Tag archieven: Nederlandse dichteressen

Annemarie Estor – Nanopaarden megasteden

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 26 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het boek met nieuwe gedichten van Annemarie Estor.

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Nanopaarden megasteden. Het boek is geschreven door Annemarie Estor. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het nieuwe boek met gedichten van Annemarie Estor.

Recensie van Tim Donker

Dat het draafde, was wat ik dacht. Dat het hoger draafde. Weer zo één, was wat ik dacht. Weer zo één die maar meteen gans de aarde in woorden vatten wil. De Oldowan en de Awen en de An sunnan satta selitha sina. Een dichter uit Wales, een kloof in Tanzania, een Oudnederfrankische psalm, ja hoor. En dan zijn de paginanummers nog eens een keer van die pretentieuze romeinse sijfers ook. Weer zo één die op elke bladzijde met nadruk moet laten blijken dat waj niet fan de straat is. Is wat ik dacht, toen ik ja mompelde en zuchtte en deze bundel terzijde smeet. En dat is ook waar de bundel bleef: terzijde. Wekenlang. Tot ik hem weer oppakte. Een even kleine als zinloze reorganisatie van mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire) had de bundel weer bovenaan de stapel gebracht en ik had hum gezegd en door mijn baard geraspt (want het was donderdag en scheerdag is vrijdag), en gedacht dat poëzie altijd vele kansen verdient, en dat de titel bovendien niet onaardig is, en de kansen van poëzie zijn oneindig. Dus ik open weer, ik heropen, ik zit weer, ik ga weer zitten en lees verder bij Zelfontsnapper. Want daar stak de boekenlegger uit. Had klaarblijkelijk maar drie gedichten gelezen toen ik terzijde smeet. En watdoetjijweten? Zelfontsnapper is voorwaar lang niet slecht. Geen idee waar we zijn maar ik meen te mogen vaststellen dat het niet Wales of Tanzania of Oudnederfrankië is. Weet ook niet zo heel erg goed waar het over gaat maar het wemelt in dat Zelfontsnapper wel van de verleidelijke, fantastiese, geweldige prachtzinnen. “Nog nooit hadden we een lijk gekust. // We vochten. / We bewapenden hele bataljons strontvliegen / met liefde en tuberculose.” is hoe het opent en zeg nou zelf: je zult menige bibliotheek moeten doorploegen om een gedicht te vinden dat mojer opent dan dit. Of misschien niet menige bibliotheek maar toch wel menige boekenkast. Of misschien niet menige boekenkast maar toch wel menige boekenplank. Of. Naja. Het is een sterke opener, laat ik het daar op houden. En ik was weer wakker, en ik was mee, en ik las door. “Het leven was een eindeloos schadeformulier”, lees ik even verderop, en: “We waren blind geworden voor winkels. / Hebben en geld diende nergens meer toe. / Nu we geen winperextensions meer wilden, / specialiseerden we ons in zelfontsnapping. // Nu pas sliep de hommel / in de paarse artisjokkenbloem. // De hommel was dronkener in dieperslaap daar / dan in weer zo’n loft / van een gladjakker in een witte Opel Insignia.”, en: “We kochten een ruïne. / Althans, we soort van kochten een ruïne. // Een hut om in te schuilen. / Tegen woorden. / Tegen concepten. / Tegen het woord ‘conceptueel’.”, en dan ook weer het einde: “Ooit hadden we tuberculose / en lief / en verachtten we / de dood in de bergen.”, en ik is wow (al had ik misschien een fraksie liever gezien: Hebben en geld dienden nergens meer toe), en ik is plat op de grond, liggend, bijkomen van zoveel schoonheid. Dit voel ik wel. Ja deze taal voel ik branden. En wat is poëzie anders dan een poging de taal tot ontbranding te brengen.

En dan begint het stilaan, of anders met een knal. Ik laat me meevoeren door Estor, op dwaaltocht, langsheen uithoeken, verten, het nimmer geziene. Of dat nu hier is, of daar, of elders (kan het nooit goed aanschouwde nabije immers niet evenzeer als uithoek gelden?). Als spinnendraden blijven in haar vrijwel steeds door slagschaduwen verdeemsterde poëzie zinnen aan mijn gelaat kleven. Zinnen en beelden. Mensen die overgojen met harde schijven bijvoorbeeld. Een koning die met vleesmessen een aan hun oren aan waslijnen opgehangen koor van konijnen staat te dirigeren. Een rat die een maf liedje zingt: “Koop is om / Be is dorven / Eer lik on / Ver komt het valst (herh. ad infinit., smorz.)”. Of de idee dat we allemaal wolken zullen zijn: “We zullen allemaal wolken worden, / paspoortloos drijvend over de aarde / paspoortloos rondjes drijvend om de aarde / regenend op wie we maar willen.” – stel je voor dat je boven gaat (want laat & naar bed moet je ook eens) en dat je in de badkamerspiegel kijkt en je ziet dat allemaal aan je gelaat kleven (waarom gelaat waarom niet gezicht), dan weet je dat je iets goeds hebt gelezen. En als je weet dat je iets goeds hebt gelezen dan weet je dat je iets goeds hebt gedronken. En als je weet dat je iets goeds hebt gedronken is het alvast geen verloren dag geweest.

Estor slaat bodems weg, zaait twijfel. Twijfel groeit immers het best op weggeslagen bodems. Ik weet niet meer wat het zijn is van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn, ik ken onder niet meer uit boven, en ik weet ook niet meer hoe laat het is. Maar het meest trek ik nog in twijfel hoe benoembaar alles is. Deze teksten hier in die Nanopaarden megasteden, hoe zou je die noemen? Het omslag houdt het op “gedichten”. Maar je kunt evengoed spreken van eindetijdsverhalen, ontstaansmythen, ontspoord dagboekproza, tot woorden gestolde dreampop (of dark ambient of coldwave of free jazz voor die materie), parabels, omleidingen, berichten om bestwil, parasociaal surrealisme, lucide sprookjes, sardoniese reisverslagen of een verzameling pilromans. Alles beweegt, niets staat stil, een mij iets te gezwollen zin als “De grendel ging / op de achterdeur van de tijd.” kan gevolgd worden door transludieke bemerkingen als: “Ik was de planning vergeten, / de pagina’s met meetuitslagen, / de geheugenkaarten, / mijn oplaadsnoer / en mijn verzameling / van de meest wiskundige partituren van Bach. // Ik had het dakraam open laten staan. // De complottheorieën, / de farmaceutische industrie, / de toeslagenaffaire, / het institutioneel racisme, / kometen, fruitvliegjes, alles, / ja echt alles / kon zomaar binnen komen vallen. // Op het bureau had ik gewoon / de mythen en de satire laten liggen / vlak naast een kilo jarig gehakt. // Maar vooral was ik vergeten mee te nemen, / nog vruchtbaarder dan mijn urine: / mijn weemoed.”

Ik bracht in deze bespreking, op subtiele en minder subtiele wijze, Nanopaarden en megasteden al een aantal keer in verband met het werk van Gust Gils. Dat soort van Zuid-Amerikaanse Vlaamsheid bezit bijvoorbeeld ook een zin als “Wie om het laatst in zijn graf ligt / draagt de goudste tanden.”, maar bij “Ze nam zich voor: Vanavond / om 24 minuten, 4 seconden, / en 36 milliseconden over 8, / zal ik / voor het eerst van mijn leven / de realiteit binnentreden./ Dan ga ik door zijn vliegengordijn, / bestijg ik zijn gekromde trap / en laat ik mij verblinden / door wat daar maar staat.” moest ik dan weer sterk denken aan het fantastiese My shit and my love van Walasse Ting denken (leeft Walasse Ting nog eigenlijk?) (zoiets is tegenwoordig natuurlijk gemakkelijk genoeg uit te zoeken met de wiki en de pedia en de google en de internet maar ik laat de vraag liever in de lucht hangen) (zolang de vragen nog in de lucht hangen leven we nog) (feitelijk een kunstschilder geloof ik, die Ting) (wel zag ik ooit dat eigenste My shit and my love op een veilingsite aangeboden worden voor honderddrieënveertig dollar, wil je wel geloven dat ik mijn eigen exemplaar vele jaren geleden uit de kringloop viste voor weinig meer dan een paar senten?).

Doch stuk, waarlijk stuk, ging ik op een gedicht (tekst?) (verschuiving?) (entiteit?) (rorschachtest?) met als titel Ziener, zapper, haruspex. De ongemene rijkdom van de woordkunstenarij daarin had niet misstaan in de Operaties-trilogie van Jacq Firmin Vogelaar. Ow. Hoorde je wat ik zei, Estor? De Operaties-trilogie. Dus. Kaleidiafragmenten en Raadsels van het rund en Alle vlees. Deze drie boeken mogen tot het beste gerekend worden dat de hele Nederlandse literatuurgeschiedenis heeft opgeleverd en zijn sowieso de allermooiste die Vogelaar ooit schreef. Helaas zijn het ook meteen de allerlaatste moje boeken die hij ooit schreef: direkt maar dan ook echt direkt na Alle vlees was er ineens geen ene donder meer aan. Alsof hij met de Operaties-trilogie het beste uit zichzelf had weggeschreven en er een lege huls in de vorm van een saje, fantasieloze sufbubbel was overgebleven. Maar daar gaat het nu niet over, het gaat over Nanopaarden megasteden en mijn stukheid, echt stuk dus en zo was ik: vol basten en kieren en gaten, maximaal open: zo was ik, zo las ik. En steeds opnieuw deden de woorden me sentimeters boven het vloeroppervlak zweven.

(en wat is met dat My junkyard sweetheart? Dat een liedje van Pavilion zou moeten zijn? Ik heb gezocht en op al mijn schermen geeft de titel alvast geen raak terwijl die bandnaam daarentegen weer zo algemeen is dat ik na weken zwemmen in de zoekresultaten nog niks gevonden zou hebben. Maar ik wil weten, ik is muziekverslaafde, god wat hou ik van muziek, had die Estor niet wat meer kunnen geven, niet een plaattitel, een label, de naam van de zanger? Of past dit langs de andere kant bezien juist naadloos in haar schrijven: altijd maar sturen met kluitjes in het riet of een wilde ganzenjacht of zoeken naar het onvindbare, altijd maar onoplosbare speurtochten uitzetten, altijd maar de lezer uit zichzelf trekken) (ik ga ervan uit dat het niet de Pavilion is van Tales of the south, een eepeetje waar een liedje op staat dat niet My junkyard sweetheart heet maar Junkyard sweetheart, een liedje dat best mooi is maar zeer zeker niet de pot met goud die je hoopt te vinden aan het eind van een zoektocht die toch ruim… uhm… twee minuten duurde) (maar van iemand die partituren van Bach spaart kun je alles verwachten).

Wel. Deze dag was een andere dag. Deze dag was een andere dag dan de vorige dag, toen ik thuis kwam met een bos bleekselder in mijn hand en ze verdomme nog steeds voor het raam stond te grijnzen (met heur moddervette harses). Deze dag hield een fluwelen mist mijn huis in een zachte omhelzing. Deze dag begon met McCoy Tyner en ging naadloos over in Jarboe (en wat een bloed- en bloedmoje seedee is The cut of the warrior eigenlijk) en aldurtijd was de koffie warm en geurig en verfijnd. Deze dag stroomde de taal vrijelijk. Deze dag dankte ik mijn vier muren voor de fantastiese leeservaring die Nanopaarden megasteden geweest was. Deze dag was gezegend met de genialiteit van Annemarie Estor.


Annemarie Estor Nanopaarden megasteden Recensie

Nanopaarden megasteden

  • Schrijfster: Annemarie Estor (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 26 oktober 2022
  • Omvang; 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Annemarie Estor

Van de winnaar van de Herman de Coninckprijs en de Jan Campertprijs!

