Tag archieven: Judith Herzberg

Judith Herzberg dichteres en toneelschrijfster gedichten, poëzie, toneel en andere boeken, recensie, boekbespreking en informatie.

Judith Herzberg (4 november 1934, Amsterdam) debuteerde in 1961 met haar eerste gedichten in Vrij Nederland. In 1963 verscheen haar eerste bundel, Zeepost. Hierna volgden onder meer Beemdgras (1968), Strijklicht (1971) en Zoals (1992). En verder bij De Harmonie verscheen onder andere Wat zij wilden schilderen (1996), Soms vaak (2004), Het vrolijkt (2008), Klaagliedjes (2011), Liever brieven  (2013), Vormen van gekte (2018) en Sneller langzaam (2022).

Vanaf het begin van de jaren zeventig volgden toneel- en tv-stukken, filmscripts en teksten voor musicals. Herzberg schreef onder andere het scenario voor Charlotte, een film van Frans Weisz over het leven van de in Auschwitz vermoorde schilderes Charlotte Salomon.

Er bestaat veel waardering voor de poëzie van Herzberg. De bloemlezing Doen en Laten (Rainbow Pocketboeken) behoorde in 1994 tot de honderd beste boeken.

Judith Herzberg – Kneedwezens

Judith Herzberg Kneedwezens recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse dichteres. Op 4 november 2024 verschijnt bij Uitgeverij De Harmonie het boek met nieuwe gedichten van Judith Herzberg. Hier lees je informatie over de inhoud van de dichtbundel, de dichteres en over de uitgave.

Judith Herzberg Kneedwezens recensie van Tim Donker

Poëzie slaagt er als één van de zeer weinige media in onaangeroerde lagen in uw diepste innerlijk aan te boren, maar bij het spreken over poëzie vervalt een mens al te gemakkelijk in herhalingen. Dan belandt Kneedwezens van Judith Herzberg op mijn recenseertafel, en daar ga ik weer. Dan ben ik terug tien, en ik woon weer in de Oudartstraat in Stiphout. Waar het allemaal begon. Mijn oudste zus zat in die dagen in een poëzieclubje. Poessieklup, zo spraken ze dat uit. Dat vond ik aanstellerig. Af en toe liet ze foto’s zien die gemaakt waren op de “poessieklup” en naar die beelden te oordelen uitte de “poëticale beleving” zich nogal eens in verkleedpartijen en andere carnavaleske ongein. Dat vond ik bedenkelijk. Niettemin ging er iets van uit. Iets raars ging ervan uit. Iets van heilige huisjes en het schoppen daartegen ging ervan uit. Iets onaangepasts ging ervan uit. Ja, iets verbodens misschien wel. Dingen die hoorden, dacht ik, als je ermee op wilde houden kind te zijn. Het trok me. Ja het trok me geweldig. En ze deden in hun “poessieklupje” ook nog daadwerkelijk aan poëzie ook, ze lazen het zelfs. Dat moest iets zijn, zulke dunne boekjes die kennelijk rechtstreeks in verbinding stonden met alles dat ver voorbij de gekende, brave, geordende wereld lag. God ja. Dat moest iets zijn. Ik had mijn oudste zus zien zitten met zo’n boekje, gewoon bij ons thuis, in onze allerdagdagelijkste zitkamer, op de bank. Beemdgras heette het. Ik kon me al geen voorstelling maken van het soort gras dat beemdgras zou moeten zijn, zou dat een heel ander soort gras zijn dan dat van ons gazonnetje achter het huis? Ik moest. Ik dacht. Ik wilde. Ik dacht te moeten willen. Ik wilde moeten denken. Als Beemdgras niet in haar handen was, dan lag het op haar kamer, op haar buro, dat had ik zelf gezien toen ik haar een keer kwam halen omdat het eten klaar was. Toen mijn oudste zus op een zaterdag niet thuis was, toen er zelfs niemand thuis was, dacht ik dat Beemdgras eens te kunnen lezen. Ja, u heeft gelijk. Ik had het misschien ook gewoon kunnen vragen aan mijn zus. Maarja. Ik associeerde poëzie met schimmigheid, met volwassenheid, met een prikkelend soort van onbehoorlijkheid, en voor een kind kon daar alleen maar een heimelijke benadering bij passen. Dus ik sloop. Er was niemand thuis, maar ik sloop. Want het moest heimelijk, weet u nog, dus ik moest wel sluipen. En ik sloop, en ik opende de deur van haar kamer, en op mijn tenen ging ik naar haar buro, en toen het lezen. Een beetje kijken een beetje bladeren een beetje lezen. Het bood echter weinig dat een sluipgang rechtvaardigde. Het was niet verboden, of subversief, of anarchisties, of opruiend. Of wat dan ook. Het was verdomme niet eens onbegrijpelijk! Was dit het nu dat mensen aanzette om met maffe hoedjes op en gekke jasjes aan op een foto een zot bakkes te trekken?

