. Ik dacht al lezende een paar keer aan sommige boeken van Erik Bindervoet. Aan wat denk je als je Duits spreekt van Raymond Cuijpers En ook, soms, zonder te weten waarom, aan Baltazar Krull’s hart zingt maneschijn van Kurt Köhler (iemand zei eens dat hij vermoedde dat Köhler een schuilnaam van Van Ostaijen was maar eigenlijk was het Constant Soetewey) (stiekem vind ik Köhler ook stukken beter dan Van Ostaijen maar dat zul je me nooit hardop horen zeggen en al helemaal niet ooit in een bespreking zien zetten). En natuurlijk aan Helden van Ray Loriga, dat boek waarin hij het ook de hele tijd over Bowie in Berlijn heeft. Die associatie lag voor de hand. Alle boeken die in hun verschillende tijden waarschijnlijk ook voornamelijk jongeren aanspraken, ik weet wel dat ik jonger was toen ik ze las (of naja, Loriga las ik als twintiger maar Köhler, Cuijpers en Bindervoet pas toen ik al in de dertig was). Maar nogmaals: boeken als Twintig keer Dee zingen zich door alle categorieën heen.

Want iedereen heeft hier een heel mooi boek aan. In wat het zegt, en in hoe het spreekt gaat het niet om leeftijd. Het gaat erom dat je voelen nog weet. Dat je liefde nog weet. Dat je de trein nog weet. En dat je de muziek van dat alles nog horen kunt.

Oliver Reps Twintig keer Dee

Twintig keer Dee

  • Auteur: Oliver Reps (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse verse novel, gedichtroman
  • Uitgever: De Harmonie
  • Verschijnt: 28 maart 2024
  • Omvang: 128 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,00
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Oliver Reps

In een opwelling stapt een jongen ’s ochtends vroeg in de trein naar Berlijn waar zijn vriendin, of ex-vriendin, al een paar maanden studeert via een uitwisselingsprogramma. We volgen hem tijdens zijn treinreis, en gaan mee in de stroom van gedachten, hoop en angst, en zijn pogingen de vermoedens over wat hij in Berlijn zal aantreffen, zo goed als mogelijk te onderdrukken.

Oliver Reps heeft Twintig keer Dee in de vorm van een verse novel geschreven – een versroman – een hybride vorm tussen traditioneel proza en vrije poëzie. De ritmische vertelwijze met korte onder elkaar geplaatste zinnen leent zich bij uitstek om de stream of consciousness van de hoofdpersoon overtuigend, en met relatief weinig woorden, te vertolken. Twintig keer Dee is een universeel verhaal over liefde en kwijtraken, maar vooral over willen vasthouden, misschien wel tegen beter weten in.

Bijpassende boeken

Leo Pauw – De tranen van de stad

Leo Pauw De tranen van de stad recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 25 april 2024 verschijnt bij Uitgeverij Nobelman de tweede roman van de Nederlandse schrijver Leo Pauw. Hier lees je uitgebreide informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Leo Pauw De tranen van de stad recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van De tranen van de stad, de nieuwe roman van Leo Pauw, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Leo Pauw De tranen van de stad

De tranen van de stad

  • Auteur: Leo Pauw (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Uitgeverij Nobelman
  • Verschijnt; 25 april 2024
  • Omvang: 242 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,95
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de tweede roman van Leo Pauw

David Blok, Amsterdammer, gepensioneerd journalist, is verwekt op Dolle Dinsdag, 5 september 1944, en precies negen maanden later geboren, op 5 juni, vlak na de bevrijding. Wel of geen oorlogskind? Vlak voor haar dood vertelt zijn Joodse moeder hem na vijfenzestig jaar de werkelijke geschiedenis van zijn vader, een geheim dat David daarna lang voor zich houdt. Maar als hij een brief krijgt van Arend, een oude boezemvriend, begint het te spoken in zijn hoofd. Aan die hechte vriendschap kwam destijds een abrupt einde. Samen met zijn vriendin Marthe en kleindochter Pat onderzoekt hij zijn verleden. Hij blikt terug op zijn studententijd, zijn vriendschap met Arend, de bergtochten die ze samen maakten en vooral op de ideeën die ze hadden toen ze jong waren: het was verachtelijk om passief te blijven en het leven lijdzaam te ondergaan. Ze vinden elkaar terug, na al die jaren, en trekken nog één keer samen de bergen in. Waar een onverwachte ontknoping niemand onberoerd laat.

De tranen van de stad is een roman over vriendschap, over het gewicht van het verleden, over Amsterdam als een schuldige stad, maar ook over verzet en veerkracht.

Leo Pauw Riverside Drive RecensieLeo Pauw (Nederland) – Riverside Drive
Nederlandse debuutroman
Uitgever: Nobelman
Verschijnt: 7 februari 2022

Bijpassende boeken

Joost van Bellen – Fenix

Joost van Bellen Fenix recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse dj en schrijver. Op 17 mei 2024 verschijnt bij uitgeverij Podium de nieuwe roman van Joost van Bellen. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Joost van Bellen Fenix recensie

Als er een boekbespreking of recensie verschijnt van Fenix, de nieuwe roman van Joost van Bellen, kun je er op deze pagina over lezen.

