Tag archieven: Koppernik

Chantal Akerman – Mijn moeder lacht

Chantal Akerman Mijn moeder lacht. Op 28 maart 2024 verschijnt bij uitgeverij Koppenik de Nederlandse vertaling van Ma mère rit van de Belgische filmregisseur Chantal Akerman. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek en over de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Mijn moeder lacht, de memoir van Chantal Akerman.

Chantal Akerman Mijn moeder lacht informatie

Chantal Akerman is 6 juni 1950 geboren in Brussel. Ze groeide op in een Joods-Pools gezin van Holocaust-overlevers. Als ze 18 jaar oud is gaat ze naar de Belgische filmopleiding van het Institut National Supérieur des Arts du Spectacle et des Techniques de Diffusion. Na haar opleing verhuisde ze naar New York en begon met het maken van films. Ze maakte zowel speelfilms en documentaires als installatiewerken en werkte zowel als actrice en als regisseur.

In 1975 maakte ze de film Jeanne Dielman, 23 Quai du Commerce, 1080 Brussel. De film werd geprezen als eerste feministische meesterwerk in de geschiedenis van de cinema en in 2022 door het British Film Institute (BFI) uitgeroepen tot de beste film aller tijden.

Op 5 oktober 2015 overleed Chantal Akerman, 65 jaar oud aan de gevolgen van zelfmoord kort nadat haar moeder met wie ze een gecompliceerde relatie had ook was overleden. In haar memoir Ma mère rit uit 2013 doet ze hier verslag van. Over het boek dat nu in Nederlandse vertaling verschijnt, kun je op deze pagina uitgebreide informatie lezen.

Chantal Akerman Mijn moeder lacht recensie van Tim Donker

Film heeft mij slechts kortstondig geïnteresseerd, en dan nog noodgedwongen.

De jaren negentig waren bezig, een millennium liep op zijn einde, ik studeerde, ik liep ergens rond in hallen, het beviel me maar matig, het beviel me niks, iemand anders liep daar rond en zei dat er in Amsterdam een studie bestond en dat heette tekstschrijven, het zou schrijven zijn, meerdere soorten schrijven, zakelijk, reclame, scenario, tijdschriftjournalistiek, het leek me niks maar die ander zei dat ze het ging doen, dan ben ik in ieder geval elke dag schrijvend bezig zei ze, dat trok me over de streep, elke dag schrijvend bezig zijn dat ging beter zijn dan dit hier, ja dat ging beter zijn dan alles, en ik wisselde van studie, na een zomer die een hel van een zomer was want iemand moest zo nodig naar Mallorca gaan en mij alleen achterlaten, na zoon soort zomer, na een hel van een zomer deed ik een andere studie, liep ik rond in andere hallen, het beviel me niks, het beviel me misschien minder nog dan de studie die ik eerst deed, alle dagen schrijvend bezig zijn ja maar dit was alle dagen rotzooi schrijven en het deed me langzaamaan een haat tegen het schrijven ontwikkelen en de trut die me overgehaald had deze studie te gaan doen was zelf niet door het toelatingsexamen gekomen en daar zat ik nu, iemand was nog steeds niet terug uit Mallorca, mensen komen nooit terug uit Mallorca, na een jaar ofzo was het tijd om een afstudeerrichting te kiezen, het was kiezen uit kwaden, dan maar scenario, daar leek me nog de meeste vrijheid en creativiteit mee gemoeid, ah!, daar ging ik afgestudeerd scenarioschrijver zijn en nu de omgekeerde beweging: nu moest ik me nog zien te gaan interesseren voor film.

Videokunst ontdekte ik al snel. Dat vond ik goed. Oprecht goed. Het kon bewegend schilderij zijn, een visueel poëem, een literaire videoclip, het kon straf zijn, het kon veelzeggend zijn, het kon iets zijn dat ik ook wel zou willen maken. Met een vriend in die dagen, een tijdelijk in Nederland studerende Fransoos die luisterde naar de onmogelijke naam Valentin, frekwenteerde ik een filmhuis hier ter stede. In Utrecht. Een filmhuis waar je vooraf ook een hapje kon eten. Wat we meestal deden. Ik geraakte een heel klein beetje bekend met de “alternatieve cinema” of hoe heet dat. Zag films. Saje films. Pretentieuze films. Onzinnige films. Vergezochte films. Maar ook moje films. Het schoonst vond ik films met veel leegte, lange shots, weinig dialoog, vrijwel geen actie. Ja. Zoiets ging ik wel kunnen maken, dacht ik, straks, als het dan toch moest, als afgestudeerd scenarioschrijver. Niet dat mijn docenten op de gehate opleiding als gidsen in die richting konden of wilden optreden. Ik herinner me een synopsis moeten schrijven, ik wilde iets doen dat zich in een kleine ruimte zou afspelen, een kale keuken, twee mensen aan weerszijden van een wrakke tafel op eenvoudige stoelen, veel stilte, geen filmmuziek behalve misschien af en toe wat grindcore op ongepaste momenten, of freejazz, het moest, alleszins, het tegendeel zijn van alle gebruikelijke “dienende” filmmuziek; ik wilde het geheel openen met een scene van één minuut waarin niets te zien zou zijn dan een muur en de tafel en de dan nog lege stoelen, de docente zei: dat is veel te lang, één minuut, dat moet je veel korter doen, ga maar eens op het station een minuut lang naar de klok kijken dan zie je wel hoe lang één minuut niks duurt. Ik kreeg minder en minder goesting om scenarioschrijver te worden. Uiteindelijk koos ik alsnog, uit armoede, voor tijdschriftjournalistiek (in mijn uiteindelijke scenario van voornoemd synopsis verving de één minuut muur + tafel + stoelen voor een minuut lang stationsklok).

(toneel, misschien zou ik ooit nog toneel willen schrijven)

De films van Akerman heb ik nooit gezien. Niet toen. Niet nu. Ze zouden me bevallen zijn, wed ik. Toen. Maar ook nu. Al moet ik zeggen dat zitten gaan, in de zetel, kop naar een scherm gericht en kijken tot het gedaan is me nu nog ongemakkelijker toeschijnt dan destijds. Nee dan lezen.

Een boek lezen.

Een cineast lezen.

Een film lezen.

Als ik er iets van zou weten zou ik kunnen beweren dat Mijn moeder lacht leest als één van Akermans films. Ik veronderstel dat ik er met die bewering niet eens ver naast zal zitten. Al weet ik er niets van. Maar “Ik schrijf graag op wat er gebeurt zelfs als er niks gebeurt”, schrijft Akerman in dit boek. Dat is wat het is. Leven. Mensen. En leegte. Leegte die ademt.

Het niks dat schuurt. Het niets dat nietst. Zegt Heidegger.

Het niets dat geen huis kan zijn.

Schrijft Akerman:

“Het lukt me niet om op het voorjaar te wachten. Ik ben in de winter met somber zwarte wolken die hier voorgoed lijken te blijven. Ik heb het gevoel dat het het einde is maar het is niet het einde. Ik weet niet wat ik ga doen en waar ik ga wonen en of ik nog ergens naartoe zal gaan. Misschien ga ik wel naar Parijs naar mijn appartement. Ik heb een appartement. Dat is thuis. Zo noem je dat, thuis. Maar ik voel niet dat ik een thuis of een andere plek heb. Ergens waar je je thuis of op een andere plek voelt. Soms denk ik ik ga naar een hotel, daar zal het een thuis op een andere plek zijn, daar zal ik kunnen schrijven.”

Misschien ben je thuis waar je kunt schrijven. Misschien kun je schrijven waar je thuis bent.

Of nog: misschien moet een mens zich een thuis schrijven. Misschien is dat waar de lezer getuige van is in Mijn moeder lacht: Akermans pogingen zich een thuis te schrijven.

Eigenlijk gaat het in dit boek maar over drie dingen: over de gezondheidstoestand van Akermans moeder, over de dysfunctionele relatie van Akerman met C., en over Akermans depressies.

Haar ontheemdheid. Haar wanhopige pogingen zich een thuis te schrijven.

Lees dit niet als je wilt weten hoe ze haar films maakte. Het gaat summier over film, alleen in een terzijde, hier of daar. Mijn moeder lacht is een zoektocht. Een zoektocht naar iets onvindbaars.

Soms is het wel wat zwaar. Al die twijfels. Al die somberte. Al die duisternis, die steekt in alles wat ze ziet, in alles waarover ze schrijft. Ik dacht aan die jongen die op mijn school zat toen ik de havo in Eindhoven deed. Ik weet niet hoe hij heette, ik weet niet of iemand hem kende, hij leek niet echt met iemand om te gaan. Wat we wisten was dat hij, als havist, reeds uithuizig was. Op kamers woonde, ergens in dat verrotte Eindhoven (of nee niet verrot ik heb mijn gelukkigste jaren gekend, daar). Als er een tussenuur was, ging hij boodschappen doen. Dan kwam hij terug op school en dan stak er een prei uit zijn schooltas. Altijd een prei. Die stomme prei uit die stomme schooltas van hem werkte geweldig op mijn zenuwen. Winkelopeningstijden waren in die tijd misschien nog niet zo ruim als nu, maar na schooltijd boodschappen doen leek mij ook toen zeker geen onmogelijkheid. Waarom moest die eikel zo nodig onder schooltijd boodschappen doen, en steeds weer met die aanstellerige prei verschijnen? Maar als je er iets over zei tegen een klasgenoot, kreeg je de voordehandliggende preek. Dat hij voor zichzelf moest zorgen, dat ik makkelijk praten had, zulke dingen, als je even wachtte kwam er ook altijd een “moeders pappot” in voor. Niemand scheen de evidentie van boodschappen doen na schooltijd te zien, er was nota bene een albert heijn tegenover onze school, die was nog uren open als we naar huis reden. Niemand scheen in hem de poseur te zien die ik in hem zag. Met de prei als symbool. Het symbool dat sprak en zei Kijk mij eens even op eigen benen staan, kijk mij mun eigen potje eens moeten koken, vanavond maak ik iets met prei jongens!

