Tag archieven: De Arbeiderspers

Grace Blakeley – Aasgierkapitalisme

Grace Blakeley Aasgierkapitalisme recensie en informatie over de inhoud van het boek over de uitwassen van het kapitalisme. Op 4 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het boek, Aasgierkapitalisme van de Engelse journaliste en schrijfster Grace Blakeley. Hier lees je uitgebreide informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster, de vertaler en de uitgever.

Grace Blakeley Aasgierkapitalisme recensie

We besteden ook aandacht aan de boekbesprekingen en recensie van Aasgierkapitalisme, Bedrijfsmisdaden tegen de menselijkheid, het nieuwe boek van de Britse journalist Grace Blakeley, zodra deze in de media verschijnen.

Grace Blakeley Aasgierkapitalisme

Aasgierkapitalisme

Bedrijfsmisdaden tegen de menselijkheid

  • Auteur: Grace Blakeley (Engeland)
  • Soort boek: journalistiek economieboek
  • Origineel: Vulture Capatalism (2024)
  • Nederlandse vertaling: Bart Gravendaal
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 4 juni 2024
  • Omvang: 400 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 29,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek over kapitalisme van Grace Blakeley

Oorlog, klimaatcrisis, polarisatie en ongelijkheid: kijk naar de wereld en je voelt je al snel machteloos. Zonder kapitalisme geen welvaart, is ons altijd verteld. Maar als de economie wankelt, waarom redden overheden dan grote bedrijven en aandeelhouders, maar laten ze gewone mensen aan hun lot over? Grace Blakeley legt het corrupte systeem bloot dat overal om ons heen faalt. Ze neemt ons mee op een reis langs 100 jaar bedrijfscriminaliteit en politieke manipulatie. Daarmee hebben de economische elites een mondiaal systeem van ‘aasgierkapitalisme’ verankerd waarvan alleen de superrijken profiteren. Alleen door onze economie te democratiseren kunnen we vrijheid voor iedereen garanderen.

Bijpassende boeken

Paul Moeyes – Strijdtonelen

Paul Moeyes Strijdtonelen recensie en informatie boek over de Eerste Wereldoorlog in de Nederlandse pers en literatuur 1914-1918. Op 25 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe boek van de Nederlandse historicus Paul Moeyes. Hier lees je informatie over de inhoud van het geschiedenisboek, de schrijver en over de uitgave.

Paul Moeyes Strijdtonelen recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Strijdtonelen, het nieuwe boek van de Nederlandse kenner van de Eerste Wereldoorlog, Paul Moeyes, dan besteden we er hier aandacht aan.

Paul Moeyes Strijdtonelen

Strijdtonelen

De Eerste Wereldoorlog in de Nederlandse pers en literatuur 1914-1918

  • Auteur: Paul Moeyes (Nederland)
  • Soort boek: oorlogsgeschiedenis
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 25 juni 2024
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Omvang: 528 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 34,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst nieuw boek van Paul Moeyes over Nederland in de Eerste Wereldoorlog

In augustus 1914 stuurden alle Nederlandse kranten verslaggevers naar de grens om als ooggetuigen over de oorlog te berichten. Het nieuws verschoof daarmee van betrouwbaar, bezonken en afstandelijk naar actueel, sensationeel en betrokken. De journalisten noteerden vooral wat Duitse soldaten en Belgische vluchtelingen hun vertelden. Dit kwam de betrouwbaarheid van het nieuws niet ten goede. Sterker nog, onbedoeld werd de Nederlandse pers partij in de propagandaoorlog. De verkeerde voorstelling van zaken uit de eerste oorlogsweken werd eindeloos herhaald in Nederlandse romans. Opvallend was ook dat de Nederlandse pers zich gaandeweg begon af te keren van de neutraliteitspolitiek, omdat die onverenigbaar bleek met een heroïsch zelfbeeld.

Bijpassende boeken

Karl Alfred Loeser – Requiem

Karl Alfred Loeser Requiem. Op 23 april 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de roman uit de jaren dertig van de vorige eeuw van de Duitse schrijver Karl Alfred Loeser. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Karl Alfred Loeser boeken en informatie

Karl Alfred Loeser is op 5 september 1909 geboren in Berlijn. Hij is de jongere broer van musicus en componist Norbert Loeser. Hij werkte als bankmedewerker en koffiehandelaar in Berlijn. Echter op de vlucht voor de nazi’s emigreerde hij op vijfentwintig jarige leeftijd in 1934 naar Amsterdam waar zijn broer al woonde. Hij leerde hier zijn vrouw Helene kennen en vertrok korte tijd erna naar Brazilië. Hier ging hij wonen in São Paolo en werkte tot aan zijn pensioen bij een Nederlandse bank.

In zijn vrije tijd schreef hij een groot gedeelte van zijn leven, zonder ooit te publiceren. De roman Requiem die hij grotendeels in de jaren dertig schreef werd in zijn nalatenschap ontdekt en is nu pas voor het eerst uitgegeven.

Karl Alfred Loeser Requiem recensie van Tim Donker

Hoe het gaat. Hoe het sluipt. Hoe het sluipend gaat. Hoe er eerst nog niet heel veel is dat je werkelijk verontrust, en hoe het dan ineens overal om je heen is, ook in kringen waar je je veilig achtte om uit te spreken wat je dacht. Als je tien jaar geleden gezegd zou hebben dat er een tijd zou komen dat je je medisch dossier overleggen moest om op restaurant te mogen, had ik gelachen. Als je tien jaar geleden gezegd zou hebben dat er een tijd zou komen waarin je als een paria zou worden beschouwd wanneer je je niet wilde laten inspuiten met een experimenteel serum waarvan niemand je kon vertellen wat het op langere termijn met een menselijk lichaam ging doen, had ik gelachen. Als je tien jaar geleden gezegd zou hebben dat er een tijd zou komen waarin weldenkende, gestudeerde en niet totaal gevoelloze mensen het als een blijk van domheid zouden beschouwen als je je kritisch uitliet over het overheidsbeleid, had ik gelachen. Maar ineens was het daar. Mensen die vonden dat bepaalde keuzes bepaalde gevolgen hebben en dat je dus maar niet moest zeiken als je vanwege je kritiek op de gang van zaken nergens meer welkom was. Mensen die vonden dat ze in het volste recht stonden om je in een flatportiek de les te gaan staan lezen alsof je een ongehoorzame schooljongen was omdat je het serum niet in je lijf wilde. Mensen die geen seconde hadden getwijfeld om zich met datzelfde serum te laten injecteren (had op zijn minst één seconde getwijfeld, en liever nog twee, klakkeloos alles maar aannemen is toch nooit een goed idee?). Mensen die je een achterlijke asociale wappie vonden, alleen maar omdat je andere bronnen hanteerde dan zij. Ineens was het daar. Het was sluipend gekomen. Maar ineens was het overal.

Karl Alfred Loeser schreef in het diepste geheim -zelfs familieleden wisten er niks van- novellen, romans toneelstukken, opera’s en verhalen. Nooit bood hij iets ter publicatie aan. Van Requiem maakte hij twee versies: een Duitstalige, en, later, een Portugese vertaling. Portugees? Ja, Portugees. De man groeide op in Berlijn, maar vluchtte in 1934 naar Amsterdam en vandaaruit naar Brazilië. Dat hij aldaar zijn Der Fall Krakau omzette naar het Portugees doet vermoeden dat hij het dacht te kunnen aanbieden bij een Braziliaanse uitgever. Angst weerhield hem echter. Brazilië sympathiseerde met nazi-Duitsland, en ook daar was het niet geraden openlijk voor een Joodse achtergrond uit te komen. En alles bleef liggen, en van niets kwam er iets, en pas na zijn dood in 1999 werden er, met mondjesmaat, dingen gevonden.