Al met al hebben we het goed voor elkaar. Toch? Onze wereld is compleet in kaart gebracht, getemd en vormgegeven. We lijken aan alles te hebben gedacht, maar in Nanopaarden megasteden vraagt Annemarie Estor zich af hoeveel we onderweg zijn vergeten en verloren. Weten we bijvoorbeeld nog wel dat onze kennis ooit als verwondering is begonnen? Of dat er sinds het begin van het bestaan überhaupt tijd is verstreken? Estor neemt de lezer mee naar plekken waar we liever niet meer komen en gaat de strijd aan met het idee dat alles beredeneerbaar is. Zo ontstaat een wonderlijk beeld van een wereld die we dachten te kennen.

Annemarie Estor (24 april 1973) is dichter en essayist. Ze is gepromoveerd cultuurwetenschapper. Eerder verschenen van haar bij Wereldbibliotheek Vuurdoorn me (2010, bekroond met Herman de Coninckprijs voor het beste debuut), De oksels van de bok (2012, Herman de Coninckprijs voor de beste dichtbundel 2013), Dit is geen theater meer (2015, nominatie Pernathprijs), Niemandslandnacht  (2018, bekroond met de Jan Campert-prijs); en het beeldverhaal Hauser (2013) met dichteres en beeldend kunstenares Lies Van Gasse.

Bijpassende boeken en informatie

Eva Gerlach – Hier

Eva Gerlach Hier recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 11 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de bundel met nieuwe gedichten van de Nederlandse dichteres Eva Gerlach.

Eva Gerlach Hier recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Hier. Het boek is geschreven door Eva Gerlach. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de boek met nieuwe gedichten van dichteres Eva Gerlach.

Recensie van Tim Donker

Dat ze zaten te eten en dat de dingen hen langzaamaan weer in genade aannamen was wat ik onthouden had. Het had iets kunnen zijn uit de verhalen van eekhoorn en mier, al was het dan waarschijnlijk in minder gezwollen taal gezegd. Dat je tussen het eten en de dingen misschien pas echt hier bent, welk hier, elk hier. Losse bedrading zo heette dat. Had ik het niet eens gevonden in de kringloopwinkel, ik weet het niet, tweedehands alleszins, lang geleden, in ergens een daar. Misschien kende ik Eva Gerlach toen nauwelijks. Een beetje van naam. Ook de naam van mijn lievelingszus (die voornaam althans, mijn lievelingszus heeft verder gewoon mijn achternaam). Zo’n naam blijft. Zo’n boek pak je wel op. Zo’n boek koop je. Op een dag in een tijdperk dat je nog tweedehands boeken kon kopen, ergens, daar, nooit hier.

Hier. Dat is eigenlijk nergens. Er is altijd veel meer daar dan hier. Iemands hier is voor heel veel anderen al snel een daar. Jouw daare hierheid is niet hier. De fantasie dat een daar jouw hier zou kunnen zijn. Het hier van een ander ook jouw hier. Vanuit de trein misschien. Een wijk die je ziet, en je afvragen hoe het zou zijn om daar te wonen, alle dagen daar thuis te komen, daar te zitten, tussen die muren en dat dat dan je hier is. Of gewoon zo maar. Een dorp op de kaart. Renkum misschien.

Een daar beleef je anders dan het hier, zelfs als dat daar tijdelijk je hier is. Op vakantie zijn, of op bezoek. Hoe je even een daar als een hier kunt zien, maar hoe het dan toch een daar blijft. Je moet immers vragen wanneer de visboer er staat, en tegenover welke supermarkt eigenlijk. Misschien is het dat met het hier. Hier behoeft geen vragen. Hier is waar de dingen je langzaamaan weer in genade aannemen.

Of toch. Het hier van Meindert, de hoofdpersoon van het gelijknamige openingsgedicht in Hier -de dichtbundel van Eva Gerlach waarover ik hier moeizaam mijn gedachten probeer bijeen te schrapen- is het hospitaal waar hij, Meindert (“Meindert was iemand vroeger hij leerde de mensen.”), langzaamaan onttakelt wordt, tot er niets meer is. Alleen nog maar de dingen, die ellendige dingen weer, die altijd ja. “In zijn kamer zie je // de naalden gevouwen nachthemd afgehaald bed / op de wasbak 1 lege ampul OxyNorm in de emmer / 1 bijsluiter Mitomycine 3 TENA Men 4”. Want dat is een ander ding met hier. Het hier kan genadeloos illusieloos zijn. Het hier is lichaam, je lichaam is nooit daar. Dat maakt hier onontkoombaarder dan daar. Daar, dat kan nog alles zijn. Totdat daar hier is.

Waarmee niet gezegd wil zijn dat hier alles duidelijk is. Hier is waar je bent, en daarstraks was je nog daar. Ik las Hier enige weken geleden, toen ik op vakantie was in het noorden van Limburg. Dat was toen hier, maar is nu weer daar. Toen ik las, een bos vlak achter het raam waarvoor ik zat, hield ik vooral van de manier waarop Hier voedsel geeft aan. Ruimte laat voor. In de ruimtes tussen het variabele hier zweeft. Poëzie die kieren laat waardoorheen gekeken kan worden. Dat is mooi, woorden zijn mooi maar de ruimte tussen woorden is ook mooi. Poëzie die zoekt, niet perse zoekt te vinden. Poëzie die dwaalt, niet perse aankomt. Poëzie die herijkt. Herademt. Herhaalt. Herneemt. Herdenkt. Herziet. Herschrijft. Hervindt. Hernieuwt. Hertrouwt. Herbouwt. Herformuleert. Herkrijgt. Herkanst. Herroept. Heropent. Herwaardeert. Herenigt. Hervormt. Herleid. Herschept. Herkent. Het regende op de dag dat ik Krista weer zag.

Of dat je voor het raam staat, adem in en uit, het gordijn beweegt zachtjes in een ongedefiniëerde luchtstroom. Of de zee misschien. Of dat het later wordt, en hoe het licht dan valt. Of je pocheert een ei, en ergens in huis valt iets om. Of jeuk op onbereikbare plekken. Of het eerste water van de dag. Dat de einder ergens moet beginnen. Dat één leven het laatste moet zijn. Zulke dingen.

Nee. Wat zei ik? Hier kan nog alles zijn. Hier stelt onophoudelijk vragen. Hier nemen de dingen je nooit meer in genade aan. In dit hier werpt elke schaduw een duister, het hier is altijd maar tijdelijk, het hier heb je nooit voorgoed: “Als je uit me vandaan springt kijk ik”, heet het dan, of: “We denken dat we het zien […] [m]aar we doen onze ogen open / en er is zwart”, of: “om hier niet te zijn liepen we / daarheen”; “ik lig / hier, ik die daar moet zijn”; “leen me je oplichterij je gescharrel je vleesmes” – is er altijd een daar dat een hier had moeten zijn, een Ene die beter de Ander was geweest, het onkenbare dat met het kenbare werd verward? Of gaat het hier alleen maar over de (on)mogelijkheid over je eigen schaduw te springen?

Het ultiemste daar zou de maan zijn. Waarlijk gelukkig zijn op de maan, en “veertjelicht zo”.

Misschien is dat dan het verschil tussen hier en daar? Kan het gewogen worden in het gewicht van ellende? Of dood? Of afbraak? Meinderts aftakeling? Het gewicht van ellende als het hier is, en niet daar. Als het huis uit Huis jouw huis: “In de kelder bewoog iedereen”; “In ons dorp stond geen huis meer recht op”; “Bont en blauw kort / en klein hier en nooit meer / verschil”. En “[a]ls ze komen en ze vinden je dwingen ze je / je kleren uit te trekken en ze Vernederen je / zei iedereen die kwam groeten maar ik blijf hier. // Als ze komen kruip ik in mijn bed waar niemand me ziet / ik maak mezelf klein ik verstop me onder de dekens // en ik huil en ik schreeuw maar ik maak geen enkel geluid.” (hoe erg hier zo’n hier is als het jouw hier is, als jij die ik bent, niet een ik uit een gedicht of iemand die je ziet op tv)

Je hier is eindeloos veel, eindeloos ver, eindeloos vol. Zo ook deze poëzie (die steeds in beweging is). Dacht ik dat je uiteindelijk misschien niets rest dan je bal oprapen en verder lopen, maar daar eindigt het niet. Althans daar eindigen de woorden niet. Er zijn ook nog aantekeningen (heb je werkelijk Bob Marley nodig om te zeggen dat je niet moet vragen waarom?), en die lees ik -helaas- en ik denk O ging dat over een jongleur dan?

(die associatie had ik er niet direkt bij) (maar ik associeer bijna niets met jongleurs) (maar nu dan toch in dit onvoorzien kielzog) (en hongerkunstenaar en kafka en je moet je leven veranderen in dit onvoorzien kielzog) (zijn associaties in dit onvoorzien kielzog) – zijn

Zijn associaties in dit onvoorzien kielzog.


Eva Gerlach Hier Recensie

Hier

  • Schrijfster: Eva Gerlach (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 11 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Eva Gerlach

Wit bot op het strand
ravenbeksleutel
Ik pak het op
voel het spannen
van vleugels

Hier: waar je bent; waar, hoe, wanneer ook. Schaduw en plaats, vast en los, ziekte, oorlog; aarde, lucht, water en vuur; dood en liefde: een reis om het lichaam in 47 gedichten.

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948) is een van de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied. Zij debuteerde in 1977 in Hollands Maandblad; twee jaar later verscheen haar eerste bundel, Verder geen leed, waarop tot dusver een klein twintigtal andere voor volwassenen en kinderen volgde. Haar werk voor volwassenen werd bekroond met tal van literaire prijzen, waaronder de P.C.Hooftprijs 2000; voor haar eerste jeugdbundel, Hee meneer Eland (1989), ontving zij een Zilveren Griffel en de Nienke van Hichtumprijs. Gerlach publiceerde recent het drieluik Labyrint, dat bestaat uit KluwenOntsnappingen (bekroond met de Awater Poëzieprijs 2016) en Oog (bekroond met de Herman de Coninckprijs 2020).

Bijpassende boeken en informatie

Joke van Leeuwen – Aan tafels

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel met eigen tekeningen. Op 4 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe boek met een lang gedicht en tekening van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Aan tafels. Het boek is geschreven door Joke van Leeuwen en bovendien heeft ze ook de tekeningen gemaakt Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met lang gedicht en tekeningen van Joke van Leeuwen.

Recensie van Tim Donker

Joke van Leeuwen. Waarom las ik haar niet eerder? Ja, ik weet denk ik wel waarom ik haar niet eerder las. Maar dan weer. De vraag beantwoorden is een vervolgvraag uitlokken. Want vermoedelijk las ik haar nooit omdat ze ook kinderboeken schrijft. Maarja. Wat is dan toch dat diepgewortelde wantrouwen tegen kinderboekenschrijvers? Er is toch helemaal niks mis met kinderboeken? Toen ik kind was las ik notabene zelf kinderboeken (sterker nog: ik zat in de kinderboekenjury, en we mochten met ons clubje naar Het Speelhuis, en kinderboekenschrijvers lazen voor en gaven handtekeningen, ik had de handtekening van Evert Hartman, dat vond ik een hele moje handtekening maar zijn boeken las ik nooit). Het is dan ook pas later mis gegaan tussen mij en kinderboekenschrijvers. Dat was toen een millennium op heur laatste benen liep. Eind jaren negentig bevonden er zich in mijn kennissenkring plotseling verbazend veel volwassenen die bij voorkeur, of zelfs alleen maar, kinderboeken lazen. “Die zijn tenminste nog fantasievol,” zeiden ze dan vaak maar als ik ze dan absurdistische boeken liet lezen, of dada, of grotesken, of automatisch schrijven, of cabaret voltaire, vonden ze het meestal alleen maar raar. Ik weet niet of dat indertijd een landelijke trend was, dat van die kinderboeken bedoel ik, of dat ik me mogelijkerwijs alleen maar in verkeerde kringen had begeven. Maar ik kon in ieder geval met bijna niemand meer een gesprek over literatuur beginnen zonder dat binnen een paar minuten over kinderboeken ging. Na een tijd ging dat storen. Na een tijd ging het goed mijn kloten uithangen. Na een tijd vond ik het nogal aanstellerig, al die volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig hielden. Dacht ik ook: kinderboekenschrijvers zijn volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig houden. Hield ik me verre dus. Dus hield ik me verre. Het ging langzaamaan weer beter toen mijn kinderen geboren werden, en het voorlezen er kwam, en tochtjes naar de bibliotheek. Maar toch las ik Joke van Leeuwen niet eerder nee, en nu las ik Aan tafels en nu denk ik Waarom las ik haar toch niet veel en veel eerder.