De depressies van Akerman waren me soms een prei die uit een schooltas steekt. De prei in de schooltas, dat is een goede titel voor een boek. Omdat ze alles verduistert met haar somberte, ook wat niet, vooral niet, duister is of ooit hoeft te zijn.

Maar dan spreek ik mezelf vermanend toe. Dat ik makkelijk praten heb, dat zij haar depressies inderdaad voortdurend met zich meedraagt. Als een prei in een schooltas. Dat zij de prei ook niet in haar schooltas wil, dat zij niet kiest voor de prei in haar schooltas.

En ik denk ook aan iets wat mijn allerliefste vriendin allertijden Iris ooit tegen mij zei, toen, in diezelfde Eindhovense dagen. Al zat ik niet meer die havo waar ik haar wel had leren kennen (heb haar eigenlijk nooit gevraagd wat zij van meneer Prei vond), ik deed al een studie, die ene, die eerste, die ik niks vond maar bij nader inzien misschien toch zelfs nog wel beter dan die andere, die twede. Ik voelde me verloren gelopen, daar in Utrecht waar ik al wel studeerde maar nog niet woonde, omdat ik het zag als een opstap naar de wereld, naar mensen waartoe ik mij moest gaan verhouden, niet op de vrijblijvende manier waarvoor je als puber misschien nog wel kunt kiezen, en ik twijfelde er sterk aan of ik wel iets wilde, of kon, met die wereld, met die mensen, met dat alles waar ik moest gaan wonen en werken en leven en zijn. De Eindhovense jaren liepen op hun einde, ik zag dat allemaal niet zitten, en van alle vrienden was alleen Iris nog over. We zaten in mijn kamer, mijn jongenskamer, waar alle hardrockposters nog hingen. Iris zei dat het zo moeilijk was om met mij een licht gesprek over niks te voeren. Ik wist dat niet. Ik wilde niet perse alles zwaar maken, ik wist niet dat ik dat deed, ik dacht juist goed te zijn in blödzin plauderen.

Dus ik ken dat wel. Ik ken de zwaarte van de moed in de schoenen wel. Ik weet wel hoe schuifelend dat lopen is. Ik ben er geloof ik nooit zo erg aan toe geweest als Akerman, maar iets ervan ken ik wel. Dus ik wil kijken naar de prei. Onbevooroordeeld kijken naar de prei. Met open gemoed kijken naar de prei. Met al mijn empathie kijken naar de prei.

Maar dat was soms nog lastig.

Andere dagen vond ik Mijn moeder lacht juist weer een wonderschoon boek. Ik weet een ochtend, ik geloof dat het een donderdag was. Ik had stralend weer verwacht, ik weet niet waarom, maar het was grauw en grijs. Het was nog vroeg op de ochtend, het was nog geen tijd voor boodschappen schoonmaken afwassen vloer vegen opruimen, ik zat daar nog, in mijn leesstoel, met koffie en Akerman en een seedee in de speler. Autistic Daughters. Uneasy flowers. Die seedee is f’domme vele malen beter dan ik me hem herinner, die seedee is goed! Hoe kon ik eigenlijk anders denken, Dean Roberts is al ei zo na een genie. Misschien kan niet alles zo goed zijn als Thela nee maar daarmee legde Roberts de lat ook wel ongekend hoog (is het met The Tower Recordings de verkeerde kan opgegaan toen hij stopte bandlid te zijn? dat zou ik eens moeten uitzoeken). Muziek en boek gingen een huwelijk aan, en het was adembenemend. Alsof ik nu pas echt las, vrij van ergernis over prei. Alsof Akerman me nabijer kwam dan voorheen.

Die taal. Die moje, zachte taal die leegte en stilte ademt.

Haar taal die zoekt, tast, ongedwongen poëties is, alsof poëzie de natuurlijke staat is van (haar) taal. Ze zet een voorzichtige pas naar voren, de toekomst in, en dan weer drie stappen terug het verleden in, waardoor ze in sirkelende bewegingen om haar onderwerpen heen draait, wat veel herhaling genereert. Waardoor er, weeral, muziek ontstaat.

Chantal Akerman. Ze is er niet meer. Ze deed wat ze beloofde, wachtte haar moeders dood af om haar eigen leven te kunnen beëindigen. Met Mijn moeder lacht laat ze een waardevol dokument na. Teer, maar zeker niet krachteloos. Het verscheen in 2013 al in het Frans, twee jaar voor haar dood. Deze fantastische vertaling brengt Chantal Akerman nog één keer op intieme wijze tot leven. Men kan niet anders dan buigen naar Koppernik, en naar vertaalster Martine Woudt.

Chantal Akerman Mijn moeder lacht

Mijn moeder lacht

  • Auteur: Chantal Akerman (België)
  • Soort boek: memoir
  • Origineel: Ma mère rit (2013)
  • Nederlandse vertaling: Martine Woudt
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 28 maart 2024
  • Omvang: 216 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de memoir van de Belgische filmregisseur Chantal Akerman

In 2013 werd de moeder van filmmaker Chantal Akerman ziek. Ze vloog van New York naar Brussel om voor haar te zorgen, en ondertussen schreef ze: ze schreef over haar jeugd, de ontsnapping van haar moeder uit Auschwitz waar ze niet meer over sprak, de moeilijkheid van haar om van vriendin C. te houden, haar angst voor wat ze zou doen wanneer haar moeder zou overlijden. Tussen de ontroerende fragmenten over haar leven plaatste ze stills uit haar films.

Mijn moeder lacht is zowel een samenvatting van de thema’s waar Akerman zich gedurende haar leven mee bezighield, als een versie van de eenvoudigste en meest gecompliceerde liefdesrelatie van allemaal: die tussen moeder en dochter.

Chantal Akerman Travelling recensieDiverse auteurs (België) – Chantal Akerman: Travelling
filmboek
Uitgever: Lannoo
Verschijnt: 5 maart 2024

Bijpassende boeken

Nastassja Martin – Geloven in het wild recensie

Nastassja Martin Geloven in het wild recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 2 maart 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van het Arctische reisverslag Croire aux fauves, van de Franstalige Zwitserse antropoloog en schrijfster Nastassja Martin.

Nastassja Martin Geloven in het wild recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden Geloven in het wild. Het boek is geschreven door Nastassja Martin. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het antropologische Arctische reisverslag van de Zwitserse schrijfster Nastassja Martin.

Recensie van Tim Donker

Je weet niet wat het is. Nog altijd niet. Ook niet nu je zit, met dat ellendige nu nog lege scherm voor je weet je het niet en je hebt niet de illusie dat je het weten zal als het scherm gevuld is.

Je weet wel vaker niet wat het is. Dat is het punt niet. Meestal is het een goed ding dat je het niet weet, en dat is dan alvast iets. Want je gaat er iets over zeggen uiteindelijk. Dat is wat je doet. Je leest dingen, daar zeg je iets over. Misschien zijn er anderen die daar kennis van nemen, misschien niet. Maar je gaat er iets over zeggen. Ook als je niet goed weet wat het is.

Dan zeg je dat je niet goed weet wat het is, en dat dat een goed ding is. Of je praat er maar zo’n beetje rond. Je schrijft er maar zo’n beetje naast. Ook dat is goed. Je wist niet wat je las, en je weet niet wat je geschreven hebt. Dat klopt dan toch.

Maar dit keer weet je het niet en weet je ook niet wat het niet weten zeggen wil. Je bent bijna genegen te denken dat dit een van de weinige keren is dat het niet het goede ding is dat je het niet weet. Je bent bijna genegen te denken dat je in dit geval had moeten weten wat het is, en dat er ergens iemand in gebreke is gebleven omdat je het niet weet.

En dan zit je daar maar. Met dat ellendige nog altijd vrij lege scherm voor je. En dat boek ernaast. Je kijkt naar het scherm, je kijkt naar het boek. O. Je wist wel wat je dacht dat het ging zijn. Je dacht dat het veel ging zijn, je dacht dat het alles ging zijn. Je dacht dat het leesstoelnagelend goed ging zijn, je dacht dat het je onthutst, naar adem snakkend, vervuld van schoonheid ging achterlaten – misschien iets als geluk. Dacht je. Want ga maar na. Die uitgever alleen al. Dat sirkeltje met dat puntje in, is je al haast een kwaliteitszegel geworden. Een stempel. Een merkteken. Dat wat spreekt en zegt let op lees dit zet u neder zwijg stil en lees. Koppernik. Blinde aanschaf gerechtvaardigd. Toch? Is wat je dacht.

En dan: Franse antropologe overleeft berenaanval ergens in het uiterste oosten van Rusland terwijl ze onderzoek doet naar de cultuur van de Evenen. Dan denk je rauw. Dan denk je overleven. Dan denk je bittere kou. Dan denk je hutje in de sneeuw. Dan denk je sprookje en nachtmerrie en vuur en vodka. Maar ook denk je natuurvolkeren en filosofie en Rousseau en Ivan Illich en de naakte essentie.

En het achterplat zei “hypnotiserend” en meestal luister je niet naar wat het achterplat zegt maar dit keer dacht je ja en dacht je poëzie en dacht je koortsdroom en dacht je woorden die je overspoelen woorden die overal zijn woorden die je niet meer wegdenken kunt.

Dat dacht ik toch, toen ik me weer uit jij had gedacht (& ach die eerste je was alleen maar daar om niet met ik te beginnen), en dat zou dit boek gaan zijn voor mij. En in zekere zin is Geloven in het wild dat zeer zeker ook gebleken. Al deze dingen. En nog iets.