De angst die verlamt.

Hoe het gif sluipt. Hoe in een eertijds gerespecteerd medeburger ineens een vijand gezien wordt. Hoe die dingen gaan. De dreiging, de dingen die je niet kunt benoemen, die je alleen maar merkt, die je voelt, hoe dat gaat. Daarover gaat Requiem.

Duitsland. Midjaren dertig. De Joodse cellist Erich Krakau is een gewaardeerd en bewonderd lid van het symfonieorkest van de stad waar hij woont. Hij haalt zich, zonder zich ervan bewust te zijn, de woede en de ergernis van de mislukkeling Fritz Eberle op de hals. Eberle is ook muzikant. Een nogal middelmatig muzikant; als enig surplus ten opzichte van Krakau kan hij aanvoeren dat hij volbloed ariër is. En lid van de S.A. In een andere tijd was Eberle misschien wijzer geweest en had hij het musiceren op hobbyistiese basis gelaten. Maar een enkel succesje, de familie en de tijdgeest – het alles wakkert een alles verterend vuur in Eberle aan: hij moet en zal ook in het symfonieorkest, en wel op de plek van Erich Krakau. Met behulp van de nogal dubieuze journalist Heinrich Wendt en enkele S.A.-vriendjes weet Eberle tijdens een concert waarin Krakau speelt een hetze te creëren. De politie grijpt in en gaat over tot een “preventieve hechtenis” van Krakau, “voor zijn eigen veiligheid” (zoveel rottigheid wordt er immers mee verexcuseerd dat het “voor uw eigen veiligheid” is). Doch eenmaal in “preventieve” hechtenis wordt Erich Krakau zo’n beetje “vergeten”. Hij eindigt in “de jodenkelder”, een onderaardse kerker waar Joden die niets misdaan hebben aan hun lot worden overgelaten.

Loeser schreef Requiem aan de vooravond van de tweede wereldoorlog. Het gaat over hoe de haat kwam, hoe de haat sloop, hoe de haat sluipend kwam. Daarin is Loeser sterk. Natuurlijk kent de roman enkele waarlijke vuillaken. Heinrich Wendt en Erich Stübner, bijvoorbeeld, nietsontziende, megalomane, haatdragende, kleinzielige mannetjes. Maar zij zijn niet het gif. Het ware kwaad is niet het gif. Het ware kwaad huist in een enkeling, en het zou zonder gewillige beulen zonder effect blijven. Fritz Eberle is wat dat betreft een grensgeval. Hij is een minkukel, achterbaks, kruiperig, tegelijkertijd nogal eerloos en bijzonder eerzuchtig en kleinzielig; hij is deernis- en weerzinwekkend maar hij zou in elke andere tijd gevaarloos zijn. Hij is een beetje van het gif, en ook degene die het gif in zijn eigen voordeel te gebruiken weet. Maar het zijn uiteindelijk anderen die de verwoestende zaadjes bij hem zajen. Vader, die iets badinerends zegt over “joden in het stadsorkest”, oom Arthur, directeur van de muziekschool, die suggereert dat Fritz als lid van het symfonieorkest niet ondenkbaar is. Een vernederende grap die zijn S.A.-vriendjes voor hem in petto hadden. Dingen die dingen losmaken. In figuren. Figuren als hij. Enkelingen, eerst.

En er is wat altijd al rondwaarde sedert er mensen zijn: de “steeds herhalende vervolging van andersdenkenden”, zoals dat ergens in Requiem zo treffend benoemd wordt; de religies die de “intolerantie in de wereld hebben gebracht” (en als Mattias Desmet overtuigend aantoonde is wetenschap in onze “verlichte” tijden evenzeer een religie geworden)(mocht het u nog niet zijn opgevallen: wetenschappers zijn vaak net zo rechtlijnig als de volgende religieuze extremist); “de vreselijke ernst van de humorlozen” (die als altijd net iets te goed weten wie de goeden en wie de fouten zijn – omdat ze geen humor hebben hebben ze ook geen zelfspot (want alle humor begint met zelfspot) waardoor er nooit enige zelftwijfel is); “de lastercampagnes van de pers, de onafgebroken propaganda” die maken dat een mens “[a]fgestompt en onverschillig […] elke nieuwe wet, elke nieuwe verordening” gedachteloos slikt (hee, is dat niet precies hoe het vanaf 2019 ging – avondklokken, knevels voor de bakkes als u de winkel in ging, opa en oma allenig en van elkaar gescheiden eenzaam laten sterven in het verzorgingstehuis, thuis blijven als Rutte zei dat je thuis moest blijven, uw kinderen leerachterstanden laten oplopen als het heette dat het “te gevaarlijk” zou zijn om naar school te gaan, alles ook mede dankzij een wel erg eenzijdig informerende “vrije” pers?); “de verderfelijke drang van de kleingeestigen mensen in te delen, te classificeren en schuldigen te zoeken”, daarbij elke nuance negerend (want: “Willen jullie dan niet in zien dat elke mens een hele wereld in zich draagt? Hoeveel gradaties zijn er tussen goed en kwaad, hoeveel gradaties tussen licht en donker, en dat allemaal, allemaal woont in een enkele menselijke borst”) (is de onwil om net dat in te zien niet precies wat woke zo onverteerbaar maakt? of de gemiddelde klimaatactivist, radicalist, terrorist, bennie jolink?) – dit alles is het gif, en de Eberles, de Stübners en de Wendts zijn de verspreiders ervan. En dan ineens is het overal. In het geval van Requiem: het antisemitisme. Dat is wat Krakau ondervindt, en later in de roman, als Krakau al opgesloten zit, Joachim Berkoff, artistiek directeur van de stadsschouwburg en één van de zeer weinige mensen die loyaal blijven aan Krakau, tot hun ontzetting ondervinden: ook intelligent of integer lijkende mensen; ook welbespraakten; ook diegenen in wie je vrienden of op zijn minst gelijkgestemden meende te zien, hebben ineens de bakkes vol over de “noodzaak Duitsland raszuiver” te houden; over “onrecht” dat de Duitsers is aangedaan; over “eer” die “door het slijk is gehaald”; over dingen die niet “zonder reactie kunnen blijven” (want heej moej res bepaalde keuzes hebben bepaalde gevolgen en dat is altijd zo geweest, nichtwahr?). Je denkt dat zijn de idioten, de verbitterden, de kleine luiden die zich aan de rand ophouden maar als de tijd rijp is, zijn het de geluiden die overal opklinken.

Requiem is een verhaal over dreiging. Over duisternis. Over wat sluipend komt. In die dreiging is de roman sterk, ijzersterk. Beer in geest dat dit bijna honderd jaar geleden geschreven werd, en nog altijd toepasbaar is als het gaat om de vernietigende kracht van massavorming, algehele eensgezindheid en, vooral, uitsluiting (in de vorm van ridiculisering en vulgarisering van) detonerende geluiden. Waar het dreigende gevaar tot volle potentie komt, is Requiem overweldigend. De scénes in “de jodenkelder” zijn zo onbevattelijk gruwelijk dat ik er in letterlijke zin ziek van werd (met name vam het verhaal dat een medegedetineerde vertelt over hoe hij en zijn zoon geheel ontkleed werden en gedwongen werden elkaar af te ranselen – wat ze uiteindelijk ook doen ook ben ik enkele dagen niet goed geweest). Het is een krachtige schrijfhand die ook de keel van de lezer grijpen weet, dat is zeker, maar de delen waar het gif nog sluipt en slechts af en toe en met mondjesmaat naar de oppervlakte komt vond ik toch sterker. Omdat dat van alle tijden is. Het gif is van alle tijden. Hoe het zich manifesteert mag verschillen, maar het gif is van alle tijden. Het vermogen tot haten woont helaas der helazen nu eenmaal in de mens.