Ofnee. Wacht ik lás haar eerder. Wel. Ja. Ik las haar vlaggen als werkwoord niet zelfstandig naamwoord in Rasters Vergeetwoordenboek. Nummer 58. Een fantastiese foto van een tienjarige Joke, en vele onderhoudende gedachten over jurken en nylons en jarretels & ge moogt gaan maar ge moogt niet lopen. Ja. En ik las haar in Raster 105, Lettres, Velouté heette dat gedicht, fantasties gedicht, fantasties resept. En ik las haar in Raster 106: De plek. Een fijn verhaal over intrek nemen in een oud Antwerps huis. En Bezichtiging. Een mooi gedicht. En ik las haar in Raster 123/24. Het einde. Met die prachtige tiepmasjiene op de voorkant. O God. Waarom zijn die dingen eigenlijk ooit in onbruik geraakt? De wereld was een betere wereld toen tiepmasjienes nog niet in onbruik waren geraakt. Het is het einde van Raster en Joke van Leeuwen schrijft over eindes. Het einde van het einde van de geschiedenis. Krijgt die Fukuyama me daar mooi even een tik. Of zo stel ik me voor. B’voorbeeld misschien omdat ik vind dat die Fukuyama het allemaal een beetje te serieus neemt, zichzelve voorop. Ik had haar meer kunnen lezen, want ze stond in veel meer Rasters maar plotseling was aan mijn Rasterverzamelwoede een einde gekomen, soms gebeurt dat, soms komen dingen ineens aan hun einde, soms hou je ergens gewoon mee op, ik liep vaak naar de kamer waar ik mijn Rasters bewaarde, de meeste toen nog ongelezen, dan strekte mijn arm zich uit, dat opende zich mijn hand, dan pakte ik er eentje van de plank, willekeurig, dan bladerde ik, dan verheugde ik mij, dan dacht ik aan de dag dat ik deze Raster zou gaan lezen, zonnig moest het dan zijn, in het park moest het zijn, op mijn rug in het gras moest het zijn, lekker liggen met mijn open ogen lezen, met een appel en een moje mandarijn. Dan kwam de dag dat het verheugen verflauwde, dat ik de eigenste Raster daar nu in mijn hand niet zonodig hoefde te lezen ooit, niet in het park en ook niet op mijn rug, ach waarom spaarde ik die dingen eigenlijk nog? En de plekken waar je gelezen Rasters kon vinden verdwenen ook, alles verdwijnt maar, het einde van de tijd. Ook dat nog.

Joke van Leeuwen & nu lees ik haar. Aan tafels heet het en het is een boeklang poëem en ik ben verrukt. Ja al op de eerste bladzijde van Aan tafels ben ik verrukt. In verrukking of hoe heet dat. “ik ben, nee ik heb / zeventig” staat daar, amper zeven regels ver zijn we, ik vind dat zo mooi. Dat zeggen ze ook in Spanje, tengo setenta años, dat heb ik altijd zoveel beter gevonden dan wat wij zeggen. Liever dat je de jaren die je bent gewoon maar hebt, de jaren die je hebt die heb je al en je weet niet wat je nog krijgen gaat. Of neem dit: “ik ben geboren / als een zij en gottegot wat een gedoe / dat wie geboren als een zij met lijf dat / alles kan door heeldur maatschappijen / weggepraat achter wie man, door / godsverhalen uit hun rib, maak dat / de kat wijs en de olifant en de dolfijn / die haar dolfijnenklit door vinnen / van vriendinnen strelen laat” – daar kun je op zuigen, toch, op zulke woorden. Daar kun je lang op zuigen en steeds weer een andere smaak proeven. Het gaat tekeer en het is grappig en dat van die dolfijnen komt trouwens helemaal op het einde nog een keertje terug. En vegen uit de pan voor man of maatschappij, en ook voor de bijbel trouwens. En dat zijn dan nog maar de eerste regels, Van Leeuwen gaat verder, en spreekt en dicht en schrijft: “dat / koude scherm waar sneeuw van vroeger / uit verdween, waar binnenscamera’s / gelachen wordt, waar zoete zelfronk / triomfeert, scheefte rechtop gezeten / wordt becommentarieerd” en dan zie ik een teevee en niet een teevee van vroeger waar het nog sneeuwen kon (dan zat de antenne er niet goed in) (ik probeerde mijn kinderen laatst het testbeeld uit te leggen) maar de teevee van nu met zijn overdaad aan talkshows vol bekende nederlanders en deskundigen en anderszins schaapjesophetdrogehebbenden of nietsteklagenhebbenden die vanuit een misschien net iets te gemakkelijke positie heel politiek correct misstanden aankaarten en ook de journalistiek moet haar failliet inmiddels toegeven: “een krant vraagt een / bekend geworden mens wanner hij / voor het laatst gehuild, want dat is / entertainend voor wie zelf terwijl / geen ander kijkt of weten wil”, en woorden als binnenscamera’s en zelfronk hoef je maar te rapen.

En in 71 pagina’s krijgt uiteindelijk heel de samenleving er duchtig van langs. De computersamenleving. De vermaaksamenleving. De smileyssamenleving. De googleteamssamenleving. Hoe leuk, hoe gestroomlijnd, hoe efficiënt, hoe vervelend (zegt, zingt Wannes: Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit godverdomme allemaal toch zo goed in mekaar). Een samenleving van (on)maakbaarheid, een samenleving van consumentisme en afval, een samenleving van niet of nauwelijks, een samenleving, misschien, die druk bezig is zichzelf uit de markt te prijzen. En onze angsten kunnen we altijd nog overschilderen.

En doorheen alles gewoon het leven: “waar woensdags nog / een taart, een gaatje in je trui / een opdrachtje voor school, een / lumineus idee, en donderdags / alleen het hoogstnoodzakelijke mee / naar ergens waar daar hier heet / en hier daar”, omdat dagen toch ook gewoon dagen blijven: “elk jaar complimentendag, tussen / een rare disease day en een hearing day”, want gekte blijft ook gewoon gekte en dat is hoe de dagen gaat en hoe het leven gaat en hoe de gekte gaat die daar ook alleen maar is om grip te krijgen op dat andere, op dat leven en op die dagen: daarom dit afbakenen, dit verdelen in ruimtes en tijden en namen: “we hadden jullie niet verwacht en / al dit licht is weliswaar van ons / maar jullie mogen erin lopen / toon jullie wijdte om die op te meten – / ach, is het waar, lijken hier onze / vorken zo op die van jullie daar?”

De mens bekeken, de mens gemeten (waarom dook niet uit de nalatenschap op dat De gemeten mens dat ik mijn vader ooit kado deed, een boek, van Stephen Jay Gould als ik het me wel herinner, we spraken er nog over toen hij in het ziekenhuis lag, hij vertelde me dat hij en zijn nieuwe vrouw er elkaar uit voorlazen als ze in bed lagen, mijn moeder was toen al dood, de gedachte van hem in bed met haar ergerde me, mijn moeder was nog niet zo lang dood, later kon ik er ook iets vertederends in zien maar het boek had ik graag gehad), de mens gekeurd, de mens gewogen, de mens vergeleken want we kunnen lijken op de Ander in al zijn vreemdheid en desnoods kunnen we het vreemde dusdanig exotiseren dan het nog een klein beetje leuk wordt (ik had een collega ooit die uit Java kwam, op een keer ging hij het depot aanvegen, geen idee waarom hij het depot aan ging vegen want daar was hij helemaal niet voor aangenomen hij was aangenomen om de post te bezorgen maar goed hij ging het depot vegen en omdat er geen langstelige bezem aanwezig was maar wel een stoffer en blik ging hij zoon beetje op zijn hurken doorheen het depot om beetjes vuil op het blik te vegen en later zei iemand heel anders as dat wij souwen doen hun doen dat heel anders as wij hun doen dat op hun hurken en niet staand – alsof dat gehurkte vegen cultureel bepaald was en niet uit een gebrek aan materiaal voortkwam) want als het niet bekend is, is het vreemd en als het niet al te vreemd is, kunnen we het misschien wel bekend noemen. Want wie niet weg is, is gezien. En wie niet gezien is, is weg en daarom ook toch ook facebook tv prikkeldraad de guillotine. En verder niks nog, of toch maar weer dat liefdevolle klojen, dat warmbloedig gesukkel, dat naarstig getimmer aan tafels om aan te zitten.

En aldurwijle foto’s en herinneringen.
En aldurwijle vallende en vervangende en verdwijnende stoelen.
En uiteindelijk niets om ons nog te houden.

Aan tafels is een ongekend rijk en mooi boek. Het klaagt aan, maar het is niet bitter. Het ziet er nog de humor in, maar het lacht niet uit. Het legt vingers op zere plekken, maar het strooit geen zout in open wonden. En als je mocht gaan denken dat we inmiddels een vogel voor de kat zijn, lijkt het toch nog te eindigen met hoop. Of met het begin. Of, in ieder geval, aan tafel(s). En in mijn geval met muziek. Dat was het: aan tafel, met een gedicht en muziek. Als jij iets mojers weet, mag je het zeggen.

Joke van Leeuwen Aan tafels Recensie

Aan tafels

Een gedicht

  • Schrijfster: Joke van Leeuwen (Nederland)
  • Soort boek: gedicht, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 4 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Joke van Leeuwen

Tafels zijn uitgelezen plaatsen van samenkomst, maar laten ook de lege plekken zien van wie gemist wordt. Van overledenen of van wie op een andere manier vertrokken is, voor wie zijn tafel een schuilplaats was en heeft moeten vluchten.

Aan tafels is één ononderbroken sprankelend gedicht over de sporen die mensen in dingen achterlaten, over het ouder zijn in de jongste jaren. Maar Aan tafels is óók beeld: de bundel wordt gesierd door stoelen die als vluchtelingen een nieuw thuis zoeken.

Bijpassende boeken en informatie

Margriet Westervaarder – Wiggelied

Margriet Westervaarder Wiggelied recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 27 september 2022 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer de nieuwe bundel met gedichten van de Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Margriet Westervaarder.

Margriet Westervaarder Wiggelied recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Wiggelied. Het boek is geschreven door Margriet Westervaarder. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van Margriet Westervaarder.

Recensie van Tim Donker

Sommige dichters meteen.
Sommige dichters nooit.
En sommige dichters moeten een beetje groeien op je.