Ik denk dat het Bert Keizer was die filosofie vergeleek met een onneembare vesting, die jonge mensen wel aantrok maar vervolgens nauwelijks toegang gaf. Wie met een ongeoefend brein immers een willekeurige filosofische “klassieker” gaat lezen, zal er immers doorgaans bitter weinig van begrijpen. En je wil wel, want je wil vat op de wereld, vat op het bestaan, het interesseert je wat anderen daar zoal over dachten en schreven, maar wie zal je leiden, wie zal je wegwijs maken, hoe kun je ophouden als een blindeman door deze gangen te stommelen? Ik had als kind geprobeerd de onneembaarheid van de  vesting “poëzie” te slechten, maar die Herzberg had me eenvoudigweg de deur uit gegooid. Poëzie bleef me trekken, maar sudderend, diep binnenin, en het zou lang duren vooraleer K. Schippers’ Een leeuwerik boven een weiland me voorgoed omver kegelde: pas op mijn vijfentwintigste, met dit boek op mijn schoot, in een trein van nergens naar ergens, wist poëzie mijn hart helemaal winnen. Totaal. Integraal. Fenomenaal. Het zou oneerlijk zijn te beweren dat deze vijftienjarige vertraging te wijten is aan Judith Herzberg. Toch begon ik niet zonder rancune aan Kneedwezens. Ik had dan wel Jo gelezen, en ook wel goed gevonden, maar Jo was geen poëzie. Zelfs Bijna 90 Hopla’s dat ik ook las, zelfs dit jaar nog, zou ik geen poëzie noemen, geen echte poëzie toch, en bezijden: meer dan “wel aardig” had ik Bijna 90 Hopla’s sowieso niet gevonden. Zodus. En daarom. Dierhalve. Is. Kneedwezens de eerste poëziebundel van Herzberg die ik ging lezen sinds ik zesendertig jaar geleden op grond van een vluchtig doorbladeren van Beemdgras haar ganse poëzie-oeuvre afwees. En waarom een mening zesendertig jaar lang volhouden om hem niet meteen weer te kunnen bevestigen?

Kon ik ook maar minder klaar zijn voor deze omwoeling?

Kon ik.

Kon de oceaan.

Konden de dingen, en hoe die gaan. En ze lopen ziend. Kon ik. Was ik. Wist ik veel mensen.

Wist ik van –

de idee van kneedwezens alleen al. Dat komt uit Leedvermaak, dat is een toneeltekst (als is Rijgdraad) (als is En / of) (& enten eller dacht ik kleinstwijltjen lang) (hallo bert keizer) (of ook Dat het ’s ochtends ochtend wordt) (waarom weet ik niet maar ik las daar in de eerste instantie dat het ’s ochtends taal wordt) (& mooi vond ik dat & goed ook vond ik dat) (want de nacht is beelden) (de nacht is dromen) (en de ochtends geeft ons de taal terug) –

