Nastassja Martin Geloven in het wild recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 2 maart 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van het Arctische reisverslag Croire aux fauves, van de Franstalige Zwitserse antropoloog en schrijfster Nastassja Martin.
Nastassja Martin Geloven in het wild recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden Geloven in het wild. Het boek is geschreven door Nastassja Martin. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het antropologische Arctische reisverslag van de Zwitserse schrijfster Nastassja Martin.
Recensie van Tim Donker
Je weet niet wat het is. Nog altijd niet. Ook niet nu je zit, met dat ellendige nu nog lege scherm voor je weet je het niet en je hebt niet de illusie dat je het weten zal als het scherm gevuld is.
Je weet wel vaker niet wat het is. Dat is het punt niet. Meestal is het een goed ding dat je het niet weet, en dat is dan alvast iets. Want je gaat er iets over zeggen uiteindelijk. Dat is wat je doet. Je leest dingen, daar zeg je iets over. Misschien zijn er anderen die daar kennis van nemen, misschien niet. Maar je gaat er iets over zeggen. Ook als je niet goed weet wat het is.
Dan zeg je dat je niet goed weet wat het is, en dat dat een goed ding is. Of je praat er maar zo’n beetje rond. Je schrijft er maar zo’n beetje naast. Ook dat is goed. Je wist niet wat je las, en je weet niet wat je geschreven hebt. Dat klopt dan toch.
Maar dit keer weet je het niet en weet je ook niet wat het niet weten zeggen wil. Je bent bijna genegen te denken dat dit een van de weinige keren is dat het niet het goede ding is dat je het niet weet. Je bent bijna genegen te denken dat je in dit geval had moeten weten wat het is, en dat er ergens iemand in gebreke is gebleven omdat je het niet weet.
En dan zit je daar maar. Met dat ellendige nog altijd vrij lege scherm voor je. En dat boek ernaast. Je kijkt naar het scherm, je kijkt naar het boek. O. Je wist wel wat je dacht dat het ging zijn. Je dacht dat het veel ging zijn, je dacht dat het alles ging zijn. Je dacht dat het leesstoelnagelend goed ging zijn, je dacht dat het je onthutst, naar adem snakkend, vervuld van schoonheid ging achterlaten – misschien iets als geluk. Dacht je. Want ga maar na. Die uitgever alleen al. Dat sirkeltje met dat puntje in, is je al haast een kwaliteitszegel geworden. Een stempel. Een merkteken. Dat wat spreekt en zegt let op lees dit zet u neder zwijg stil en lees. Koppernik. Blinde aanschaf gerechtvaardigd. Toch? Is wat je dacht.
En dan: Franse antropologe overleeft berenaanval ergens in het uiterste oosten van Rusland terwijl ze onderzoek doet naar de cultuur van de Evenen. Dan denk je rauw. Dan denk je overleven. Dan denk je bittere kou. Dan denk je hutje in de sneeuw. Dan denk je sprookje en nachtmerrie en vuur en vodka. Maar ook denk je natuurvolkeren en filosofie en Rousseau en Ivan Illich en de naakte essentie.
En het achterplat zei “hypnotiserend” en meestal luister je niet naar wat het achterplat zegt maar dit keer dacht je ja en dacht je poëzie en dacht je koortsdroom en dacht je woorden die je overspoelen woorden die overal zijn woorden die je niet meer wegdenken kunt.
Dat dacht ik toch, toen ik me weer uit jij had gedacht (& ach die eerste je was alleen maar daar om niet met ik te beginnen), en dat zou dit boek gaan zijn voor mij. En in zekere zin is Geloven in het wild dat zeer zeker ook gebleken. Al deze dingen. En nog iets.
Dit boek van de mij voorheen volslagen onbekende Nastassja Martin vond ik een tikje bipolair. Misschien reflekteert dat prima de modus waarin Martin zich bevond toen zij Geloven in het wild schreef doch langs de andere kant kan ik me niet voorstellen dat zij op loutere psiko-analyse uit geweest is.
