Tag archieven: Claire-Louise Bennett

Claire-Louise Bennett – Poel

Claire-Louise Bennett Poel recensie en informatie over de inhoud van de eerste roman van de Engelse schrijfster. Op 30 mei 2023 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Pond van de Britse auteur Claire-Louise Bennett.

Claire-Louise Bennett Poel recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de roman Poel. Het boek is geschreven door Claire-Louise Bennett. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe van de debuutroman van de Britse auteur Claire-Louise Bennett.

Recensie van Tim Donker

Van verwachtingen en wat ze met je doen sprak ik al eens eerder. Of misschien spreek ik daar wel elke keer over, want het is het licht. Het is het licht dat zet het licht dat kleurt het licht dat toont. Expect the worst and everything is fine zong Steve Westfield reeds waar is die Westfield nu eigenlijk maakt die nog muziek ik draai zijn platen niet zo vaak maar als ik ze draai vind ik het altijd weer fijn. En dat is mooi he, Westfield, als je ergens niks van verwacht en het blijkt toch heel mooi te zijn, dan is het nog een heel klein stukje mojer dan het feitelijk is maarja dat heb je niet in de hand, je kunt wel denken ik ga hier geen ene lor van verwachten maar je verwachtingen trekken zich van zulke denksels helemaal niks aan.

De verwachtingen – mijn verwachtingen – voor Poel waren torenhoog. Op het hysterische af. Theo kan ervan getuigen. Er komt een nieuwe Bennett-vertaling, er komt een nieuwe Bennett-vertaling, er komt een nieuwe Bennett-vertaling. Je hebt hem toch wel aangevraagd he, hij komt toch wel he, is hij er al. Ik was bang hem te missen. Ik was bang iets te missen. Ik wilde dit boek niet missen. Ik heb het niet gemist. En ik –

ofnee wacht. Eerst iets anders. Waarom stonden mijn verwachtingen gans in de hoogte tot het uiterste gespannen? Wel, ik had Kassa 19 gelezen. Ik had het in me op genomen. Ik had het verteerd. Dat boek leeft nu ergens diep in mij. Het beste boek ooit gelezen, ik weet dat ik dat vaker zeg, maar dit was met gemak één van de 388 beste boeken ooit gelezen en dat zegt niet niks. Ik heb er ook over gesproken, hier, ik heb erover gejubeld, hier, u heeft dat kunnen lezen, u heeft het niet gelezen, wie leest die dingen. De Standaard, die lezen ze. En die haadt gezeid dat het briljant proza is dat reist naar het einde van de nacht en weer terug. Waarom die lauwe Céline-vergelijking, rot toch op met je Céline, waarom hij weer. Kassa 19 was geen nachtboek. Kassa 19 was een prachtboek. Voortaan wilde ik, ging ik, moest ik alles opsnuiven dat uit Claire-Louise Bennett heur handen kwam. Ja dat ging ik, en dan kwam al rappekens na Kassa 19 de vertaling van dit hier Poel, en Poel, dacht ik, ging nog wel, voor zover mogelijk, een slag of twee beter zijn dan Kassa 19. Misschien wel drie. Poel. Haar debuut.