(Maar om terug te komen op die kneedwezens dus. Pien en Riet weten niet wat het is, maar Rivka is er bang voor, kneedwezens van klei, daar wordt zij ’s nachts gillend wakker van (want de nacht is beelden) (en de kneedwezens zijn amorf) (ik werd vroeger akelig van een blikkerende robot uit een poppenserie, Kiki heette die robot, soms kreeg ik dat akelige gevoel ook zonder die poppenserie, zelfs zonder dat de televisie überhaupt aan was, ik voel me zo Kiki zei ik dan & mijn zussen & mijn moeder snapten dan precies om wat voor gevoel het ging) (vandezomer, in het Valencia waar zij tegenwoordig woont, bekende mijn zus, de andere, de jongere, nog aan mij dat zij zich af en toe nog steeds een beetje Kiki kan voelen) – of hoe kneedbaar ons wezen is, zegt iemand, zegt wie, zegt Bourdieu dat de continuïteit van identiteit illusoir is, want we zijn niet wie we waren / )

& van beginnen met de oerfilosofische vraag (de filosofische oervraag?), “wij bestaan / in plaats van niet”, heet het in het openingsgedicht Acht, maar bij filosofen als Leibniz of Wittgenstein heette dat “Waarom bestaat er iets en niet niets?” (en het niets nietst, dat wist Heidegger al) (& hallo bert keizer nog maar weer) (& het bestaan wortelt misschien)

& een halve vogel in een kooi – magritteësk surrealisme misschien (wat hield ik van zijn werk, ooit) (ik was student, ik woonde in de lelijkste flat van west-europa, en ik miste alles en iedereen, ik had alleen muziek nog, ik had alleen schilderkunst nog) (en later) (& toch, nog steeds, als ik op winterochtenden mijn dochter wek en daarna haar gordijn opentrek, moet ik nog wel eens aan een schilderij van René Magritte denken, ik weet de titel niet meer, ik had ooit een boek met zijn werk maar dat heb ik weggedaan na mijn studentendagen, het is dat schilderij waarop het diep in de straat nog nacht is, of in elk geval donker, maar hoog in de lucht al volop dag) of toch weer filosofie: alleen de kant die we zien bestaat voor ons, onvolmaakt waarnemende wezens (mensen in een grot enzo), wat houden wij allemaal maar voor waarheid wat we niet eens goed zien

& de beweringen in Beweringen, genummerd, zodat het iets krijgt van een gedicht van F. van Dixhoorn, wat één van de allerbeste dichters is die we hebben in dit land hier, of ook hoe beweringen tout court, ja, ontbijt in jeruzalem is nooit saai, de taalkunde vibreert tussen zwets en spraak, is, overal, desalniettemin kan een bewering zijn, kunstbloemen kan een bewering zijn, de zoveelste of op de tast, tegenstrijdig kan een bewering zijn, een mij dat niet gezien is is doorgestreept, en dit Beweringen hier kan moeiteloos tot de beste gedichten gerekend worden die ik las dit jaar, dat ik deze genialiteit niet gezocht had achter Herzberg (een toegeven dat, zult u snappen, wat schoorvoetend is)

& al wat is
& al wat weggevaagd hier
& wat valt en dreunt als het valt

(dreunend, dreunend)

(de parabel van het bebouwbare land)

& de strooisels als het zomer is, Zomerstrooisels heet het, en het spreekt het zegt: “je moet wel weten wat voor weer het was die dag // je moet wel weten wat voor weer voorspeld was voor die dag // je moet wel weten wat voor weer het werd die dag // je moet wel weten wat voor weer het toch nog werd die dag // je moet beseffen dat het weer er niet zoveel toe deed die dag // hoezo: je moet? van wie?”, en daar moest ik om lachen, ook deze humor had ik niet gezocht achter Herberg, en het dwingende, en het ritme, je had moeten horen hoe het paste in fucking destruction waarover Jarboe zong, de muziek die uit mijn boxen kwam, hoe het samen ging, ook deze hypnose had ik niet gezocht achter Herzberg

& in het rijk van rijken, waar de ober boos is, of gelovig misschien, iets om je alles van aan te trekken, iets om je niets van aan te trekken, iets waar je niet zou durven te blijven, iets om nooit meer weg durven te gaan, en altijd

(en altijd ten aarzel)

(slechts aarzelend tot aarzelen gekomen)

& iemand die niet goed vertellen kan, aan de groenteman, waar hen was geweest (hen was niet naar de veluwe geweest) (hen was ook niet naar het beletselteken geweest), het gedicht moet zichzelf als het ware ophoesten, ook dit onbeschaamde stotteren had ik niet gezocht achter Herzberg