In ieder geval was het niet waar ik op uit was: ik wou gewoon een boek lezen. Een boek, dat geef ik toe, dat ik almeteens opzadelde met mijn torenhoge verwachtingen; zie daar maar waar te maken. Ik dacht dat het me zou grijpen op bladzijde één om me pas weer los te laten op bladzijde 147. Dat deed het niet. En niet alleen maar omdat het boek pas begint op bladzijde negen.
Het is taal, dacht ik. Een boek dat zozeer onderzoek is naar volk, naar natuur, naar geografie, naar zichzelf, is voornamelijk taal. Is ook wat Geloven in het wild is – meer taal dan gebeurtenis. O. Een berenaanval is gebeurtenis, een berenaanval is heel erg gebeurtenis – maar de berenaanval is alleen maar wat dit in gang heeft gezet. En de rest is taal. En net die taal laat het bij momenten afweten. Raakt los, valt op de grond en breekt. Waardoor dat wat goed is, tegelijkertijd één barst teveel vertoont.
Neem:
“In Tvajan is het aloude idee dat mannen jagen en vrouwen koken een volstrekt fabeltje, een aardig verzinsel van westerlingen om trots te kunnen zijn op de evolutie van hun samenleving en het overstijgen van de veronderstelde geslachtsrollen. Hier kan iedereen alles. Jagen, vissen, koken, wassen, vallen zetten, water halen, bessen plukken, houthakken, vuur maken. Om elke dag in het bos te kunnen leven is de uitwisselbaarheid van rollen een must; de voortdurende mobiliteit van iedereen, hun dagelijkse nomadisme impliceert dat je op elk moment alles moet kunnen omdat overleving letterlijk afhangt van gedeelde vaardigheden wanneer een familielid afwezig is.”
Hoe mooi ik dit wil vinden. Ik wil dit zo mooi vinden. Want het zegt dat de klassiek geachte man/vrouw-rollen dus helemaal niet hun rechtvaardiging vinden in één of andere biologiese oergrond (vrouwen nesten en mannen jagen), maar pas een achteropkomend kultureel en misschien zelfs relatief nieuw verzinsel zijn; Martin toont overtuigend genoeg aan dat het als het op overleven aankomt helemaal niet handig is om maar één truukje te kunnen. Ik heb altijd getwijfeld aan de juistheid van louter op sexe gebazeerde kwalifikasies; zijn we niet veeleer mens, dier, overlevingsmasjienes en pas als er verder niks meer te doen is zoiets als “man” of “vrouw”? En keer na keer wil ik over deze woorden heen gaan maar keer na keer struikel ik, en val.
Waarom moet daar “een must” staan bijvoorbeeld, terwijl er toch veel beter “een vereiste” of “een noodzaak” of “onmisbaar” had kunnen staan. En Gode weet hoe ik gruw van dat overmatige gebruik van “letterlijk”, ik dacht dat alleen pubers en youtubers zich daaraan bezondigden, ik had het van een schrijver, of althans van een intelligente schrijver, niet verwacht. Letterlijk niet gebruikt als het tegenovergestelde van figuurlijk maar als armzalige nadrukgever, de zwakheid van het uitroepteken geslagen tot een zwak woord. En ik zou willen wijzen kunnen, ik zou zo graag wijzen naar Peter Bergsma, ik zou zo graag kunnen zeggen dat dit vertaalarmoede is. Dat er in het Frans geen “must” stond; en dat daar verderop een woord stond dat zich heel goed kon laten vertalen met een ander woord dan dat vermaledijde “letterlijk”. Maar dan zou Bergsma echt wel een heel slechte vertaler zijn, want helaas der helazen vallen er best een hoop kliesjees te rapen in Geloven in het wild. Kliesjees als “erdoorheen zitten”; “speling van het lot”; “bruggen tussen werelden” zijn misschien een antropoloog niet maar een schrijver wel onwaardig. En Martin is naast antropoloog ook schrijver.
Bipolair zeg je?
Of zeg gespletenheid misschien.