Dit boek van de mij voorheen volslagen onbekende Nastassja Martin vond ik een tikje bipolair. Misschien reflekteert dat prima de modus waarin Martin zich bevond toen zij Geloven in het wild schreef doch langs de andere kant kan ik me niet voorstellen dat zij op loutere psiko-analyse uit geweest is.

In ieder geval was het niet waar ik op uit was: ik wou gewoon een boek lezen. Een boek, dat geef ik toe, dat ik almeteens opzadelde met mijn torenhoge verwachtingen; zie daar maar waar te maken. Ik dacht dat het me zou grijpen op bladzijde één om me pas weer los te laten op bladzijde 147. Dat deed het niet. En niet alleen maar omdat het boek pas begint op bladzijde negen.

Het is taal, dacht ik. Een boek dat zozeer onderzoek is naar volk, naar natuur, naar geografie, naar zichzelf, is voornamelijk taal. Is ook wat Geloven in het wild is – meer taal dan gebeurtenis. O. Een berenaanval is gebeurtenis, een berenaanval is heel erg gebeurtenis – maar de berenaanval is alleen maar wat dit in gang heeft gezet. En de rest is taal. En net die taal laat het bij momenten afweten. Raakt los, valt op de grond en breekt. Waardoor dat wat goed is, tegelijkertijd één barst teveel vertoont.

Neem:

“In Tvajan is het aloude idee dat mannen jagen en vrouwen koken een volstrekt fabeltje, een aardig verzinsel van westerlingen om trots te kunnen zijn op de evolutie van hun samenleving en het overstijgen van de veronderstelde geslachtsrollen. Hier kan iedereen alles. Jagen, vissen, koken, wassen, vallen zetten, water halen, bessen plukken, houthakken, vuur maken. Om elke dag in het bos te kunnen leven is de uitwisselbaarheid van rollen een must; de voortdurende mobiliteit van iedereen, hun dagelijkse nomadisme impliceert dat je op elk moment alles moet kunnen omdat overleving letterlijk afhangt van gedeelde vaardigheden wanneer een familielid afwezig is.”

Hoe mooi ik dit wil vinden. Ik wil dit zo mooi vinden. Want het zegt dat de klassiek geachte man/vrouw-rollen dus helemaal niet hun rechtvaardiging vinden in één of andere biologiese oergrond (vrouwen nesten en mannen jagen), maar pas een achteropkomend kultureel en misschien zelfs relatief nieuw verzinsel zijn; Martin toont overtuigend genoeg aan dat het als het op overleven aankomt helemaal niet handig is om maar één truukje te kunnen. Ik heb altijd getwijfeld aan de juistheid van louter op sexe gebazeerde kwalifikasies; zijn we niet veeleer mens, dier, overlevingsmasjienes en pas als er verder niks meer te doen is zoiets als “man” of “vrouw”? En keer na keer wil ik over deze woorden heen gaan maar keer na keer struikel ik, en val.

Waarom moet daar “een must” staan bijvoorbeeld, terwijl er toch veel beter “een vereiste” of “een noodzaak” of “onmisbaar” had kunnen staan. En Gode weet hoe ik gruw van dat overmatige gebruik van “letterlijk”, ik dacht dat alleen pubers en youtubers zich daaraan bezondigden, ik had het van een schrijver, of althans van een intelligente schrijver, niet verwacht. Letterlijk niet gebruikt als het tegenovergestelde van figuurlijk maar als armzalige nadrukgever, de zwakheid van het uitroepteken geslagen tot een zwak woord. En ik zou willen wijzen kunnen, ik zou zo graag wijzen naar Peter Bergsma, ik zou zo graag kunnen zeggen dat dit vertaalarmoede is. Dat er in het Frans geen “must” stond; en dat daar verderop een woord stond dat zich heel goed kon laten vertalen met een ander woord dan dat vermaledijde “letterlijk”. Maar dan zou Bergsma echt wel een heel slechte vertaler zijn, want helaas der helazen vallen er best een hoop kliesjees te rapen in Geloven in het wild. Kliesjees als “erdoorheen zitten”; “speling van het lot”; “bruggen tussen werelden” zijn misschien een antropoloog niet maar een schrijver wel onwaardig. En Martin is naast antropoloog ook schrijver.

Bipolair zeg je?

Of zeg gespletenheid misschien.

Gespleten tussen wetenschap en literatuur. Hum. Hoor mij. Maar toch, elders en verder schrijft Martin de sterren van de hemel: mooi, meanderend, poëties, wild, hevig, organies; elders en verder ook is dit boek, dit Geloven in het wild helemaal dat poëtiese, dromerige, nachtmerrie-achtige, bedachtzame, hypnotiserende, koortsige, sprookjesachtige, wonderlijke, harde, rauwe boek dat ik ervan verwacht had. Vandaar dat ik bipolair, dat ik gespleten zeg.

Je kon gemakkelijk beweren dat het kwam door de hoeden. Maar dat zou te simpel zijn, en een kliesjee op zich. Al zijn kliesjees niet per se onwaar. Maar het is niet slechts de overlap waar het hier hapert. Literatuur en wetenschap; de antropoloog en de schrijver. Ineens dacht ik aan Stephen Jay Gould en er gaan toch echt wel dagen voorbij dat ik niet aan hem denk. Ik dacht aan non-overlapping magisteria, ik dacht aan demarkatie. Raken literatuur en wetenschap elkaar niet of wel, of misschien ergens aan de randen; kan wetenschap literatuur zijn; is dit boek essay of proza en maakt dat uit?, het maakt uit als het haperen gaat misschien als je nog steeds niet weet wat het is nu met dit al zeker niet meer leeg te noemen scherm, of het maakt geen donder uit en het is ook niet dit, alleen dit, wat me Geloven in het wild bipolair deed noemen.

Ook op inhoudelijk vlak stombelt het boek een weinig. Zwabber is het pad. Martin neemt veel op de schop, en eigenlijk zou ze alleen daarom al de nobelprijs moeten krijgen. Met haar anti-speciësistische, animistische, emancipatoire en mystieke vertogen laat de Martin de lezer nadenken over alle te haastig getrokken scheidslijnen, zoals die tussen mens en dier, bezield en zielloos, man en vrouw, droom en werkelijkheid. Je zult er, dit boek lezend, achter komen dat je toch niet zo ruimdenkend bent als je altijd gedacht hebt, en dat ook in jouw wereldbeeld nog vele nuanceringen aan te brengen zijn. Ten dele moet de lezer hier afscheid nemen van zichzelf, en dat is pijn, maar heilzame pijn misschien.

Vooral jij, westerling. Met je welstand en je scholen en je ziekenhuizen. Je denkt altijd dat het hier zoveel beter is dan daar. In die andere streken waar je zeker niet in een ziekenhuizen moet komen te liggen. Maar na de obskure ziekenhuizen waar Martin in allerlei uithoeken van Rusland verbleef, begint de nachtmerrie in het bureaucratiese Frankrijk pas goed. Niet alleen de foute en elkaar tegensprekende diagnoses zijn haar een last; ook het feit dat ze er, jawel “psychische begeleiding” krijgt. Een gesprek met de afdelingspsycholoog zou om te lachen zijn als het niet zo treurig was. Ze vraagt hoe Martin zich voelt, “psychisch”. Het antwoord van Martin: “verscheurd, gebroken, ingekerfd” maar “levend” bevalt de afdelingspsycholoog niet: “Maar hoe voelt u zich echt? […] Want weet u, ons gezicht is onze identiteit.”

Ja, dat is u, westen, dat is psychologie. De kleinheid, de bekrompenheid, de lompheid. En Martin die daar ligt, met haar door de berenaanval gehavende gezicht. Maar haar gedachten zijn niet gehavend: “Ik zou haar willen uitleggen dat ik om dit eenduidige, eenvormige en eendimensionale identiteitsidee te ondergraven al jarenlang verhalen verzamel over meervoudige persoonlijkheden die in een en hetzelfde lichaam kunnen huizen. Ik zou haar ook willen zeggen hoeveel kwaad zo’n uitspraak kan aanrichten wanneer degene tegenover je nu juist datgene is kwijtgeraakt wat, zo goed en zo kwaad als het ging, een soort uniciteit weerspiegelde en zichzelf opnieuw probeert vorm te geven met wat er nu anders is aan haar gezicht. Maar ik houd het voor me.” Uiteindelijk is het enige dat ze zegt: “Ik geloof dat het ingewikkelder is.” en een fraai staaltje galgenhumor: “Gelukkig kunnen de ramen van de kamers niet open – een verloren identiteit is een hard gelag voor een verminkte.”

En ik lach en ik huil en ik tandenknars.
En ik denk aan een meisje op de mavo, een van die akelige wijven, met hun haar en hun brommer en hun sigaret en hun tig jaar oudere vriendje, en hoe zij een auto-ongeluk had gehad met dat tig jaar oudere vriendje, en in de jaren daarna, haar door glasscherven gehavende gezicht, en hoe ik haar toen mojer en liever vond dan daarvoor, en een gesprekje op de gang toen zij terugkwam van het kopiëerhok en ik naar de direkteur moest omdat ik eruit gestuurd was, en dat ik niet wist dat glasscherven dat met iemand konden doen.

En ik dacht aan Levinas. En het gelaat. En de ander.

En dat zijn dan de goede momenten. En die zijn er veel. Maar er is ook:

“Beren kunnen er niet tegen om mensen in de ogen te kijken, omdat ze daarin de weerspiegeling zien van hun eigen ziel.”; “De onderkant van het gezicht, de menselijke kern van de dieren, is wat de beer ziet in de ogen van degene die hij niet zou moeten aankijken; dat is wat mijn beer in mijn ogen heeft gezien. Zijn eigen stukje mens; het gezicht onder zijn gezicht.” –

en gadsie bah. Hoe freudiaans, hoe antropocentrisch, hoe klein; ja hoe alles waartegen dit boek juist lijkt te willen ageren! Hoe is een mens mens voor een beer eigenlijk; is een mens niet veeleer een ander dier voor een beer of misschien nog: gewoon niet-beer. Ik weet het niet. Dit was een van de momenten. Van overgang, zeg bipolair, zeg gespletenheid. Genie het ene moment. Dan weer – zinledig geklets.

