Tag archieven: Leonieke Baerwaldt

Leonieke Baerwaldt – Dagen als vreemde symptomen

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie en informatie over de inhoud van de tweede roman van de Nederlandse schrijfster. Op 26 september 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie van Tim Donker

Dat het begint bij III. Dat het eindigt met I en II. Dat het begin na het einde komt. Dat. En meer nog.

Deze mijmer: “Ze kiest voor de caleidoscopische benadering. Veelvlakkigheid, al zou je het ook fragmentarisch kunnen noemen. Uit elk fragment poetst ze zichzelf tevoorschijn.” Zichzelf, ja, en Mia. Het gaat over dit. Het gaat hierover. Je leest over wat je aan het lezen bent. Dat vind je mooi. Dat. Ook dat. En meer nog.

De hoofdpersoon is gekend onder de naam Sisyphus. Wie was ookalweer Sisyphus? Was hij dat met die steen? Gedurende twee studies had ik een module over Griekse mythen en sagen. Eerst de ene studie, maar dat was niet wat ik er in meende te zoeken en toen wisselde ik van studie, en toen ging het toch weer een heel semester lang over die Griekse mythen en sagen. En nog is er ontstellend weinig van blijven hangen. Ik was er ook slecht in. Haalde altijd al die namen door elkaar. Het boeide me te weinig om het echt mijn volle aandacht te geven, onthield alleen de grote lijnen. En de grote lijnen waren altijd dat er een sterveling was die de goden vertoornd had. Vaak was er van verre of nabij een koning bij betrokken. Doorgaans had het iets met hoogmoed te maken. Of het lot, je lot, dat niet te ontkomen is. Wat het spreekt, wat het zegt dat de protagonist Sisyphus heten wil. Iets met ondraaglijke lasten misschien. Of was hij dat niet met die steen?

Of.

Neem het gekoer van duiven. Transponeer het naar morse. Dat kan een pagina zijn. Dat. Dat ook. En meer nog.

Of.

Alle dingen die hoop zijn. Een windvlaag. Een konkreet voornemen. Een leeglopende ballon. Een trage vierkwartsmaat. Een reflex. Een vangnet voor de ongelovige. Een zorgindicatie. Een vals gevoel van veiligheid. Een roestvrijstalen geluid. Een mantra. Iets wat alle ellende van mensen voortbrengt. Iets wat dope is. (hoop is een ding met veren).

Wel. Goed. Sisyphus dan. Hier is Sisyphus moeder geworden. Er is iets aan de hand met de baby. Er zijn meerdere dingen aan de hand met de baby. Vele onderzoeken later blijkt dat Mia, Sisyphus’ dochter, levenslang zorg nodig zal hebben. Meervoudig gehandicapt. Rolstoelafhankelijk. Noem het. Geef het een naam. Het betekent in ieder geval dat je als ouder altijd zal moeten blijven zorgen, een zorg zonder bestemming, een zorg die nooit zelfstandigheid als eindresultaat zal kennen. Misschien een vloek en tegelijkertijd misschien van welbepaalde schoonheid. De verzorger en de verzorgde staan in een complementaire relatie tot elkaar. Mijn kinderen zijn nu negen en elf, maar ik herinner me uit de tijd dat ze baby, dreumes, peuter, kleuter waren, en mij eerst bij alles en later bij heel erg veel nog nodig hadden, dat dat konkrete nodig zijn heel erg mooi was. Het aankleden, in bad doen, haren wassen, tanden poetsen, de hand vast houden, samen stappen zetten, leren fietsen, het bijna wiegende ritme van de dagen; hoe je hierbij, de ouder en het kind, bijna samenviel, hoe je samen een graad van intimiteit en vertrouwen bereikte die je met geen enkele volwassene in wat voor relatie dan ook ooit bereiken zal; hoe dat je dagen tot aan de rand vult en hoe dat langzaamaan weer leegloopt wanneer je bij minder, minder en minder, steeds minder een belangrijke rol hebt te spelen (of zelfs nog maar gewenst bent), en hoe je, of jij misschien niet maar ik wel, die kleuter-, peuter-, dreumes- en babydagen soms nog mist – ik was in elk geval nooit het soort vader dat het zorgen ooit moe werd, dat altijd maar riep “niet te kunnen wachten” tot ze zichzelf konden aankleden, ik zie de schoonheid in de zorgrol maar een veertienjarige moeten verschonen is allicht anders dan je baby een nieuwe luier omdoen. En de kinderwagen is niet de rolstoel. En de peuterspeelzaal niet het dagcentrum. Die tocht. Die dingen. De steen. Wat maakt dat je uiteindelijk moet verhuizen naar een drempelloos, gelijkvloers appartement in een deprimerende woontoren. Waar er nog andere dingen zijn. Andere dingen zijn de mensen. Die goedbedoelde maar schrijnende dingen zeggen. En Louis. Die ook tot de andere dingen behoort. Sisyphus’ man. Nogal een lul. Maar dat zijn de mensen die tot de andere dingen behoren wel vaker. De lul, dat zijn de andere dingen.