& welk nu het nu van nu is, een vraag die je je niet dagelijks stelt misschien, het had iets van Toon Tellegen kunnen zijn, is het nuë nu nu of is het een ander nu (in een paar regels een klein traktaat over het nu schrijven) (een samengebald schrijven) (het schrijven tot het uiterste geconcentreerd) (iets om nog eens te lezen) (later misschien) (maar welk later) (later is allang begonnen) (later is nu) (maar welk nu)

& woorden maken taal op maar produceren ook taalergernissen, dat “locaties” een beetje vies is had ik me nooit zo gerealiseerd maar misschien is dat recht ja en niet krom, recreatie wel inderdaad, of heb ik in elk geval nooit gesnapt (wat wordt in het recreëren opnieuw gecreëerd dan?) (iemand maakt een ruimte en de mensen die daar bepaalde aktiviteiten ontplojen maken die ruimte nog een keer?) (even een ruimte dunnetjes over doen) (faal opnieuw. faal beter), zodus weer te denken geven en weer in maar een paar woorden, hoe mooi ik dat vind, en hoe misschien alleen poëzie dat kan, met “iets fris” zie ik dan mijn eigen gedachten weergegeven op papier, want geef toe: dat is raar, toch?, volgens mij is er geen drank zo klef als uitgerekend dat bocht dat door sommige mensen “fris” genoemd wordt (“een frisje” is nog een graadje erger), maar misschien heb ik altijd maar het halve fris geproefd, ik onvolledig waarnemend wezen

(in wezen een wezen)

& wat nog steeds fladdert op Kreta doet me afvragen of het kijken daar even goed is als in Ierland of beter, het fladderen al even fladderig of fladderiger, kleinstwijle doordesemt fladderen mij, ook dit fysieke had ik niet gezocht achter Herzberg

(alzo)
(het schrijven en de woorden)
(en mijn ogen en wat daar achter is)

& een hartenklop later is er een andere dichter die ik ook, zij het niet heel aktief, op afstand gehouden heb, in het Nederlands fladdert I’ve seen a Dying Eye van Emily Dickinson op me af, en zo straf werkt het in Herzbergs vertaling dat ik het orzjieneel opzoek, en ook dat is mooi, zangerig en mystiek, nog een muur geslecht, de schrijfsels als vogels in de lucht of als vissen die in de zee zwemmen, grasbladen, Herzberg ook tussen die 22, misschien had ik eerder moeten weten

misschien had ik eerder moeten weten waartoe haar poëzie in staat is
misschien had ik eerder moeten weten hoe Herzberg de dorst naar poëzie laven kan
misschien had ik eerder moeten weten wat een ontzettend goede dichter Herzberg eigenlijk is

(weet je wat ik ook nooit weet)

(is dat doosje nog ergens?)

Kneedwezens

  • Auteur: Judith Herzberg (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Harmonie
  • Verschijnt: 4 november 2024
  • Omvang: 46 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 21,90
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Judith Herzberg

Mede ter gelegenheid van Judith Herzbergs 90ste verjaardag verschijnt dit najaar een bundel met nieuwe poëzie getiteld Kneedwezens.

Judith Herzberg is een van grootste dichters van ons land. Haar precieze manier van formuleren en haar sterke observatievermogen is veelgeprezen.

Judith Herzberg (4 november 1934, Amsterdam) debuteerde in 1961 met haar eerste gedichten in Vrij Nederland. In 1963 verscheen haar eerste bundel, Zeepost. Hierna volgden onder meer Beemdgras (1968), Strijklicht (1971) en Zoals (1992). En verder bij De Harmonie verscheen onder andere Wat zij wilden schilderen (1996), Soms vaak (2004), Het vrolijkt (2008), Klaagliedjes (2011), Liever brieven  (2013), Vormen van gekte (2018) en Sneller langzaam (2022).

Vanaf het begin van de jaren zeventig volgden toneel- en tv-stukken, filmscripts en teksten voor musicals. Herzberg schreef onder andere het scenario voor Charlotte, een film van Frans Weisz over het leven van de in Auschwitz vermoorde schilderes Charlotte Salomon.