Zo is Geloven in het wild niet het hele boek lang op de toppen van zijn kunnen. Of: niet altijd wat je ervan gehoopt had. Zoals een vakantie. Of een etentje in een hoog aangeschreven restaurant. Of die moje wijn die je nog had staan. Of zo’n boek waarvan je net iets meer verwacht had.


Nastassja Martin Geloven in het wild Recensie

Geloven in het wild

  • Schrijfster: Nastassja Martin (Zwitserland)
  • Soort boek: reisverhaal
  • Origineel: Croire aux fauves (2019)
  • Nederlandse vertaling: Peter Bergsma
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 2 maart 2023
  • Omvang: 152 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 19,50 / € 9,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek van Nastassja Martin

Fascinerend en poëtisch verslag van een bijna fatale ontmoeting met een beer.

Op een van haar onderzoeksreizen naar het Russische schiereiland Kamtsjatka, valt Nastassja Martin steeds meer samen met de door haar onderzochte cultuur van de Evenen. Alle waarschuwingen van de lokale bevolking in de wind slaand zoekt ze de confrontatie op met het dierenrijk. De animistische cultuur die ze als wetenschapper onderzoekt, ondergaat ze nu aan den lijve. De grenzen tussen het wilde dier en haarzelf vervagen. Na een eindeloze reeks operaties in Russische en Franse ziekenhuizen rest de hoofdpersoon slechts één hindernis tot volledig herstel: de wildernis en haar nieuwe identiteit als medka, half mens, half beer, ondergaan.

Nastassja Martin is geboren in Grenoble in 1986. Ze is antropoloog en gespecialiseerd in arctische bevolkingen. Geloven in het wild ontving de Prix Joseph Kessel, de Prix François Sommer en de Prix du livre de Réel, en is in meer dan tien landen vertaald.

Bijpassende boeken en informatie

Adania Shibli – Een klein detail

Adania Shibli Een klein detail recensie en informatie over de inhoud van de Palestijnse roman. Op 23 februari 2023  verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman van de Palestijnse schrijfster Adania Shibli.

Adania Shibli Een klein detail recensie en informatie

Als de roman gelezen is door de redactie, kun je op deze pagina recensie en waardering vinden van de roman Een klein detail. Het boek is geschreven door Adania Shibli. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien bevat deze pagina informatie over de inhoud van de roman van de Palestijnse schrijfster Adania Shibli.

Recensie van Tim Donker

Je kunt, René.
Je kunt de tijd, René.
Je kunt woestijnen en de heuvels en de wegen en de tijd, René. Vooral de tijd. Kun je. Kun je allemaal.

Want ha! weer een collega op depot die over boeken praat. Waarmee je over boeken praten kunt. Hij leest boeken, René. Soms zegt hij daar iets over. Soms zeg ik dan iets over een boek dat ik gelezen heb, of nog aan het lezen ben. Moje gesprekken zijn dat. Zo kun je met niet iedereen praten. Zo kun je praten met bijna niemand.

Laatst wou ik met hem praten over Een klein detail. Maar hoe gaan die gesprekken. De woorden kiezen elkaar uit. Niet gijlie nie maar de woorden leiden het gesprek. Of een andere collega komt iets in de melk brokkelen, en dat gaat dan niet over boeken. Hoe ook. Adania Shibli vond haar weg niet, en Een klein detail bleef ongenoemd.

Maar dit is een boek waarover ik praten wil.
Dit is een boek waarover ik dingen zeggen wil.
Dit boek had me. Dit boek had me helemaal.

Het lijkt niet eens één boek te zijn. Het zijn er twee. Twee boeken (laat ik liever “romans” zeggen, aangezien “boek” ook wel eens gebruikt wordt voor “boekdeel”, en dit boek bestaat inderdaad uit twee delen) over één onderwerp. Maar dat is niet wat ik erover zeggen wil.

Twee perspectieven is het opmerkelijke niet. Van Schendel had er meer. Queneau had er meer. Meerderen hadden er meer.

Goed. Het is zomer. 1949. De Arabisch-Israëlische oorlog is nog maar een jaar gedaan. Een troep Israëlische soldaten is belast met de taak het zuidwestelijke deel van de Negev-woestijn uit te kammen en te “zuiveren” van alle Arabieren die ze tegenkomen. Daartoe maken ze geregeld patrouilles in de omgeving van hun kamp. Hierbij stuiten ze op een dag op een bedoeïenkamp. Ze vermoorden iedereen, maar een nog jonge vrouw nemen ze levend mee terug. Na haar een paar dagen te hebben opgesloten vermoorden ze haar alsnog, echter niet zonder haar eerst verkracht te hebben. Het lijk begraven ze in het zand.

Dat is het eerste deel. Dat is de eerste roman. 1949. Gruweldaden in de woestijn. De verteller is een “hij” die iets hoogs is in het leger, ik weet niet precies wat, ik ken daar niet zoveel van, hij heeft in ieder geval de macht anderen bevelen te geven. Volgens J.M. Coetzee is hij een psychopaat. Ik weet het niet zo net. Misschien alleen maar in zoverre elke militair een psychopaat is, puur en alleen om militair te willen en te kunnen zijn (mogelijk bedoelde Coetzee het dan ook als rang. Opperpsychopaatbevelhebber ofzo). Helemaal fris is hij niet nee. Maar dat krijg je. In de woestijn, in 1949, een jaar na de oorlog, als je veel te goed denkt te weten dat jij bij de goeden hoort en dat de anderen de slechten zijn en de slechten geen greintje medemenselijkheid verdienen. Dat is oorlog. Dat zijn soldaten. Dat is dan hoe de mensen zijn.

Het eerste deel, de eerste roman, is hijgerig, hallucinant, broeierig. Maar wat wil je onder de reeds geschetste omstandigheden. “De luchtspiegeling was het enige wat bewoog.”, zo luidt de eerste zin en die kan tellen als opening. En eigenlijk gebeurt er -afgezien van het moorden en het verkrachten- inderdaad vrij weinig. Er is veel herhaling. Dat is altijd mooi herhaling. Of dat vind ik toch. Ik hou ook van minimale muziek. Herhaling kan me in trance brengen – en iets trance-achtigs kleeft ook aan deze bladzijden van het boek. De ritualistische handelingen: het wassen met het teiltje water; de patrouilles; een steeds erger wordende insectenbeet reinigen; de hut controleren op insecten – het komt telkens terug, kleine verschuivingen in de zinderende, koortsige woestijndagen.

Het twede deel lijkt in eerste instantie een totaal andere roman. Er is een ik-verteller, en het kost de lezer even om te ontdekken dat het hier om een vrouw gaat. Het is allang geen 1949 meer, het is iets dat lijkt op deze tijd. Geef of neem een paar jaar. De vrouw heeft een nieuwe baan, en een nieuw huis. In Ramallah. “Ik had mijn glazen tafeltje voor het grootste raam gezet.”, vertelt ze. “Daar zou ik elke ochtend mijn koffie drinken, voordat ik naar mijn nieuwe werk zou gaan. De buren zouden met hun drie kinderen langslopen en naar me wuiven, wat me de illusie zou geven dat ik een prettig leven had, met uitzicht op een achtertuin die voor niemand anders zichtbaar was.”

De illusie van een prettig leven kan ze wel gebruiken, want er prettig doet het leven daar onder bezetting niet aan. Het land is opgedeeld in zones, en niet zomaar iedereen mag naar elke zone reizen; er zijn overal militaire patrouilles; bombardementen; soldaten die om niks beginnen te schieten of zelfs hele gebouwen opblazen: “Het leger had alle bewoners van de wijk gewaarschuwd dat een van de naburige kantoorgebouwen, waarin drie jongens zich hadden verschanst, zou worden opgeblazen. En dat was precies wat er een paar minuten later gebeurde. Er was één raam dat de collega had vergeten open te zetten, en het glas was, op het moment dat het gebouw tot ontploffing werd gebracht, in één klap versplinterd. Toch had het openen van het raam in mijn kantoor desastreuze gevolgen, want na de explosie, die het kantoor op zijn grondvesten deed schudden, waaide er een dikke wolk stof naar binnen, waarvan een deel op mijn papieren terechtkwam en zelfs op de hand waarmee ik mijn pen vasthield. Het lukte me niet meer te werken, want ik kan totaal niet tegen stof, en vooral niet tegen die grove korrels, die een huiveringwekkend geluid maken als papieren tegen elkaar schuren, of als iemand er met een pen op schrijft. Pas nadat ik het laatste korreltje van mijn bureau had verwijderd, kon ik weer aan de slag.”