Het lezen is gespleten, nu. Het meeste lezen dat ik doe is lezen als bespreker. Dat is een lezen dat behept is met een zeker soort moeten. Ik moet er iets van vinden, ik moet er iets van denken. Anders zou ik niets te zeggen hebben. En wie niets te zeggen heeft, bespreekt niet. Al zou een bespreking zonder woorden in bepaalde gevallen zeer veelzeggend kunnen zijn. Slechts een enkele keer nog lees ik oemsonst. Voor muh eiguh. Privé. Het priveë lezen is zowel korter als ook langer van adem. Wanneer ik een boek lees dat ik niet hoef te bespreken, en ik vind het niks dan leg ik het weg. Dat doe ik als bespreker minder snel. Ik geef het nog een paar bladzijden. Nog even. Een dertigtal misschien. Of meer nog. De bespreker gaat niet over één nacht ijs. Overwegingen van diergelijke aard. Maar: als ik als bespreker een boek wegleg, is het wel definitief. De privépersoon, de niet-bespreker (de onspreker?) kan een boek jaren later nog wel eens opnieuw tegenkomen. Een verhuis, of een reorganisatie in de bibliotheek omdat het de spuigaten aan het uitlopen is met al die boeken – boeken die je allang was vergeten kunnen je zomaar opnieuw onder ogen komen en dan lees je nog eens, of verder van waar je gebleven was (want er stak nog een boekenlegger in) en dat je allang niet meer weet wat je al gelezen had is alleen maar een voordeel. Soms zijn dat boeken die ik als bespreker definitief terzijde had geschoven. Maar dan nog blijft het lezen een privélezen. Je kunt goed een boek van jaren oud bespreken. Maar definitief, had de bespreker gezegd. En de privépersoon moet de bespreker maar op zijn woord geloven. Iets anders dan woorden heeft de bespreker immers niet. Soms blijkt een ooit verbannen boek dan al die jaren later best nog heel aardig te zijn. Het komt ook voor dat een ooit vol enthousiasme begonnen maar om een of andere reden toch in de vergetelheid geraakt boek bij heroppakking zó slecht blijkt dat je ineens weer heel goed weet waarom het in de eerste plaats vergeten werd.

Westervaarder komt af met Wiggelied. Een titel die nauwelijks tot de verbeelding spreekt. En dat kan ook gezegd worden van het omslag. Ja. En dat ik heel die Margriet Westervaarder dan ook nog eens van haar noch pluim ken, helpt ook niet mee. Dan zijn er alleen maar de woorden van Ingmar Heytze op het achterplat. Heytze vergelijkt Westervaarder aan een Jan Arends, aan een Anna Świrszczyńska, ja “zelfs” aan een Elsa Lasker-Schüler (hee kijk die Heytze me daar eens eventjes niet van de straat zijn zeg!)(de zelfsheid der dichters – waaraan zou zo’n Lasker-Schüler het verdienen een zelfse dichter te zijn?) & daarvan ken ik alleen Arends. Iedereen zegt altijd tegen mij Jan Arends, Jan Arends, dat zou iets voor jou zijn, tiepies een schrijver voor jou die Jan Arends en de eerste twintig jaar ofzo nam ik dat nog wel ter harte. Dan ging ik maar weer naar de bibliotheek, dan pakte ik een Arends-boek uit de kast en dan ging ik zitten, bladeren, kijken, lezen, zien wat ik al die voorgaande keren misschien over het hoofd gezien had. Maar neen. Ik had niks over het hoofd gezien. Echt. Ik heb niks met die Arends, en hou nu eens op hem te noemen (of nog even dit: was het Jan Arends die toen hij uit dat raam sprong nog één keer aan zijn Dinky Toys dacht?) (vooral aan die ene) (maar dat was m) (en die sprong van hoger dan Arends) (maar dat kan de algemeenheid zijn die daar spreekt) (de grootste gemene deelder) (we zaten in een auto) (we stonden bij een torenflat) (& soms mis ik haar). In De Knipscheer ken ik natuurlijk wel (werkt Peter de Rijk daar nog?) (die ik hierbij broederlijk groet) (hallo, Peter). Vroeger, met Jos, iets als een keurmerk. Dat je wist dat het misschien niet half slecht ging zijn. Dat het iets ging zijn dat je misschien best gelezen wilde hebben. Een Mijn territorium. Een Jezus’ zoon. Een En de Ezelin zag de Engel. Een Mijn leven als museum. En ik heb horen fluisteren dat ze ook ooit eens iets van Jerome Rothenberg hebben uitgegeven (“zélfs”, had ik bijna gezeid) (ja als er één zelfse dichter is, dan toch wel Jerome Rothenberg hoor) (gedichten voor het spel van de stilte) (waarin hij zijn emmer verloor) (ja) (maar die is niet uitgegeven door In De Knipscheer). Doch of die In De Knipscheer nog dezelfde In De Knipscheer is aan deze zijde van de millenniumwende weet ik niet zo zeker.

Dan ga ik maar lezen. Dan lees ik maar. Uiteindelijk ook het beste wat je kunt doen met een dichtbundel. Er is een groot met zwart bekleed blok dat huilt als je het aanraakt. Er is een mes dat scherper wordt naarmate het botter wordt. Er is een vaalgeschopte hond en een pop die nog niet dood is. Sja. Ik weet het niet. En dan is er:

lava wordt hard
en men neemt brokken mee
naar huis
voor op de kast waarin
het zilveren bestek

de grote en kleine apart
en twaalf van elk

Ja. Dat weet ik wel. Dat vind ik mooi. Dat is zo’n brok steen, je was op vakantie misschien, je dacht dat neem ik mee, dat is decoratief. Voor op de kast. De kast met het bestek. Volgt een kleine beschrijving van de bestekset. Misschien zit het in een koffer, dat bestek. Dat hadden wij vroeger. Bestek in een koffer. Dat was het zondagse bestek. Dat stond in een kast. Misschien lagen er wel stenen op, op die kast, ik weet niet, we hadden ergens wel alikruiken die mijn ouders gevonden hadden op ergens een strand in ergens een buitenland. Zo’n kast waaraan je alle dagen voorbij loopt, zelfs het zondagse bestek werd na verloop van tijd met altijd maar minder aandacht tevoorschijn gehaald. De rode, met vilt beklede binnenkant, met gaten voor de messen en gaten voor de vorken en gaten voor de lepels, begon scheuren te vertonen. Het ongeziene, het kleine een gedicht geven. Ja. Dat vind ik mooi. Zei ik dat al?

Maar later weet ik het opnieuw niet meer. Later legt iemand wilde salie tussen iemands borsten of is het schaamrood neergelegd in het ochtendnat, iemand die ontkent een “haar” ooit ontmoet te hebben maar balt daarbij zijn vuisten  en juist  dat is zo verdacht. En dat is het. Dat is het precies. Ik ben in deze gedichten te vaak op mijn hoede. Ik meen in deze gedichten te vaak op mijn hoede te moeten zijn. Ik lees in alles een zekere dreiging. Ik lees in een bos een sinistere plek, en in elke liefkozing een poging tot aanranding. Ik weet niet of ik dat wil, en die weigering komt me verdacht voor. Want ik, juist ik, ben toch niet de lezer die zijn gedichten dreigingsvrij eist?

Of katapulteer ik juist dreiging daar waar het de dichter het zelf nooit bedoeld heeft? Maak ik woorden onnodig zwaar? De langste tijd weet ik niet met welk been ik in deze bundel moet stappen. Ik probeer het met muziek. The Boxhead Ensemble. Gewoon omdat dat toevallig onder handbereik lag, verder nergens om. Even later Charlie Parker. Idem. Het kalmeer mijn zenuwen weliswaar, evenals de whisky die ik er nog weer later ook nog bij besluit te nemen, maar het weerhoudt de beelden niet: een vrouw die geranseld wordt, een kind onder het ijs, een mens dat zichzelf een “het” noemt en zelfmoord overweegt (?); het blijven “zinnen” die “breken / onder hun eigen gewicht”, zoals Westervaarder dat zelf ergens noemt. Hoeveel zwaarte kan een zin aan?, en verre zij het van mij om light verse te willen, of poëzie waarbij er nog iets te lachen valt ofzo. Toch. Er is zwaarte die werkt, en er is zwaarte die instort.

dat je weer lichaam zou worden
en met die ouwe broek aan
de heg zou knippen

dat we weer rond de tafel
met z’n drie
gewoon weer ruzie
gewoon weer in de driehoek
van gespannen lijnen

Dat is zwaarte je. Iemand moet weer lichaam krijgen om de heg te kunnen knippen, dus iemand is dood. Die iemand is een vader, en als de vader er is, en de moeder, is ruzie heel gewoon. Is spanning heel gewoon. En toch kun je hem missen, die vader die in zijn ouwe broek de heg knipte en alleen maar ruzie en spanning meebracht. Dat is treurig, dat is deerniswekkend, dat is zwaar. Maar mooi. Ja dat vind ik mooi.

zoals mijn vader altijd zei
het kan verkieren
buigzaam, boogzaam

vrouw languit achter de voordeur
vrouw opgesloten in brandkast
vrouw verdwijnt in gootsteen
vrouw waait van balkon
vrouw zonder gehemelte heeft wel tanden

in taal kan alles

misschien ben ik deze vrouw
misschien een welvarend koekoeksjong
misschien een visarend boven het bos

misschien heb ik mij verzonnen
misschien ben ik een mus
een badende mus met fladderveertjes

Vaders die kliesjees bezigen met aksent, want de dingen gaan toch zoals ze gaan, alleen in taal is alles uitdrukbaar, in taal is het erge minder erg misschien, geef het woorden en je kunt het al bijna grijpen, misschien hoorde je eigenlijk in een ander nest thuis, welk kind heeft die gedachte niet ooit eens gehad?, in luttele regels een psychologie schetsen, pijn bedekken met veertjes, nog steeds is het niet licht maar nog steeds vind ik het mooi, ja heel erg mooi. Ook als een seniele oude man (de vader misschien?) een den voor een “zeldzaam mooie mast” aanziet.

Hoeveel zwaarte kan, hoeveel zwaarte instorten doet. Ik weet het niet. Misschien moet je Wiggelied benaderen als lopen. Of als fietsen misschien. Laatst fietste ik naar mijn werk, ik zag een vrouw, een heel normale vrouw, een goed geklede vrouw (denk ik maar wat weet ik nou helemaal van mode), ze liep naar een afvalbak, ik dacht keurige vrouw die gaat haar pepermuntpapiertje weggojen natuurlijk, ze opende de afvalbak en ging er omstandig in zitten grajen.

Het zette me heeldurwegen denkend over armoede.

Ik fietste, ik zag eenden, ik dacht over mensen die de boodschappen niet meer kunnen betalen, jongens op een brommer, kinderen op een schoolplein, overal bladeren, ik stelde me een maatschappij voor waarin iedereen op straat zwerft en alleen de allerrijksten zich nog het wonen kunnen veroorloven, toen dacht ik na over wonen als aktiviteit, de trein kwam voorbij, een kruising, het was groen, ik boog af naar depot, achterop kwam mijn collega Boele die iets zei, en ik schrok.

Zoiets dus. Wiggelied is fietsen. Je ziet dingen die je mooi vindt, je ziet dingen die je niet zo mooi vindt en ineens komt iemand achter je fietsen en die zegt iets en je schrikt.