Dan daar dus. In de woontoren. Beter dan een huis zonder drempels gaat het niet meer worden. Het leven is een reeks verkeerde beslissingen.

Of. Bodemdrift. Daar stuit ik ineens op het woord bodemdrift. Zoiets kan mijn dag maken. Maandagochtend, een herfstzonnetje doorheen mijn raam, goede koffie, Mikaîl Aslan op de steerjoo en stuiten op het woord “bodemdrift”. Dan dus ook dat. En zoveel meer nog.

Het typografies wit. De leegte die ademt. De woorden als druppels. De druppels als water. Het water als overstromingen. “Regenzucht heeft ze,” staat daar (ja regenzucht ook al zoon woord), “behoefte aan overstromingen. Een koufront, onweer, clusterbuien. Dikke druppels die op stoffige stenen plenzen. Sneeuw, hagel, iets, iets, iets.//Kikkers voor mijn part, denkt Sisyphus. Of wat dan ook. Sprinkhanen, vissen. Ja! Laat het alsjeblieft vissen regenen. Flappende staarten, ontelbare ogen die hun glans verliezen. //Ze fantaseert over een straat die glinstert van gebroken schubben.”, en dan ben ik stil, dan ben ik prachtgeslagen stil, en dan komt even later ook nog de rode kruiwagen van William Carlos Williams voorbij!, (hoorden daar geen witte kippen bij? het was geloof ik niet gisteren dat ik dat gedicht nog las), en bij alles is Mia, niemand gaat verloren.

In een volgend deel is er misschien niemand meer. Behalve Dee, de huismeester en hospita van de deprimerende woontoren met het drempelloze en gelijkvloerse appartement; – Dee, die daarnaast ook nog vriendin is, en waarzegster of zigeunerheks of magiër of circe of priesteres of de mooiste engel die je ooit zag. Met haar heeft Sisyphus in eerste instantie alleen maar gesprekken, fantastiese gesprekken, de allermooiste gesprekken die je nooit voerde: “Er zijn altijd nieuwe idioten, zegt Sisyphus. Ha! Zo is het, zegt de hospita. Om te laten zien dat de oude idioten minder idioot waren dan je dacht. Onophoudelijke verplaatsing van de lat der idioterie, dat is wat de wereld naar de ondergang helpt. Ze zijn met zoveel ook. Vroeger was het al dringen, maar nu zit het hier echt tjokvol.”; hoe verder ik in deze roman kom hoe beter ik hem vind.

Daarna. Weeral een volgend deel, of is het het daarop volgende? Met Dee op een surrealistiese voettocht door de zeven sirkels van de hel, of is het toch de Hades? Was Sisyphus dan diegene die doolde door de Hades, die van dat omkijken, hoe zat dat ookalweer, ik herinner me op restaurant zijn met een vrouw, toen ik een jaar of vijfentwintig was en bezig met mijn nooit eindige afstudeerproject, in een of andere verre verte had zij iets met dat afstudeerproject te maken, maar ik weet niet meer wat, of wie ze was, alleen maar dat we op restaurant waren en de hele maaltijd lang bezig waren om manieren te bedenken hoe je uit de Hades naar de bovenwereld terug kon lopen en je je er heeldurtijd van kon vergewissen dat je lief nog achter je liep zonder één keer om te hoeven kijken, wat een geweldige avond was dat, we wisten niet dat er zoveel manier waren om zonder te kijken te weten wat er achter je gaande was, wie was die vrouw toch en waar is zij gebleven?