Wie is die vouw die zich druk maakt om waar een tafeltje moet staan opdat ze de buren zal kunnen zien in de ochtend of om stof op haar papieren, terwijl er overduidelijk nijpender zaken spelen? Coetzee zegt dat ze een “hoog autismegehalte” heeft (Coetzee is nogal de diagnoseblije amateurpsycholoog) (aan diagnoseblijheid) (ja van trekkerblij ja) (aan diagnoseblijheid dus gaan deze tijden duidelijk ten onder) (wat zeggen wil) (wat zeggen wil bijvoorbeeld) (wat zeggen wil bijvoorbeeld dat er geen grijze gebieden meer mogen zijn want alles moet benoemd worden alles moet een naam hebben alleen als het een naam heeft bestaat het) (ik heb een naam dus ik besta) (kijk naar woke) (ik kijk vaak naar woke) (hoe denk je als je je niet herkent in de bestaande hokjes er wel te kunnen komen door er maar honderdmiljoen hokjes bij te timmeren?) (iedereen in zijn eigen hoogstpersoonlijke hokje) (zittend) (of staand) (of liggend) (daar) (elk in een eigen hokje) (elk hokje gesierd met een letter) (een l) (of een g) (of een b) (of een t) (of een q) (of een i) (of een a) (en voor mijn part verzinnen we nieuwe letters) (en nog meer hokjes, steeds meer hokjes) (maar nog is er geen wederzijds begrip) (nee gek he) (laten we eens beginnen met één hokje en het mens noemen en daar met zijn allen in gaan staan, hoe vind je dat?) en ik vind het jammer die bril opgezet gekregen te hebben nog voor ik één letter gelezen heb in Een klein detail want door die verdammte Coetzee las ik alle idosyncrasieën van de hoofdpersoon van deel twee als hoogst symptomaties voor autisme; onder andere haar hebbelijkheid zich te verliezen in details (uiteindelijk ook de titelgever) en weet ik niet of ik zonder dr. Coetzee tot dezelfde conclusie zou zijn gekomen. Misschien had ik haar veeleer wereldvreemd gevonden, een beetje naïef misschien, lichtelijk kinderlijk wellicht, of nog: gewoon een sjarmante, unieke, onalledaagse persoonlijkheid.

Een wending komt -& welja: misschien zelfs een derde roman?- als de vrouw leest over de verkrachting en moord in 1949 waar het in het eerste deel over ging; en hier komen de twee (of drie) romans langzaamaan op elkaar te liggen, al blijft Shibli’s stijl dermate elasties dat je bijna kunt geloven dat er zelfs twee schrijvers aan het werk zijn geweest (!). De vrouw raakt begaan met het wrede lot van de onder het zand geschoffelde vrouw. De aanleiding daarvoor is -natuurlijk- lichtelijk bizar; een of ander niet geheel ter zake doend detail maar voor haar van groot belang. Het leidt tot een missie, een moje en nobele missie: de vrouw als het ware vanonder het zand halen en haar alsnog een stem geven want in het artikel dat ze leest over de gruwelijke daad gaat het alleen maar over de daders.

Om goed onderzoek te kunnen doen naar wat inmiddels al weer enige tijd geleden is, moet de vrouw reizen naar een zone waar zij op haar eigen groene identiteitskaart onmogelijk kan komen, dus leent ze de blauwe kaart van een collega.

De tocht die volgt is prachtig beschreven. Een beklemmende reis door een grauw, desolaat landschap; de zenuwen die ook bij de lezer door het lijf gieren bij elke controlepost (vanwege die geleende identiteitskaart); het door bezetting totaal verwoeste land zodat er meerdere landkaarten (oudere en nieuwere) nodig zijn om alsnog maar een flauw benul te verkrijgen van waar men zich bevindt; de uitzichtloosheid; de armoede; de ellende.

Bladzijden die drukken, drukken op je borst; bladzijden die iets met je doen; dit is een schrijven dat dwars door het papier gaat; het einde verwarde me en schokte me; in consternatie bleef ik achter.

Gedesillusioneerd bleef ik achter.

Geroosterd bleef ik achter.

Dat, René.

Dat Adania Shibli de woestijn je kamer in kan schrijven.
Dat Adania Shibli de tijd van weleer (1949) in je huid kan krassen.
Dat Adania Shibli twee of drie schrijvers in één is.

Dat je Een klein detail leest met zand in je haar, hitte schroeiend op je gezicht en ’s werelds vreselijkste demonen op je schoot. Dat dat niet leuk is, René, had ik willen zeggen, maar wel een proeve van fenomenaal schrijverschap.

Dat had ik willen zeggen, René. Maar ik zweeg.

Maar zwijgen is natuurlijk het allerbeste. Men moet immers zwijgen als men leest.


Adania Shibli Een klein detail recensie

Een klein detail

  • Schrijfster: Adania Shibli (Palestina)
  • Soort boek: Palestijnse roman
  • Origineel:  تفصيل ثانوي
  • Nederlandse vertaling: Djûke Poppinga
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 23 februari 2023
  • Omvang: 128 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Tim Donker recensie: Bladzijden die drukken, drukken op je borst; bladzijden die iets met je doen; dit is een schrijven dat dwars door het papier gaat; het einde verwarde me en schokte me; in consternatie bleef ik achter. Gedesillusioneerd bleef ik achter. Geroosterd bleef ik achter…lees verder >

Recensie en waardering van het boek

  • “Een meditatie over de herhalingen van de geschiedenis, over het verleden als een terugkerend trauma.” (New York Review of Books)

Flaptekst van de roman van Adania Shibli

In de zomer van 1949, een jaar na de oorlog die onder de Palestijnen bekendstaat als De Catastrofe en die door de Israëliërs als de Onafhankelijkheidsoorlog wordt gevierd, moorden Israëlische soldaten een kampement van bedoeïenen in de Negev-woestijn uit. De enige overlevende, een jonge Palestijnse vrouw, nemen ze mee naar hun kamp, waar ze haar verkrachten, vermoorden en begraven in het zand. Jaren later, bijna in het heden, onderzoekt een jonge vrouw in Ramallah de verkrachting en moord. Een obsessieve zoektocht volgt tot ook voor haar de grenzen van het bevattingsvermogen zijn bereikt.

In Een klein detail schuift Adania Shibli op meesterlijke wijze de twee indringende verhaallijnen over elkaar om een heden op te roepen dat wreed en onontkoombaar door het verleden wordt achtervolgd.

Adania Shibli werd in 1974 in Palestina geboren, is gepromoveerd aan de University of East London en heeft drie romans in het Arabisch gepubliceerd. Ze woont en werkt in Berlijn en Jeruzalem.

Bijpassende boeken en informatie

Norah Lange – Aantekeningen uit een kindertijd

Norah Lange Aantekeningen uit een kindertijd recensie en informatie over de inhoud van het autobiografische boek van de Argentijnse schrijfster.  Op 2 februari 2023 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van het boek met jeugdherinneringen Cuadernos de infancia  van de Argentijnse schrijfster Norah Lange.

Norah Lange Aantekeningen uit een kindertijd recensie en informatie

Als het de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering lezen van Aantekeningen uit een kindertijd. Het boek is geschreven door Norah Lange. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de het boek met jeugdherinneringen van de Argentijnse schrijfster Norah Lange.

Norah Lange Aantekeningen uit een kindertijd Recensie

Aantekeningen uit een kindertijd

  • Schrijfster: Norah Lange (Argentinië)
  • Soort boek: jeugdherinneringen
  • Origineel: Cuadernos de infancia (1937)
  • Nederlandse vertaling: Lisa Thunissen
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 2 februari 2023
  • Omvang: 196 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Recensie en waardering van het boek

  • “Een van de mooiste en puurste boeken met jeugdherinneringen die ooit zijn geschreven in Latijns-Amerika, waar het genre zo’n rijke traditie kent.” (César Aira)
  • “Langes sterke, dromerige en vaak morbide observaties die lezen als ramen naar de ziel… Lange laat zien dat ze een geboren surrealist is: excentriek en obsessief onderzoekt en interpreteert ze situaties en mensen uit elliptische hoeken.” (Irish Times)

Flaptekst van het boek met jeugdherinneringen van Norah Lange

Autobiografische vignetten van herontdekte Argentijnse schrijfster.

In Aantekeningen uit een kindertijd, dat verscheen in 1937, beschrijft Norah Lange haar jeugdherinneringen van haar vijfde tot haar veertiende. Door middel van fragmenten, bijna als in een fotoalbum, creëert ze huiselijke en familiescènes in een poëtische stijl, gebaseerd op haar heldere en originele manier om naar haar verleden als kind te kijken.

Ze begint met het vertrek van het gezin uit Buenos Aires in 1910 en geeft een inkijkje in de soms magische, soms pijnlijke evolutie die ze doormaakt als dochter, beschouwer, en denker, terwijl de familie Lange ondertussen leert leven met de excentrieke kleine spion in hun midden – en vice versa. Lange beschrijft hoe ze haar oudere zus zag baden in het maanlicht, de dood van een paard, hoe ze huilde als ze op een tafel werd getild en werd gekleed als een jongen, en hoe ze tegelijkertijd lachte toen ze in mannenkleren op het dak klom om bakstenen te gooien.

In een sfeer van warme huiselijkheid laten deze aantekeningen de kindertijd in haar meest elementaire vorm zien, een tijd waarin vreugde, angst en erotiek samenkomen en botsen.

Norah Lange (1905-1972) werd geboren in Buenos Aires uit Noorse ouders. Ze was een sleutelfiguur in de Argentijnse avant-garde van de eerste helft van de twintigste eeuw en was bevriend met figuren als Jorge Luis Borges, Pablo Neruda, en Federico García Lorca.

Bijpassende boeken en informatie

Kyrian Esser – Dans, Panfilo, dans

Kyrian Esser Dans Panfilo dans recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 14 februari 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de coming-of-age roman van schrijver Kyrian Esser.

Kyrian Esser Dans Panfilo dans recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Dans, Panfilo, dans. Het boek is geschreven door Kyrian Esser. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman Dans, Panfilo, dans van de Nederlandse auteur Kyrian Esser.

Kyrian Esser Dans Panfilo dans recensie

Dans, Panfilo, dans

  • Schrijver: Kyrian Esser (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse coming-of-age roman
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 14 februari 2023
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Kyrian Esser

Speelse zoektocht naar de liefde in het moderne Europa.