Ik dacht niet zozeer dat Poel beter dan Kassa 19 ging zijn omdat het haar debuut was. Of misschien ook wel. Hoe zit dat eigenlijk met schrijvers? Ik heb er nooit zo over nagedacht. Met bands en artisten is het bijna een gegeven, en veel muziekliefhebbers zullen het herkennen: de begintijd is vaak de beste. Oké, zo bont als Callahan maken misschien maar weinigen het. Afkomen met twee geniale albums: Sewn to the sky en Forgotten foundation (met gemak één van de 388 beste albums die ik ooit gehoord heb) (en dan zwijg ik nog van die twee inmiddels natuurlijk volstrekt onverkrijgbare kassettes, van die Tired tape machine ken ik wel zoon beetje alles, en van Cow ook wel maar dat ik sterven moet zonder ooit dat dertig minuten durende Vinyl cranium and camera crushed gehoord te hebben is een bijna onverteerbare gedachte);  Julius Ceasar en Wild love zijn niet slecht maar toch wel een tree of wat onder geniaal; vanaf The doctor came at dawn wordt het per plaat minder om vanaf Knock knock echt afgrijselijk te worden (al vond ik Dongs of sevotion nog wel zo zijn momenten hebben maar volgens the brees (the wrong man in the wrong plees die bijna liet zijn kees) kwam dat doordat dat een verzameling oudere liedjes was). Zo stijl is de weg naar klootloosheid voor de meesten niet. Nick Cave was wisselvallig in de oude dagen. Je zult mij niet betrappen op een grote liefde voor The Birthday Party (ik gaf mijn enige Birthday Party-cd aan mijn zoon; een enkele keer hoor ik het wel eens uit zijn kamer komen) maar From her to eternity is een geweldige plaat. Waarna er twee zwakkere volgen, een weer erg goede, een redelijke, een zeer zwakke, om met Henry’s dream en Let love in weer twee fantastiese titels af te leveren. Vanaf Murder ballads is het om zeep. The boatman’s call is één van de enige twee seedees die ik ooit in het vuilnisvat heb geworpen, ziedend, schuimbekkend, woedend. Tom Waits had zelfs vijf platen nodig om enigszins op stoom te komen; Blue valentine en Heartattack and vine zijn mooi; Swordfishtrombones, Rain dogs en Franks wild years met gemak drie van de beste 388 albums ooit gemaakt; met Bone machine slaat hij een inwisselbaarder pad in als u het mij vraagt u vraagt het mij niet, vanaf dan is elke plaat een herhalingsoefening. En Mogwai (namen in de hele coronasituatie trouwens ook een zeer dubieus standpunt in). En Hood.  En Low. O god zwijg me van Low. Naja. U weet. U begrijpt. Gaat het om een band gaat het om een artist gaat het om muzikanten en zangers liedjesschrijvers blijft u het liefst dicht bij het begin. Maar schrijvers? Ik nie weet nie, er zijn nie zoveel schrijvers nie die ik op de voet volg of ooit op de voet gevolgd heb, misschien alleen Jean-Marie Henri Berckmans. En die zun allervroegste begin was niet zo best eigenlijk. Vanaf Vergeet niet wat de zevenslaper zei heeft hij zijn momenten; waarlijk superieur zou ik Bericht uit Klein Konstatinopel, Ontbijt in het vilbeluik en Slecht nieuws voor Doctor Paf de Pierennaaier noemen; wat daarna komt biedt weinig nieuws meer maar alsnog: als u geen enkele titel van Berckmans in huis heeft, koopt u beter het late werk dan het vroege. Dat zou dan dus zeggen dat het bij schrijvers precies andersom zit dan bij musici maar ik kan toch die ene schrijver niet als kontrast bieden tegen die vele, die zeer vele bands en zangers die al hun moje kruit ergens in hun beginjaren verschieten? Goed. Dichters dan. Ik heb nog wel wat dichters in mijn kast die met meer dan één titel vertegenwoordigd zijn. Maar die dichters, al die dichters, Kreek Daey Ouwens, F. van Dixhoorn, Gerrit Krol, Wouter Godijn, Tonnus Oosterhoff, Micha Hamel, K. Schippers, B. Zwaal, Astrid Lampe, Jan Vissers, Sean Thomas Dougherty, Charles Bernstein, Elma van Haren, Tsead Bruinja, Jan Mysjkin, H.H. ter Balkt, K. Michel, bleken eigenlijk redelijk konsistent; een enkele maal kon je wel stellen dat de latere bundels beter waren dan de eerdere of dat de eerdere bundels beter waren dan de latere maar de verschillen in, resepsie, bij mij, waren klein.

Dus staak uw zever. Dus staak mijn zever. Dus staak ik hier mijn zever. Al deze woorden vuil gemaakt alleen maar om te zeggen dat het niet was omdat het heur debuut was dat ik zoveel verwachtte van Poel. Neen Het was de het boek vooruitgesnelde flaptekst waardoor ik me in de luren had leggen. “Poel is glinsterend en ongebruikelijk en eist te worden verslonden in snelle, grote brokken die je lang na de laatste pagina zult blijven proeven.”; zoveel had mijn oog reeds bereikt over dit boek en op grond van Kassa 19 kon ik me daar alles bij voorstellen. Dat boek had ik ook gulzig, hongerend, hijgerig, kwijlend bijna gelezen nee opgesnoven nee opgeslokt. Woorden als bedrieglijk en betoverend werden gebruikt, er was sprake van losse en intense stukken – Poel ging goed zijn, zeker; Poel ging misschien wel beter zijn nog dan Kassa 19, (het) (een van de 388) beste boek(en) ooit gelezen.