Dus ook: wat het wakker roept. Maar ook: zoveel, zo ontzettend veel meer nog.

De herinneringen aan een vakantie met Mia die er geen was, aan geluk dat nooit bestaan heeft – een vluchtig idee dat geluk verzinbaarder is dan ongeluk, en dan, wat je 222 bladzijden lang ziet aankomen en dan toch weer net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals altijd alles net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals de dingen steeds minimaal een sentimeter anders gaan dan je dacht dat ze zouden gaan.

Dat. En al het andere nog.

Dagen als vreemde symptomen is een ongrijpbare, poëtiese, filosofiese, ontroerende en magiese schittering van een roman. Andermaal flikt Leonie Baerwaldt het om af te komen met een boek dat me ontredderd, verbijsterd en naar adem snakkend achterlaat.

Dus dat. En zo eindeloos veel meer nog.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen

Dagen als vreemde symptomen

  • Auteur: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt

Op 26 september verschijnt de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt, een onthutsende, filosofische en ontroerende roman van de auteur van Hier komen wij vandaan.

Sisyphus doolt door de hel met een lege rolstoel en weet niet precies wat ze daar te zoeken heeft, behalve dat ze haar dochter, die meervoudig beperkt is, moet ophalen uit het dagcentrum. Een missie die telkens mislukt, waarna ze teleurgesteld terugkeert naar de aftandse benedenwoning van haar zonderlinge appartementencomplex. Wanneer haar hospita schijnbaar uit het niets na een eeuwigheid een praatje met haar aanknoopt, begint ze zich plotseling dingen te herinneren.

Dagen als vreemde symptomenis een gevecht tegen de verveling, een zoektocht naar de grenzen van het moederschap, van hoop en radeloosheid, van leven en dood. Deze roman is een ode aan het absurde.

Leonieke Baerwaldt (1985) studeerde filosofie en literatuurwetenschap. Korte verhalen van haar verschenen onder meer op Hard//hoofd en Papieren Helden en in Kluger HansDe Gids en De Revisor. In 2021 verscheen haar zeer lovend besproken roman Hier komen wij vandaan, die de longlists van de Libris Literatuur Prijs, de Boekenbon Literatuurprijs en de Hebban Debuutprijs haalde.

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan RecensieLeonieke Baerwaldt (Nederland) – Hier komen wij vandaan
Nederlandse debuutroman
Recensie van Tim Donker
In haar debuutroman verenigt Leonieke Baerwaldt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs…lees verder >

Bijpassende boeken

Leonieke Baerwaldt – Hier komen wij vandaan

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan recensie en informatie over de inhoud van de debuutroman. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Leonieke Baerwaldt.

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de roman Hier komen wij vandaan. Het boek is geschreven door Leonieke Baerwaldt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Leonieke Baerwaldt.

Recensie van Tim Donker

Joe kant djuts euh boek baj its koffur maar ik djutste euh boek baj its flaptekst. De allereerste vier zinnen van de flaptekst dan ook nog eens:

‘Een vader is een man die kinderen verwekt,’ antwoordde je toen ik er eens naar vroeg.
‘Wie heeft mij dan verwekt?’ wilde ik weten. Je pakte me bij mijn kin en keek me indringend aan.
‘We zijn niet op zoek naar een vader,’ zei je. ‘We zijn op zoek naar een prins.’