Joost van Bellen Fenix

Fenix

  • Auteur: Joost van Bellen (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Podium
  • Verschijnt: 17 mei 2024
  • Omvang: 384 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Joost van Bellen

Van Bellen kruipt in Fenix weer in de huid van zijn alter ego Beer van Munster. De setting is Club Fenix, een unieke, beruchte en wereldberoemde club waar afwijkend gedrag niet bestraft, maar juist uitbundig gevierd wordt. Een plek die de bakermat wordt van house en waar een weergaloos gesamtkunstwerk ontstaat vol muziek, performances, decors, mode en beeldende kunst. Maar ook de plek waar roekeloosheid, aids en zelfdestructie diepe wonden achterlaten.

Fenix is een veelkoppig verhaal over transformatie en de zoektocht naar liefde en bestaansrecht. Een verhaal waarin Van Bellen met zijn wervelende en met humor doorspekte stijl de kleurrijke personages die de RoXY tot de voorhoede van de tijdsgeest maakten tot leven weet te wekken – en te eren.

Joost van Bellen Nachtdier Recensie romanJoost van Bellen (Nederland) – Nachtdier
Nederlandse roman
Uitgever: Podium
Verschijnt: 12 oktober 2021

Bijpassende boeken

Frank Nellen – De onzichtbaren

De roman van Frank Nellen – De onzichtbaren verschijnt op 26 september bij uitgeverij Hollands Diep. Het is de tweede roman van de Nederlandse schrijver Frank Nellen en de winnaar van de Winnaar Boekhandelsprijs 2024.. Zijn eerste roman Land van dadels en prinsen verscheen in in 2021. Het boek werd besproken door de redactie  en gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend). De onzichtbaren is de jury van de Libris Literatuur Prijs 2024 opgenomen op de shortlist.

Frank Nellen De onzichtbaren

De onzichtbaren is gesitueerd in Oekraïense stad Kiev aan het einde van de jaren tachtig dat toen nog deel uitmaakte van de Sovjet-Unie.  Op de universiteit van Kiev houdt Pavel een betoog tegen het socialisme waarbij Dani, de hoofdpersoon aanwezig is. Pavel verdwijnt spoorloos na de spreekbeurt wat Dani aan het denken zet en hem confronteert met pijnlijke verleden van zijn geboorteland. De Nederlandse auteur Frank Nellen schreef het boek. Het is zijn tweede roman en zal verkrijgbaar zijn als paperback, ebook en luisterboek.

Frank Nellen De onzichtbaren recensie

De onzichtbaren

  • Auteur: Frank Nellen (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Hollands Diep
  • Verschijnt: 26 september 2023
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 22,99 / € 11,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Shortlist Libris Literatuur Prijs 2024
  • Winnaar Boekhandelsprijs 2024

Recensie en waardering van de roman

  • “De onzichtbaren is een gedurfd meesterwerk, zoals zelden vertoond in onze literatuur (…) In het boek spelen motieven als gezien willen worden en onzichtbaar blijven en, het belangrijkst, de verhalen.” (Koen Eykhout, De Limburger, ∗∗∗∗∗)

Flaptekst van de nieuwe roman van Frank Nellen

Kiev, eind jaren tachtig. Het eens zo machtige Sovjetimperium wankelt. Tijdens een roerige debatavond aan de universiteit in Kiev houdt Dani’s jeugdvriend Pavel een geestdriftig betoog tegen het socialisme. Wanneer Pavel vervolgens verdwijnt, gaat Dani naar hem op zoek. Zijn tocht voert hem langs zonderlinge mensen en verlaten oorden waar niemand meer iets te zeggen heeft. In gedachten keert hij terug naar de verhalen die Pavel hem vroeger vertelde. Verhalen over kosmonauten en onvermoeibare arbeiders, over de komst van een paradijs op aarde. Wat is er gebeurd? Waarom is Pavel verdwenen? En wat is er nog over van zijn dromen? Met elke stap komt Dani dichter bij de onthulling van een pijnlijke geschiedenis.

Frank Nellen Land van dadels en prinsen RecensieFrank Nellen (Nederland) – Land van dadels en prinsen
sociale roman, debuutroman
Waardering redactie∗∗∗∗ (uitstekend)
Spannende, gelaagde en actuele roman over liefde, verraad, discriminatie en meer…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Cobi van Baars – De onbedoelden

Cobi van Baars De onbedoelden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 11 mei 2023 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster en schilder Cobi van Baars. De roman is opgenomen op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2024.

Cobi van Baars De onbedoelden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De onbedoelden. Het boek is geschreven door Cobi van Baars. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Cobi van Baars.

Cobi van Baars De onbedoelden recensie

De onbedoelden

Recensie en waardering van de roman

  • “Dit boek heeft me compleet overrompeld. Wat een verhaal! Wat een vertelkracht! Laat De onbedoelden niet ongelezen.” (Stefan Brijs)

Flaptekst van de nieuwe roman van Cobi van Baars

Aangrijpende roman over een tweeling die bij de geboorte is gescheiden.

Het katholieke Limburg, de jaren zestig. Een tijd waarin adoptie nog in de kinderschoenen staat en de moederkerk de lakens uitdeelt. De tweeling Aaf en Annemarieke wordt onbedoeld geboren en tegen de zin van hun moeder ter adoptie afgestaan. De meisjes groeien op in twee verschillende gezinnen, onwetend van elkaar. Pas op de drempel naar volwassenheid wordt dit geheim ontmanteld en begint hun zoektocht. Eerst naar elkaar, dan naar het gemiste verleden. De onbedoelden is een indringend verhaal over beloftes, missers en hiaten, over de weerbarstigheid van de waarheid en haar eigen instrument: het toeval.

Bijpassende boeken en informatie

Susannah Stracer – Minerva’s oorsprong recensie

Susannah Stracer Minerva’s oorsprong recensie van Tim Donker  en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman.