Met dat in mijn hoofd zette ik me aan Poel.

En u weet.

Die vakantie waarnaar u reeds het hele jaar uitkeek.
Die hele speciale fles wijn die te lang lag te wachten op die speciale gelegenheid die nooit echt helemaal gekomen is.
Die liefde die de liefde van uw leven ging zijn.

Daaraan kan geen enkele vakantie kan geen enkele wijn kan geen enkele liefde voldoen.

Daaraan kan geen enkel Poel voldoen.

Sorry Bennett dat ik er (te) veel van verwachtte.
Sorry Poel. Sorry mijzelf. Dat ik er teveel van verwachtte.

Poel bleek niet beter dan Kassa 19. Het was niet beter dan het beste boek ooit gelezen. Het kwam zelfs niet recht op daar met de 388 beste boeken. Het is misschien één van de vierhonderd beste boeken ooit gelezen. Of. Misschien 402. Soms tel ik ernaast.

Poel is wel gewoon een heel erg goed boek, namelijk. Met her en der briljante passages. Met ook, helaas, het en der, lichtelijk saje passages.

De naamloze vrouw die de hoofdpersoon van dit boek is, het zou maar zo een versie van Claire-Louise Bennett kunnen zijn, wie weet, leeft ergens achteraf, merendeels alleen, merendeels in afzondering. Hoewel ze in terzijdes wellerus praat over de druk bezochte feesten die ze organiseert (oganiseerde?); over werk, over lezingen; over sex en over (zomwijlen lichtelijk bizarre) sexuele fantasieën (maar daarover kom ik straks nog te spreek); hoewel er tegen het einde van het boek sprake is van een “je” en dat zou maar zo kunnen wijzen op een prille, ontluikende, nog wat onwennige liefde, maakt ze overheen het gehele boek genomen een solitaire indruk; niet perse eenzaam maar wel een eenling, een soms wereldvreemde eenling misschien zelfs. Iemand die niet heel veel meemaakt en voornamelijk al denkend leeft. Denkend aan wat ooit was, of denkend over bananen bij de koffie (want dat vindt ze lekker). Of over pap, amandelschaafsel, boosheid, tegen wil en dank tuinder zijn, de schoenen van de pastoor, liefde, toneel, Roland Barthes, PJ Harvey, Nick Cave, een broer die van een heuvel rolt, soep eten terwijl je aan de telefoon bent, de maan, de kou, de auto’s van de buren, een stok meenemen op de fiets, overhemden, pluchen beren in de vrieskist. Bennett spaart de lezer zeer zeker niet en kan dit soort gedachtegangen bladzijden lang laten aanslepen, ook als ze gaan over het kleinste, het miniemste, over het meest alledaagse.

Of juist over buitenissigheden. Ze loopt. Ze loopt daar in dat buiten van haar, dat afgelegen buiten, op één van de vele landweggetjes en in de verte ziet ze een jongeman aankomen en ineens is er een angst, is er de angst dat die jongeman haar verkrachten zal. Maar dat is nog niet eens haar grootste zorg; ze maakt zich er vooral druk om dat ze heel erg moet plassen en dat ze tijdens de verkrachting dan misschien op hem zal plassen en hoe moet dat dan? De jongeman is echter gewoon een jongeman die daar loopt, zonder iets in de zin, zonder enige interesse in haar, en wat eerst een angst was, ontpopt zich later als een verlangen waaraan niet tegemoet gekomen is. Dan loopt ze, enigszins ontgoocheld, weer terug naar huis, voorbij de koeien die daar altijd al staan en die eerder “raar” tegen haar gedaan hadden (maar dat stukje is eerder, dat is hiervoor nog, dat moet je zelf maar lezen): “De koeien stonden nog bij het hek toen ik langsliep, de heuvel af. Ik vertraagde even en dacht aan Jezus, ik weet niet waarom. Misschien denken jullie allemaal dat ik Jezus ben, zei ik, en keek toen naar de ramen van een naburige bungalow. Er stonden cactussen in bakken op de vensterbank. Al snel stond ik voor mijn eigen cottage en bewonderde de groene deur en verzonken ramen. Niet te geloven, dacht ik. Wat een heerlijke plek om te wonen. Toen kwam ik binnen en nadat ik uit mijn doorweekte laarzen was gestapt ging ik naar het bureau en begon langzaam een fotoboek van Clarence. H. White door te bladeren.”