Als vader stuit de zin “een vader is een man die kinderen verwekt” me om meerdere redenen geweldig tegen de borst. Mijn ergernis was gewekt. Hum, dacht ik. Vast zoon boek waarin een moeder en een dochter (niet) op zoek gaan naar een vader, of een prins. Een rootnofful zeker en vast ook nog eens, te maken materies erger. “Dit lijkt me niks!” bromde ik en Theo, hij stond. Theo, hij praatte. Dat stomme boek met die stomme kwaadsprekerij over vaders brandde in mijn hand. Maar Theo, hij praatte. Mijn handen moeten altijd wat te doen hebben als mensen praten. Een psycholoog zou daar vast iets over te zeggen hebben maar ik niet. Ik laat het gewoon bij de vaststelling dat mijn handen altijd iets te doen moeten hebben als mensen praten. Door mijn haren gaan. Aan mijn gezicht krabben. In mijn broekzakken gaan, en dan weer eruit. Of doorheen boeken bladeren als ik toevallig een boek in mijn handen heb. En dat had ik. En dus bladerde ik een beetje door dat stomme Hier komen wij vandaan terwijl Theo praatte. Dit lijkt mij niks, had ik gebromd en nu bladerde ik wat. Ik bladerde, “Dit lijkt mij niks” had ik gezegd en nu zei ik: “Hoewel…”

“Ah!” zei Theo. “Jou bevalt de bladspiegel!” Hij had gelijk. Theo heeft irritant vaak gelijk. Mij beviel de bladspiegel. Veel wit. Ultrakorte hoofdstukjes. Flardjes handgeschreven tekst. Tekeningetjes zelfs hier en daar. Ja. Mij beviel de bladspiegel. Mij beviel de bladspiegels gans goed. Joe kant duts euh boek baj its koffur maar ik djutste euh boek bai its bladspiegel. Hier komen wij vandaan ging mee in de stuurtas. Hier komen wij vandaan ging mee naar huis.

Uiteindelijk moet je een debutant ergens op beoordelen. Dacht ik. Toen ik huiswaarts keerde. Met in mijn stuurtas een boek dat ik eerst al had afgeschreven. Een debutant is zonder geschiedenis, immers. Van een debutant kun je niet zeggen Ik vind haar poëzie beter dan haar proza of Ik vond haar eerste vier boeken fantasties maar daarna is ze een weg in geslagen die mij helemaal niet beviel. Het boek van een debutant kun je beoordelen op de flaptekst. Of op de bladspiegel. Op de titel (Hier komen wij vandaan: niet rotslecht maar zeer zeker ook niet geweldig). Op de auteursinformatie. (Leonieke Baerwaldt studeerde filosofie en literatuurwetenschappen, staat daar. Hum. Áls je dan zonodig moet studeren, studeer dan maar filosofie en/of literatuurwetenschappen, hoewel iets schoons zelden schoner wordt als je er een wetenschap van maakt (en dat zeg ik. als vrijdenker. als agnost. als skeptikus). In 2018 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd, staat daar ook. Welke gek doet er in jezusnaam mee aan een schrijfwedstrijd, denk ik dan, en al helemaal een verrotte schrijfwedstrijd van dat verrotte Lowlands dat georganiseerd wordt door een verrotte fascist die erop tegen is dat mensen zelf nadenken) (maar goed, dat laatste kon Baerwaldt in 2018 misschien nog niet weten) (maar verder roep ik iedereen op om vanaf nu tot doemsdag nooit meer naar Lowlands te gaan).

Het boek van een debutant kun je beoordelen op de eerste paar regels. Wat dat betreft hadden:

“’Als wij sterven worden we zeeschuim,’ zei haar oma. ‘Knisperende vlokken op het water. Daarna verdwijnen we in de maalstromen. Bij de mensen gaat dat anders. Zij hebben een ziel, die stijgt op naar de sterren. Wie weet wat daar te halen valt.’

‘Wat zijn sterren?’ vroeg de kleine zeemeermin.

‘Sterren,’ mijmerde haar oma, ‘zijn het mooiste dat je ooit zult zien.’