Gespleten tussen wetenschap en literatuur. Hum. Hoor mij. Maar toch, elders en verder schrijft Martin de sterren van de hemel: mooi, meanderend, poëties, wild, hevig, organies; elders en verder ook is dit boek, dit Geloven in het wild helemaal dat poëtiese, dromerige, nachtmerrie-achtige, bedachtzame, hypnotiserende, koortsige, sprookjesachtige, wonderlijke, harde, rauwe boek dat ik ervan verwacht had. Vandaar dat ik bipolair, dat ik gespleten zeg.
Je kon gemakkelijk beweren dat het kwam door de hoeden. Maar dat zou te simpel zijn, en een kliesjee op zich. Al zijn kliesjees niet per se onwaar. Maar het is niet slechts de overlap waar het hier hapert. Literatuur en wetenschap; de antropoloog en de schrijver. Ineens dacht ik aan Stephen Jay Gould en er gaan toch echt wel dagen voorbij dat ik niet aan hem denk. Ik dacht aan non-overlapping magisteria, ik dacht aan demarkatie. Raken literatuur en wetenschap elkaar niet of wel, of misschien ergens aan de randen; kan wetenschap literatuur zijn; is dit boek essay of proza en maakt dat uit?, het maakt uit als het haperen gaat misschien als je nog steeds niet weet wat het is nu met dit al zeker niet meer leeg te noemen scherm, of het maakt geen donder uit en het is ook niet dit, alleen dit, wat me Geloven in het wild bipolair deed noemen.
Ook op inhoudelijk vlak stombelt het boek een weinig. Zwabber is het pad. Martin neemt veel op de schop, en eigenlijk zou ze alleen daarom al de nobelprijs moeten krijgen. Met haar anti-speciësistische, animistische, emancipatoire en mystieke vertogen laat de Martin de lezer nadenken over alle te haastig getrokken scheidslijnen, zoals die tussen mens en dier, bezield en zielloos, man en vrouw, droom en werkelijkheid. Je zult er, dit boek lezend, achter komen dat je toch niet zo ruimdenkend bent als je altijd gedacht hebt, en dat ook in jouw wereldbeeld nog vele nuanceringen aan te brengen zijn. Ten dele moet de lezer hier afscheid nemen van zichzelf, en dat is pijn, maar heilzame pijn misschien.
Vooral jij, westerling. Met je welstand en je scholen en je ziekenhuizen. Je denkt altijd dat het hier zoveel beter is dan daar. In die andere streken waar je zeker niet in een ziekenhuizen moet komen te liggen. Maar na de obskure ziekenhuizen waar Martin in allerlei uithoeken van Rusland verbleef, begint de nachtmerrie in het bureaucratiese Frankrijk pas goed. Niet alleen de foute en elkaar tegensprekende diagnoses zijn haar een last; ook het feit dat ze er, jawel “psychische begeleiding” krijgt. Een gesprek met de afdelingspsycholoog zou om te lachen zijn als het niet zo treurig was. Ze vraagt hoe Martin zich voelt, “psychisch”. Het antwoord van Martin: “verscheurd, gebroken, ingekerfd” maar “levend” bevalt de afdelingspsycholoog niet: “Maar hoe voelt u zich echt? […] Want weet u, ons gezicht is onze identiteit.”
Ja, dat is u, westen, dat is psychologie. De kleinheid, de bekrompenheid, de lompheid. En Martin die daar ligt, met haar door de berenaanval gehavende gezicht. Maar haar gedachten zijn niet gehavend: “Ik zou haar willen uitleggen dat ik om dit eenduidige, eenvormige en eendimensionale identiteitsidee te ondergraven al jarenlang verhalen verzamel over meervoudige persoonlijkheden die in een en hetzelfde lichaam kunnen huizen. Ik zou haar ook willen zeggen hoeveel kwaad zo’n uitspraak kan aanrichten wanneer degene tegenover je nu juist datgene is kwijtgeraakt wat, zo goed en zo kwaad als het ging, een soort uniciteit weerspiegelde en zichzelf opnieuw probeert vorm te geven met wat er nu anders is aan haar gezicht. Maar ik houd het voor me.” Uiteindelijk is het enige dat ze zegt: “Ik geloof dat het ingewikkelder is.” en een fraai staaltje galgenhumor: “Gelukkig kunnen de ramen van de kamers niet open – een verloren identiteit is een hard gelag voor een verminkte.”