Het einde van de roman kent misschien één deus ex machina teveel (niet kwaad voor een eventuele verfilming overigens; bijzonder beeldend is dat einde); Loesers grote kracht ligt misschien ook niet op het nivo van het narratief. Wat Requiem waarlijk onvergelijkbaar maakt, is de verpletterende manier waarop Karl Alfred Loeser aantoont dat verwoestende krachten er altijd geweest zijn en er altijd zullen zijn. Het geeft dan ook niet, zoals de frankfoerter algemene tijding meent te denken, “de geest van de jaren dertig” weer; het geeft, en dat is juist het beklemmende eraan, de geest van alle tijden weer. “Klassiek is wat levenskrachtig is” vertelt ons een bekende Groningse uitgeverij. Daarmee is Requiem zeker klassiek te noemen. De laatste regels alleen al: “’En wat zal er gebeuren als de laatste vonk geest in dit land is uitgedoofd, de laatste oprechte mens geëmigreerd zal zijn? Dan zullen ze waarschijnlijk een overwinnigsfeest vieren en, eindelijk onder elkaar, niet gestoord door enige intelligentie, een militaire mars blazen.’
‘Dan, oude vriend.’  zei Berkoff, ‘zult u beleven wat het betekent Duitsland in al zijn grootsheid te aanschouwen, een drama dat de hele wereld in rouw zal dompelen.’”

Maar het is niet Duitsland, en het heeft misschien ook niet eens heel veel met intelligentie te maken. Het is een drama dat altijd op de loer ligt. Want naar te vrezen valt zal elke tijd opnieuw zijn parallellen met Requiem kunnen trekken.

Karl Alfred Loeser Requiem

Requiem

  • Auteur: Karl Alfred Loeser (Duitsland)
  • Soort boek: Duitse roman
  • Origineel: Requiem 
  • Nederlandse vertaling: Peter Claessens
  • Uitgever: De Arbeiderpers
  • Verschijnt: 23 april 2024
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Karl Alfred Loeser

Een stad in Westfalen, midden jaren dertig: in Duitsland worden Joden steeds verder in het nauw gedreven. Sommigen, met een zeker aanzien, zijn nog in staat hun baan te behouden. Onder hen is de cellist Erich Krakau, die werkt met het symfonieorkest van de stad. Het tij keert als de tweeëntwintigjarige Fritz Eberle, lid van de SA, zijn plaats in het orkest wil innemen. Gedreven door haat doet hij er alles aan Krakau ten val te brengen. Deze profetische roman, die Loeser baseerde op zijn eigen ervaringen en die van zijn broer, werd geschreven in de jaren dertig en wordt nu voor het eerst gepubliceerd.

Bijpassende boeken en informatie

Julia Schoch – Het liefdespaar van de eeuw

Julia Schoch Het liefdespaar van de eeuw recensie en informatie over de inhoud van de Duitse roman. Op 11 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de DDR-roman van de Duitse schrijfster Julia Schoch. Hier lees je informatie over de inhoud van roman, de schrijfster, de vertaler en over de uitgave.

Julia Schoch Het liefdespaar van de eeuw recensie

Als er in de media een boekbespreking en recensie verschijnt van de DDR-roman Het liefdespaar van de eeuw, geschreven door Julia Schoch, besteden we er op deze pagina aandacht aan.

  • “Es gelingt Julia Schoch aufs Neue, den kleinsten Erschütterungen (…) klug und eigenwillig nachzugehen. (…) Kaum je hat man vergleichbar entschlossen über die Entfremdung zweier Liebender gelesen bis in die kleinsten Windungen der Empfindungen hinein.” (Sandra Kegel, Frankfurter Allgemeine Zeitung)
  • “Das wahrste Buch über Liebe und Scheitern und unerträgliche Erwartungen, das ich seit Langem gelesen habe. (…) Es geht um uns in diesem Jahrhundert, in dem die verzweifelte Liebe uns irgendeinen verloren gegangenen Sinn ersetzen soll.” (Elke Heidenreich, Süddeutsche Zeitung)

Julia Schoch Het liefdespaar van de eeuw

Het liefdespaar van de eeuw

  • Auteur: Julia Schoch (Duitsland)
  • Soort boek: Duitse roman
  • Origineel: Das Liebespaar des Jahrhunderts (2023)
  • Nederlandse vertaling: Josephine Rijnaarts
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 11 juni 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Julia Schoch

Een vrouw wil haar man verlaten. Na vele, vele jaren samenwonen is ze vastbesloten – maar ook gebroken. Hoe is het zover gekomen? Terwijl ze haar volgende stap overweegt, maakt ze een trip down memory lane. Er waren veel hoogtepunten: de vroege, extatische liefdesdagen op een universiteit in de DDR, en later hun jaren met hun jonge kinderen. Maar er waren ook dieptepunten, momenten die de loop van hun leven veranderden. Momenten die de voorafschaduwing vormden van een mislukking. Kan men zeggen dat iets wat zolang heeft geduurd echt is mislukt?

Bijpassende boeken

Maaike de Wolf – De dansvloer is van iedereen

Maaike de Wolf De dansvloer is van iedereen recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 9 april 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe dichtbundel van Maaike de Wolf. De dichtbundel het als titel De dansvloer is van iedereen. Hier lees je informatie over de inhoud van de nieuwe bundel met gedichten, de dichteres en over de uitgave.

Maaike de Wolf De dansvloer is van iedereen recensie van Tim Donker

Een debuutbundel met opstartproblemen.

Nu zit je. Er was terras, er was een lunch aan het kanaal, je had toch de sardienenpaté moeten nemen, je wist het eigenlijk wel, nu zit je hier, in eigen huis, met eigen koffie, met Julien Baker op de steerjoo en Maaike de Wolf voor je op tafel, haar bundel, je las hem net, je las hem eerder, je zit en vangt ten spreken aan en je zegt Een debuutbundel met opstartproblemen en voor een sekonde of twee ben je tevreden want voor een sekonden of twee vind je dat een moje vondst.

Maar de pagina blijft wit en je had dat niet moeten zeggen.
Je had de sardienenpaté moeten nemen en je had dat niet moeten zeggen.
De pagina blijft wit want je had dat niet moeten zeggen.

Het gaat om het wit. Het gaat om een handvol enthymema’s misschien. Het gaat om het zijn van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn. Het gaat om hoe tijd is. En de werkelijkheid vormgeven:

“Strikt genomen is het zondagochtend.
Ik kan Bach opzetten, een hond huren,
alleen dauw is niet te koop.”

(en: “Ik zoek de onverharde wegen richting grens / rijen bomen om het geluid te dempen / vogelverschrikkers die de kosmos aanwijzen / en een ik die wat ritselt in de struiken / slay slay slay”).

En ik denk, wat een prachtig hoopje taal daar, en ik ben nog maar aan het begin van de bundel.
En ik denk aan mijn vader en mijzelf in dat Eindhoven waar we ooit woonden en hoe we geregeld eindsweegs richting grens reden, gewoon, alleen maar om een eind te rijden en zwijgend naast elkaar te zitten, en hoe langs het kanaal, en hoe de bomen (om het geluid te dempen).
En ik denk aan wat er strikt genomen is, en wat dat bij uitbreiding nog kan zijn: strikt genomen is het dinsdagmiddag maar op een eigenlijker nivo vrijdagavond misschien, zoals dit waar ik dit schrijf strikt genomen Vleuten heet maar in mijn hoofd al jaar en dag Llanera is.

De werkelijkheid en hoe je het vormgeeft. De modder die ons wordt toegeworpen. En wat we daarmee vormen.