me niet gelijk geheel en al gewonnen voor Hier komen wij vandaan. Maar afgestoten ook niet. Ik was, zogezegd, geprikkeld. Geprikkeld genoeg om het boek van een debutant te gaan beoordelen op het beste waarop je het beoordelen kunt: het boek zelve. Ja. Ik ging lezen. Ik las. En ik las rap. Voor mijn doen in ieder geval (want ik lees doorgaans minimaal vijftig boeken door elkaar waardoor het per kist misschien sneller gaat maar per boek weer langzamer). Maar zeker voor iemand in mijn omstandigheden. Want het was vakantie. Dus de kinder waart thuis. En als de kinder thuis bent, dan speel, ren, klim, lees, zwem, lach, bouw, fiets en kook ik met de kinder. En deze vakantie dan ook nog es midden in een verhuizing ook. Alle dagen gaf het wel iets te doen. Twintig loodzware dozen twee trappen op sjouwen. Vijftig nog loodzwaardere kisten twee trappen op sjouwen (waarom moet alles in dit huis uitgerekend op het hoogste verdiep staan?). Tien kasten uit elkaar halen. Tien kasten weer in elkaar zetten. Oh. Hoeveel kasten haalde ik niet uit elkaar, hoeveel kasten zette ik niet weer in elkaar. Toegegeven, ik deed dat steeds met mijn moje, mijn lieve, mijn prachtige, acht jaar oude zoon dus het was fantasties om te doen maar tijd opslokken deed het wel. Wie haalt dan nog ergens leestijd vandaan? Voor Hier komen wij vandaan wist ik toch steeds uit de kleinste hoekjes nog wat leestijd tevoorschijn te krabben. Meestal was dat laat in de avond. Met wat whisky of wijn. Maar des anderendaags was de school ineens begonnen. En zat ik daar. In mijn doje eentje. In een nagelnieuw huis. Waar volgens mij van alles nog gebeuren moest. Of. Na. Ja. In een nagelnieuw huis waar volgens mijn vrouw hoogstwaarschijnlijk nog van alles moest gebeuren. Dacht ik. Stond ik. Wat zou er volgens mijn vrouw moeten gebeuren in dit huis? Stond ik, doolde ik, liep ik. De oven misschien? Een nagelnieuwe oven in een nagelnieuwe keuken. Daar moest volgens mij niks mee gebeuren. Maarja. De jaren hadden me inmiddels geleerd dat vooral dáár waar volgens mij niks hoeft te gebeuren, er volgens mijn vrouw van alles moet gebeuren. Allee komaan. De oven dan dus maar. Sta ik de eerste schooldag in mijn nagelnieuwe huis in de nagelnieuwe keuken de nagelnieuwe oven te kuisen. Met in mijn rug een razende Eugene Chadbourne.