Op een lome vakantie aan de Atlantische kust ontmoeten de onafhankelijke Tobias en de weifelende Wouter elkaar. De belofte van een eerste grote liefde rammelt aan de deur en laat hen in vrolijke verwarring achter. Ook als de jaren voorbijgaan en de jongens voorzichtig volwassen worden, slijt de belofte niet. Aan de hand van een speelse speurtocht door de literatuur, de schilderkunst en de stadsparken van Europa lopen ze elkaar achterna. Maar weten ze elkaar ook te vinden?

Dans, Panfilo, dans is een wervelend Walseriaans portret van de ontluikende liefde tussen twee jongens. Met de kunst als kompas en in een verrassende, theatrale stijl, wordt de lezer meegevoerd over het Europese continent op zoek naar de betekenis van verlangen in de huidige gefragmenteerde tijd.

Bijpassende boeken en informatie

Cynan Jones – Alles wat ik vond op het strand

Cynan Jones Alles wat ik vond op het strand recensie en informatie over de inhoud van de roman uit Wales. Op 12 januari 2023 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Everything I Found on the Beach van de Welsh schrijver Cynan Jones.

Cynan Jones Alles wat ik vond op het strand recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman uit Wales Alles wat ik vond op het strand. Het boek is geschreven door Cynan Jones. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman Alles wat ik vond op het strand van de uit Wales afkomstige schrijver Cynan Jones.

Recensie van Tim Donker

Te staan in grauwzaam licht, of te lopen misschien. En geen idee hebben. En voortstappen, voortstappen in dit boek. En geen idee hebben. En achter je kijken. En geen idee hebben. En voor: geen idee.

Dit boek deed iets met mijn oriëntatievermogen. Dit boek deed iets met mijn evenwichtsorgaan. Dit boek deed iets met mijn ogen.

Las ik een boek? Of keek ik een film? Ik wist het niet. Na een paar bladzijden al wist ik het niet meer.

Meestal laat ik bakens. Voor wie na mij komt. Ja, wie na mij komt dat ben ik zelf dat weet ik ook wel. Maar de bespreker is toch een andere man dan de lezer. De bespreker komt altijd later. De bespreker komt meestal te laat. Want dan is de lezer alweer vier of vijf boeken verder, en staat zijn hoofd naar hele andere dingen dan in het geheugen te graven naar een  boek dat hij vier of vijf boeken geleden las. Dus laat de lezer bakens voor de bespreker. Kijk hier eens naar, bespreker. Citeer vooral deze passage, bespreker. Zeg iets over de stijl zeg iets over de sfeer zeg iets over de dialogen misschien. Godsamme bespreker, moet ik u dan alles voorkauwen?

Dus heeft de lezer schrijfblokken. Och zoveel schrijfblokken heeft die. En ze liggen overal. Op een krukje in de kamer, op de secretaire, op de eettafel, naast de leesstoel. Want de lezer weet maar nooit waar hij zit als hij iets opschrijven wil waar de bespreker misschien iets aan heeft. En overal blaadjes, overal kladjes, overal woorden, overal doorhalingen, ja dat zoekt de bespreker maar uit hoor ik heb mijn best gedaan.

Meestal schrijft de lezer al associërend hele einden weg, vaak doet de bespreker met meer dan de helft niks. De lezer en de bespreker liggen elkaar niet zo geloof ik.

Maar dit boek? Een half a-viertje. Met veel wit. Halve zinnen. Ergens, in bibberig handschrift waaraan de twijfel valt af te lezen: is dit nu een misdaadroman?

Ja dat herinner ik me nu wel. Dat ik me afvroeg of ik een misdaadroman aan het lezen was (ah!, fijn!, de lezer en de bespreker zijn tijdelijk weer even tot één persoon geïntegreerd). Er was een bootje met een lijk en drugs, en er was een telefoon met aan de andere kant ervan een “zij”. En “zij” zijn altijd een “zij” om voor op je hoede te zijn, “zij”’s moet je altijd mijden als de pest, dat weet iedereen. Maar Hold, de hoofdpersoon in Alles wat ik vond op het strand, zoekt die “zij” juist op en de lezer zit op zijn nagels te bijten (met “de lezer” bedoel ik ditmaal een algemene lezer en niet mijzelf want ik bijt nooit op mijn nagels) (gore gewoonte), want hij vreest de ramp aan het einde van de rit.

Spanning en geweren en criminelen ja dat moet wel een misdaadroman zijn.

Of.

In het begin is Hold gewoon maar jager, visser, buitenman. Is het een avonturenroman dan misschien? Er is een jongen die een keer met Hold mee wil op zijn tochten. Hij zou alleen maar met Hold meelopen, Hold zou hem niet zelf laten schieten. Maar Cara vindt het niets.

Gaat het over relaties, strijd, machtsverhoudingen?

Maar alles dat even belangrijk lijkt, is het een bladzijde later al niet meer.

Ik dacht ook dat dit een bouwingsroman kon zijn (dat bouwen moet geloof ik eigenlijk in het Duits), een psychologische roman of een wegroman (of hoe geef je een behoorlijke Nederlandse term aan dat achterlijke “road novel”?). Of hee. Een omgevingsroman. Wat dacht je daarvan? Mag ik die term munten? Een roman waarin de omgeving een grote rol speelt, misschien zelfs een personage is.

Of is dit toch een film? Een lezersfilm. Een film voor mensen die niet van film houden.

Het is kaal. Het is grauw. Het is drukkend. Sferisch staat dit boek op eenzame hoogte.

Maar het is ook poëtisch, mooi, verwarrend, bloedspannend.

Een luttele 131 bladzijden, dat is niets, dat doe je tussen je ontbijt en de boodschappen doen. Door de cinematografische aandacht voor details (een opvliegende vogel, een over het dashboard kruipend torretje) kijk je dit boek misschien nog eerder dan je het leest; door de onverhoedse perspectiefwisselingen, de korte hoofdstukjes en het vele paginawit slik je dit boek misschien eerder nog dan je het kijkt. En op het eind weet je nog steeds niet goed wat je overkomen is. Dan weet je dat je genoten hebt van groots, zeer groots proza.


Cynan Jones Alles wat ik vond op het strand Recensie

Alles wat ik vond op het strand

  • Schrijver: Cynan Jones (Wales)
  • Soort boek: Welsh roman
  • Origineel: Everything I Found on the Beach (2011)
  • Nederlandse vertaling: Manon Smits
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 12 januari 2022
  • Omvang: 136 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij:  Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 2011 van de Welsh schrijver Cynan Jones

Terwijl hij in de koude zwarte Welshe nacht aan zijn visnetten sleurt, vindt een man bonkend tegen de rotsen de oplossing voor al zijn problemen. Eindelijk kan hij de belofte waarmaken die hij deed aan zijn beste vriend. Zijn zenuwen in bedwang houdend probeert hij te ontkomen aan het onstuitbare noodlot dat door zijn keuze in gang is gezet.

Cynan Jones schreef met Alles wat ik vond op het strand een verpletterende roman over een man die vechtend om te leven, lief te hebben en te aarden steeds verder wegdrijft van de liefde naar de donkerste randen van het mens-zijn. Exclusief voor de Nederlandstalige lezer maakte Cynan Jones een ingekorte, herziene versie van zijn roman en schreef hierbij een toelichting.

Cynan Jones is geboren in 1975 in de buurt van Aberaeron, Wales, waar hij woont en werkt. Eerder verschenen van hem De lange droogteDe burchtInham en De wetten van water. Hij stond op de long- en shortlist van talloze prijzen en won de Betty Trask Award in 2007, de Jerwood Fiction Uncovered Prize in 2014, de Wales Book of the Year Fiction Prize in 2015 en de BBC National Short Story Award in 2017.

Bijpassende boeken en informatie

Fleur Jaeggy – De waterstandbeelden

Fleur Jaeggy De waterstandbeelden Recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster. Op 9 januari 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman uit 1980, Le statue d’acqua, van de Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Fleur Jaeggy De waterstandbeelden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de Zwitserse roman uit 1980 De waterstandbeelden. Het boek is geschreven door FleurJaeggy. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman van de Italiaanstalige Zwitserse schrijfster Fleur Jaeggy.

Recensie van Tim Donker

Misschien als meden. Misschien perzen. Misschien niet bij de pakken neer. Misschien vroeger, of anders later. Misschien als duw komt tot schuif. Misschien een puntje. Misschien een paaltje. Misschien laat op de avond. Misschien als de kinderen op school. Misschien in bad, misschien onder de douche. Misschien in de achtertuin of misschien op de fiets. Als het waait. Regent. Of zon, en windstil, en een reden om in een betere wereld te geloven. Misschien als je het van verre kunt zien komen. Misschien met jeuk op onbereikbare plekken. Misschien zonder reden. Misschien zomaar. Misschien bij de eerste pot koffie van de dag. Misschien in een ander land op het strand. Misschien onder blauwe hemel. Misschien in halfslaap. Misschien dronken. Misschien als ik sta te koken, of mijn nagels knip, of de was ophang. Misschien bijtijds. Misschien veel te laat. Ooit, misschien ga ik de schaamteloosheid bereiken om me die vraag te stellen. Deze vraag: Wat is een boek? Een stompzinnige vraag, zeg nu zelf. Maar. Ik las De waterstandbeelden en het leek me een gepaste doch niet te stellen vraag. Een ongekend domme doch volslagen logische vraag. Een uiterst kinderachtige en toch tamelijk intrigerende vraag.

Met boek bedoel ik natuurlijk fictie.

Met fictie bedoel ik natuurlijk literatuur.