Dacht ik.

Ook dacht ik jammer van die vogelverschrikkers die de kosmos aanwijzen, dat is er net een beetje over. En jammer dat het toch altijd weer zoon Bach moet zijn. Waarom niet Julien Baker of Sounds From The Ground of Victor Gama of Yair Etziony of Softland of Paul Mercer of Niyaz of Labradford of Delayaman of The Dead C of Davis Redford Triad of Karen Dalton of Lucretia Dalt of Dälek of Dale Cooper Quartet & The Dictaphones of Colleen of Coil of Bill Fray of Don Cherry of Cindytalk of Rhys Chatham of Het Zesde Metaal of Zeal & Ardor of You Fantastic! of Richard Youngs of Shannon Wright of Wooden Veil of Windsor For The Derby of Western Skies Motel of We Lost The Sea of The Wave Pictures of Chelsea Wolfe of Erik Satie of Sao Paulo Underground of The Bug of Dudu Tassa of The Northern Terriories of Cian Nugent of Cassavetes of Khôra of Nick Kuepfer of Les Momies De Palerme of Religious Knives of Jeff Burch of Henning Christiansen of Majid Bekkas of Burning Star Core of Kiko Esseiva of Wochtzchée of Transitional of Takahiro Kido of Lucidvox of Black Ox Orkestar of Stefan Goldmann of Efdemin of Charles Lloyd of Lunz of Rachel Goswell of Muslimgauze of Etienne Jaumet of Dave Fischoff of David Daniell of Kangding Ray of Föllakzoid of Hellvete of Katharina Klement of

Oneida of The God Machine of Master Musicians of Bukkake of Jerusalem In My Heart of Hiss Tracts of Simon Balestrazzi of Wreckmeister Harmonies of Braveyoung of Eleni Karaindrou of Daniel Higgs of Trailer Bride of Daniel Lercher of Kemialliset Ystätvät of Village of Savoonga of Deathprod, ik weet dat ik nu vloek in vele kerken maar er zijn zoveel mojere dingen die je op kan zetten dan Bach, zeker op zondagochtend (en ik denk aan de zondagochtend van laatst, toen mijn zoon en ik alleen thuis waren, en croissantjes maakten, het deeg vullend met kaas, en op de steerjoo loeihard The Fun Lovin Criminals, en hoe goed we ons toen voelden).

En dat dan misschien die opstartproblemen waren die ik noemde. Dat het soms te klaar schildert (omdat iedereen Bach kent) dat het soms te monumentalisties beeldhouwt (omdat zinnen, ook een zin, een andere zin, een zin als “Een net niet in je buik passende waarheid” bij vlagen net iets te gezwollen kunnen aandoen).

Maar wiens opstartproblemen zijn dat, kun je je afvragen: die van de dichter of van de lezer? Moet de lezer de dichter niet evenzeer aftasten als de dichter haar materiaal? Zit de lezer niet iets te makkelijk in zijn leesstoel krities te wezen, laten-we-eens-kijken-waar-dat-allemaal-heengaat-met-die-De-Wolf… & komaan we nemen nog een slok?

Misschien zijn het maar mijn ogen die moeten wennen aan hoe het schittert. Want schoonheid is een schittering. Een lichtstraal die je nooit kunt pakken. Je zou willen dan je erop zuigen kon. Of dat je het alleen maar kunt laten zien. Hoe de dingen soms zeer helder schijnen, en dan weer wat stoffig zijn. Soms ruikt het een beetje naar wie es eigentlich gewesen ist. Of naar het Ding an sich. Want het is “[l]astig kiezen: een leugenaar zijn / een waarheid erkennen”. Wie wil er kiezen tussen machtspolitiek of waarheidspolitiek, wie wil er zo aanmatigend zijn te denken dat hij macht heeft over de waarheid? Soms dacht ik: De dansvloer is van iedereen is een pilroman. Tot het uiterste geconcentreerde wijsbegeerte (niet de wijsheid op zichzelf maar de begeerte ervan). Vele betekenissen druipen uit De Wolf’s zinnen, en alles nodigt uit tot overdenking. Waarin een haast per definitie minimalisties medium als poëzie maximalisties kan zijn. Maar dat past een schrijver van zeer kort proza wel.

Een bijzonder filosofiese ingreep is bijvoorbeeld hoe bij De Wolf dingen op andere dingen lijken. De kracht van de metafoor, lees daar José Ortega y Gasset nog maar eens op na mensen maar ik zal u reeds verklappen dat het wonder gevonden kan worden in het gelijkende van het niet-gelijkende. Bij Maaike de Wolf lijkt iemand op Eddy zonder hem te zijn. Een man houdt van stamppot en gehaktballen en Mozart maar als de man er niet meer is resteert er alleen nog maar heavy metal en dubbelvla maar de heavy metal is niet echt. Het bezorgen van een pizza is in werkelijkheid een performance. Iets kan op liefde lijken. Maar liefde is daar niet. Alleen wandelende takken zijn er.

Misschien is dit een zoektocht naar waar alle mensen gelijk in zijn.
Misschien dingen die je alleen in poëzie klaar gezegd krijgt (een ode aan de niet-letterlijkheid).
Misschien de plekken waar het leven eventjes een tint heviger kleurt dan normaal.

Misschien verhalend van wanneer het overhelt naar het absurde. Moderne sprookjes. Ongebruikelijke beroepen of betrekkingen of bezigheden of momenten of zijnsmodi. Een gigolo. Een kettingbriefschrijver. Een taoïstische monnik. Tampononvriendelijke grapjes. Een hele mensheid staat op je schouders te bonzen. Kom maar. Kom maar. Komma. Allemaal gewoon maar mensen. Bijna achteloze manieren om in erotische of pseudo-erotische situaties te belanden. Een enkele keer stond een naam als Delphine Lecompte me op de lippen. De lippen van mijn pen (poëzie als deze laat mijn pen spreken). Misschien dit: dat Maaike de Wolf Delphine Lecompte is zonder alles dat Lecompte zo vervelend maakt (zou De Wolf ooit meedoen aan de slimste mens?) (asjeblieft maaike de wolf beloof dat je nooit mee zult doen aan de slimste mens) (en is het niet jammer hoe Dephine Lecompte langzamerhand aan het veranderen is in een persiflage op haarzelf?).

Na opstarten komt voortgaan. Achter het voortgaan liggen de geschiedenissen: “Wat heeft deze jeugd dat ik niet had? / Ik had zomers met water, bos, ijsjes / jongens die me aan een paal bonden / en al was het maar een spelletje / de geur van die buurt werd dikker / met de jaren. // We gingen niet naar het strand – te ver. / We gingen niet naar een pretpark – te min. / Een oma had dolfijnen in de buurt, met open mondjes / keken we naar de emmers vol vis van de verzorgers in hun lange laarzen / onwetend over de toewijding waarmee ze repeteerden / als we even niet keken.”

Alles wat er is als je even niet kijkt – misschien dat?

Ja.

Misschien.

Ik weet: deze bundel liet rimpelingen na in de lucht rondom de plek waar ik zat te lezen. Maar toen ik keek, was het er niet meer.

Maaike de Wolf De dansvloer is van iedereen

De dansvloer is van iedereen

  • Auteur: Maaike de Wolf (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 9 april 2024
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 20,00
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Maaike de Wolf

De dansvloer is van iedereen is een ode aan de onvolmaakte mens. Maaike de Wolf beschrijft een intens grotestadsleven waarin we het allemaal maar net bijeen weten te houden. Wat is er nodig om te bestaan, om mens te zijn? Hoe schuren onze verwachtingen langs de werkelijkheid? Mark Boog schreef bij toekenning van de Hollands Maanblad Beurs voor poëzie: ‘Die combinatie van gretigheid en treurnis, van slagroom en afhaalpizza, rijst krachtig en overtuigend op uit de poëzie van deze dichter […] Het gaat zeker niet altijd van een leien dakje, maar hier wordt geleefd – met overgave en twijfel.’