Margriet Westervaarder Wiggelied Recensie

Wiggelied

  • Schrijfster: Margriet Westervaarder (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 27 september 2022
  • Omvang: 78 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Prijs: € 18,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Margriet Westervaarder

‘Wie van namedropping houdt kan in de gedichtenbundel Wiggelied verre verwantschappen met Jan Arends, Anna Świrszczyńska en zelfs Elsa Lasker-Schüler lezen, maar Margriet Westervaarder heeft toch vooral haar eigen stijl om de grote thema’s in te verdichten: jeugd, pijn, afscheid en verzoening. De gedichten zijn nuchter en wars van sentiment, waardoor ze des te harder aankomen. Wiggelied is zintuiglijk, zinnelijk, angstaanjagend, ongemakkelijk, ontroerend, hartstochtelijk en vooral: aangrijpend mooi. Flonkerende, diamantscherpe gedichten van een eigenzinnig dubbeltalent.’ – Ingmar Heytze

ik heb een lepel om brood te snijden
roest om de kachel te stoken
grint om een muur te bouwen
rode menie voor mijn lippen

ik heb schriften en diploma’s
zakdoeken met rozengeur
gezellige vazen bergschoenen en een waterpas

ik heb carbonpapier
voor liefdesbrieven

en mezelf
een meisje voor dag en nacht

Bijpassende boeken en informatie

Laura Broekhuysen – Wij capabelen

Laura Broekhuysen Wij capabelen recensie en informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten. Op 30 augustus 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Laura Broekhuysen.

Laura Broekhuysen Wij capabelen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Wij capabelen. Het boek is geschreven door Laura Broekhuysen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de boek met nieuwe gedichten van Laura Broekhuysen.

Laura Broekhuysen Wij capabelen Recensie

Wij capabelen

  • Schrijfster: Laura Broekhuysen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 30 augustus 2022
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Laura Broekhuysen

Staat in haar proza de taal centraal, in haar poëziedebuut is Laura Broekhuysen op zoek naar een verhaal: verbindingen tussen personages, tussen generaties, tussen een werkelijke en een fictieve ik, tussen IJslandse sagen en dagelijks leven, tussen moeder en vrouw, herinnering en voorstelling. Toch blijft de verhaallijn onbenaderbaar, manifesteert die zich als iets wat per definitie niet toe te eigenen is. Hoe capabel ook, de plot zal je ontglippen, al had je ogen in je ellebogen, oren in elke porie.

Laura Broekhuysen (1983), schrijver en violist van beroep, woont in IJsland. Ze schreef de romans Twee linkerlaarzen (genomineerd voor de Selexyz Debuutprijs en de Vrouw & Kultuur DebuutPrijs) en het op IJsland gesitueerde Hellend vlak. Zowel Winter-IJsland (shortlist Bob den Uylprijs) als Flessenpost uit Reykjavik stond op de shortlist van de Confituur Boekhandelsprijs. Ze schrijft voor LOD muziektheater (Gent), publiceert in Terras en De Revisor en is viooldocent in Reykjavik.

Bijpassende boeken en informatie

Emma Crebolder – Uitlichten

Emma Crebolder Uitlichten recensie en informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten. Op 15 juli 2022 verschijnt bij Uitgeverij Nieuw Amsterdam de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse dichteres Emma Crebolder.

Emma Crebolder Uitlichten recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Uitlichten. Het boek is geschreven door Emma Crebolder. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de nieuwe boek met gedichten van Emma Crebolder.

Recensie van Tim Donker

is wat is, is wat, is is, is hoe het voortrolt, hoe het oog valt, hoe het licht de dingen raakt, waar het licht het ding raakt wordt het oog tot zien geslagen, het licht het oog, het licht het oor, ik hoorde een mooi liedje van Jeb Loy Nichols, ik zat, ik hoorde, ik dacht, hoe het geluid het oor raakt, soms de keel, soms het glas, hoe het licht het oppervlak raakt, witte ongelijkzijdige driehoek en de klok zegt tik, witte ongelijkzijdige driehoek en de wijn kleurt rood, is hoe de dingen gaan, de dingen gaan zoals zij gaan, (en kijk de dingen gaan, en kijk de dingen in optocht, en kijk de dingen subiet in polonaise), zitten en kijken, zitten en zwijgen, zitten en luisteren, zitten en lezen, soms ook lopen, het lopen soms stommelen, stommelen van hier naar daar en weer terug, dan is het van daar naar hier (maar alleen als je je aanvankelijke perspectief achterlaat) (je hier reist altijd met je mee) (je hier wordt nooit daar) (ik praat te veel over dit soort dingen), lichtvlekken, waarom zet de traagheid zich vast achter mijn oogleden, waarom is het alweer veel te lang geleden, waarom de lichtsirkels, waarom denk ik nu aan Mike Rossi die een lichtsirkel probeert uittrappen in een konserzaal in Den Bosch, ik weet nog hoe het zonlicht viel in Tilburg op haar enigszins rode haar, leegte vult de kamer, (leegte leegte die ademt), de tafel staat, de tafel staat stevig, de tafel staat stevig met al haar poten op de grond, vier poten, een tafel en het licht valt, het licht valt op een bundel, HET LICHT VALT OP EEN BUNDEL, witte ongelijkzijdige driehoek en de bundel heet Uitlichten is wat ik zie, en de schrijfster heet Emma Crebolder is wat ik zie, en herinneringen verdringen het oog, herinneringen eisen de plaats van zien op, wie ook weer is Emma Crebolder toch?, zat ik bij haar op school soms of gaf ze ergens les waar ik diep in een klaslokaal verscholen zat over mijn boeken gebogen zat was ze de zaterdaghulp bij de bakker de kapster van mijn moeder de pianostemmer van mijn vader de schoorsteenveger van het huis van mijn jeugd was ze slaggitarist in een studentenbandje dat ik vaagweg kende omdat ik een ander studentenbandje kende waarmee ze de drummer deelden was ze een invaljuf een vriendin van een huisgenoot de moeder van een klasgenoot van mijn zoon was het iets met golf iets met kleinkinderen en uitgeverij IJzer misschien?, zegt iemand: als je over experimenteel proza schrijft kan je niet om uitgeverij IJzer heen, was dat het begin nog?, was dat de tijd van Konrad Bayer Pierre Guyotat Paul Nougé Benjamin Perét Robert Pinget Raymond Queneau Olivier Rolin Arno Schmidt de tijd dat ik daar nog wel eens over de vloer kwam zijn jongste dochter noemde me onophoudelijk Kees ik wil bij Kees op schoot zitten ik wil met Kees praten daar heb je Kees er moet een reden zijn waarom ik die naam Emma Crebolder onthouden heb, als je weet, iets met station, station is altijd klok, altijd zitten, ik had een seedee gekocht en iemand ging naar school, het licht viel niet meer, het licht had gedaan met vallen, avond, nacht, iemand, iemand anders, later, altijd later, het licht valt en dan is er een bundel, witte ongelijkzijdige driehoek, denk je zoeklicht, denk je wind en modder, waarom beginnen met wind en modder, teveel begint met wind en modder, mijn aandacht verflauwt, mijn ogen dwalen, ik denk aan oren, ik denk aan horen, misschien wil ik liever luisteren, ik hoorde een mooi liedje van Nadine Khouri, soms komt er iets uit de mist tevoorschijn, soms klinkt een stem erbovenuit, soms maken de zinnen zich los, soms wandelen de zinnen gewoon maar over je tafel, zie ze gaan als een ligfietser, “Onlangs werden ligfietsers door Schotse / hooglanders voor roofdieren aangezien”, soms maken woorden zich van de achtergrond los, dan heet het aangeraakt worden dan heet het zien dan heet het lezen, van elders of nog verder, “Van elders of nog verder”, een pagina later en weer kijk ik op, soms kijk je een pagina later weer op, soms lees je zinnen, twee zinnen, geen ijzersterke zinnen maar gewoon twee niet onaardige zinnen, het verflauwen verflauwt, dooft uit, houdt op, misschien gaat het over leven, misschien gaat het over beelden, waarom zoeken, waarom vasthouden, misschien is lezen glijden, misschien is lezen voortgaan, misschien is lezen zien, “We verhuisden naar de Hemelstraat. / We absolveerden scholen, keken doelbewust / opzij naar de bomen en het eetgerei. Ik fietste / langs de beemden met een fout gedraaide / jarretel tussen mijn benen. Voor het eerst nylons / om oude dame in Molière te kunnen spelen.”, en alles wat je niet vergat, dat het vrouwenlichaam immer iets ter (af)keuring was en je enige wapen de tegenkeur, (kijken als wraak), beelden, herinneringen, flitsen, maar “Onderweg slaan takken wartaal uit” deed me dan weer aan F. van Dixhoorn denken de goede Dixhoorn publiceert hij eigenlijk nog?, waar het terugschouwend oog op valt, hoe je niet vergat, wie je het meest hebt liefgehad, genot dat ondraaglijk is of geluk dat hapert, waar de herinnering aan blijft haken, lichtvlekken bij het achteromkijken, er is een bundel, er licht een bundel op tafel en ik las, ik las waar mijn oog op viel, ik hoorde een mooi liedje van Ancestors, ik hoorde een mooi liedje van Windhand, ik hoorde een mooi liedje van Because of Ghosts, ik hoorde een mooi liedje van Sad Bastard Book Club, ik las een bundel en enkele beelden bleven zomaar aan mijn ogen plakken, dit is waar het licht op viel vandaag, het kon slechter, het kan altijd slechter, ik heb slechtere dagen gekend en dat is wat het is vandaag.


Emma Crebolder Uitlichten Recensie

Uitlichten

  • Schrijfster: Emma Crebolder (Nederland)
  • Soort boek: gedicht, poëzie
  • Uitgever: Nieuw Amsterdam
  • Verschijnt: 15 juli 2022
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst nieuwe dichtbundel van Emma Crebolder

Ik voelde mezelf terugkeren
naar het herinnerde begin

Zo opent het episch-lyrische gedicht ‘Uitlichten’, de opmaat voor een dwaaltocht door de wereld van de dichter, verteld met fragmenten uit haar eerdere poëzie, aaneen geweven door korte stukken proza, in een ritmisch-muzikale taal die nu eens archaïsch bezwerend, dan weer ironiserend vertellend is. Uitlichten ontvouwt zich als een veelkleurig palet van motieven: de zee, de kunst, dieren, voorouders, het leven in vroegere tijden en het nabije heden. Een van de draden in het weefsel is Het Kind, een wonderlijk, bijna mythisch wezen dat haar wereld begroet met woordeloos ritueel gezang en als haar eerste woordje de naam uitspreekt van een schildpad in een Afrikaanse tuin.

Bijpassende boeken en informatie

Hannah van Binsbergen – Kokanje

Hannah van Binsbergen Kokanje recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 14 juni 2022 verschijnt bij uitgeverij Pluim het nieuwe boek van de Nederlandse dichteres en schrijfster Hannah van Binsbergen.

Hannah van Binsbergen Kokanje recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Kokanje. Het boek is geschreven door Hannah van Bisbergen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek met gedichten van Hannah van Binsbergen.

Hannah van Binsbergen Kokanje Recensie

Kokanje

  • Schrijfster: Hannah van Binsbergen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Uitgeverij Pluim
  • Verschijnt: 14 juni 2022
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Hannah van Binsbergen

Land van Kokanje, ook wel bekend als Luilekkerland, is een sprookjesland van overvloed, waar koeken aan de bomen groeien en gebraden duiven je in de mond vliegen.

De weg erheen is lang en vol hindernissen want hij voert dwars door ons dagelijks leven. En we weten allemaal hoe het daar is.

Luilekkerland is een fantasie geboren ten tijde van de pest en hongersnood. Mensen die worstelen om in leven te blijven hebben weinig aan het ascetische, spirituele ideaal van het paradijs. De levenshouding van opofferingsgezindheid en het ophemelen van leed bleek niet zo’n goed ideaal, en dus verzinnen ze hun eigen antiparadijs. Een utopie die wél past bij wat mensen nou eenmaal willen en hoe mensen zijn.

De bundel Kokanje wil de wereldse geneugten serieus nemen en hier ruimte voor maken in het leven van de geest. Voorbij moralisme en zuiverheid kiezen voor behoefte en plezier. Overvloed is mogelijk, maar we moeten er wel voor vechten.