Er bestaat veel waardering voor de poëzie van Herzberg. De bloemlezing Doen en Laten (Rainbow Pocketboeken) behoorde in 1994 tot de honderd beste boeken.

Haar gedichten zijn onder meer in het Duits, Turks en Engels vertaald. In 1988 verscheen bij Oberlin College Press een keuze uit haar poëzie in vertaling onder de titel But what: Selected Poems.

Bijpassende boeken en informatie

Judith Herzberg – Bijna 50 Hopla’s

Judith Herzberg Bijna 50 Hopla’s recensie en informatie over de inhoud van het boek met nieuwe ultrakorte gedichten van de Nederlandse dichteres. Op 25 april 2024 verschijnt bij uitgeverij De Harmonie de nieuwe bundel met poëzie van dichteres Judith Herzberg. Hier lees je informatie over de inhoud van de bundel met hopla’s, de schrijfster en over de uitgave.

Judith Herzberg Bijna 50 Hopla’s recensie

Als er in de media aandacht wordt besteed aan Bijna 50 Hopla’s de nieuwe bundel van Judith Herzberg of er verschijnt een boekbespreking of recensie, dan wordt er op deze pagina aandacht aan besteed.

Judith Herzberg Bijna 90 Hopla's

Bijna 50 Hopla’s

  • Auteur: Judith Herzberg (Nederland)
  • Soort boek: dichtbundel
  • Uitgever: De Harmonie
  • Verschijnt: 24 april 2024
  • Omvang: 88 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 17,90
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel met ultrakorte gedichten van Judith Herzberg

Bijna tien jaar geleden introduceerde Judith Herzberg de hopla in Nederland: een ultrakort gedichtje van vier of vijf regels, al dan niet op rijm. Nauwkeurig en raak geformuleerd, op luchtige toon, zoals alleen Judith Herzberg dat kan. In het woord ‘hopla’ ligt het speelse en spontane van de gedichten besloten, door Literair Nederland ‘mozaïekjes van melodieuze spreektaal’ genoemd. Bijna 90 Hopla’s is het derde deel in deze opvallend vormgegeven reeks.

Judith Herzberg Jo recensieJudith Herzberg (Nederland) – Jo
herinneringen, memoir
Tim Donker recensie: Waarom waarom water, waarom waarom zij, waar het werk van nachtschrijvende debutanten is, waarom het niet hier is, waarom de blik rust, wat de eigenheid ervan is; en ja, dacht ik, ja, mevrouw Herzberg, er is wel iets van aan en dankbaar was ik vooral voor de stilstand…lees verder >

Bijpassende boeken

Judith Herzberg – Jo

Judith Herzberg Jo recensie en informatie over de inhoud van het autobiografische boek. Op 26 oktober 2023 verschijnt bij uitgeverij De Harmonie het boekje met herinneringen van de Nederlandse dichter Judith Herzberg.

Judith Herzberg Jo recensie  van Tim Donker

Dat was een heel groot tegen om overheen te stappen. Al vanaf mijn kinderjaren vermoedde ik dat er iets leefde in poëzie, een ongetemd beest misschien, dat interessant zou kunnen zijn. Maar poëzie voor kinderen sprak me negen keer op tien niet aan, te “versjes”-achtig vaak, en het stoorde me dat het de volwassen versie gaf van wat heette te leven in het kinderbrein – wat niet was wat er leefde in mijn brein, er hoogstens misschien een beetje op leek. Mijn vader had weinig tot geen poëzie in zijn nochtans goed gevulde boekenkast, alle hoop was gevestigd op mijn oudste zus die in haar vroege puberteit toetrad tot een poëzieclubje dat een initiatief was van een buurvrouw een paar huizen verderop die Nederlands gaf op het VWO waar mijn beide zussen op zaten. Als “ouder kind”, ik was denk ik een jaar of tien of elf of twaalf in die dagen, stoorde het me al dat de naam van dat poëzieclubje “poesieclub” was, zo ook uitgesproken: poessieklup, en gezien de foto’s bestond de voornaamste activiteit uit verkleedpartijen en idiote bekken trekken maar er kwamen wel degelijk dichtbundels via dit maffe fenomeen het huis in. Eén van de eerste was Beemdgras van Judith Herzberg. Ik wachtte tot iedereen uithuizig was vooraleer ik mijn zus heur kamer in sloop. Poëzie. Gedichten voor volwassenen! Hier leefde het ongetemde beest! Dit moest ik zien! Maar dat viel tegen. Er was, meen ik mij te herinneren, een boeketje gras in een theepot, er was sinterklaas-achtige (binnen)rijm, en het was me alles te suf, te ouwelijk, te saai, geen ongetemde beesten daar (heel veel jaren later moest ik het nog eens lezen, ik geloof voor mijn hbo Nederlands, waar was het weer, was dat de archimedeslaan?, het was op loopafstand van mijn toenmalige doch helaas zeer tijdelijke kot dat weet ik nog wel, en verrek: het deed me nog steeds bitter weinig).