Bijpassende boeken en informatie

Albert Camus – Laatste Cahiers Privé-domein 329

Albert Camus Laatste Cahiers 1951-1959 Privé-domein 329 recensie en informatie over de inhoud van het boek. Op 21 mei 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers een nieuw deel in de onvolprezen reeks Privé-domein boek van de Franse schrijver Albert Camus. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Albert Camus Laatste Cahiers Privé-domein 329 recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Laatste Cahiers 1951-1959 Privé-domein 329 van de Franse schrijver Albert Camus dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Albert Camus Laatste Cahiers Privé-domein 329

Laatste Cahiers 1951-1959

Privé-domein 329

  • Auteur: Albert Camus (Frankrijk)
  • Nawoord: René Puthaar
  • Soort boek: notities
  • Nederlandse vertaling: Tatjana Daan
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 21 mei 2024
  • Omvang: 288 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 26,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de Laatste cahiers 1951-1959 van Albert Camus

Van 1935 tot aan zijn dood in 1960 maakte Albert Camus notities in een negental schoolschriften, zijn cahiers. Na zijn dood verschenen in 1962 en 1964 de eerste zes cahiers als Carnets Ien Carnets II. Pas veel later, in 1989, verscheen het derde deel met daarin de laatste drie cahiers. Camus had in 1951 net zijn Mens in opstand, over revolte versus revolutie, afgerond en wilde beginnen aan wat hij zag als de derde periode van zijn schrijverschap: die van de liefde, de levenslust en het geluk. Daaraan kwam op 4 januari 1960 een ontijdig einde door het verkeersongeluk waarbij hij de dood vond.

Bijpassende boeken

Atte Jongstra – Friezen in Rome

Atte Jongstra Friezen in Rome recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 11 juni 2024 verschijnt bij Uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwste roman van de Nederlandse schrijver Atte Jongstra. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Atte Jongstra Friezen in Rome recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt waarin aandacht wordt besteed aan Friezen in Rome, de nieuwe roman van de Fiese schrijver Atte Jongstra, besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Atte Jongstra Friezen in Rome

Friezen in Rome

  • Auteur: Atte Jongstra (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt:11 juni 2024
  • Omvang:352 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Atte Jongstra

Fries historicus Atte Sixma werkt op het Academisch Instituut te Rome, omringd door diverse wetenschappers en kunstenaars aan een onderzoek naar Friese strijders voor keizers en het Vaticaan. Zijn aanwezigheid loopt uit de hand. Lastige vragen van het Leeuwarder thuisfront brengen hem steeds verder in het nauw, en pesterijen door collega-fellows en seksuele escapades helpen niet mee. Alles staat op losse schroeven. Heeft het Friese volk wel bestaan? En Sixma zelf… Is hij nog te redden?

Bijpassende boeken

Jean Giono – De blauwe jongen

Jean Giono De blauwe jongen recensie en informatie over de inhoud van de Franse roman uit 1932. Op 4 juli 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers voor het eerst in Nederlandse vertaling de roman De Blauwe jongen. Het is de roman uit 1932 van de uit Frankrijk afkomstige schrijver Jean Giono. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Jean Giono de blauwe jongen recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van De blauwe jongen, de roman van de Franse schrijver Jean Giono, dan kun je er op deze pagina over lezen.

Jean Giono De blauwe jongen

De blauwe jongen

  • Auteur: Jean Giono (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: Jean le Blue (1932)
  • Nederlandse vertaling: Kiki Coumans
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 4 juli 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman uit 1932 van Jean Giono

Een geromantiseerde autobiografie, zo typeerde Jean Giono zijn Jean le Bleu (1932), waarin hij de herinneringen aan zijn jeugd in Manosque (Haute Provence) heeft geboekstaafd. Robuust en zintuiglijk roept Giono het grote ouderlijk huis op, met het donkere schoenlappersatelier van zijn vader boven, en beneden de lichte wasserij van zijn moeder, waar wasmeisjes rondfladderen die de jonge Jean niet onberoerd laten.

Bijpassende boeken

Bart Moeyaert – Een ander leven

Bart Moeyaert Een ander leven recensie en informatie over Privé-domein 328, Een ander leven van de Vlaamse schrijver Bart Moeyaert dat op 9 april 2024 bij uitgeverij De Arbeiderspers verschijnt. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Bart Moeyaert Een ander leven recensie

Als er boekbesprekingen en recensies verschijnen in de media van Privé-domein 328 Een ander levene, geschreven door de Belgische schrijver Bart Moeyaert, kun je er hier over lezen.

Bart Moeyaert boeken en informatie

Bart Moeyaert is op 9 juni 1964 geboren in de Vlaamse stad Brugge. Hij is door zijn ouders vernoemd naar de hoofdpersoon van het boek Bartje van Anne de Vries. Na een opleiding aan de kunsthumaniora Sint-Lucasschool in Gent studeerde Moeyaert Nederlands, Duits en geschiedenis aan de lerarenopleiding Sint-Thomas in Brussel. Na zijn studie ging hij werken als redacteur en recensent.

Zijn debuut Duet met valse noten dat verscheen in 1983 werd zowel een literair- als verkoopsucces. Sindsdien heeft Bart Moeyaert enige tientallen boeken op zijn naam staan in een groot aantal verschillende genres. Zijn nieuwste boek waarover je hier veel leest, verschijnt in april 2024 bij uitgeverij De Arbeiderspers.

Bart Moeyaert Een ander leven

Een ander leven

Privé-domein 328

  • Auteur: Bart Moeyaert (België)
  • Soort boek: autobiografisch verhaal
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 9 april 2024
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 27,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van Privé-domein 328 van Bart Moeyaert

Een schrijver kijkt veertig jaar na zijn debuut terug op de jongeman en zoon die hij ooit was.

In januari 1996 verrast Bart Moeyaert zijn zeventigjarige moeder met een verjaardagscadeau. Ze gaan samen drie dagen naar Parijs. Met deze citytrip als leidraad schetst Moeyaert niet alleen een intiem portret van zijn moeder, hij stelt ook vast hoe verbazend vaak Parijs in zijn leven is opgedoken, en hoe weinig hij zijn moeder over zijn leven heeft verteld. Aan de hand van brieven, foto’s, herinneringen en dagboekfragmenten vertelt hij openhartig over zijn late coming of age– de zoekende periode na zijn vroege schrijversdebuut. Hij probeert antwoorden te vinden, onder andere op de vragen die hij zijn moeder in Parijs niet heeft gesteld.

Bijpassende boeken en informatie

Guido van Heulendonk – De kroon met twee pieken

Guido van Heulendonk De kroon met twee pieken. Op 5 maart 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe roman van de Vlaamse schrijver Guido van Heulendonk. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Guido van Heulendonk De kroon met twee pieken recensie

Ook is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie de roman De kroon met twee pieken en eerder werk van Guido van Heulendonk.

  • “Een van onze fijnzinnigste auteurs. Scherp observator, begenadigd stilist. Hij schrijft beknopt en loepzuiver.” (John Vervoort, De Standaard der Letteren)

Guido van Heulendonk boeken en informatie

Guido van Heulendonk is op 17 november 1951 geboren in Eeklo als Guido Beelaert. Hij heeft filologie gestudeerd aan de Universiteit van Gent waarna hij werkte als docent Engels en Nederlands.