Poel stroomt. Wat wonderlijk is voor een poel. Poel stroomt van grappig naar verstild, van poëties naar bizar, van landerig naar geëxalteerd, van dagdagelijks naar vervreemdend, van beschouwelijk naar gejaagd. In het korte, laatste hoofdstuk komt alles tot stilstand: de ik is de zij geworden, de broer en de zus zijn nog klein; slakken, een appel, een roepende moeder.

Dit boek bevat zoveel moois, zoveel prachtige bladzijden, zoveel dingen die ik vanaf de daken, schreeuwend, zou willen voorlezen. Zoals. Dit. “Daarachter en heel lang terug en nog verder daar voorbij. En zo was het sindsdien. Maar na alle schijn en wat vergooide middagen bleek het toch niet allemaal uit en over. Nee, nee. Niets geen weifeltwijfel op deez’ heuvel. Ach, maar dat was loos toen en verandering was niet doorgewinterd. Nee, nee. Niets geen twijfelweifel op deez’ eerste sport. Dus, zwaar omgegord en met nieuwe menigvuldigheden kwam een zon purper en leverde de hagel een jaar of twee in. En dat was niet alles. Nee, nee. Niets geen bomma bomma op deez’ gaande maan.” – o, en zo gaat dit nog drie bladzijden door en ik zou alles hier wel willen herhalen voor u, willen voorlezen voor u, willen blazen in uw oor voor u, willen sieteren al de drie bladzijden, met gemak de mooiste drie bladzijden uit dit boek, misschien wel drie van de 388 mooiste bladzijden ooit gelezen, maar ik denk dat dat gaat, ik denk dat dat te boven gaat, ik vrees dat dat mijn sietaatrecht te boven gaat, ooit heb ik het wel geweten van dat sietaatrecht, van hoeveel je maksimaal mocht sieteren in een bespreking, ooit is het me gezegd maar ik ben het vergeten maar dat het niet drie bladzijden bedroeg weet ik nog wel, ik weet er nog wel zoveel van dat ik het verbijsterend beperkt vond, dat sietaatrecht, uw rechten zijn altoos en overal veel berperkter dan juist zou zijn.

Waarom Poel dan toch niet aan mijn hiesteriese verwachtingen kon voldoen, is, nog los van de hysterie van die verwachtingen zelve: de ongekontroleerdheid van het schrijven.

Wat ik prachtig vind.
Waar ik van hou.

Want ze gaat zo lang door, zo fantasties lang door met haar schrijven, en dat levert dan b’voorbeeld die drie briljante pagina’s op waarover ik het net had, bijvoorbeeld, of heerlijke zinnen, zoveel heerlijke zinnen over een jas of een boodschappentas of oude spullen of tomatenpuree of regen op een bladerdak en dat neigt soms naar het absurdistiese (en alleen gode weet hoeveel ik hou van absurdisme) maar het vangt volgens mij vooral goed de sfeer van (lang) alleen zijn en je gedachten zonder teugels laten en je voor je het weet ineens vijf minuten lang heb zitten mijmeren over aan rare vlek op het aanrecht – maar.

Maar ook: ze gaat zo lang door, zo zomwijlen vervelend lang door, op gedachten van meer filosofiese of existentialisiese aard en dat kan af en toe dan een beetje ja, euh, saai zijn. Dat is. Dat zit erin. Dat komt met dit soort van schrijven: doorgaan en doorgaan, of het nu onderhoudend grappig mooi taai of onbegrijpelijk is. Soms ben ik mee in de stromen van Poel, soms sta ik erbuiten en kijk ik er alleen maar naar.