Hannah van Binsbergen (1993) studeerde filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en publiceerde haar eerste gedichten op negentienjarige leeftijd, op SampleKanon en in Tirade.

In 2016 debuteerde ze met de dichtbundel Kwaad gesternte, die prompt met de VSB Poëzieprijs werd bekroond. Het was de eerste keer dat een debutant de prestigieuze prijs ontving. Daarnaast won ze de Herman de Coninckprijs voor het beste debuut. In februari 2020 verscheen haar debuutroman, Harpie.

Bijpassende boeken en informatie

Hélène Gelèns – beginnen voor gevorderden

Hélène Gelèns beginnen voor gevorderden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse dichteres. Op 12 mei 2022 verschijnt bij uitgeverij Cossee het boek met nieuwe gedichten van schrijfster Hélène Gelèns.

Hélène Gelèns beginnen voor gevorderden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van beginnen voor gevorderden. Het boek is geschreven door Hélène Gelèns. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Hélène Gelèns.

Recensie van Tim Donker

Ooit sprak ik met een opa. De oude meneer was iemands opa, ik ben vergeten wiens opa hij was. Er was een feest, we waren daar, op dat feest, we waren niet samen gekomen maar we waren er toch samen, stoelen stonden langs de muren, men at en dronk en onderhield zich. De oude meneer, hij was iemand opa, vertelde me dat hij het sedert zijn pensioen drukker had dan ooit. Oja, ik vroeg, wat doe je dan zoal? O, zei hij, dat begint al ’s morgens vroeg. Ja, dan moet je weer opstaan, en aankleden, en helemaal naar beneden gaan, en koffie zetten, en ontbijt maken… Ik lachte. Ik lachte luid. Ik lachte een beetje te luid, waarschijnlijk, want de oude meneer (hij was iemands opa) leek gekwetst. Hij zweeg. Dus nu zwegen we. We dronken. We zwegen. Er waren hapjes. Dit was een feestje. De oude meneer was iemands opa, maar ik ben vergeten wiens opa hij was.

Soms denk ik nog aan de oude meneer (hij is allang dood, heb ik gehoord). Aan het beginnen. Het beginnen van de dag. Ik ben nu vijftig, nog lang niet zo oud als de oude meneer was toen hij me bovenstaande vertelde. En toch, nu denk ik vaak aan hem als ik de dag begin. Vooral bij het twede begin van de dag. Het eerste begin van de dag gaat gedachteloos en vanzelf. Ik sta op, ik kleed me aan, ik ga naar beneden, ik maak de fruitbakjes voor de kinderen, ik maak de lunchbakjes voor de kinderen, ik maak de drinkbekers voor de kinderen, ik ga naar boven, ik wek de kinderen, soms zie ik toe op hun aankleden, soms geef ik iets aan (sokken ofzo), ik ga weer naar beneden, ik maak het ontbijt voor de kinderen, ik breng de kinderen naar school, ik kom weer thuis en dan komt het twede begin van de dag en het twede begin is moeilijk. Dan ga ik weer naar boven, helemaal naar het twede verdiep waar in dit huis mijn slaapkamer is, dan kleed ik me uit, dan ga ik douchen, en dan sta ik daar in de badkamer en dan wordt het met zwaar te moede als ik denk aan alles dat ik ga moeten doen nu. Lijf wassen en haren wassen en afdrogen en scheren en lenzen inzetten (bij het eerste begin van de dag ben ik doorgaans brildragend) en de badkamer opkuisen en dan weer naar boven, naar het twede verdiep, een klein outfitje voor mezelf vinden, me aankleden, die twee vervloekte trappen af, zoiets doen als ontbijten, ik begrijp nu zo goed hoe je zoiets als een ondragelijke klus kan opvatten. Ik begrijp nu zo goed hoe moeilijk beginnen is als je al een keer begonnen bent. Het zal de leeftijd zijn, zeker?

Of misschien niet de leeftijd maar het gat in mijn hart. Billy Callahan, toen nog als Smog, want in zijn begindagen, feitelijk in zijn dagen als teepartist, maar de teeps moogt u negeren, zeker nu teeps zogenaamd weer heel erg hip zijn, alles wat hip is moogt u negeren, eigenlijk alles van Billy Callahan moogt u negeren, zult u negeren, moet u negeren, behalve Sewn to the sky en Forgotten foundation want dat mag u niet negeren, dat moet u horen, vandaag nog, koop die seedees, nu, meteen, het behoort tot het allermooiste ooit op seedee gezet (of op wat voor geluidsdrager dan ook voor die materie), echt, koop het (en oké als u geld teveel heeft, doet u er ook niet slecht aan Julius Ceasar ook meteen maar in uw mandje te doen) (oké en Wild love misschien) (in het uiterste geval ook nog The doctor came at dawn) (en misschien een paar eepeetjes als Burning kingdoms en Kicking a couple around) (maar daarmee is het echt wel afgelopen met die Callahan), maar goed, in zijn dagen als teepartist dus, (mjoeziek nog een slagje beter eigenlijk maar dan had hij het maar fatsoenlijk op seedee moeten zetten) (eert allemaal de seedee en blijft allemaal de seedee eren tot uw laatste snik) (voorwaar, ik bid u), zong hij, zong Billy Callahan dus, everyone who’s ever got a hole in their heart knows how hard it is to start a new day.

Als vijftiger met een gat in mijn hart weet ik inderdaad hoe moeilijk het twede begin van een nieuwe dag is. Dat begin is voor gevorderden. Zoon begin kan onbegonnen werk zijn.

beginnen voor gevorderden. Dat vond ik goed. Hélène Gelèns, en ik ben toch al fan. Ging ze me daar afkomen met een ode aan, of een doordenking van het begin. Het begin als konsept ofzoiets, hoe moest ik me dat voorstellen. Iemand had het me gegeven, deze bundel, ergens in een flatportiek, we hadden wat gepraat en ik had beginnen voor gevorderden in mijn stuurtas geworpen en was al half op weg naar huis (lost somewhere between the earth and my home om een andere erg goede seedee te noemen) (niet van Smog) (maar van The Geraldine Fibbers) (Smog trouwens ook een australiese hiphopband die niet half slecht is). Ik had hier en daar al wat gelezen, ik dacht dit gaat niet Gelèns’ diepgravendste bundel zijn, misschien ga ik als fan een heel klein beetje teleurgesteld zijn, dacht ik, ik was er nog niet eens in begonnen, ik had alleen hier en daar wat gelezen, misschien was het ook wel het commentaar van Theo geweest dat me die dingen deed denken, die gezeid haadt Het is niet moeilijk, het is niet moeilijks had hij gezeid, het leest heel makkelijk, ik weet het niet, ik dacht aan beginnen, beginnen in een boek, of beginnen aan de dag, wat kun je zeggen over beginnen?

Dat alle begin moeilijk is. Vooral het twede begin.

Of in den beginne was de oerknal van videozap (prot zei zijn gat en zijn gat sprak Deutschland).

Of dat ge u moet bezinnen voordat ge begint. Maar nu begint het uit de hand te lopen.

Het begin is vaak mooi, toch? Of beter toch dan wat volgen zal. In het begin was de liefde mojer dan zij nu is. Bands, neem Smog, (niet de australiërs maar Billy), zijn in het begin meestal beter dan later. Zo van Hun eerste drie seedees zijn geweldig maar daarna wordt het minder. Of het begin van de vakantie, als het allemaal nog een beetje onbekend is en er nog zoveel dagen voor je zijn. Zet dat eens af tegen de vakantie op haar laatste benen, als alles inmiddels overbekend is en er ook nog maar een dag of twee rest en je goddomme al bijna verlangt naar huis en werk en alle dagen vroeg op en sleur.

Maar dat is beginnen zoals een beginner het zou zien. Gelèns tilt het naar een hoger niveau. Ja, ze had me danig op het verkeerde been ja. Mijn eerste indruk. Ook een begin. Het begin van de indruk. Hoe begint een indruk? Een indruk begint verkeerd.

Ik had dat boek overhandigd gekregen in een flatportiek. Ik zei iets over Hélène Gelèns. Dat haar gedichten soms wat experimenteel zijn ofzo, zoiets zei ik, en degene die het me overhandigde, hij heet Theo, wierp tegen dat de gedichten (hij had zo hier en daar al wat gelezen) helemaal niet moeilijk te lezen waren, dat het heel goed te begrijpen was. Of zoiets zei hij.

Wierp tegen.

Wierp tegen?

Waarom begrijpelijkheid als tegenwerping van mogelijk experimentalisme opwerpen? Waarom zou “experimenteel” altijd samenvallen met “moeilijk” of “onbegrijpelijk”? Maar misschien was het geen tegenwerping maar een aanvulling?

Met opstaan en opstaan heette iets waar ik zelf al even mijn oog op had laten vallen daar in dat flatportiek en dat was zoiets als een langgerekt uitgesteld begin. Het langzame op gang komen, het deed me denken aan de oude man die iemands opa was geweest, of mijn eigen dagdagelijkse twede beginnen, of mijn inmiddels ex-buurman Sergio die altijd van zichzelf zei dat hij een diesel was (wat ik altijd een beetje een stompzinnige uitspraak vond) omdat hij traag op gang kwam. Ik had de anekdotes al in mijn hoofd zitten, de anekdotes waarmee ik hier dan ook maar koppig begonnen ben, de bundel zat al in mijn stuurtas, ik moest nog een ronde, en later ’s avonds las ik nog een paar gedichten.

Gedichten over de wil bloot te beginnen, dat komt van iets van Van Ostaijen geloof ik. Gedichten die vragen en antwoorden, altijd maar over beginnen, of was je al begonnen, ritmiese gedichten, moje gedichten, was je al begonnen, je was nog aan het dromen, ook na een doorwaakte nacht moeten we beginnen, of na een nachtmerrie, opnieuw beginnen als alle papieren wegwajen, in den beginne beginnen of in medias res beginnen, pogingen tot een begin, vooral veel taalspel in dit begin, vooral veel vormspel in het begin hier, ik dacht dit gaat niet Hélène Geléns’ diepgravendste bundel zijn maar dat hoeft ook niet, je kunt het begin onderzoeken door steeds opnieuw te beginnen, het begin uit te rekken, het begin in plakjes snijden, het begin omkeren en rechtop zetten, dat kan allemaal, daar is niks mis mee, dat mag de dichter, de dichter mag alles, meng de zeedruif met de wijn en geef de dichter ook wat.

Ik las wat, ik las me tot nog voor halverwege en toen begon ik onverhoeds in een ander boek. Ja hoe gaat dat. Er ligt zoveel op mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire), kom anders zelf kijken. Er ligt zoveel, en ik begin steeds in iets anders. Soms vanwege een onhoudbare vlaag van nieuwsgierigheid naar al wat er verder nog op die recenseertafel (feitelijk een secretaire) ligt, soms omdat ik het boek waarin ik bezig was even niet kan vinden (dat ligt dat op een andere tafel, of in de kast die vlakbij mijn leesstoel staat, of op gekkere plaatsen nog) (ik heb er ooit eentje bij het fornuis teruggevonden, was ik zo geboeid dat ik tijdens het roeren in de saus nog had staan lezen), soms omdat ik heel nodig moet en in de gauwigheid maar het allerbovenste van de stapel meetrek. In het geval van Gélèns had het nog een andere reden: ik vond die gedichten zo fantasties maar ze lazen zo tot nog voor halverwege inderdaad wel vrij makkelijk weg, vooral ritmiek, veel herhaling, ik wilde daar ook weer niet te rap doorheen gaan. Ik dacht laat dit geen pistachenoten zijn (een bakje pistachenoten, u weet, gepelde, en dan gedachteloos de een na de andere in uwen bakkes stoppen en voordat je het weet is het bakje leeg en eigenlijk had je alleen de eerste drie echt geproefd). Dus ik legde weg en ging verder in De passagier van Cormac McCarthy. En dat greep me. God nou. Wat greep me dat. Daar zat ik maar in te lezen en te lezen en te lezen. In die leesstoel van mij. Daar bij het raam. Kom anders zelf kijken.