In 1985 verscheen de debuutroman van Guido van Heulendonk, Hoogtevrees. Daarna publiceerde hij nog zo’n vijftien romans en verhalenbundels. Voor zijn roman Paarden zijn ook varkens uit 1995 ontving hij de Gouden Uil 1996. Het voorlaatste boek Vrienden van de poëzie dat in 2021 verscheen is een verhalenbundel. Zijn nieuwste roman De kroon met twee pieken waarover je hier uitgebreide informatie leest, verschijnt begin maart bij uitgeverij De Arbeiderspers.

Recensie van Tim Donker

En het gebeurde dat ik mijn ogen sloot in een poging mezelf te zien lopen in een boekhandel. Een boekhandel ja een boekhandel, ik ben verdorie steeds verder van de stad vandaan komen te wonen (niet geheel volgens mijn diepste wensen overigens), het is nog lang geleden dat ik eens slenterde doorheen wat “de betere boekhandel” heten mag. Enige weken geleden liepen mijn zoon en ik nog wel een Bruna-achtig winkeltje in, ieverans in een stadje ieverans in Zeeland. Maar dat was voornamelijk uit ons beider verveling en kon kwa “betere boekhandel” sowieso al niet tellen. Maar ik sluit mijn ogen, nu, en probeer te denken aan, probeer te lopen langs, bomen duister nevelslierten een okkasjonele faun met kille hoorntjes maar neen dat is maar Sylvester Anfang II, een afsplitsing van Silvester Anfang, hun zelfgetitelde debuutplaat ligt op mijn steerjoo, beter konsentreren en ik loop langs rekken kasten uitstaltafels. Uitstaltafels, die herinner ik me. Titels die de boekhandelaar om welke reden dan ook onder de aandacht wilde brengen. Boeken die erom vroegen opgepakt en doorgebladerd  (en in negenennegentig op de honderd gevallen binnen de halve minuut weer teruggelegd) te worden. Ik herinner me lopen. Ik herinner me oppakken. Ik herinner me doorbladeren. Ik herinner me slenteren langs rekken. De poëziekasten, die spitte ik altijd helemaal door. Gewoon elke bundel eruit trekken en bekijken. Halt houden bij mij onbekende dichters. Doorbladeren, altijd even doorbladeren, ook als mijn intuïtie me anders influisterde. Hoeveel dichters heb ik niet op deze manier “ontdekt”?

De prozakasten waren een ander paar mouwen. Die waren te groot, te ver uitgestrekt, vaak ook nog opgedeeld in Nederlandstalig en vertaald, daar was geen beginnen aan, daar slenterde ik altijd gewoon langs om hier of daar iets te grijpen. Puur op basis van rug. Omdat een boek onwaarschijnlijk dik was, omdat het lettertiep me aansprak, omdat de titel maf genoeg was, omdat het een uitgeverij was die ik zo goed als blind vertrouwde.

Ik loop. Ik doe deze exsersisie. Ik denk. Ik stel me voor. Zou, ware het niet via mijn resenseerstapels tot mij gekomen, De kroon met twee pieken een oppakboek geweest kunnen zijn? Daar? In de Betere Boekhandel? Die in mijn kop of waar elders ze nog mogen wezen? Komt dit boek terecht op de uitstaltafels? Of zou het direkt al alles alleen van zijn rug moeten hebben? Eender hoe. Omslag en titel zijn weinig aansprekend en met zijn 276 pagina’s is het wel erg gemiddeld: niet opvallend dun en zeer zeker niet aandachttrekkend dik. De Arbeiderspers is niet per se dominant in mijn boekenkast en Guido van Heulendonk doet alleen een heel vage alarmbel rinkelen. Maar gesteld dat. Verveling, weeral. Maar nu toevallig daar, bij de betere dingens. Of een boekhandel toch waar meer dan alleen thrillers, managementboeken en psychologie van de koude grond de uitstaltafels halen weet. Stel je voor dat het daar zou liggen, op zoon soort tafel. En dat ik echt heel erg veel tijd te doden heb, en daarom maar elk boek oppak om even door te bladeren. Want daar. Want dat. Want dan.

Eenmaal in mijn handen zou ik met de De kroon met twee pieken zeer zeker onverwijld hebben kassawaarts zijn gesneld. De openingszin “En het gebeurde dat 2020 zijn einde naderde, en in de bijlagen de gebruikelijke lijstjes verschenen met het beste boek, de beste film of de belangrijkste gebeurtenis van het jaar.” kan tellen temeer daar het bij zoon eerste doorbladeren almeteens opvalt dat “En het gebeurde dat” terugkerende woorden zijn; meerdere hoofdstukken beginnen hiermee. En ik ben een zuiger voor herhaling. Maar. Meer nog. Veel meer nog.

Zie ik dat de roman bestaat uit vele tektsoorten (waaronder, wow, een opsomming?) (bleek later een afgeraffelde schoolopdracht van Hedda te zijn) (Hedda?) (ach dat komt nog wel, lieve lezer, dat komt nog wel alles komt nog wel), verschillen in opmaak, bladspiegel, perspectief, tijden – exact dus het soort fragmentarisme dat “mijn” soort literatuur is.

Want een klacht kwam binnen hier bij mij. Datteme stapels niet genoeg als “mij” klinken. De stapels die hier binnen komen, meestal via de tuindeur want dan heb ik gewerkt en dan ben ik langs Theo kunnen gaan. De stapels die tegenwoordig goeddeels uitmaken wat ik lees en dus ook wat ik bespreek. Wel. Zo op het oog leek De kroon met twee pieken helemaal “mij” te zijn. Boven aan de stapel gelegd. Kunnen geen klachten van komen. Denkt een mens. Zit een mens. In leesstoel. Met stapels aan elke zijde van hem.

En het gebeurde dat iemand zei dat ze ‘aldus’ ook wat zei. En het gebeurde dat alle wijsjes van aluminium gemaakt waren. En het gebeurde dat ik zat, met benee mij, nee naast mij, nee bovenop de stapel het boek, dit boek, deze kroon met twee pieken. En dat ik dacht dat niemand nu nog wat zeggen kon, aldus of anderszins, omdat dit, dit boek, dit fragmentarisme, deze lappendeken van teksten, ja, dat was “mijn” boek, dat ging helemaal “mij” zijn, dat zag je van hier, dan zat je te zitten, dan kon je niet wachten.

Weet je het zitten nog in de wetenschap dat je iets ging lezen dat mooi ging zijn, dat het mooiste ging zijn, dat fantasties ging zijn, iets waarvan de schoonheid int gelaat zou slaan (& ach wie weet Levinas nog), verweest of tot ver over de heuvel licht gevend (weet je de heuvel nog?), hoe mooi dat zitten was, hoe lang je het duren wilde, daarin wilde je blijven zitten, daaraan mocht geen einde komen.

Maar toch. Eindes komen. Altijd weer die eindes die komen. Hoe lang kun je zitten je leesstoel zonder te lezen? Naja, met The Limiñanas op de steerjoo vermoedelijk best eventjes maar niet eindeloos toch. De leeshonger naar De kroon met twee pieken neemt langzamerhand onstilbare vormen aan. Voila. Daar dan. Uitstel van behoeftebevrediging moge iets goeds zijn maar een mens moet niet overdrijven. Lezen als lezen zich aandient. De lust tot lezen. Van wie is dat ook alweer een boek? Maakt niet uit. Guido van Heulendonk schreef een boek en dat ga ik lezen nu.

Volgt een twede zin na die hoger geciteerde eerste: “Nadat hij in die laatste categorie vergeefs had gezocht naar een top drie zonder corona, legde Werner Vrysoone zijn krant opzij en roerde een extra suikerklontje door zijn thee.”