Susannah Stracer Minerva’s oorsprong recensie van Tim Donker

En dan, op een dag, jij.

De jij, de ware jij, de echte jij, de allerliefste jij bestaat bij voorkeur in een vacuüm. Of, liever misschien, in een wolk. In een geheel eigen universum. Of een dorp genaamd Llanera. Waar alleen u en de enige echte jij kunnen bestaan, zoals zij daar was, die jij: gewoon, op een dag. In Llanera, in het vacuüm, in de wolk zijn voorgeschiedenissen niet van tel. Dat is te zeggen, uw eigen voorgeschiedenis is onuitwisbaar. In al uw zijn wordt alles wat u was steeds meegedragen. Al uw kijken, denken, voelen is opgebouwd uit al uw voorgaande kijken, denken, voelen. Waar u vandaan komt kan u niet ongeweten laten; waar de liefste jij vandaan komt wel.

Het is niet direct jaloezie waarom de voorgeschiedenis van uw lief eerder een ballast dan een verrijking zou kunnen zijn (al is er geen reden waarom u niet jaloers zou zijn op al die jaren dat de liefste jij er al was zonder dat gij daarbij waart maar zovele anderen wel); het is misschien veeleer zo dat “aardse” verhalen uw toch haast “goddelijke” lief alleen maar kunnen banaliseren. Want ja, ook zij werd geboren. In ergens een plaats, ergens in Nederland ofzo, een lullige, grauwe, nietszeggende plaats misschien wel: daar werd zij aardgebonden. Daar ging zij naar een lagere school die mogelijkerwijs als twee druppels jenever leek op uw lagere school. Daar had zij een problematiese puberteit, en iedereen heeft een problematiese puberteit, met gedoe op school, experimenteren met drank en roken, en met -gruwel-  vriendjes. Daar had ze suffe bijbaantjes, daar deed ze een saje studie, daar besloot ze een paar maanden te gaan werken en leven in Mallorca. Daar ontvouwde zich het verhaal dat er één is van dertien in een dozijn. Uw moje, uw volstrekt unieke, uw allerenige jij kan niet aardgebonden zijn en zeker niet met een verhaal dat het verhaal van velen is. Dat is waarom u uw lief het liefst verhaalloos wenst. Alleen het verhaal dat u samen maakt, in de wolk, in Llanera, in het vacuüm, alleen dat verhaal doet ertoe. Het is zelfs het enige verhaal, er zijn geen andere verhalen meer.

Zou het een gedacht zijn langs lijnen als deze dat Susannah Stracer de inspirasie gaf voor Minerva’s oorsprong? Is het daarom dat het meisje dat dominee Starhem zijn leven teruggaf stem-, naam- en leeftijdsloos blijft? Een meisje zonder achtergrond, zonder familie, zonder vrienden, een meisje dat alleen maar haarzelf is, haar eigenste meisjeszelf alleen voor dominee Starhem en voor verder niemand anders?

Wacht? Dominee? Meisje? Ja, p’sies, daar had ik in het begin ook moeite mee. Meisje klinkt wel erg minderjarig, en dominees en minderjarigen dat is voorwaar geen fijne kombinasie. Maar het zit een beetje anders. Luister.

Ooit was dominee Starhem geen dominee maar gewoon Richard Starhem, een androgyne jonge man die een beetje onbeschaamd de tijd van zijn leven liep te hebben in Rome. Een jobstijding bracht daar verandering in. “Vader is verdwenen, met het geld”, meldde Starhems moeder vanuit Nederland. Daarmee verdwenen ook Starhems middelen van bestaan daar in Rome. Een tante wilde hem wel ondersteunen, maar wel onder een aantal voorwaarden. Starhem moest zijn  bandeloze bestaan in Rome opgeven, terugkomen naar Nederland en theologie gaan studeren. En Starhem, hij kapituleerde. Hij kwam. Hij ging. Naar Nederland, naar Utrecht. Theologie studeren. Hij was, hij deed. Studeerde af. Hij dreef, hij werd. Dreef af en werd dominee te Stronkerheem. Een dorpje nabij Zwolle (verzonnen, in een eerder boek al geloof ik, door Stracer) (Stronkerheem dan he, Zwolle dat bestaat) (Zwolle bestaat, Utrecht bestaat, Nederland bestaat, dominee zijn bestaat).

Daar leeft loopt en ademt Stracer zijn sleurgeheten routinebestaan. Voor de zondagse preek recycleert hij zonder al teveel enthousiasme teksten van Nicolaas Beets; hij eet, kijkt tv en slaapt aan de zijde van zijn vrouw voor wie hij niet meteen overloopt van liefde; een vrouw die luistert naar de onmogelijke naam Magda (nee, daar stel je je niet direkt een wereldvrouw bij voor nee) (vroeger, toen ik nog een heel klein kinderken waart, kwam er in Sesamstraat een Magda voor. Piet was verliefd op haar, geloof ik. In mijn hoofd zit nog een bijna tot doorzichtigheid vervaagd beeld van Magda en Piet die samen taartjes eten. Allicht waren Tommie en Pino ook daarbij. Ieniemienie niet, die is van later, dan vond ik maar een vervelende, aandachtsverslaafde, egocentriese gilmuis, die heb ik nooit helemaal vertrouwd).

En dan, op een dag, zij.

Want Starhems moeder, die van die jobstijding, is levend en wel. In Amersfoort; er zijn mindere steden om te vegeteren. Wanneer Starhem op een keer zijn moeder bezoekt, en zij hem uit wandelen stuurt om een boodschap, ziet hij, daar, in een Amersfoortse supermarkt, in het pad van de koekjes, een meisje staan.