En ik lach en ik huil en ik tandenknars.
En ik denk aan een meisje op de mavo, een van die akelige wijven, met hun haar en hun brommer en hun sigaret en hun tig jaar oudere vriendje, en hoe zij een auto-ongeluk had gehad met dat tig jaar oudere vriendje, en in de jaren daarna, haar door glasscherven gehavende gezicht, en hoe ik haar toen mojer en liever vond dan daarvoor, en een gesprekje op de gang toen zij terugkwam van het kopiëerhok en ik naar de direkteur moest omdat ik eruit gestuurd was, en dat ik niet wist dat glasscherven dat met iemand konden doen.
En ik dacht aan Levinas. En het gelaat. En de ander.
En dat zijn dan de goede momenten. En die zijn er veel. Maar er is ook:
“Beren kunnen er niet tegen om mensen in de ogen te kijken, omdat ze daarin de weerspiegeling zien van hun eigen ziel.”; “De onderkant van het gezicht, de menselijke kern van de dieren, is wat de beer ziet in de ogen van degene die hij niet zou moeten aankijken; dat is wat mijn beer in mijn ogen heeft gezien. Zijn eigen stukje mens; het gezicht onder zijn gezicht.” –
en gadsie bah. Hoe freudiaans, hoe antropocentrisch, hoe klein; ja hoe alles waartegen dit boek juist lijkt te willen ageren! Hoe is een mens mens voor een beer eigenlijk; is een mens niet veeleer een ander dier voor een beer of misschien nog: gewoon niet-beer. Ik weet het niet. Dit was een van de momenten. Van overgang, zeg bipolair, zeg gespletenheid. Genie het ene moment. Dan weer – zinledig geklets.
Zo is Geloven in het wild niet het hele boek lang op de toppen van zijn kunnen. Of: niet altijd wat je ervan gehoopt had. Zoals een vakantie. Of een etentje in een hoog aangeschreven restaurant. Of die moje wijn die je nog had staan. Of zo’n boek waarvan je net iets meer verwacht had.
Geloven in het wild
- Schrijfster: Nastassja Martin (Zwitserland)
- Soort boek: reisverhaal
- Origineel: Croire aux fauves (2019)
- Nederlandse vertaling: Peter Bergsma
- Uitgever: Koppernik
- Verschijnt: 2 maart 2023
- Omvang: 152 pagina’s
- Uitgave: paperback / ebook
- Prijs: € 19,50 / € 9,99
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Flaptekst van het boek van Nastassja Martin
Fascinerend en poëtisch verslag van een bijna fatale ontmoeting met een beer.
Op een van haar onderzoeksreizen naar het Russische schiereiland Kamtsjatka, valt Nastassja Martin steeds meer samen met de door haar onderzochte cultuur van de Evenen. Alle waarschuwingen van de lokale bevolking in de wind slaand zoekt ze de confrontatie op met het dierenrijk. De animistische cultuur die ze als wetenschapper onderzoekt, ondergaat ze nu aan den lijve. De grenzen tussen het wilde dier en haarzelf vervagen. Na een eindeloze reeks operaties in Russische en Franse ziekenhuizen rest de hoofdpersoon slechts één hindernis tot volledig herstel: de wildernis en haar nieuwe identiteit als medka, half mens, half beer, ondergaan.
Nastassja Martin is geboren in Grenoble in 1986. Ze is antropoloog en gespecialiseerd in arctische bevolkingen. Geloven in het wild ontving de Prix Joseph Kessel, de Prix François Sommer en de Prix du livre de Réel, en is in meer dan tien landen vertaald.