Zodat Poel juist niet dat boek werd dat ik in “snelle, grote brokken” “verslonden” heb, maar nu eens onafgebroken en dan juist weer met grote tussenpozen las en dat, op het eind, een minder overrompelende leeservaring bleek dan Kassa 19.

Doch misschien bewijst Bennett juist vooral haar genialiteit door met een minder goed boek nog altijd van onnavolgbaar grootse klasse te zijn.


Claire-Louise Bennett Poel recensie

Poel

  • Auteur: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: Pond (2015)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 30 mei 2023
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 23,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Recensie en waardering van de roman

  • “Sarcastisch, poëtisch, vaak koortsig en rusteloos… De wereld krijgt haar betovering terug” (De Standaard)

Flaptekst van de debuutroman van Claire-Louise Bennett

Poel, het debuut van Claire-Louise Bennett, is een bedrieglijke roman die met een betoverende virtuositeit het innerlijke leven van de naamloze hoofdpersoon beschrijft; een jonge vrouw die ver van de bewoonde wereld een bijzonder bestaan leidt. De losse, verhaalachtige, intense stukken concentreren zich, soms met veel humor, op de verschillende onderdelen uit haar dagelijkse leven; van wat is de beste manier om pap of bananen te eten, tot een ontmoeting met koeien, tot het ambivalente begin van een nieuwe relatie. Terwijl de verteller in al haar excentriciteit naar voren komt, soms pijnlijk en vaak hilarisch, zoekt ze naar een houding om zichzelf te kunnen en mogen zijn in de wereld.

Poel is glinsterend en ongebruikelijk, en eist om te worden verslonden in snelle grote brokken die je lang na de laatste pagina zult blijven proeven.

Bijpassende boeken en informatie

Claire-Louise Bennett – Kassa 19

Claire-Louise Bennett Kassa 19 recensie en informatie over de inhoud van de Engelse roman. Op 28 april 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de in 2021 verschenen roman Checkout 19 van de Britse schrijfster Claire-Louise Bennett. Winnaar Europese Literatuurprijs 2023.

Claire-Louise Bennett Kassa 19 recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden de roman Kassa 19. Het boek is geschreven door Claire-Louise Bennett. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Engelse schrijfster Claire-Louise Bennett.

Recensie van Tim Donker

Wie was het weer die zei, ik was het die zei, wanneer was het dat ik het zei, het was nog maar pas dat ik het zei, waarover was het dat ik het zei, ik weet niet meer waarover het was dat ik het zei. Goed mogelijk dat het over Waarachtige beschrijvingen uit de permafrost ging. Maar het kan ook wel eens Het einde van het lied zijn geweest al is dat langer geleden geloof ik, nog maar kort na mijn verhuis dat was. Kanada misschien? Ik weet het niet. Maar ik weet nog dat ik het zei, ik weet dat ik zei Dit is het mooiste boek dat ik ooit gelezen heb tot het volgende mooiste boek dat ik ooit gelezen heb. En dat was oprecht gesproken. Maar nu is het hier.

Nu is het hier. Dat volgende mooiste boek ooit gelezen. Nu heet het Kassa 19. En de schrijfster heet Claire-Louise Bennett. Hier vlak naast me ligt het boek. Het lijkt nog te zinderen. Het lijkt nog na te zinderen van de keren dat ik erin las, al die intense keren, misschien het meest nog de laatste keren. Dat was in een hotel. Ergens nabij Nijmegen. Mijn zoon en ik in de ene kamer; dochter en moeder in de andere. Een hotel ergens nabij Nijmegen, midden in een bos, gans de kamer schimmerde in groenig licht van al de bomen die om het hotel heen stonden. Keek ik op van mijn boek, zag ik mijn zoon, mijn moje lieve zoon, mijn prachtige zoon, en achter hem al die bomen. Soms kwam mijn dochter even kijken op onze kamer; wij kwamen zelden naar de hunne. Toen ik las, toen ik die allerlaatste bladzijden las, hadden we net gelopen, net heeldurdag doorheen Nijmegen gelopen, toen ik las, toen ik die allerlaatste bladzijden las, waren we moe. Ik las verwoed, de televisieprogramma’s van mijn zoon stoorden me niet. Ik las de laatste bladzijden, toen wist ik het al. Toen wist ik al dat dit er weer één was. Zo’n volgend allermooiste boek ooit gelezen. Toen had het me al adem benomen, toen had het me al gevloernageld. Wanneer weet je dat eigenlijk zeker? Op welk moment in een boek weet je dat dit er weer één gaat zijn, zo’n boek, weer zo’n allermooiste boek ooit gelezen?