Met literatuur bedoel ik natuurlijk –

O, er zullen ongetwijfeld handboeken bestaan. Het zal wel vastgelegd zijn, ergens. Een of andere literatuurwetenschapper heeft zich er ooit over gebogen en hij heeft iets gezegd. Iets met plot, ontwikkeling, zoiets. Iets met personages die op het eind verder zijn dan aan het begin. Iets met mensen die op de eerste bladzijde al iets moeten willen, al is het maar een glas water. Ik weet het wel. Ik heb die klok ooit horen luiden maar het heeft me nooit een moer kunnen schelen waar de klepel hing. Wetten ontdekken waar die niet zijn, loopt altijd op potsierlijkheden uit. Aan alles valt wel te tornen. Zoals Eekhoorn al zei. In een verhaal van Toon Tellegen dat ik een paar avonden geleden nog aan mijn zoon voorlas.

Ik heb nooit een grijns kunnen onderdrukken als iemand -meestal was Peter dat- oordeelde dat iets “niet zoveel meer met muziek te maken” had, als ik weer eens zo’n soort cd had opgelegd. U kent dat soort cd wel. Geen melodie, geen ritme, soms zelfs in het geheel geen instrumenten meer. The Brutum Fulmen die acht minuten lang het oorverdovende geluid van een industriële ventilator door mijn boxen (of toen: Peters boxen) lieten knallen, die op een werkbank lichtpeertjes kapot hamerden, die het gepiep van een deur in een parkeergarage tot in het ondraaglijke versterkten. Dat heeft niet zoveel meer met muziek te maken, zei hij, zei Peter.

Ik heb me altijd afgekeerd van mensen die naar een schilderij wezen en zeiden Dat kan mijn kleine zusje ook. Klaarblijkelijk is kunst bovenal iets wat je kleine zusje niet kan. Vraag je kleine zusje wat zij niet kan en doe het dan en zie daar: je hebt kunst gemaakt.

Ik heb altijd alleen maar wrevel gevoeld als ik moest zeggen wat ik eigenlijk zo leuk vond aan die “rare boeken” die ik las, ik heb woede gevoeld bij de onderliggende suggestie dat het alleen maar aanstellerij was, dat ik alleen maar deed alsof ik die “rare boeken” leuk vond om interessant te lijken. Want volgens mij heeft dat niet zoveel meer met schrijven te maken. Zei Peter weer.

Toch vroeg ik me toen ik De waterstandbeelden las even, heel even, een kortdurend, schaamtevol, eindeloos lijkend rotmoment, af of ook ik, ik zou bijna zeggen zelfs ik, niet een iets nodig heb, een allerminimaalst iets, een allerlaatste kleine kruimel literatuurwetenschap om mee te wegen, om te zeggen Ja, dit is een boek. Het is onzin, dat weet ik ook wel. Er is alleen maar een kaft, bladzijden, er zijn alleen maar letters. Dat is alles. En met Kraakpen hadden we een keer, één nummer, de kaft zelfs afgeschaft (bijna twee decennia voordat nY dat deed, ik wil het niet zeggen maar ik zeg het toch). Dat begreep toen niet iedereen. Er waren er die dachten dat ze een incompleet exemplaar toegestuurd hadden gekregen.

Jaeggy kende ik nog van De gelukzalige jaren van tucht. Dat was een raar boek, niet? Het was de sfeer, of het was de stijl, of het was de duisternis, of het was het licht, het bleef steeds een laatste rest hebben die je niet benoemen kon. Maar ik kon nog wel zeggen dat het ging over vriendschap, dat het zich afspeelde op een kostschool, dat het jaren overbrugde, dat er twee meisjes waren, dat die zich op het eind op een andere -letterlijke en figuurlijke- plek bevonden dan aan het begin. Daar kon je in de literatuurlessen nog wel wat mee.

Over De waterstandbeelden kan ik niets zeggen. Ik kan wel beginnen over die Beeklam die standbeelden bewaart in een ondergelopen kelder van zijn Amsterdamse huis, zoals de zijflap zegt, maar De waterstandbeelden gaat niet over Beeklam en in weerwil van de titel ook niet over zijn standbeelden. Amsterdam is een plek, helaas, maar er zijn ook andere plekken. Het zou zich nu af kunnen spelen of vijftig jaar geleden of vele eeuwen geleden. Het zou een roman kunnen zijn, maar ook een theatertekst, of een -daar heb je hem weer- boeklang poëem. Maar dat kan nog allemaal. Dat verontrust mij nog niet.

Het boek is maar een luttele 110 pagina’s dik al lijkt het veel dikker. Daarmee bedoel ik dat je het in vele stoelen leest, en onder vele hemels, dat je over vele vloeren gaat terwijl je dit aan het lezen bent, dat je het gedurende vele nachten leest. Ik zat maar in één stoel. Ik las dit in één nacht uit. Maar De waterstandbeelden is rijk, maf, ontregelend, duister. De vele korte, soms zeer korte, hoofdstukjes lijken even zovele geschilderde gruwelijkheden ofnee het zijn geen gruwelijkheden maar ze lijken het slechts. Of. Ja. Nee. Ik weet het niet. Je hebt de indruk dat je naar iets pijnlijks kijkt, dat alles zich afspeelt onder onheilszwangere luchten, er is iets mis aan het gaan maar je kunt niet zeggen wat, straks gaat hier zich iets bijzonder ellendigs afspelen maar dat straks komt nooit. De personages zijn die van Beckett of die van Joyce of die van Poe of die van De Sade of gewoon die van Jaeggy.

Maar dat kan nog allemaal. Dat verontrust mij nog niet.

Het perspectief wisselt, de taal vervreemdt, er is een gesprek met een kraai, personages komen uit de lucht vallen, er zijn onnavolgbare monologen, pinteriaanse dialogen, misschien is het één lange hallucinatie, zomwijlen bijkans hermetische tekstbrokjes die door de aarde zelf opgerocheld lijken te zijn, er is onderkoelde humor: “Als hij zei dat het een prachtige ochtend was, dan leek zijn toon eraan toe te voegen dat het betreurenswaardig was dat ochtenden prachtig waren.”; “ze was even lang als de kasten in haar huis hoog waren.”; “Snel, droogjes en verstrooid hadden de twee mannen amper tijd om met elkaar kennis te maken of ze waren het al eens, twee kieskeurige boompjes, die vanbinnen blij dat ze het snoeien hadden overleefd.”; “Beeklam stond weer op straat. De stad leek hem vaag en ver weg, er hing een geur van natte bloemen. Twee meisjes sloegen elkaar, het ene gebruikte haar vuisten, het andere een rood parapluutje. Hij waardeerde de elegante bedrevenheid van het brute geweld.”- naja geen dijenkletsers nee maar iets dat even een tik tegen de werkelijkheid geeft zodat de werkelijkheid scheef komt te hangen en zulke tikken zijn toch altijd weer goed voor een halve of misschien zelfs hele grijns op mijn gezicht.

Maar dat kan allemaal nog. Dat verontrust mij nog niet.

(Peter zou zeggen dat dat volgens hem niet zoveel meer met humor te maken heeft)

(Peter zei dat ooit daadwerkelijk dat iets volgens hem niet zoveel meer met humor te maken had. Dat ging over de zanger van Hallo Venray die ooit, op een of ander festival, meest vermoedelijk Pinkpop, was opgekomen op een pogostick. Peter beschreef me die scéne en voegde daaraan toe: Dat heeft volgens mij niet zoveel mee met humor te maken. Vroeg ik: Was dat als humor bedoeld dan?)

(& vooral dan dat dat parapluutje rood is)

Pas die allerminimaalste kruimel die Jaeggy me liet heroverwegen, deed het boek branden in mijn vingers. Die allerminimaalste kruimel was peteriaans geformuleerd: Heeft dit volgens mij nog wel wat met betekenis te maken?

Fragmentarisme, dat ken ik.
Tijdloosheid (als in: niet onomstotelijk situeerbaar in een duidelijk herkenbare tijd), dat ken ik.
Geen vaste hoofdpersonen, dat ken ik.
Van vorm veranderen, dat ken ik.
Een onduidelijke plot, of misschien zelfs de totale afwezigheid daarvan – dat ken ik.
Maar het betekende altijd nog wel iets. Iemand stond op, iemand ging zitten. Iemand vond iets, iemand voerde een telefoongesprek. Iemand dronk wijn, iemand dacht aan iemand anders. Iemand viel voor de tweede keer. Hoe die Jozef en die Maria dat grootgebracht hebben hè, je verstaat het niet.

Ik las De waterstandbeelden niet in één nacht uit. Ik deed er meerdere dagen over. De stoel en de vloeren en het plafond waren wel dezelfden, dat wel. Al waren zij dat op een ander nivo ook niet. Dit is ook geen in éénnachtuit-boek. Dit hier is een taje lees. Ik vond mij geregeld terug, in mijn leesstoel, hologig naar de bladzij starend, mompelend Wat heb je nu zojuist gelezen, Donker? – en dan het antwoord moeten schuldig blijven (nee, dat is niet waar, ik adresseer mijzelf nooit bij mijn achternaam). De waterstandbeelden telt vele zinnen die ik drie, vier, vijf keer moest herlezen om ergens in het duister toch nog zoiets als kontoeren te ontwaren. Bijvoorbeeld: “Alles wat vluchtig is voelde als haar eigendom, ofschoon haar dagen elders rondzwierven, waar geen heerschappij bestaat, waar de volmaaktheid geen erfgenamen heeft.”