Een meisje?

Nee. “Het meisje”. Ze kijken elkaar aan, er is liefde, duizend violijnen beginnen te spelen. Hoe lang kan zo een liefde duren, hoe lang kan een mens in het koekjespad in een supermarkt blijven? Starhem loopt door, gaat terug naar zijn moeder, die ineens besloten heeft niet langer in het Amersfoortse verzorgingstehuis te willen blijven, want de moeder is op het krankzinnige af onredelijk, wat Stracer de vrijheid biedt alle kanten met haar op te gaan, en dus gaan ze, Richard Starhem en zijn moeder, die laatste in het bezit van een biezonder dildoëske massagestaaf, naar het station, station Amersfoort, ook ik heb daar wel gestaan totdat ik Schothorst ontdekte, kaartje kopen want moeder gaat ineens mee terug naar Stronkerheem, vermoedelijk voorgoed, waarom niet, en dan, watdoejijweten, wie zien ze daar?, op een perron nee het perron van station Amersfoort?, ja toch wel het koekpadmeisje zeker!

Dan kunnen dingen.

Dan kunnen ineens allemaal dingen.

Welja: het koekpadmeisje heeft klaarblijkelijk geen woonst geen mens geen kraai geen verplichtingen of niets nee zoon meisje kan van het ene op het andere moment gebombardeerd worden tot de persoonlijke verzorgster van Richard Starhems moeder en in die hoedanigheid meereizen naar Stronkerheem (nog een kaartje kopen). Oja. Het koekpadmeisje is stom. Zij spreekt niet. Niemand weet haar naam, haar afkomst, haar achtergrond. Heel het boek lang zal zij “het meisje” heten.

Even dacht ik: Minerva’s oorsprong is een absurdistiese roman. Een moeder met een pseudo-dildo in de trein, en dominee Starhem met zijn stemloze meisje. Een satire; een felle aanval op het christendom; hoe het allemaal samenkomt: het fallussymbool, de dominee, de stemloos gemaakte jeugd. Totdat het meisje ergens in het boek tussen de 28 en 33 wordt geschat door Starhem. Tsja. Hoe lang kun je een vrouw een meisje blijven noemen? Als koosnaampje kan het altijd; ik heb mijn moeder op haar sterfbed nog aangesproken met “meisje”. Maar in een meer algemeen spraakgebruik zullen vrouwen zo rond de twintig wel ophouden een meisje te zijn. Of ze ook ophouden een meisje te zijn als ze een pik blijken te hebben, is een vraag waarover niet alleen zangeres Anouk zich buigt: het is ook een belangrijk tema in Minerva’s oorsprong.

Met “realisme” op een twede of nog lager plan (en terecht), wekt de komst van “het meisje” in de woonst van Starhem misschien wel enige verbazing maar totaal onmogelijk blijkt het niet om er ineens twee gezinsleden bij te hebben. Aan de routine aldaar doet het voor Magda in ieder geval weinig afbreuk; Richard blijft het echter uiteraard in beroering brengen. Mocht bij mij nog even het idee postvatten dat “het meisje” symbool stond voor iets als “zuivere liefde”, misschien wel een theologiese bespiegeling, dan smijt Stracer daar al snel een baksteen in als het tussen Richard en “het meisje” tot sex komt. Dan blijkt ze dus een pik in haar onderbroek te hebben wat Richard niet in het minst verbaast; haar geslachtelijke onbepaaldheid maakt haar alleen maar nog goddelijker in zijn ogen. Dat Starhem haar ook hierna steeds “het meisje” blijft noemen, wijst op een uitgesproken idee over genderfluïditeit. Menig een peins wijt Starhem daar dan ook aan.

 

De tot “verhouding” geworden “zuivere liefde” komt aan het licht als Starhems moeder alsmede twee van zijn kerkelijke kollega’s de schrijfkamer van de dominee komen binnengelopen op het moment dat Starhem daar op zijn knieën zit met de pik van “het meisje” in zijn mond. Van de konsternasie die daarop volgt maken de twee gebruik om het huis te ontvluchten; Stronkerheem te ontvluchten; Nederland te ontvluchten. Naar Italië gaat het, naar het Rome waar Richard zijn gelukkigste jaren heeft gekend.

Ook daar is “praktiese haalbaarheid”, wat dat dan ook moge zijn, niet Stracers voornaamste zorg (het woord “praktijk” schrijft zij overigens ergens in het boek als “praktijd” – is dat een verschrijving of een zeer slechte woordgrap?) (mijn zoon had zijn kamer opgeruimd en al zijn hoeden op zijn tiepmasjiene die mijn ouwe tiepmasjiene is gelegd, ik zei: “Dan ben je in ieder geval altijd op je hoede als je gaat tiepen”, mijn zoon zei: “Slechte woordgrap!”, ik zei: “Alle woordgrappen zijn slecht.”) want binnen de kortste keren beschikken de twee daar over een appartementje waar zij hun idyllische leven leiden onder bezielende leiding van Richard Starhem die heel het boek doorheen maar vooral in Rome monoloog na monoloog houdt, tegen het meisje of in zichzelf, over van alles en nog wat, van letterkundige, theologiese of filosofiese oorsprong (niet alles is even interessant maar het siert Stracer wel dat zij het lef heeft bladzijden lang door te gaan met dit soort betogen), door “het meisje” natuurlijk nooit onderbroken met tegenwerpingen; een verdere “eenwording”, een verder “samenvallen” daar in Rome (het “arcadië” waar in het boek al menigmaal op gezinspeeld werd) totdat Magda hen daar weet te vinden. Wederom komt slecht nieuws naar Rome, en wederom heeft het met de ouders van Richard te maken: onder de voormalige woning van de moeder zou het lijk van zijn vader gevonden zijn. Moeder heeft alle schuld op de naar Rome gevluchte Richard gestoken, en er zou in Nederland nu een hetze gaande zijn tegen “gruweldominee” Starhem. “Het meisje” (over wie Magda overigens ook nog wat weet te vertellen, ineens krijgt “het meisje” een identiteit en een reden om te zwijgen, maar later twijfelt Richard weer aan de juistheid van Magda’s verhalen over haar) lacht alle aantijgingen weg, maar Richard is er niet gerust op en neemt de trein terug in Nederland waar het verhaal eindigt, bij het zien van een Magda-achtige vrouw in nota bene diezelfde Amersfoortse supermarkt waar alles begon, ja je mag best over de top zijn in verhalen zoals een docent mij ooit zei & als het Stracer ook gezegd is, ooit, heeft ze dat ter harte genomen.