(Heb ik jullie ooit het Eugene Chadbourne verhaal verteld? Wacht. Ik ga jullie het Eugene Chadbourne verhaal vertellen. Het heeft geen jota met Hier komen wij vandaan te maken maar toch ga ik jullie het Eugene Chadbourne verhaal vertellen. Want nu ik erover begonnen ben, zet ik door ook. Terug in mijn studentenjaren maakte ik een blad. Dat blad heette Kraakpen. Ik maakte dat samen met Antonio. Met z’n tweeën schreven, tekenden en fotografeerden we ieder nummer vol. Antonio was echt wel een soort vriend van mij in die dagen. We praatten zelfs met elkaar, kajje voorstellen? Over muziek praatten we, en boeken en filosofie (hee, Baerwaldt!) en vrouwen en drank en eten en België en het zwart van de nacht. De hoop op drijven had ons al zo ver gebracht. We hielden elkaar ook op de hoogte van dingen. Nieuwe ontdekkingen, dingen die misschien goed gingen zijn. Waarvan we gehoord hadden. Waarover we gelezen hadden. Het was een dag, en ik weet niet wie het gelezen had of wie erover begon, het was een dag, het was zomaar een dag waarop ineens de naam Eugene Chadbourne viel. Iemand had ergens iets vandaan. Iemand had ergens iets gehoord. Het kon maar zo zijn dat die Eugene Chadbourne deugen kon. Het kon maar zo zijn dat die Eugene Chadbourne heel hard deugen kon. We moesten. We gingen. We zouden. Op zoek naar. Muziek. Op zoek naar cd’s. Op zoek naar Eugene Chadbourne. Dat was in die dagen minder eenvoudig dan nu. Het internet bestond al maar was minder omnipresent dan nu. In die dagen, stel het je voor, gingen mensen echtwaar nog naar een platenzaak als ze een plaat wilden kopen. Nu lag Kraakpen voor een hyperexperimenteel en totaal obskuur undergroundblad in verrassend veel winkels in verrassend veel steden te koop en daar we de distributie als ware DIY’ers helemaal zelf deden, kwamen we nog eens ergens. Ik spreek nu over de tijd dat er in iedere stad platenwinkels waren. Niet de blauwe platenwinkels, maar echte platenwinkels. Die platen verkochten voor mensen die van muziek hielden. We zochten. We zochten in het oosten van het land we zochten in het westen van het land we zochten in het zuiden van het land en we zochten in het noorden van het land. Overal zochten we. In platenwinkels. Naar platen van. Eugene Chadbourne. Nooit gevonden. Hoe langer het duurde hoe meer Eugene Chadbourne iets van een heilige graal voor ons werd. We zochten nu al te lang. Dus besloten we dat de lengte van de zoektocht nooit meer evenredig ging kunnen zijn met de bevrediging die een eventueel toekomstig welslagen zou opleveren. Eugene Chadbourne moest maar een mythe worden. Nooit of nooit mocht dit een konkrete man worden met konkrete platen waarop konkrete muziek te horen kon zijn. Altijd moest Eugene Chadbourne een gerucht blijven. Een soort van messias waarnaar lang gezocht was maar die nooit gevonden was. Dat was het pakt. Dat was de mythe. En ik hield me eraan. Ook toen ik ruzie kreeg met Antonio. Een ruzie die onherstelbaar bleek. Ik zag Antonio nooit meer. Ik geloof dat hij nu in Groningen woont. Ik bleef het pakt trouw. Eugene Chadbourne bleef een mythe. Ik vertelde mensen wel over de mythe. Over Eugene Chadbourne. Over hoe ik na al die jaren nog altijd geen noot muziek van hem had beluisterd. Altijd kwamen mensen er dan een paar dagen later op terug: “Het is idioot, je moet het pakt verbreken, ik heb inmiddels wat liedjes van hem beluisterd op internet en ik denk dat jij het erg goede muziek zult vinden.” Dat zeggen mensen dan. Want zo zijn de mensen. Geen stuiver gevoel voor romantiek, de mensen. Zelfs Sandra zei het (aah, Sandra was mooi Sandra was lief Sandra was grappig waarom spreek ik haar nooit meer?) (ik heb haar geloof ik ooit eens gebeld toen ik vreselijk dronken was, zou ik toen hele erge dingen hebben gezegd?) (ik herinner me het niet meer). Maar. Ik. Bleef. De. Mythe. Trouw. Tot. Ja. Tot wanneer eigenlijk? Van Kees ’t Hart mag je geen eigenlijk zeggen. Wanneer besloot ik dat de tijd rijp was om Eugene Chadbourne te ontmythologiseren? Demystifikeren kan ook. Zulke dingen zegt Daniel Dennett. Leeft Daniel Dennett nog? Straks eens opzoeken. Het was een dag, ik geloof ergens in de winter. De laatste winter in wat ik nu helaas alweer mijn vorige kot moet noemen. Ik weet niet hoe ik erbij kwam. Het was nacht. Zulke dingen zijn vaak in de nacht. Het was nacht toen ik dacht dat er een einde moest komen aan het pakt rondom Eugene Chadbourne. Ik bestelde een cd van hem. Die moest uit Amerika komen. Dat duurde. Maar hij kwam. De cd kwam, het was nog in mijn vorige huis. Ik haalde hem uit de envelop maar draaide hem niet. Ik legde hem op de stapel nog te luisteren. Ik moet altijd een stapeltje nog te luisteren hebben. Vreselijk idee dat ik alle cd’s in mijn huis zou kennen. Maar Eugene Chadbourne bleef wel erg lang op die stapel. Een zekere schroom peinst u nu waarschijnlijk en dan peinst u recht en niet krom. Ik had mijn abstinentie ruim twintig jaar weten vol te houden. Winter ging en lente kwam. En lente ging en zomer kwam. En mijn vorige huis mijn moje vorige huis ging en het nieuwe kwam. En Chadbourne bleef onbeluisterd. Maar toen ging ik een nagelnieuwe oven staan kuisen, een oven die helemaal niet vies was. En nu was het moment rijp om Eugene Chadbourne te ontmythologiseren. Oven. Doekje. Schoonmaakmiddel. Eugene Chadbourne. Is dat geen prachtige maandagmorgen of wat? Ik bedoel, ken je Eugene Chadbourne? Hij speelt klassieke country liedjes na. Echt klassiek. Honky tonk, hillbilly, blue grass. Hoe heet dat. Liedjes van gasten als Johnny Paycheck, Hank Williams, Merle Haggard, Rex Griffin, Willie Nelson. Die speelt hij na. Maar het zijn geen getrouwe covers, want hij injekteert hun muziek met free jazz. Ja een crossover van country en free jazz, ik had er ook nog nooit van gehoord (wel country en rap, vond ik ook al vrij bizar). Tiepies iets om op te leggen als je op maandagmorgen in je nagelnieuwe huis een nagelnieuwe over staat te kuisen. Niet omdat je wil. Maar omdat je denkt dat je moet. Fantasties was het. Ik neuriede zelfs mee. Meeneuriën met een country free jazz miksop met je kop in de oven, ik kan het iedereen aanraden. Ik zwaaide zelfs uit het raam naar passerende buren (ik vond de vorige buren betere buren). Ik had een goede tijd. Maar beter nog als ik verder zou lezen in Hier komen wij vandaan. Dus staakte ik dat met die oven. En las verder in Hier komen wij vandaan.).