Dan is dit het tegen: dat Herzberg verantwoordelijk was voor mijn eerste (en grootste, en hardnekkigste) teleurstelling in poëzie.

(michael ende du has mein leben zerstört)
(judith herzberg jij hebt mij de poëzie verzuurt)

Dit is dan het tegen: dat ik, mede dankzij Herzberg dacht dat dit poëzie was: gras in een theepot, carnavaleske kostuums en gekke bekken.

Dat is dan het tegen waar ik overheen moest stappen toen Jo bovendreef.

(wat dus was) (weeral:) (de stapels) (de STAPELS ja)
(nu rust mijn blik daar) (nu rust mijn blik waar het zelden rustte) (maar is dan alleen de blik die dwaalt waar het doorgaans dwaalt een eigen blik?) (is alleen de zichzelf bevestigende blik de eigen blik?)
(en t schrijverken is dood. gij waart het zelf die het mes zijn rug in dreef & daar ligt hij nou)
(daar ligt hij nou. je vraagt je af wie morgen in zijn auto rijdt) (Robespierre. Gewond ligt hij op de tafel in een zaal van de Tuilerieën; de kogel waarmee hij geprobeerd heeft zichzelf te doden heeft allen zijn wang doorboord en onderkaak verbrijzeld) (Kiek Mars doar lig Venus) (aait al veurspeld dat ut zo zol eindigen)
(en t schrijverken was een doodgoeien mens, geen pyromaan en zeker geen boekverbrander) (ziedaar: de wereldbrand) (de wereld is alles wat het geval is) (de wereld is alles plus alles min alles) (onder hemelsblauwe hemel) (een gil komt gierend door de hemel) (drie gedachten in de hemel, één op de grond)

Maar dan zegt het: “De allergrootste liefde van mijn hele leven, dat weet ik nu zo langzaamaan wel zeker, was de liefde voor Jo”. Kan tellen als eerste zin. Geen gras in theepot hier. Ook geen ongetemde beesten. Vooral: geen poëzie.

Sommige dichters zeggen het het best als zij niet dichten.

Jo is een klein, warmig, met veel wit en nostalgiese foto’s omgeven, autobiografies geschrift over Herzbergs herinneringen aan het dienst- annex kindermeisje uit haar jeugdjaren. Jo. Haar “Hoepie”. Haar “eigenlijkste moeder”. Jo die dood is. Jo die al jaren niet meer gezien wilde worden. Jo die alle krabbels van Judith bewaard heeft. Een doorgaans zeer innemende & lieve ode aan deze Jo. Is wat dit is. Is wat Jo is.

De Joodse familie Herzberg in de oorlogsjaren in Barneveld, is wat dit ook is. Geschiedschrijving. Waar meestal mijn interesse niet direkt naar uitgaat, behalve als het zo gloedvol en intiemisties gebeurd als hier.

Het laat stilstaan bij dingen. Zo klein als het boek is, laat het de lezer vaak verwijlen bij de dingen. “Een vraag is een verwijt, in een andere vorm” schrijft Herzberg hier ergens en t zette me denkend. In een vraag kan een oordeel besloten liggen, en omdat het vraagt, toont het openlijk twijfel, kan het verwijten dat het een of het ander nog niet is gedaan, waarom de was niet, waarom waarom water, waarom waarom zij, waar het werk van nachtschrijvende debutanten is, waarom het niet hier is, waarom de blik rust, wat de eigenheid ervan is; en ja, dacht ik, ja, mevrouw Herzberg, er is wel iets van aan en dankbaar was ik vooral voor de stilstand.