en toen was het uit en toen had ik een boek gelezen van een onbekende schrijfster een boek van bijna driehonderd bladzijden dat nu uit was en waar ik nu iets van moest vinden

en het is uit en het is geen boek dat ik zelf gevonden heb of ooit zou vinden het is een boek geweest dat de stapels me brachten

de stapels de stapels & sorry

en het is nacht, en ik zit, en de kompjoetur zoemt, en het scherm, en mijn gezicht, en ergens voorbij de glazen binnendeuren speelt zachtekens Górecki’s Lerchenmusik, en het kon Sofia Gubaidulina ween waarom niet, punten lijnen en zigzag waarom niet, en het kon Širom ween waarom niet, Svet, ki speče konju svet waarom niet, ergens zachtekens, ergens voorbij, en ik zit en drink en zoek, ik struin, zogezegd, de innernet af, ik zit en drink en zoek, ik zoek t werk van nachtschrijvende debutanten door obscure noodlijdende Amerikaanse pressers onder een peertje licht gezet, ik zoek en ik zoek want ik wil geen teleurstelling zijn (omdat het groot) (omdat het buigt maar nooit barst), ik zoek maar vind niet, ergens een verfomfaaid papiertje met “Lucille Clifton – Blessing the boats” erop wat wil dat zeggen?, het blaadje is al oud zo te zien vast al geen debutant meer dus ik zoek verder, ik zoek, ik vind niks, ik wil geen teleurstelling zijn (omdat het buigt), Blake Butler deed ieverans in 2022 nog iets redelijk interessants, iets dat de getoonzette noise zou zijn, iets dat uit zijn voegen zou barsten, iets dat de meeste besprekers niet goed begrepen indertijd, maar Blake Butler is ook al geen debutant en Apocalypse Party kan best noodlijdend zijn, ik weet het niet, wat ken ik van hun inkomsten, ze menen dat literatuur een hallucinogeen kan zijn en dat deugt dan weer wel maar ze geven mij veel te veel van die horror-achtige rotzooi uit, en Butler en Butler en Butler, ik vond die There is no year best heel erg mooi eigenlijk al kan ik me er nu zo’n twaalf jaar later niet veel meer van herinneren dan iets met een huis iets met een etenslift iets met een televisie en van kanaal naar kanaal gaan, ik vond dat wel goed toen, ik las het zoon twaalf jaar geleden, ach die Blake ach die Butler zijn vrouw is dood zijn vrouw pleegde zelfmoord, Molly Brodak, zelf ook een dichter, over haar en over haar zelfmoord schreef hij ook een boek, van later datum nog, maar ik weet niet of ik wil lezen over iemand die meedeed aan the great american baking show en ik weet niet of mijn hart kan bloeden over de zelfmoord van iemand die meedeed aan the great american baking show of zeg ik nu iets heel ergs, en het is laat, het is nacht, ik zoek, ik wil geen teleurstelling zijn (omdat het groot), ik ga nog niet naar bed, ik vind niks, ten slotte keer ik toch maar weer terug naar de stapels, de stapels de stapels & sorry echtwaar, naar Minverva’s oorsprong, het is al er is en in deze nacht volstaat het.