Ik denk dat ik dat met Kassa 19 al vrij snel wist. Ja. Hoofdstuk 1. Dat Een raar gedoe heet en wees gerust want de titel van het hoofdstuk is het enige dat er slecht aan is. Het is geen lang hoofdstuk. Het begint op bladzijde negen, het eindigt op bladzijde achttien. Maar het zijn de schitterendste bladzijden uit de wereldliteratuur. Voila. Daar. Ik zei het. Ja. Zelfs de eerste regels, de eerste halve bladzijde. Zelfs toen al. Een sterk vermoeden: dit kon wel eens een heel goed boek gaan zijn. Gaaf. Zei ik bijna. Een heel gaaf boek. Zeggen mensen dat nog, gaaf? Het lezen als drinken. Het lezen als verdwijnen. Het lezen als opzuigen nee jij zuigt de woorden niet op, de woorden zuigen jou op. O. Ja. Dat eerste hoofdstuk. Dat is zo ontzettend bloedmooi, dat kan ik je niet eens vertellen. Nee. Ik wíl het niet vertellen. Ik wil springen. Op een tuintafel, op het dak van een geparkeerde auto (ja dan moet ik vrij hoog springen, dat realiseer ik me nu ook, ik doe het wel via de motorkap); ik wil podium, ik wil kansel (ha!); altijd ergens op, altijd ergens vanaf – en dan voorlezen. Ja. Dat hele eerste hoofdstuk. Wil ik aan je voorlezen. Terwijl ik op autodak op balkon op terrastafel of liever nog toch gewoon vlak naast je sta. Of anders hier. Nu. In deze bespreking. Gewoon dat hele eerste hoofdstuk sieteren, nu. Woord voor woord. Zou dat kunnen? Zou dat al ooit eens gedaan zijn? Zou dat meer zijn dat het sietaatrecht of het geduld van de lezer hebben kan? Iemand zei me laatst dat mijn besprekingen tóch al heel veel vragen van het geduld van de lezer. “Je moet wel zin hebben om zoiets te lezen.”, zei die. En ik dacht Maar je moet altijd maar zin hebben om wat dan ook te lezen, niet? Je moet ook maar net zin hebben om een hele korte bespreking te lezen, behalve dan dat die kort is misschien en zo’n beetje feitelijk-mededelend, en het niet veel van je kostbare tijd kost om te lezen. Zoiets als de gebruiksaanwijzing op een fles gootsteenontstopper. (O. Toen. Toen ik jong was, en nog dingen wilde, want alleen jonge mensen willen dingen (wie weet de slogan van Veronica nog?); dit nu, is ouder worden: steeds minder willen en steeds meer kwijt raken & banen en mogelijkheden en dromen en liefdes en vrienden en wensen en idealen en ambities ontvallen je, breken eenvoudigweg met veel gekraak af, vallen met een plons in de rivier en drijven weg, drijven tot ver buiten waar je handen ooit nog reiken kunnen en je zit daar en je ziet het gebeuren en je zegt hmm, zeg je en je zegt oké, zeg je en je haalt je schouders op en je neuriet een liedje van The Pixies en je staat op en je loopt weg – maar goed ik was aan het vertellen, onderbreek me niet steeds, ik was aan het vertellen dat ik jong was en schreef aan wat een boek moest worden en één van de hoofdstukken in dat boek was de gebruiksaanwijzing op een fles gootsteenontstopper want dat was readymade en met een readymade, dacht ik, kun je nooit mis gaan). Laat ik geen fles gootsteenontstopper zijn nee laat ik ook niet het andere zijn nee laat ik me beperken tot de eerste zinnen. Niet de pracht van het eerste hoofdstuk. Maar de geur van de pracht.