Ho-hum. Stop. Wacht. Wat voor rotnaam is Werner Vrysoone? Wie heeft er suikerklontjes in huis? Wie roert die door de thee? En mag ik f’dorie ook eens een zich in de van de gele hond gescheten jaren ‘19-‘21 lezen waarin de woorden “vrius”, “pandemie”, “covid” en “corona” niet voorkomen? Maar goed, de twede beet valt altijd tegen. En het is nog vroeg. Vroeg in de dag, vroeg in dit boek. Er is nog tijd genoeg en er zijn nog bladzijden genoeg om dit boek zo “mij” te laten worden als het op eerste gezicht beloofde te zijn.

Twee, drie bladzijden later gaat het goed scheef. Vrijsoone zit bij de kapper. Zijn “licht asmatische kapper” heeft “in plaats van een mondmasker een van die transparante speekselbakjes voor zijn baard […] gebonden, waarover Werner had gehoord dat hun efficiëntiegraad tegen virusuitstoot nul was.” Euh ja, Werner, heb je dan ook gehoord dat de “efficiëntiegraad tegen virusuitstoot” van die “mondmaskers” van het slag waarmede iedereen indertijd supermarkt, kapper en zelfs restaurant (smakelijk eten!) betrad evenzeer “nul” was? Erger nog: omdat iedereen die domme stoffen dingen na gebruik in jas- of broekzak bewaarde, konden bacteriën zich in warmte en donker juist lekker gaan zitten vermeerderen, waardoor je van die dingen eerder nog ziek werd. Misschien niet van “het” virus (en ik weet wel dat er in die jaren niet een andere manier van ziek worden of dood gaan leek te bestaan) maar ziek evengoed. En wanneer het gesprek bij de kapper op Werners geliefdste musicus en diens (pas na zijn vertrek écht groot geworden) band komt en er in dat gesprek dingen worden gezegd die hem, Vrysoone dus, allerminst aanstaan, mengt hij zich, in weerwil van een hevige aanvechting daartoe, niet in het gesprek omdat hij “geen speekselsproeiend” debat wil. Zijn eigen zwijgen zit hem echter wel dwars en “[h]ij stapte in de taxi en nog voor hij zijn masker weer had opgezet, stoomde zijn ogen, en – leek het – de hele wagen vol.”

En ineens wist ik weer waarom die naam Van Heulendonk zoon vage alarmbel had doen afgaan! Ja. Dat was het. Mijn ogen opnieuw, zorgvuldiger nu over het achterplat om het donkerbruine vermoeden bewaarheid te zien: Guido van Heulendonks vorige boek was Vrienden van de poëzie! Ook dat boek was hier via die reeds genoemde tuindeur naar binnen gekomen maar dat was gewoon maar een STAPELboek gebleven, zomaar weer een volgend boek waar ik al lezend en lezend en nog meer lezend een keer op gestuit, in begonnen, doch in dit geval helaas ook danig in vastgelopen was. Te pretentieus, te zeikerig, te aanstellerig, en zeker veel te veel corona.

Het waren vooral de schrijvers, dichters, “denkers”, academici; “intellectuelen” geweest die het vigerende coronaverhaal en de daarop geënte maatregelen kritiekloos accepteerden; die die idiote en totaal mankende vergelijking met oorlog trokken en “niet konden wachten tot de vaccinaties “erin” zaten” (twee keer aanhalingstekens wegens verregaande ergernis om de manier van uitdrukken). Dat hadden “ze” wel goed voor elkaar (welke ze? weet ik niet maar ik begin Abel steeds beter te begrijpen): al snel was het beeld getekend, geschilderd en gelakt (en dus tamelik onwrikbaar inmiddels) dat de volgzamen, de mondmaskerdragers, de vaccinatiebereidwilligen, de regeltjesvolgers voornamelijk onder de sociale, weldenkende, veelal linkse maar in ieder geval solidaire intelligentsia te vinden waren; al wie kritiek had, of slechts maar een paar bedenkingen naar voren wenste te brengen kon geschaard worden onder de obscurantistische, asociale, zich in verdacht rechtse hoek bevindende idioten (die alleen maar luisterden naar ondebuikgevoelens) (alsof die onevenredig grote corona-angst f’domme geen onderbuikgevoel was) (want “de” wetenschap sprak hierover duidelijk met maar één stem en naar die stem hadden we te luisteren, we wilden toch niet terug naar die tijden van voor de verlichting) (dat de honderden wetenschappers die het ook niet eens waren met het zo massaal naar voren gebrachte coronaverhaal voor het gemak maar even stemloos gemaakt werden moest maar even over het hoofd gezien worden) (we moeten de zaak niet onnodig komplieseren hee, het is wel zo overzichtelijk als dat wat juist is op een half aviertje kan worden opgesomd); ja zo wilde niemand gezien worden dus waren mondmaskers en vaccinatiewil  duidelijke sienjalen dat jij tot de goede gasten gerekend mocht worden. Kop neer en zwijgen want het was oorlog en in een oorlog stel je ook geen vragen.

Gadverdamme ja, nu wist ik het weer. Vrienden van de poëzie. Wat had ik de balen gehad van dat boek zeg. Onuitgelezen naar zolder verbannen. Plus daarbij: welke decadente zakkenwasser gaat er nu per taxi (of überhaupt!) naar de kapper?

(en ik zit en zucht en denk aan Dubravka Ugrešić en wat zij gezeid haadt over “intellectuele luiheid”; over wat zij afwisselend een “karaoke”- en een “consensuscultuur” noemde) (allemaal goed en allemaal woke en allemaal braaf en allemaal aan ruttes leiband)

(en ik zit en zucht en wil schrijven: “En het gebeurde dat Dregke en t schrijverken zich nederlegden en Old horse van Asphalt Ribbons daar middengronds was en zij zich eraan overgaven vooral heel veel speeksel uit te wisselen)

(en ik zit. en ik zucht)

Maar. Maar. Maar. Moet de “mijheid” van dit boek dan al na vier bladzijden ontmaskerd zijn (geen intentionele woordgrap)? Zo makkelijk mag dat niet zijn, ik heb nog geen korreltje geproefd van die heerlijke veelheid aan teksten. Dit eerste hoofdstuk was doodgewoon proza, nog wel in die allerordinairste derdepersoonenkelvoudvorm, zo gemakkelijk ga ik mij niet gewonnen geven (en bovendien, wat die tiep zei, wat die Werner Vrysoone (sjeesis!) dacht over Fleetwood Mac (die band) en Peter Green (die musicus), dat snijdt hout, dat eeuwige gemekker over die slappe, overgewaardeerde zeikplaat die Rumours heet altijd, Boeles eerste strafpunten, ofnee, niet zijn eerste, bij lange niet zijn eerste, maar wel veel strafpunten, wel heel erg veel strafpunten die keer).

Het zou nochtans gemakkelijk genoeg geweest zijn. Alles valt altijd tegen, niets is ooit wat je ervan hoopte. Ge moet u niet moejen met de stapels. De dingen gaan toch zoals ze gaan. Dit is nu eens boek waarnaar ik had kunnen gaan als het niet naar mij was gekomen en dan is het niks waarvan je droomde, zie je nu wel. Had gekund. Deed ik niet. Ik zat en las. Andere seedee opleggen, al dat lezen en denken en geërgerd zijn, daar gaat meer tijd in zitten dan je denkt en voor je het weet is het weer stil in uw kamer.

Zwijgt de muziek.

Zwijgt de mjoeziek.

Heb ik al ooit gezegd dat ik een kettingluisteraar ben? Ik steek de ene seedee met de andere aan. Ik zwem in mjoeziek, de mjoeziek zwemt in mij. Dit is gaan. Maar misschien moet ik eerst even gaan douchen. Hoe laat komen de kinderen thuis? Is er nog koffie in de pot?