Ik verbaas me over dit boek. Het is zo krankjorum veelgelaagd. Het werpt een ander licht op genderfluïditeit, en op gender als geheel, dat blijkens dit geen kwestie van geslacht zou zijn (en een mens moet oppassen in deze tijden, in deze tijden staat vragen of een geslachtsdeel je geslacht uitmaakt gelijk aan zeggen dat Hitler toch wel een toffe gast was, althans dat menen al die rottige bekende Nederlanders die saavonts samendrommen op de buis om andere bekende Nederlanders af te slachten, want de slachters zijn woke, de slachters zijn heel woke, en als je woke bent moet iedereen die niet woke is de gaskamer in, want de woken zijn de nazi’s van deze tijd aangezien het de vrijheid van ideeën is wat de mens beschaafd maakt)(& het is ook daarom dat ik meestal de kamer uitga als de televisie aangaat, wat dat aangaat snap ik Richard Starhem heel goed, maar ik was aan het dollen met mijn zoon en mijn dochter en het was geheel momenteelderlijk te gezellig om al weg te gaan). Minerva’s oorsprong stelt verdermeer de benepenheid en bekrompenheid van de kerk aan de kaak, de katjes-in-het-donker knijperij, de hipocrisie, de hele vuilheid van dat christendom. Het zegt dingen over sleur, en vastzitten daarin. Mensen lopen en mensen leven, en ineens zijn de mensen vastgelopen in hun baan in hun status in hun huis in hun huwelijk, ineens is daar het leven zoals het is maar zoals je het nooit had voorgesteld toen je nog jonger was en het nog alle kanten op leek te kunnen gaan; dat “is-dit-het-nu?”-gevoel dat iedereen vroeger of later doormaakt (ja dit is het nu). En denk je zoon leven en denk je hoe het is, en hoe het altijd zal zijn, en stel je de flits voor, de flits van iets anders, misschien een “liefde van je leven”, misschien de enige echte ware jij, het zou daar kunnen zijn, op een heuvel, in Llanera of misschien gewoon maar in een supermarkt in Amersfoort, al een heel leven heeft je ingekapseld, kun je, mag je die flits grijpen? Goed, deze laatste vraag stelt Stracer niet expliciet maar op het einde staat Starhem toch maar mooi in die allesveranderende supermarkt in Amersfoort en denkt hij aan Magda en is er de als wanhoop vormgegeven twijfel; de lezer kan dit uitleggen als een vraag naar wat het zwaarste weegt: zijn Magda, het domineeschap, Stronkerheem, het leven dat hij niet gewild maar wel gekregen en zelfs mede gebouwd heeft – is dat alles niet dwingender dan “het meisje”, Rome, de droom? Het lijkt erop dat Minerva’s oorsprong ook over dit soort levensvragen gaat. Het is een reisboek, het is een filosofische roman, en helemaal op het eind wordt het nog eventjes een -weliswaar enigszins gemankeerde- misdaadroman. Dit zou het boeiendste boek allertijden moeten zijn. Maar dat is het niet. Dat is het bijlange niet. Hoe dat komt, is wat ik vraag, waarover ik nadenk, in een nacht, vlak voor het ter bedde neigen, in een nacht dat ik zocht maar niet vond.

Vooreerst heeft Stracer de “goddelijkheid” van “het meisje” te absoluut gemaakt: ze is te hemels. De schrijfster heeft verzuimd wat vlees te sprankelen omheen de botten van “het meisje”. Ze heeft geen stem, geen verleden, geen naam, en voor zover het dit besprekerken aanging ook geen gezicht. Dat ik haar nergens voor me zie, nog geen haartje van haar (terwijl haar haarkleur nog geregeld benoemd wordt!) is veelzeggend; doorgaans heb je toch wel enig beeld bij de verhaalfiguren waarover je leest, hoe weinig konkreet ook (meestal zijn het trouwens gewoon versies van mensen die je in je leven gekend hebt). Doordat ze niks zegt, alleen maar -niet zelden lachend!- knikkend bevestigd wat Richard Starhem zoal vindt en meent en zegt, blijft ze toch, helaas, een beetje zijn buikspreekpop, die alleen bij gratie van de meester tot leven komt. Het is ook steeds haar pik die in de mond genomen wordt; te vaak is ze de lijdende partij, degene die het ondergaat. Er zijn wel momenten waarop haar passiviteit doorbroken wordt maar dan gedraagt ze zich wel helemaal des Starhems. Als “twee zielen één gedachte” of “één ziel in twee lichamen” overtuigen deze passages nauwelijks. Wanneer Richard en ”het meisje” in een Zwolse platenzaak een seedee aanschaffen die “het meisje” mag uitkiezen komt ze aanzetten met de liederen Richard Strauss, een seedee die Starhem ook zonder “het meisje” wel had kunnen uitkiezen. Ze komt minder over als zijn gelijke dan als zijn gedachtenlezende dienares. Ware muziekliefde -muziek voelen tot in de toppen van je tenen- is ook heel goed mogelijk zonder uit te komen bij klassieke muziek. Stracer zou moeten weten dat toch, Stracer speelt een gemene guitaar (ze altijd at in de biefstukbar), als heks in de spiegel (spiegel in spiegel). Ware het niet veel mojer, Stracer, ware het niet veel “vleselijker” (als gebonden aan en voortkomend uit het vlees, de botten, het menszijn) (dat het karakter heeft van het erzijn) als “het meisje” daar in die Zwolse platenzaak was afgekomen met Horses in the sky van Thee Silver Mount Zion Memorial Orchestra & Tra-la-la Band, of Vivadixiesubmarinetransmissionplot van Sparklehorse of Ptah, the el daoud van Alice Coltrane of The shape of jazz to come van Ornette Coleman of Voices from the distant steppe van Shu-De of Sunspotted van Heavy Winged of Madvillainy van Madvillain of Body music van Ellen Fullman of The expanding universe van Laurie Spiegel of Come out of your mine van Mia Doi Todd of The collected short stories of Anne Crowe van The Sad Bastard Book Club of The welcome table van Super Numerii of Tellurium van String Theory of Solve et coagula van The Secret of Visual van Carmine of la procesión de la sangre van Ah Cama-Sotz of The versaille sessions van Murcof of Lahbryce van Sum of R of Murheenkapselista galleriaan ja asemalle van Teatteri Moderni Kanuuna of Vulture prince van Arooi Aftad of Hold onto ld van The Shadow Ring of It was hot, we stayed in the water van The Microphones of Forgotten foundation van Smog of Wat als van Hannelore Bedert of Interiors van Ativin of Sjunga slutet nu van Hans Appelqvist of How I loved you van The Angels of Light of Know by heart van The American Analog Set of Soundtracks for the blind van Swans of Mass III van Amenra of Tabula rasa van Arvo Pärt of Los pájaros no pueden vivir en el agua porque no son peces van Frank T of deathconsiousness van Have A Nice Life of Sample and hold van Sharon Stoned of Bes van The Dwarfs of East Agouza of Stuporstar van Steve Westfield of Trilogie de la mort van Eliane Radigue of Schindler house van Steve Roden of Aurora van Alchimia of Käärmelautakunta van Alamaailman Vasarat of Answering machine music van Casiotone for the Painfully Alone of The new world van A Death Cinematic of Ghettoville van Actress of The shape volumes, repeat van Esther Venrooy of Musique de France van Acid Arab of Blue camel van Rabih Abou-Khalil of the voice of the taniwha van Seht of Hiddensee van Ceeys (ik denk dat Dregke en t schrijverken graag op bed zouden liggen, luisterend naar Hiddensee van Ceeys), of alles alles alles behalve Richard Strauss; zielsverwantschap is niet hetzelfde als een kloon van de ander zijn en hem alleen maar laten zien wat hij zelf ook al zag – nee, zielsverwantschap is iemands universum van binnenuit uitbouwen en de ander dingen laten zien en dingen laten denken die hij zelf had kunnen zien en kunnen denken maar niet zag of dacht zodat hij zoekt, in de avond, naar het werk nacht- of dagschrijvende debutanten en Amerikaanse pressers onder kale peertjes (wat weet gij eigenlijk van dat kale peertje op die ene tekening van mij, mijn befaamde tekening, bekend bij enkelingen en bij eigenlijk niemand, van de bijna lege kamer met alleen een tafel en een stoel in, en een whiskeyfles op die tafel, en een glas daarnaast, en dat alles beschenen door, ja, een kaal peertje; in diverse varianten verschenen in diverse nummers van Kraakpen en Leve Kraakpen!). “Het meisje” lijkt weinig nieuws toe te voegen aan de wereld van Richard Starhem; hooguit brengt ze hem in kontakt met vergeten gevoelens die hij in de loop der jaren had  bedolven onder televisieavonden en zondagochtendpreken. Ze klatst hem breed lachend bijval en ze hoort aan zijn ellenlange monologen. Een zeker gebrek aan eigenheid dat haar iets vluchtigs geeft; ze is geen mens ze is een entiteit. De Onbewogen Beweger, de Onveroorzaakte Oorzaak, de Niet In Gang Gezette Ingangzetter. Of nog: de godheid die uw gebeden aanhoort maar nimmer antwoordt. Pas helemaal op het eind toont “het meisje” zich onverzettelijk; blijkt haar wil onafhankelijk van die van Richard – als hij de reis terug naar Nederland wil maken geeft ze hem te verstaan dat ze nooit nog een voet “ten noorden van Antwerpen” zal zetten (best knap om iemand zonder woorden zoiets gedetailleerds mede te delen), maar dan heeft de lezer al bijna een ganzelijk boek geen grip kunnen krijgen op “het meisje” en dierhalve ook niet op de liefde tussen haar en Starhem.