Zo’n zin dus. En ik lees dat. En dan lees ik het nog eens. En dan nog eens. En nu heb ik hem zelfs overgeschreven. En ik lees, en ik schrijf over, en ik denk Staat daar iets? Betekent dat iets? Zegt het iets? Delen van die zin vind ik erg mooi. “haar dagen elders rondzwierven, waar geen heerschappij bestaat”, dat vind ik mooi, aan het woord “ofschoon” heb ik al sinds mijn vroegste jeugd een enorme hekel (net zoals aan “een poos”, of “dikwijls”, die haat ik ook al sinds mijn kleutertijd); “waar de volmaaktheid geen erfgenamen heeft” vind ik een beetje te gezwollen en “Alles wat vluchtig is voelde als haar eigendom” doet me dan weer te ijl aan, iets waar een bandje als Dead Can Dance mee af zou kunnen komen en dat is niet bedoeld als compliment. Maar het is een zin, en het staat in dit boek, en zinnen als deze deden me dat laatste kruimeltje vastpakken en van dichtbij bekijken. Moet een zin wel iets betekenen, en dan bedoel ik iets buiten die zin zelve. Kunnen zinnen geen “loutere” poëzie zijn, een taal die alleen nog maar naar zichzelf verwijst? Ben ik, juist ik, niet erg afkerig van X verwijst naar Y en Z naar A? Want zou je ommers A bedoelend niet liever ook A schrijven? Wat geen pleidooi is tegen poëtisch taalgebruik, hooguit tegen literair snobisme (ik heb het hier over die werken die je pas ten volle kunt begrijpen als je de bijbel, de Griekse en Germaanse mythologie, de Oosterse filosofie en de gehele wereldgeschiedenis van buiten kent). Mag een zin misschien niet gewoon een moje zin zijn, ook zonder dat je zou kunnen promoveren op die zin?

Dan denk ik aan “In het mooiste uur van de nacht veranderde koelte in treurnis.”. Staat daar iets? Nee. Ja. Ik weet het niet. Misschien is het zwanger van oneindig veel betekenissen. Misschien betekent het niets anders dan dat in het mooiste uur van de nacht de koelte in treurnis veranderde. Koelte verandert wel vaker in treurnis. Wel. Ja. Ik vind het vooral een hele moje zin. Op dit uur van de ochtend, met kaneelkoffie in mijn kop en Ornette Coleman in de speler is een hele moje zin meer dan genoeg. Op dit uur van de ochtend mag een boek best dat zijn: een verzameling hele moje zinnen, een stuk of wat verstillende beelden, vervreemding, duisterheid & dingen die absurd zijn. Ik heb De waterstandbeelden mooi gevonden. Een mooi boek, koffie en Coleman. Niks meer is er nodig om een regenachtige ochtend prachtig te maken.


Fleur Jaeggy De waterstandbeelden Recensie

De waterstandbeelden

  • Schrijfster: Fleur Jaeggy (Zwitserland)
  • Soort boek: Italiaanse roman uit Zwitserland
  • Origineel: Le statue d’acqua (1980)
  • Nederlandse vertaling: Hilda Schraa
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 9 januari 2023
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1980 van Fleur Jaeggy

Familie, obsessie en rijkdom samengebracht door de meesterstilist.

Zelfs in het bepaald niet weelderige oeuvre van Fleur Jaeggy is De waterstandbeelden een bijzonder eigenaardig boek. Deze vroege roman, wrang van eenzaamheid en vol vervreemde emotionele armoede, is gedeeltelijk gestructureerd als een toneelstuk: de dramatis personae omvatten de verschillende familieleden, vrienden en bedienden van een man genaamd Beeklam, een rijke kluizenaar die standbeelden bewaart in de ondergelopen kelder van zijn Amsterdamse huis, waar herinneringen beven in traag licht en het omringende water ondergronds naar het IJ wordt gelokt.

De waterstandbeelden, opgedragen aan Ingeborg Bachmann en uitgewerkt in Jaeggy’s sobere maar diamantscherpe stijl, levert – met zijn verzameling getroebleerde maar verwante zielen – een onuitwisbaar beeld van de drassigheid van het leven.

De Zwitsers-Italiaanse schrijfster Fleur Jaeggy (31 juli 1940) werd in Zürich geboren. In 2019 verschenen van haar in vertaling de verhalenbundel Ik ben de broer van XX en de roman SS Proleterka, die op de shortlist van de Europese Literatuurprijs stond. De gelukzalige jaren van tucht, haar bekendste roman, die bekroond werd met de Premio Bagutta, verscheen in 2021 bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

Huub Beurskens – Alle gedichten

Huub Beurskens Alle gedichten recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 9 maart 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik het boek met de verzamelde gedichten van Huub Beurskens.

Huub Beurskens Alle gedichten recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Alle gedichten. Het boek is geschreven door Huub Beurskens. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen van het boek met de verzamelde gedichten van de Limburgse dichter en schrijver Huub Beurskens.

Huub Beurskens Alle gedichten recensie

Alle gedichten

  • Schrijver: Huub Beurskens (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 9 maart 2023
  • Omvang: 880 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 49,90
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek met de verzamelde gedichten van Huub Beurskens

In 1975 verscheen de debuutbundel van Huub Beurskens, Blindkap, en in de achtenveertig jaar die sindsdien zijn verstreken zijn vele bundels gevolgd, waarvan Aapnek tussen de ladyshaves uit 2019 de laatste is. Al deze bundels, handelsedities, exclusieve bibliofiele edities en uitgaven in eigen beheer, zijn verzameld in dit kloeke boek, waardoor de lezer de gelegenheid krijgt alle poëzie van Beurskens tot zich te nemen, die hele wereld vol geuren, kleuren, smaken en vooral klanken, die wereld vol nieuwvormingen en archaïsmen, dartelheid en ernst.

Huub Beurskens (Tegelen, 18 februari 1950) publiceerde bij Koppernik in 2015 de roman Wachten op een vriend en was in 2016 ghostwriter van de novelle Nietsdankussen van Cinthia Winter. In 2017 verscheen zijn veelgeprezen roman Eindeloos eiland, die genomineerd werd voor de ECI-literatuurprijs. In januari 2018 verscheen de dichtbundel Gedurig nader. Onlangs kwam de roman Steyler uit. In maart 2020 verscheen de novelle De straffeloze.

Hij kreeg onder meer de Herman Gorterprijs, de Jan Campertprijs en de vsb Poëzieprijs.

Bijpassende boeken en informatie

  • Nederlandse dichters

Wessel te Gussinklo – Aangeraakt door de goden

Wessel te Gussinklo Aangeraakt door de goden recensie en informatie over de inhoud van het autobiografische boek met essays uit 2003. Op 9 februari 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernink de herdruk van het boek van de Nederlandse schrijver Wessel de Gussinklo.

Wessel te Gussinklo Aangeraakt door de goden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Aangeraakt door de goden. Het boek is geschreven door Wessel te Gussinklo. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek van Wessel te Gussnklo dat voor het eerst verscheen in 2003.

Wessel te Gussinklo Aangeraakt door de goden Boek uit 2003

Aangeraakt door de goden

  • Schrijver: Wessel te Gussinklo (Nederland)
  • Soort boek: autobiografisch boek
  • Uitgever heruitgave: Koppernik
  • Verschijnt: 9 februari 2023
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het autobiografische boek uit 2003 van Wessel te Gussinklo

Herdruk van een van de hoogtepunten uit zijn oeuvre.

In een obsessieve, borende stijl roept Te Gussinklo de gedachtewereld op van de jongen die hij ooit was, op weg naar volwassenheid. In de benepen gereformeerde omgeving voelt hij zich een melaatse, een vijand van alle mensen. Hij walgt van hun sociale aangepastheid. Voor hem is elk contact een duel.

Dan ontdekt hij Sartre. Thuis vindt hij, een vakantie lang door diens boeken bladerend, de halfbegrepen woorden die hem definitief een voorsprong zullen geven op zijn leeftijdgenoten. Ze komen om raad bij hem, ze laten zich imponeren. Eindelijk heeft hij een effectieve strategie gevonden om zich tegenover de anderen staande te houden.

In de jaren daarna raakt hij in de ban van Harry Mulisch. Koortsachtig leest hij diens eerste verhalen en romans. Hij spiegelt zich aan de helden die weigeren een compromis te sluiten met de onttoverde wereld van de volwassenen.

Te Gussinklo herleest het werk dat hem tussen zijn zestiende en vijfentwintigste jaar tot op het bot raakte: de evocatie van wat hem in die tijd bezielde gaat vergezeld van vlijmscherpe en persoonlijk geëngageerde interpretaties van het werk van zijn idolen van toen.

Bijpassende boeken en informatie

Tarek Eltayeb – Hier loopt niemand achter iemand aan

Tarek Eltayeb Hier loopt niemand achter iemand aan recensie en informatie over de bundel met poëzie van de Egyptische dichter. Op 10 december 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de bundel de met gedichten van de Egyptische dichter Tarek Eltayeb. Naast de Nederlandse vertaling zijn ook de originele gedichten in het Arabisch opgenomen.

Tarek Eltayeb Hier loopt niemand achter iemand aan recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Hier loop niemand achter iemand aan. Het boek is geschreven door Tarek Eltayeb. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bundel met poëzie van de Egyptische dichter Tarek Eltayeb.

Tarek Eltayeb Hier loopt niemand achter iemand aan Recensie

Hier loopt niemand achter iemand aan

  • Schrijver: Tarek Eltayeb (Egypte)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Nederlandse vertaling: Lore Baeten
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 10 december 2022
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 14,00
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Tarek Eltayeb

Eltayeb studeerde aan de Ain Shams Universiteit in Cairo en aan het Instituut voor Economische Filosofie van de Universiteit van Wenen. Hij werkte en leefde in Egypte en in het Noorden van Irak. Momenteel doceert hij aan drie universiteiten in Oostenrijk. Hij schreef romans, kortverhalen, theater en poëzie.

Voor de tweetalige uitgave Hier loopt niemand achter iemand aan vertaalde Lore Baeten een kleine selectie uit zijn gedichten. De publicatie van de bundel is een initiatief van Koppernik en Paul Verrept, naar aanleiding van de nominatie voor De Bronzen Uil van diens boek Brandingen en de presentatie op Het Betere Boek, georganiseerd door het Willemsfonds vzw.

Bijpassende boeken en informatie