Al die keren las ik & wat las ik al die keren?

Wat leest de mens die Hier komen wij vandaan leest?

Die mens leest paradoxen.

Hoe nu?

Ja. Zeg. Hoe zeg ik dat.

Hier komen wij vandaan is sprookjesachtig. Maar ook rauw. Poëtisch. Maar ook hard. Surrealisties. Maar ook genadeloos aards. Wat is dat met die debutanten van tegenwoordig? Die Joost Oomen van laatst viste ook al in deze vijver. Maar Oomen vond ik uiteindelijk toch een beetje een poseur. Dat blijkt ook wel, want ik zag hem in De slimste mens. Wanneer zag ik De slimste mens? Het was een keer laat op de avond of vroeg in de nacht en ik moest eigenlijk schrijven maar ik had geen zin en ik zette die stomme treurbuis maar weer eens aan. Altijd die stomme treurbuis als ik dingen doen moet (schrijven of slapen of een nagelnieuwe oven kuisen). Zie ik f’domme Joost Oomen bij De Slimste Mens. Joost Oomen dan nog, die in dat perenlied van hem zo fel van leer trok tegen oppervlakkig divertissement. Die opriep om ontroering, schoonheid, vermaak, wat dan ook, te vinden in een steen en vooral niet bij Disney, zeker niet bij Disney, het allerergst was toch wel Disney. Nee, dan is De Slimste Mens zeker een heel pak beter? Met die gezellige Opa Brombeer die alles maar niks vindt maar die desalniettemin wel heel diep begraven zit in datzelfde alles? (ik heb nog les gehad van zijn zus trouwens) (zou je van Kees ’t Hart wel trouwens mogen zeggen?). Dat perenlied ja, dat liet een vuile smaak achter in mijn bakkes. Baerwaldt schijnt me pakken zuiverder toe.

(zou Baerwaldt bij De Slimste Mens gaan zitten? & wanneer wordt televisie nu eindelijk eens een bijprodukt. zodat de vraag “was die en die ooit op televisie?” al even irrelevant gaat zijn als de vraag “Heeft hij of zij zich laten vaccineren tegen corona?”)

Bij Oomen vond ik de kruisbestuiving van dat dromerige, sprookjesachtige, poëtiese met harde, aardse rauwheid wat gezocht aandoen; Baerwaldt hanteert een geraffineerdere pen. Ze schrijft zonder nadruk; de woorden meanderen, de tekst ademt. Het is haast onbevattelijk hoe verfijnd de stijl van een debutant kan zijn. Hier komen wij vandaan kleefde aan me, liet me voelen dat ik het mede uitdrukte. Dat bereikt Leonieke Baerwaldt door niet alles dicht te timmeren maar mij als lezer me dingen af te laten vragen; vragen die ik uiteindelijk alleen zelf kan beantwoorden. Ik beweeg mee met de personages, vors ze, tast ze af. Bevraag ze, wil weten over