Want waar “het meisje” te ijl is, is dominee Starhem weer te massief. Ik noem hem niet voor niets met nadruk dominee nu, want hij is lang niet zo ver van zijn gristendom en zijn domineeschap gedwindeld als hij zelf wenst te denken. Nee hoor, vanaf zijn kansel staat hij keer na keer te spuwen op het gepeupel. Zalig zijn alleen hij, en “het meisje” en alles wat klassiek is (klassiek is wat levenskrachtig is). Rome, natuurlijk (waarom gingen ze niet naar Llanera?). En die eeuwige Goethe, natuurlijk. En over zijn muziekkeuze heb ik het al gehad. En dan Shelley; de noodzaak van atheïsme; de vrije liefde; androgyn (en gesproken hierover: de interesse voor Heliogobalus vergeef ik hem dan maar gezien het gendertema); aan omnipotente macht denkt Starhem, en aan Robert Falcon Scott en Roald Amundsen (en dan gaat “het meisje” maar weer eens “zomaar ineens” de antarctische symfonie van Ralph Williams neuriën?) (overigens niet perse een slecht werk, die zevende van Vaughan (niet Steve Ray)), want ook toen koos het gepeupel verkeerde helden. Het gepeupel: de “harige apen”, de “hoeren” – zij zijn in alles laag, dom, verloederd, bespottelijk. Starhems gal treft hen allemaal en van alles wat zij doen, die Gewone Mensen, of van alles waarvan hij alleen maar denkt dat de Gewone Mensen het doen, wenst hij zich verre te houden. Zelfs eten. De harige apen en de hoeren eten te veel en bovendien eten zij slecht bereid voedsel en het enige antwoord daarop is zo af en toe al lopende een appel te verorberen, zoon ascetische levensstijl past die vieze calvinist wel ja. Een man uit één stuk en daarom wil ook hij maar niet tot leven komen. Slechts in een flits zag ik hem soms lopen: Kees. En dan alleen maar omdat Kees de enige dominee is die ik ooit van nabij gekend heb. Maar Kees zou nooit alles in de steek laten voor een meisje met een pik (ook niet voor een meisje zonder pik trouwens), en Kees had een vele, vele, vele betere muzieksmaak dan Richard Starhem. Dat die vullak wél dat smerige kola gedoogt in zijn bekrompen universumpje, terwijl kola zo ongeveer samenvalt met alles wat konsumentisties, plat en vuil is, is een inkonsekwensie -zijn enige!- die de zaak ook niet redt (& dat terwijl ik zo ontzettend veel van mijzelf in hem herken – tot zijn reden om niet te willen vliegen aan toe) – ook Starhem blijft van papier, blijft van woorden.