“Later hadden we vaak een boek bij ons. Later. Toen we eindelijk een beetje groter waren maar nog lang niet zo groot als de rest namen we boeken mee. O ladingen boeken. En gingen ermee in het gras bij de boom zitten. Eigenlijk maar één boek. Precies, maar één. Heel veel boeken, één tegelijk. Ja precies, één tegelijk. We hadden liever geen stapels boeken, hè. Nee, eigenlijk niet, en nu nog steeds niet. We hebben liever één boek. Ja, nu hebben we liever één boek en toen hadden we liever één boek. We gingen bijvoorbeeld naar de bibliotheek en leerden al snel af om heel veel boeken te lenen hè. Ja. Ja. Ja echt. Eerst leenden we natuurlijk zoveel mogelijk boeken. Dus waarschijnlijk acht boeken. Het is altijd of zes boeken of acht boeken of twaalf boeken. Tenzij het een speciale serie boeken is natuurlijk want in dat geval zijn het er misschien maar vier.”

En dan voort, zoals dit, dat razende, dat mooje, dat volle. God. Ja. Dus.

Maar ken je dat? Dat je las, je was op weg om je gootsteen te ontstoppen maar je las, en je, dit, lezend, doet je willen (doet je willen?) (???), lezen, meer lezen, alleen nog maar lezen, dit, nu, straks, altijd, altijd alleen maar lezen in dit boek, en je wil het geven ook, aan anderen, dit boek, niet in je eigen woorden natuurlijk want je eigen woorden halen het bij lang en bij ver niet bij de woorden van Bennett; Kassa 19 is het mooiste in de woorden van Kassa 19; Kassa 19 is al zovele tinten flauwer in de bespreking van Kassa 19; niemand dan Bennett zelve kan ooit ten volle recht doen aan Kassa 19.

Dat is de kracht. Dat is de pracht. Van Kassa 19. Je moet het boek zelf lezen. Lees het boek. Ik kan niets zeggen. Ik doe alleen maar een leesverslag.

Dat zou je kunnen zeggen. Je zou kunnen zeggen dat Kassa 19 over lezen gaat. Over boeken. De boeken die je las, en er was een rus die je Jenseits von Gut und Böse gaf toen je liep, door de gangpaden van de supermarkt liep je, op weg naar je kassa, naar kassa 19 want dat was jouw kassa, door de supermarkt liep je en toen gaf die rus jou dat boek, en er waren andere boeken, er was een essay over duisternis, er waren boeken over de waanzin, er waren boeken van vrouwen, vooral heel veel boeken van vrouwen, een eindeloze opsomming van gelezen boeken, ergens, bij titel en bij schrijver en soms alleen bij titel, peins The Female Malady: Women, Madness, and English Culture, 1830 – 1980 van Elaine Showalter (een boek over hoe de idee van wat een “normale” vrouw behoort te zijn heeft bijgedragen aan het tot waanzinnig stigmatiseren van vele, vele vrouwen) (en dus nog geen handbreedte bij Geschiedenis van de waanzin van Michel Foucault vandaan) (en denk maar niet dat het na 1980 gedaan was met het ziek maken van gezonden mensen, Illich en de resentelijker nog het hysterische coronabeleid helpen je uit die droom), of peins een essay van Junochiro Tanizaki waarin hij de westerse obsessie met schoon, nieuw, ongeschonden en licht plaatst tegenover de oosterse verzoening met duisternis, patina en broosheid en die woorden, en al die woorden, en wat het met je doet om jong te zijn en al die woorden in je te hebben, vrouw zijn, jonge vrouw zijn en lezen, zoveel lezen, en ik dacht aan Sabine, ik zag voor me Sabine in een huis dat uit boeken opgetrokken is en ik dacht Sabine ik zag u oprecht heel erg graag en ik dacht hoe zou het nu zijn met Sabine, boeken, vrouwen, lezen, zou je kunnen zeggen, ik bedoel je zou kunnen zeggen dat Kassa 19 daar over gaat en dan zou je niet eens iets heel erg raars zeggen.