Maar dan is het weer lezen.
Ooit is het weer lezen.
Altijd is het lezen.
De stapels. De boeken. Wat kome komt.

Te lezen wat leest. Wat een mens leest. De kroon met twee pieken leest een mens. Lees ik. Dit boek dat zijn mijheid overal geschreven had staan. Te lezen. En lezen. En lezen. Totdat dan komt dat er geen pagina’s te lezen meer zijn, het boek uit is, en ik daar zit. En denk. En hmm zeg. En de kamer mij aanstaart en me om een reactie vraagt.

Zeg ik, denk ik, antwoord ik de kamer voorzichtigjesweg dat een lichte teleurstelling mijn deel is nu het laatste woord gelezen is. Dat dit boek rustig geniaal had kunnen zijn. Als. Als d’n Kwiedoo zijn pretentieuze neigingen wat beter had weten te beteugelen, bijvoorbeeld.

Veeltekstig & meerstemmig is dit boek, jammer is dan dat haast alle uitgeworpen lijnen naar het einde toe samenkomen (o mensen komt tesaam), zelfs de bevordering van een aan het PMS verbonden pedagoge (PMS staat hier voor Psycho-medisch-sociaal centrum) (en dus niet wat u waarschijnlijk dacht) (een misogyn grapje van Van Heulendonk?) (natuurlijk verdient alles dat in opstand komt tegen het nazisme dat wij tegenwoordig als WOKE kennen alleen als daad van verzet al alle lof) tot directrice van de school van Vrysoones kinderen of een partijtje schaak dat Vrysoone van zijn (twede) vrouw verliest; kortom ook de kleinere dingen, waar een mens makkelijk overheen zou lezen, blijken later niet van belang gespeend. Velen zullen hierin een proeve van compositorisch vernuft zien ofzoiets (ik zie de kretologie op het achterplat van Van Heulendonks volgende roman al staan!), maar ik heb niet zoveel op met dat soort als-het-personage-in-het-eerste-bedrijf-een-geweer-aan-de-schouw-ziet-hangen-achtige schrijverij; ik hou ook wel van de Godijns van deze wereld waarbij het alle kanten op spat zonder dat elke druppel zich perse tot zindragend hoeft te ontpoppen. Ik weet me als lezer altoos een beetje geërgerd als ik niet onbekommerd in een boek rond kan stappen omdat ik er te zeer op mijn hoede voor moet zijn een detail te missen dat maar zo het ontbrekende puzzelstukje gaat kunnen zijn. In uw leven vallen ook niet alle dagen gebeurtenissen voor die op uw tachtigste nog een staartje zullen krijgen, wel?

En ook: dat einde, nee nog na het einde, wordt De kroon met twee pieken in de laatste drie bladzijden ineens science fiction, waar heb dat voor nodig? Een berg, een berg in Maine, spreekt in 4230 een mythisch wezen toe, zijn die Koyaanisqatsi-achtige beelden die volgen bedoeld als koda? Het ligt me zwaar op de maag, Van Heulendonk. Alsof ik na een overvloedige maaltijd, geëindigd in koffie met bonbons, ook nog een kunstig opgemaakte maar volstrekt oneetbare taart voorgeschoteld krijg. Ontsieren. Ja. Ontsieren is het woord dat in mij opkwam.

En/want mooi geschreven is dit boek. De kroon met twee pieken toont onweerlegbaar aan dat Van Heulendonk gezegend is met een zeer groot taalgevoel. Waarom hij, juist hij, ook gij Brutus, dat moet verloochenen om als een handvol zilverlingen wat modieus Engels doorheen dit boek te werpen is mij dan ook een raadsel. Waarom “[iets] on hold zetten”; “deep down”, “pissed”, “slipstream”, “raid”, “ofcourse”, “wishful thinking”, “wonderboy”, “gedropt”, “cleane”, “sightseeing”, “mindset” (sowieso een vreselijk en overgebruikt rotwoord), “crash”, “meeting” of “bucketlist” (ook zo’n nietszeggend woord dat in veel te veel bakkesen bestorven ligt)? Als kontragewicht treft de lezer ook een dosis oubolligheid aan. “Stappers” voor “schoenen” noem ik, of “het grijze zwerk”, of “strak in het jeugdig vel” of “op wandel met broeder Alzheimer”, of “[iets] op zijn palmares schrijven”, of “op de gevoelige plaat [vastleggen]”, of “zijn liefdesapparaten” (ja meervoud!) zijn niet alleen kliesjees maar ook nog eens vreselijk truttige kliesjees. Oudemannetjespraat. Waar Van Heulendonk toch op zijn best is als hij zich tussendoor deze twee uitersten beweegt, en de taal tot muziek klinken laat.

En van karakters staat het bol hier. Maar waarom is die Werner Vrysoone, toch zoon beetje de hoofdrolspeler, dan zo’n eikel eigenlijk? Die had best wat meer vlees op zijn botten kunnen krijgen. En toch is hij de platste van allen.

Ambtenaar. En vader. Van twee dochters. Hedda en Paulien. Er was ook ooit een moeder maar die is van een berg gevallen. Van een berg in Maine. Stephen King had daar wel iets mee geweten. Maar nu is het de berg, en Werner, en Hedda, en Paulien. Hedda, het “ongelukje” van moeder Conny Bruynzele en een zeer kortstondige jeugdliefde maar reeds als baby onder Werners vleugels genomen, geraakt al vroeg in de ban van de Heere, wordt godsdienstwaanzinnig en drijft af, steeds meer buiten beeld. Paulien blijft dichterbij. Obstinate puber. Daarna theatermaakster. Daarna actievoerder. En Werner? Ach. Dit is zijn verhaal. Van jeugdeling, bij de scouts, tot in het bejaardentehuis, als katatone tachtigjarige. Van lawwezeggûh 1968 tot lawwezeggûh 2026. De vreugd, de liefde, de ellende, het gezin, de ziekte, de ophanden zijnde dood. Een getekend maar niet ongewoon leven.

Om dat leven moet je daarom ook dit boek niet lezen. Wel om de teksten. Al die teksten. Die schone veelheid aan teksten (zeer veelstemmig is het helaas niet, het blijven toch bij hoofdzaak Werner en Paulien die hier de woordvoerders zijn). In brieven, e-mails, interviews, schoolopdrachten, dagboekproza, theatermonoloog, krantenartikels en zelfs -godbetere het- een enkele recensie ontvouwt zich hier iets dat niemand onbekend zal zijn maar waarvan je desondanks steeds meer weten wil. De lezer leest dit begerig, hijgerig en verbazend snel. De lezer lacht, de lezer heeft soms zelfs een echte traan.

De lezer leest dit met honger naar meer.

Dit is schoon, Van Heulendonk. De kroon met twee pieken is een schoon boek. Het had nog beter kunnen zijn. Maar dan weer: is dat niet wat op een ieders grafsteen kan komen te staan? Het had nog beter kunnen zijn.

Guido van Heulendonk De kroon met twee pieken

De kroon met twee pieken

Flaptekst van de nieuwe roman van Guido van Heulendonk

De kroon met twee pieken schetst het grillig verlopen leven van Werner Vrysoone. Hij was ambtenaar bij lokale overheden, tweemaal echtgenoot, weduwnaar en vader van twee dochters – van wie er slechts één zijn eigen kind is. Tussen de meisjes ontstaat een gespannen relatie die te maken heeft met botsende persoonlijkheden en een traumatisch verleden. In dit spanningsveld probeert Werner een goede vader te zijn, onpartijdig en betrokken. Buiten zijn wil om, echter, zal hij tot een bikkelharde keuze komen.

Het is een wervelende kroniek, caleidoscopisch gestructureerd en vol eigenzinnige perspectiefwisselingen.

Bijpassende boeken