Woorden die bij Stracer feitelijk statig als zwanen schreiden; Stracer schrijft zoals de oude meesters schilderden. Het licht valt mooi op pagina’s waar een naar het archaïsche neigende taal er haar tijd voor neemt; alles ontvouwt zich slechts langzaamaan (het lelijke, modernistiese, overbodige Engels ontsieren haar “arcadië” echter lelijk; waarom dingen zeggen als “sentimental journey” en “point of no return” en “cover” voor “platenhoes”, of, het allerergste “sightseeën”? Stracers taal is trefzeker en soepel genoeg om het te kunnen stellen zonder dit hipsterjargon) en dus is het des te verbazingwekkender dat ze haar personages met zulke lompe streken neerzet. Zijn de hoofdpersonages al nauwelijks overtuigend te noemen – de bijpersonages zijn ronduit karikaturaal. De Stronkerhemers, en vooral die van verre of nabij met de kerk te maken hebben, zijn stompzinnig en bekrompen en vies en eng (in meer dan één zin); de moeder is geestesziek en Magda is op en top de betuttelende maar verder totaal ingedutte echtgenote. Starhems echtelijke ergernissen zijn helaas niet totaal onbekend te noemen (maar zo werkt dat immers met kliesjees) maar dat neemt niet weg dat Magda wat veelkantiger had gemogen. Pas op het einde, in Italië, lijkt ze iets meer mens te worden; iets minder de bemoeizuchtige helleveeg van een echtgenote en iets meer een goedbedoelende, liefhebbende, tot inkeer gekomen vriendin. Maar als dan een paar bladzijden later de mogelijkheid naar voren komt dat de hele geschiedenis met het lijk misschien wel verzonnen is en de daarop gestoelde raadgevingen waarschijnlijk louter manipulaties waren, is ze toch weer terug het achterbakse, onhebbelijke rotmens.

Er zijn wel meer momenten waarop Stracer haar fijne penseel verruilt voor een grove boerenkwast. Het is bepaaldelijk amateuristies om een personage in de eerste zin al met naam en toenaam genoemd te hebben, en hem bovendien te laten ontwaken uit een droom. Dat is het dikke hout waarvan men in dit geval geen planken maar kwasten zaagt. Ook het einde is wankelmoedig te noemen. Wordt Minerva’s oorsprong in de finale ineens een wieheefthetgedaan? Krijgen we hier een rechtbankdrama op onze handen gedeponeerd, net nu we dachten dat Richard en “het meisje” in veilige haven waren? Of is er toch van een misdaad geen sprake? Starhem neemt de trein terug naar Nederland, is het om uit te zoeken wat er waar is van de geschiedenis met het lijk en zijn zogezegde aandeel daarin of wil hij zijn ouwe spullen terug? Of is de reis nodig om zich te bezinnen op zijn liefde voor “het meisje”? Elke kilometer van zijn reis is Starhem in een ander humeur, en steeds wordt hij bevangen door weer andere twijfels. Gaat hij nog terug geraken in Rome, heeft het allemaal nog wel zin? Komt de dominee in hem boven, is hij in verplichtingen en moraal teveel gebonden aan Nederland? De lezer weet het niet. Het is alsof Stracer alle opties in een hoge hoed gooit, en gij moogt daar dan in grabbelen. Dit is geen open einde, dit is een groot gapend gat in de weg. Iets subtieler was ook een mogelijkheid geweest, Stracer.

Als misdaadroman is Minerva’s oorsprong ronduit zwak.
Als reisboek heeft het zijn tekortkomingen.
Als liefdesgeschiedenis is het net aan voldoende.
Als ideeënroman kent het verbeterpunten.

Als filosofische roman is het redelijk, niet alle monologen van Starhem (interieur dan wel exterieur) zijn even interessant maar dat is tekenend voor filosofie – dat een mens zich langsheen minder boeiende pagina’s moet worstelen om op één vorstelijk idee te stuiten.

Als boek dat al het bovenstaande in zich heeft is het, …tamelijk intrigerend. Ik bleef lezen. Bijna driehonderd pagina’s lang, in Vleuten, in Spanje, in Zeeland, overal waarheen ik dit boek sleepte bleef ik er in lezen. Het leek wel hekserij, Stracer. Het leek wel hekserij.

Susannah Stracer Minerva's oorsprong recensie

Minerva’s oorsprong

  • Auteur: Susannah Stracer (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Brave New Books
  • Verschijnt: 20 juli 2023
  • Omvang: 295 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,95
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Susannah Stracer

‘Uitkijkend over de weilanden met de verre rij populieren en daarachter de spoorlijn naar Ommen, vroeg hij zich af wat er in hem was overgebleven van de Romeinse Richard Starhem. Voor de buitenwereld misschien niet veel, maar hij had sterk het gevoel dat het meisje hem gezien had zoals hij toén was geweest – per slot van rekening had hij even tevoren nog op de Janiculus gestaan; tenger, mooi en optimistisch, vervuld van een vanzelfsprekende hoop dat zijn leven zich onafgebroken zou blijven ontwikkelen zoals het gedaan had: in een voortdurende verrijking en uitdijing van het geestelijk bezit, het meest eigen en onvervreemdbare Arcadië; een gestadig bouwen aan wat Goethe genoemd had die Pyramide meines Daseins. Dié Richard Starhem was nooit ouder geworden maar in de bloei van zijn bestaan levend begraven; dié Richard Starhem had de vorige dag voor het eerst sinds jaren het daglicht weer aanschouwd…’

Bijpassende boeken en informatie