Er is een behartenswaardig vestzakessay over het herinneren; er zijn moje bijvoeglijke naamwoorden als “hondig” of “mevrouwig”, er is een gevaarvolle zoektocht naar de wederzijdsheid van affeksie (in kasu die van Jo maar bij uitbreiding iets dat uw gedachten uit wandelen stuurt in richtingen waarin g’uw gedachten liever niet gaan ziet), er is het keelsnoerende “Hoe meer ik probeer mijn gedachten op vroeger te richten, hoe meer ik betreur niet beter te hebben opgelet, en vooral niet meer te hebben gevraagd.”; iets dat voor mij, nu na mijn beide ouders helaas der helazen ook mijn lievelingstante heeft opgehouden te bestaan, zeer herkenbaar is: zoveel gaten nog, zoveel witte plekken, zoveel dingen die ik me nu afvraag maar als kind klaarblijkelijk niet – alles wat nooit meer ingevuld, nooit meer verklaard, nooit meer beantwoord kan worden. Weeral was ik denkend gezet (en ook hoe het te rijmen was met het door mij al half bevestigde idee dat vragen verwijten is).

Een boek als een streling. (behalve dan die stomme en kritiekloze stukken over het vigerende coronaverhaal, die troffen me als een klap. Die oorlogsvergelijking mankt echt bijna volmaakt – door Herzberg misschien niet met totale instemming aangehaald maar zeker ook niet volledig van de hand gewezen, ja hier werd Jo gras in theepot en suffe verkleedpartijen)

Er zit ook iets treurigs aan zo’n liefde voor een kindermeisje dat de liefde voor de moeder overstijgt. Hoe Herzberg dat zelf ziet. Als moeder. Als oma. Of Jo vanuit dat oogpunt bezien wel helemaal vrij van bitterheden zijn kon.

Maar. Gewoon een fijn, hartwarmend boekje dat een heel groot tegen kon doen wegsmelten. Waar mijn blik even op kwam te rusten –

(zij hadden mijn blik daarheen gestuurd)
(maar dat maakte mijn blik niet minder eigen) (ik heb gezien wat ik zag) (ik las wat ik las) (ik las de verwijtende vragen in kou en donker aan het eind van een te lange postronde en fietste huiswaarts met mijn hart tot diep in mijn lijf gezakt en ik dacht waarom waarom) (waarom raakt me dit zo diep) (w’rom) (waarom fluister ik je naam nog)

en morgen bloeien de hyperbolen weer, René. Morgen bloeien de hyperbolen weer.

Judith Herzberg Jo recensie

Jo

  • Auteur: Judith Herzberg (Nederland)
  • Soort boek: herinneringen
  • Uitgever: Uitgeverij De Harmonie
  • Verschijnt: 26 oktober 2023
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 20,00
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek met herinneringen van Judith Herzberg

Judith Herzberg heeft altijd wel geweten dat Jo, die het gezin Herzberg kwam versterken toen Judith klein was, belangrijk voor haar was. ze was als kind meestal te vinden in de nabijheid van Jo, voelde zich er veilig en op haar gemak.

Maar hoe belangrijk, dat werd haar pas echt duidelijk toen ze over Jo begon te schrijven in de afgelopen jaren.

Slordige dagboekaantekeningen leidden tot het voor Herzberg zelf verrassende inzicht dat Jo nog steeds in haar dagelijkse handelingen en ook in haar werk voorleeft. Dat de liefde wederzijds was, blijkt onder andere uit een verkruimelend mapje dat Jo had bewaard met daarin kleine ‘fliedertjes’ uit de lagereschooltijd van Judith.

Het boek Jo bevat versleten en onzekere herinneringen en is geïllustreerd met foto’s en ander beeldmateriaal. Het is in omvang en formaat een kleinood, bedoeld als ode aan Jo. Judith Herzberg heeft haar overleven te danken aan velen, maar Jo was daar wel een van de belangrijkste van.

Bijpassende boeken en informatie