De kleine zeemeermin die de sterren wil zien
Loek en Brenda die hun huis bouwen op een vuilnisbelt
Mirjam en Ondine, moeder en dochter, die nooit ergens lang zijn, die op de vlucht zijn voor iets, waarvoor?
Alex die in een fabriek werkt, nog bij zijn moeder woont, graag een aquarium wil

Hoe dat gist, en werkt in mijn hoofd. Mogelijkerwijs halfwezens, halfwezens mogelijkerwijs. Naast de kleine zeemeermin natuurlijk. Zou Ondine geënt zijn op Louis Paul Boons Ondine, een tweede Ondine in de letteren, kan dat toeval zijn? Er zijn kruisende verhaallijnen, het ene al wat explicieter dan het andere. Hoe dat leeft, hoe dat gaat. Hoe het ademt, in die prachtige taal van Baerwaldt. Lief meedogenloos poëties mysterieus onverbloemd hard en vol van doem. Ja die doem. Steeds weer overal die doem. Hier komen wij vandaan: wáár komen we vandaan? Uit stront komen we, en naar stront zullen we terugkeren. Of daar lijkt het toch op. Verlaten, verlopen, gebroken en half dood. Dit is misschien het enige dan, Baerwaldt: had je je personages niet een snuifje ellende kunnen besparen? Een snuifje maar. Dit moest geen sprookje zijn dat toezong naar “en ze leefden nog lang en gelukkig”, maar de hoop op drijven had hen misschien een ietsje verder mogen brengen dan ze gekomen zijn. Niettemin. Zelden zo schoon over zoveel vuiligheid gelezen; en nog zeldener zijn uitersten op zo’n natuurlijke manier samen gebracht. Het surrealistische kan heel realistisch met het al-te-werkelijke worden samengebracht, peinst een mens, want in het leven zelve is het al niet anders. Een kopje koffie in de ochtend, een (dag)droom, je fiets, een gevoel van onwerkelijkheid, zag ik dat nou goed?, de dag waarop alles klopt, dingen die gebeuren, een wonder in de supermarkt, grootse ellende en als je denkt dat het niet ellendiger kan wordt het toch nog ellendiger, een zeewind waait, je ziet een hele moje vogel, of binnen en muziek horen zo prachtig dat het bijna niet kan bestaan, de kinderen uit school: zitten er niet elke dag wel wat wonderbaarlijke sprankeltjes in de treurige sleur?

Leonieke Baerwaldt verenigt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs. Zoals Eugene Chadbourne country en freejazz samensmelt tot uiterst organiese mjoeziek. Hah! Had dat Eugene Chadbourne verhaal toch nog zin!

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan Recensie

Hier komen wij vandaan

  • Schrijfster: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman, debuut
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 24 augustus 2021
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Recensie en waardering van de roman

  • “Door klassieke sprookjes als ‘De kleine zeemeermin’ naar haar hand te zetten, creëert ze een vertelling over maatschappelijke mislukkelingen die je nog lang bijblijven.” (VPRO Gids)
  • “Hier komen wij vandaan’ is een wonderlijk en wonderbaarlijk debuut. Van mij mogen er meer van dit soort uit de hand gelopen experimenten komen.” (Trouw)

Flaptekst van de eerste roman van Leonieke Baerwaldt

‘Het water was ijskoud. Ik bibberde en vroeg of er wat warm bij mocht. “Nee,” zei je. “Dan werkt het niet. Ik ben koudbloedig.” Omdat het donker buiten de badkamer heel dicht op elkaar geperst zat, durfde ik niet zelf uit bad te gaan. Het enige wat ik kon doen was wachten tot jij weer op temperatuur kwam.’

Een moeder en dochter leiden een zwervend bestaan, een fabrieksarbeider droomt erover een tropische-vissenwinkel te beginnen, twee geliefden besluiten samen een huis te bouwen en de kleine zeemeermin treft de harde werkelijkheid aan terwijl ze haar prins zoekt.

Leonieke Baerwaldt werd geïnspireerd door sprookjes van Andersen en Grimm, verhalen over mensdieren en diermensen en door alles in het water. Hier komen wij vandaan is een intens en bijzonder debuut van een verrassende nieuwe stem in de literatuur.

Bijpassende boeken en informatie