Tot ik dagen later ineens weer aan beginnen voor gevorderden moest denken. Misschien stond ergens in De passagier het woord “beginnen”. Of “gevorderden”, al is het minder aannemelijk dat woord tegen te komen buiten de folder met het nieuwe cursusaanbod. En ik dacht nog Oja, even uitlezen. Ja. Dat dacht ik nog. Gélèns’ minst diepgravende bundel. Even uitlezen. Het was een donderdag, de zon scheen door de ramen, de kinderen waren thuis, ik ging beginnen voor gevorderden even uitlezen.

Maar dat zat me minder glad. Iemand zal met het goede been uit bed stappen op de dag dat er oorlog uitbreekt. Zo’n soort zin slik je niet achteloos, dat is niet je zoveelste pistachenootje (dat is een pistachenootje met een raar smaakje) (een pistachenootje dat je denken doet) (was dit pistachenootje nog wel goed) (gewoon) (een pistachenootje dat je denken doet). Zo’n soort zin haalt moeiteloos de vaart uit je leestempo. Wie begint er nu goedgemutst aan een fonkelnieuwe oorlogsdag? En welke oorlog, ooit was er een tijd dat “de” oorlog zonder nadenken verwees naar de twede wereldoorlog maar die tijd lijkt me ook alweer voorbij. Op zo’n nieuwe oorlogsdag naar de kapper gaan. Want als dan ’s avonds de oorlog gewonnen is, zit je haar alvast goed.

En ik zit stil met die bundel op mijn schoot en peins zo’n beetje. Ik denk aan oorlog en gekapte kapsels. Het begin van een oorlog is ook een begin en een nieuw kapsel misschien een nieuw begin, maar dit is een grotere doch van een geheel andere abcdefghijk.

Na de oorlog doet de wetenschap haar intrede. Die stap is niet heel groot. Hans Reichenbach. Hilary Putnam. (en je zoekt het) (je moest allang naar bed) (de wijn van een rojer rood dan je kende). Reichenbach is de positivist. Positivisme is beginnen. Beginnen is jeugdbewegingen. Ich möchte teil einer jugendbewegung sein ich. En meervoudige realiseerbaarheid. En hah!: hoe meervoudig, en dus realiseerbaar de dag (kun je na een twede begin een derde misschien?). Putnam is de twijfel.

(de dag na de vorige dag)

De grotere vragen tot het laatst bewaren. Wat als er in het begin louter mededogen is en in het eind alleen maar afval? Wat als onze tijd nog moet komen? Ik bedoel de tijd. Wat als er een scheppingsverhaal is dat meer klinkt als het begin van het einde. Of is dat alleen maar wat ze zeggen (ze zeggen dat er geen winters meer zijn)?

In god de wetenschappelijke nul zetten, er midden in, dus g0d, de dood van god en de verlichting de dood van de rest. Uranium, thorium, radium, alles straalt en in Ottawa, Illinois maakt de sneeuw plaats voor derrie.

Ik zit stil met die bundel op mijn school, ik kijk naar mijn kinderen, ik peins aan oorlog en religie en wetenschap en ik denk Deze bundel begon toch heel anders? Maar dat is de schoonheid van poëzie, niet? (in poëzie gebeurt iets anders).

Op het laatst wordt gevraagd nog even te wachten (we beginnen als er voldoende mensen zijn). Op het laatst vraag ik me af of ik het begin wel goed gevat heb. Maar ik kan onmiddellijk opnieuw beginnen met beginnen voor gevorderden. En dat is het goede ding.


Hélène Gelèns Beginnen voor gevorderden Recensie

beginnen voor gevorderden

  • Schrijfster: Hélène Gelèns (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 12 mei 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Hélène Gelèns

beginnen voor gevorderden is één langgerekte poging om te beginnen, opnieuw, fris en met een open vizier. Maar hoe doe je dat? Gloort de toekomst eigenlijk nog? We zien het begin graag pril, pluizig en groen, maar zo ongecompliceerd is dat begin maar zelden. Menige aanvang wordt doorkruist door geweld en onderdrukking en daar komt vandaag de klimaatcrisis nog bij. Zelfs als kind moet je tegenwoordig al aardig gevorderd zijn om te beginnen.

In haar zo kenmerkende ritmische en klinkende taal jongleert Gelèns met ontstaansmythes. Oorsprongsverhalen die kunstenaars, schrijvers en denkers in de loop der eeuwen hebben bedacht, het alledaags en maatschappelijke beginnen en zelfs de oerknal zijn niet veilig bij haar. Is het spel of verzet? Humor of nijd? Wellicht alles tegelijk.

Bijpassende boeken en informatie

Gerda Blees – Week

Gerda Blees Week recensie en informatie over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten van de Nederlandse schrijfster. Op 7 juni 2022 verschijnt bij uitgeverij Podium de dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Gerda Blees.

Gerda Blees Week recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Week. Het boek is geschreven door Gerda Blees. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de nieuwe boek met poëzie van de Nederlandse schrijfster Gerda Blees.

Gerda Blees Week Recensie

Week

  • Schrijfster: Gerda Blees (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Podium
  • Verschijnt: 7 juni 2022
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 20,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Gerda Blees

Het jaar waarin haar debuutroman Wij zijn licht alom lof oogstte, kende voor Gerda Blees ook een ander hoogtepunt: de geboorte van haar eerste kind. Gedurende haar zwangerschap bleef ze schrijven: iedere week een gedicht. Het resultaat is haar indrukwekkende en intieme nieuwe dichtbundel.

In de bubndel spreekt een aanstaande moeder tot haar ongeboren kind. Ze geeft woorden aan iemand die nog geen woorden heeft en vertelt over hoe het lichaam gedurende de zwangerschap verandert, over de verwachtingen van het ouderschap en de dromen die de aanstaande ouders voor hun kind hebben. Terwijl zij fantaseert over de toekomst dringen ook angsten zich op, want is het wel zo’n prettige wereld waarop het kind straks wordt gezet?

Gerda Blees (1985) debuteerde met de verhalenbundel Aan doodgaan dachten we niet en publiceerde vervolgens de dichtbundel Dwaallichten, genomineerd voor de C. Buddingh’-prijs. In 2020 verscheen haar debuutroman Wijzijn licht, die werd bekroond met de Boekhandelsprijs, de European Union Prize for Literature en genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. De vertaalrechten van haar roman zijn aan negen landen verkocht en in Nederland werden al tienduizenden exemplaren verkocht.

Bijpassende boeken en informatie

Jane Leusink – Kraanvogels

Jane Leusink Kraanvogels recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 8 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Nobelman het boek met nieuwe gedichten van Jane Leusink.

Jane Leusink Kraanvogels recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Kraanvogels. Het boek is geschreven door Jane Leusink. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met nieuwe gedichten van Jane Leusink.

Recensie van Tim Donker

Dat krijg je dan gewoon. Ik kende Jane Leusink niet, ik kende uitgeverij Nobelman niet. En dat krijg ik dan gewoon in mijn handen. Kraanvogels. Dat kraanvogels in de Chinese traditie de zielen van de doden op hun rug dragen wist ik ook niet, er is veel om niet te weten, er is veel om niet te kennen. Je kunt ook zeggen er is veel om te leren kennen, er is veel om te weten te komen, ik zet mij, met koffie, op een grijze dag, zet ik mij neder met deze bundel en ik lees. Dat we hier op aarde zijn, en niet in het paradijs lees ik en ik denk o. Het zou over de Pools-Russische oorlog kunnen gaan in deze bundel, het zou over hongersnood kunnen gaan in deze bundel, het zou over epidemieën kunnen gaan in deze bundel. Of misschien gaat het over de dood van een echtgenoot. Misschien gaat het over Todestag. Misschien gaat het over de dood van een dochter, of die van een goede vriendin. De slag in het dichtbegroeide bos van Mametz misschien, kan ook.

Er veel dood en afscheid en oorlog en ellende in deze bundel ja. En ik hou niet perse van dood en afscheid en oorlog en ellende in poëzie. Ik hou van dichters die me kijken laten naar waar ik anders aan voorbij gelopen zou zijn. Ik heb de dichter niet nodig om te weten dat ellende ellendig is. Ik heb de dichter niet nodig om het gewicht van dood te voelen. Dat gaat me zonder de dichter ook goed af. Waarom dichten over dat waar niemand naast kan kijken? De grote thema’s enzo. Ook ik dacht ooit dat poëzie zich daarmee, en daarmee alleen, bezig diende te houden. Maar toen. Ik was 23 toen ik in de trein van Diemen-Zuid naar Utrecht-Overvecht zat, en las. Ik las en las en las. Ik las Een leeuwerik boven een weiland van K. Schippers en ik vond het fantasties. Tot dan toe dacht ik dat de dichter dramaties diende te zijn, of onbegrijpelijk. Schippers was geen van beiden. Schippers toonde me wat ik zag als ik beter keek, als ik deed alsof alles steeds Ierland was. Zo’n ervaring tekent een mens. Door zo’n ervaring is een mens voor altijd getekend. Ja. Ik hou van poëzie die me toont wat er in de barsten van het trottoir verscholen zit. Dat wat door iedereen vertrapt wordt. Dat waaraan iedereen voorbij loopt. Het kleine, ik hou van het kleine. De dood is niet klein. De dood is groot. De dood is geen Ierland. De dood is overal.

Maar dit krijg je dan gewoon. Ik kende Jane Leusink niet, ik kende uitgeverij Nobelman niet. Dit krijg ik dan, en gegeven paarden moet je in de bek kijken. Is wat ik doe. Steeds weer mijn kop helemaal in de muil der poëzie steken, in weerwil van al te scherpe (of juist al te stompe) tanden. En toen ik me nedergezet had en las, las ik dingen. Dingen en ietsen. En ze spraken tegen me, die dingen en die ietsen. Bijvoorbeeld:

Er waren die ochtend geen redenen
om in een betere wereld te geloven, geen
reserves, zelfs de tulp was nog een tulp, mijn fancy
schoenen maatgetrouwe liefde, hoe moet ik zeggen?
Iemand fietste onder zijn regenwolk naar het station.

De regenwolk alleen de zijne, een station het station, ieder station is het station, de tulp gewoon een tulp, en dat op zo’n soort ochtend, een ochtend waarop er geen redenen zijn om in een betere wereld te geloven, een ochtend dus, als zovele, nee zeg alle (ofnee, dan weer, neem die ochtend van laatst nog, het was vroeg, de wekker net gegaan, ten stonde zeven of daarvoor zelfs nog (ik geloof dat die wekker iets voor loopt), ik stommel naar weesee met mijn haren ongekamd, met nog geen kleren aan mijn lijf (behalve dan mijn boxershort), en als ik voorbij de kamer van mijn dochter stommel roept ze me (en hoe herkent ze me aan mijn stommel, stommel ik wezenlijk anders dan moeder?), en ik open haar deur en daar zit ze, rechtop in bed, mijn dochter, mijn moje lieve onvergelijkbare fantastiese zevenjarige dochter, rechtop in haar bed en ze kijkt blootvoetse piekharige lodderig uit de ogen kijkende mij aan en ze zegt heel blij O pappa ik hou van je ik heb je heel lang niet gezien!, en ik had haar de vorige avond nog op bed gelegd, ik leg allebei mijn kinderen alle avonden op bed, eerst mijn dochter, dan mijn zoon, ik breng ze naar bed en lig naast hen in hun hoogslapers, we kijken naar een strip samen, we praten wat, we lachen wat, we dollen wat, dan ga ik op hun kamervloer zitten en lees voor uit een boek, wanneer dan nog niet in slaap zing ik, ik zing Leonard Cohen of Randy Newman of 18th dye of Geraldine Fibbers of Pink Floyd of Gorki of Palace Brothers of Dream City Film Club of Nine Inch Nails en als het moet zing ik zelfs Kalverliefde van Robert Long (dat “zo zal het zeker nooit meer zijn” voelde ik vanaf mijn hoofd diep neerwaarts mijn ruggengraat gaan toen ik kind van tien was (toen dacht ik aan Lonneke) en ik voel het nog altijd zo nu ik bijna vijftig ben), en soggens, van zodra ik wakker ben en heel geregeld ook daarvoor nog, roepen ze mij, mijn kinderen, hun vader, dus de enige uren dat ik ze niet zie zijn de uren dat ze slapend zijn, en die ochtend, de haren gepiekt, de blik nog niet op scherp (is ook moeilijk zonder bril), dacht ik aan een ons overstijgende wereld, een andere wereld, een betere wereld, een wereld waarin wij -mijn kinderen en ik- ook dromend samen konden zijn, en misschien is dat iets om in te kunnen geloven?). Het is niet veel, het is iemand op een fiets en het regent. En juist dat. Voilà. Ik lees verder.

De dingen. De ietsen.

Bijvoorbeeld gieren hun ogen telescopen hun vleugels geschapen tot prozagedichten, en bien sûr zal de pot ons honing verschaffen.

Denk ik het is de taal. Het is de taal bij Jane Leusink. Ze viert de taal. Of ze laat de taal zichzelf vieren. Het is taalgenot denk ik. Het is de spanwijdte van de taal. Het zijn de dingen. Het zijn de ietsen.

Bijvoorbeeld Wij.

Ow.

Wij als titel is voor mij besmet. Ik vond die roman van Elvis Peeters behoorlijk mislukt. Waar ging het ookweer over? Het bedrijf als rechtspersoon toch zoiets?, welk een ziek persoon een bedrijf dan zou zijn?, dat uitdiepen en doordenken en dan kom je uit bij egoïstische pubers, ow en ook de verdorvenheid van het kapitalisme niet?, het rücksichtloze hedonisme van ons consumenten of moet ik zeggen consumentistiese consumenten, en natuurlijk werd het verfilmd, is dat ironie?: de filmindustrie en kapitalisme en hedonisme en alles ja, zo’n lekker sensationalisties filmpke, goedverkopende schokkunst, ow!, en De Boodschap als lauwe excuustruus nee nee nee dit is niet Al plat ja ja ja ik heb hier wel degelijk iets mee te Zeggen ja zal best allemaal maar het zette me toch niet echt denkend het zette me alleen maar zuchtend en het is als je het mij vraagt (je vraagt het mij niet Elvis) dan ook meer dan verzeggend dat de verfilming hier ter lande ooit eens uitgezonden is door pulpomroep BNN en als je ooit iets gemaakt hebt dan aanleiding kan geven tot iets dat kan opgepikt worden door BNN dan is het mislukt en wel zodanig mislukt dat ik maandenlang niet meer kon luisteren naar het eens zo geliefde Aroma Di Amore (daar was je nog Jos Verlooy niet Elvis?), ja, zodanig mislukt dat ik last krijg van convulsies als ik alleen maar de titel Wij ergens tegenkom, dan wil ik daar niks mee te maken hebben, dan wil ik het liefst wat het dan ook is dat ik mijn handen hou in het vuilnisvat werpen.

Maar daarmee zou ik Jane Leusink, en ook mijzelf danig tekort doen.

Wij staat ongeveer op het midden van Kraanvogels. Het is een gedicht nee het is een gedichtensieklus nee het is een zich over meerdere pagina’s uitstrekkend en met veel paginawit omgeven poëem. “wij leven hier in de verte zonder woorden / wij voelen wat we bijna vergeten waren / oude dingen over onszelf wij is schapen / is lammeren is wij om naar te zoeken wij / is een kudde is honden is haar om ons te leiden / opdat er altijd een weg terug is want wij / is onze taal is gras is water brokken zout / is de stilte van onze lammeren” – ja zeker, zo is wij! (hept de lammetjes al gestopt met schreeuwen, klaries?) (ook een boutfilm (maar bestaat er een ander soort?) (elke film is een boutfilm) maar wel heel aardig om te pastiesjeren) (ik kan geen chianti ontkurken zonder met hese stem te mompel aj eet his livvuh wif ee nais kianti!) (ow, kannibalisme) (ow, ik kan niet wachten op mijn Occult Box, wanneer toch komt mijn Occult Box?); en wij is ook zo: “Wij houden niet van stof en migranten”; “wij blijven veilig” (want wij nemen de prik en wij zitten met een mondkap op in een verder lege auto); “gezwets / onbenullig geklets bestemd voor het kwijlend electoraat” – dat is de wij die maar zomaar de wij van hier zou kunnen zijn maar neen dit gaat niet over Nederland en haar domme Ruttevolk want daarvoor zijn er teveel rotsen teveel jeneverbessen is er teveel warmte en wie is die Violaine Berot die schrijft dat “wij” “slechts een stuk vlees op het bord” zijn? Wij is eetbaar? (aj eet his livvuh wif ee nais kianti!), misschien is wij niet altijd wij (de geperverteerde wij van Peeters) (de geknechte wij van Rutte) (de wij die we nooit wouden zijn), misschien gaat het hier gewoon om beren:

“Wist u dat een berin ja honderdvierkante kilometer aan leefruimte nodig heeft, haar mannelijke evenknie zelfs zeshonderd? wist u dat in de zomerhitte dat aantal kan oplopen tot ja duizend? wist u dat diezelfde beer wier verplaatsingsgedrag men tegenwoordig via een radiozender volgt dan zesenveertig keer jaja de Route nationale 20 moet oversteken? de Route nationale een van de drukste autowegen van de Pyreneeën is? in 2006 werden de Sloveense Hvala Pauloma Franska Sarousse en man Balou hier los gelaten. Pauloma viel nog datzelfde jaar jajaja in een diep ravijn en overleed. Franska overleefde in 2007 een aanrijding met twee auto’s niet. Sarousse heeft in 2010 jajaja twee kleine beertjes gebaard en met Hvala gaat het nog beter, nog beter. In 2007 werden Pollen en Bambou geboren, in 2009 zagen Nheu en Noisette jajaja het daglicht.”

(denk ik: wat zouden beren stemmen als beren stemrecht hadden?)

Of. Een soort van doodgaan waar je langs moet om bij je kamer te komen. Of donkere hoekjes. Of een dier dat geen dier wil zijn (het geniale dier) (organisatiefilosofie, echtwaar?). Of het zonlicht dat breekt. Of hoe woorden dingen worden. Of brood, modder, zout, zout. Of een vriendin met oranje lippen, woudgroene teennagels en avondzongouden oorhangers. Of een Utrechtse parapsycholoog. Of wat E. du Perron van Vicki Baum vond.

Of het licht op huiverend vocabulair.

Of dat er tijden zijn dat het lichaam zo ontvankelijk is voor woorden dat het zeer doet.

Of al die dingen. En al die ietsen.

(misschien alleen jammer, want “fancy” daar kan ik nog overheen stappen, zij het met moeite, misschien alleen jammer, dus, dat Leusink (die me verder zeer integer lijkt) dat achterlijke stomme oerlelijke oliedomme woord “vechtscheiding” gebruiken moeten en o! ik kan u, of wie dan ook, niet eens beginnen te vertellen hoe intens mijn weerzin is tegen dat woord. ik haat het. ik veracht het. ik kots ervan. het doet mijn nekharen overeind staan, het is hoe smal holland altijd weer is, want weer een leutig neologismetje om er tegenaan te smijten, het moet weer in het spitsvondige getrokken worden, zeker weer zo’n domme cabaretier die ooit met die “vondst” is afgekomen, of anders wel een Bekende Nederlander, het soort Bekende Nederlander dat alleen maar Bekende Nederlander is omdat het Bekende Nederlander is want iedereen is al vergeten waarmee die Nederlander überhaupt ooit Bekend geworden is en nu is hij alleen nog maar die mens die met zijn kop op televisie komt omdat hij nu eenmaal die mens is die met zijn kop op televisie komt)

(en oké wat moet dat met dat “virusvrije” de hele tijd, was een keer niet genoeg ofzo?)

Of gewoon een grijze dag en ik krijg dit gewoon en ik kende Jane Leusink niet en ik kende uitgeverij Nobelman niet en ik las dit, ik las deze bundel en ik trof er ietsen en dingen in aan die ik mooi vond, die ik werkelijk heel erg mooi vond, en ik schrijf deze woorden, ik bedoel ik schrijf “heel erg mooi vond” en dan wordt er aangebeld, en het is de bezorger, en hij overhandigt mij met Occult Box, en het is donker, en er is poëzie, er daar zitten mijn kinderen en het is avond maar toch denk ik deze avond is een ochtend om heel even in een betere wereld te kunnen geloven.


Jane Leusink Kraanvogels Recensie

Kraanvogels

  • Schrijfster: Jane Leusink (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Uitgeverij Nobelman
  • Verschijnt: 8 april 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,95
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Jane Leusink

Kraanvogels staan voor waakzaamheid. In de Chinese traditie dragen ze op hun rug de zielen van de doden. Bij Plinius plaatsen kraanvogels schildwachten als ze tijdens de trek uitrusten. Op een poot staand, met een steen in de andere, weten ze zeker waakzaam te zullen blijven.

Jane Leusink gaat verder met waar ze in haar vorige, vijfde bundel Een grazende streep in de lucht een begin mee heeft maakt. Zonder in het particuliere te vervallen, verbindt ze in een achttal lange, soms epische, dan weer lyrische gedichten persoonlijke geschiedenissen met universele vragen omtrent groei, dood en rouw. Ze onderzoekt de kunst van het sterven op Bali in de Puputan van 1906, ze speculeert over de voor pogrom en oorlog vluchtende Russisch-Pools-Joodse voorouders en onderneemt een zoektocht naar een gestorven dochter die ze ergens onderweg was kwijtgeraakt. ‘Want iets wat in de jeugd gebeurt, is dikwijls het gevolg van een voorval op oudere leeftijd.’ Dat schrijft Marten Toonder in een brief aan Dick Matena (zie Brieven 1979-1991). Oftewel wij zijn ons geheugen, dat ogenschijnlijk grillige fenomeen dat zo open staat voor toeval en avontuur.

Jane  Leusink (Velp, 1949) is dichter, docent en poëzierecensent. In 2003 ontving ze de C. Buddingh’- prijs voor haar debuut Mos en gladde paadjes. Daarna schreef ze nog vier bundels. Kraanvogels is haar zesde bundel. Ze zat in de redactie van Kwam iemand in de tuin vanmiddag (2007), een hommage aan de dichter C.O. Jellema en in die van Wierde van Wierum (2010), ter gelegenheid van de renovatie van een wierde.

Haar gedichten verschenen in diverse literaire tijdschriften en ze stond op diverse dichterspodia. Daarnaast nam ze als jurylid deel aan poëziewedstrijden en schreef ze recensies over verschenen dichtbundels. Tegenwoordig geeft ze les aan de Schrijversvakschool van Groningen. Jane Leusink heeft Nederlandse Taal- en Letterkunde en Literatuurwetenschap gestudeerd aan de Universiteit van Amsterdam en kunstgeschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen, ze is werkzaam geweest aan het Spinozalyceum in Amsterdam en de faculteit Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit.

Bijpassende boeken en informatie