Je zou kunnen zeggen dat dit een boek is dat boeken bevat, dat het een verhaal is vol verhalen. Zou je kunnen zeggen. “Toen ik begin twintig was,” schrijft Claire-Louise Bennett, “begon ik een verhaal te schrijven over een man die Tarquinius Superbus heette”. En vervolgens gaat het lang, nee zeer lang over Tarquinius Superbus. Over Tarquinius Superbus en zijn bondgenoot de Dokter, die, ergens in de negentiende eeuw, of aan het begin van de renaissance, of, zeg, gewoon “lang geleden” in Stockholm of Malmö of Bazel of Stuttgart of Lyon of Madrid of Turijn of Triëst maar “[v]ooral in Wenen of Venetië” zitten en praten en drinken, en boeken bestellen, en zich verwonderen, en dingen eten, en op zoek zijn naar een zin, en het is grappig en lichtelijk absurd, en heel erg Jean-Paul is het ook, dat was een Duitser geloof ik, en zo lang gaat het over Tarquinius Superbus en de Dokter dat je langzaamaan kunt gaan voelen dat zij de hoofdrolspelers zijn van dit boek & al het voorgaande maar inleiding en dan eist toch de eerdere ikfiguur weer de toneellichten op. God. Je zou Kassa 19 als een duizend en één nacht kunnen benaderen en ik zou je er niet om uitlachen.

Of filosofie. Jong zijn, en filosofie, is de hoofdpersoon nog steeds jong ja volgens mij is de hoofdpersoon heel het boek jong, zijn wij niet altijd jong, zijn wij niet allemaal altijd jong tot we ineens oud zijn (soms, mensen met een niet al te verlopen uiterlijk zeggen tegen mij: Ik word altijd jonger geschat & dan vraag ik me steevast af hoe je weten kunt hoe oud of jong mensen je schatten ik heb zelf werkelijk geen idee hoe oud mensen mij schatten zijn dat dan van die klootzakken die op de vraag Hoe oud ben jij eigenlijk antwoorden met dat afgrijselijke Hoe oud denk je?), altijd maar denken want dat deden we toen we jong waren. Peins weg, ikpersoon, peins breeduit eindsweegs weg, over de transformerende potentie van het donker en ik hang aan uw lippen als je dat kunt zeggen van een boek beter misschien ik hang aan uw inkt (aan het inkt hangen van Kassa 19, ja dát doe ik); de zin “[W]ie wil er in hemelsnaam altijd maar zijn voeten op de grond houden?” deed mij alvast eventjes lichter dan lucht voelen. Ow inderdaad. Dat gruwelijke westerse – en in Nederland is het nog erger. Dat g’woon, dat nuchter, dat doe maar normaal dan doe je al gek genoeg, dat “mijn gevoel mag niet voorop”; dat “met beide benen op de grond staan” waarderen als positieve eigenschap in plaats van een symptoom van fantasieloosheid, gebrek aan voorstellingsvermogen en gevoelsarmheid. In vele bladzijden analyseert Claire-Louise Bennett genadeloos de psyche van de massamens; bladzijden die me deden denken aan Ivan Illich (ja hij weer), aan Michel Foucault (ja, hij weer), aan When the sick rule the world van Dodie Bellamy, aan A girl is a half formed thing van Eimear McBride, aan Milkman van Anna Burns, aan dat prachtig liedje van Tocotronic: Pure vernunft darf niemals siegen (“Wir brauchen dringend neue lügen / die uns den Schatz des Whansins zeigen”; “und uns hinein ins Dunkel führen”; “Wir sind so leicht daß wir fliegen”), aan iedereen die inziet die norm-aal zijn slechts het voldoen aan een of andere willekeurige en altijd potentieel fascistoïde “norm” is en dus wel het allerlaatste wat je moet willen zijn – en bovenal deed het me denken aan de man die hier mijn trappen heeft gerenoveerd en die gans het wetboek uit zijn hoofd kende wat in combinatie met zijn grote interesse in en kennis van psychologie, geschiedenis, Oosterse filosofie en de armzalige Westerse politiek (zijn gerechtvaardigde wantrouwen in alles dat zich “overheid” pleegt te noemen was legendarisch) garant stond voor vele, lange, geanimeerde gesprekken over boeken, maatschappij, massa, macht, cognitie en denken hier aan mijn keukentafel (waar ik nu deze woorden schrijf), overheen koffie, mjoeziek en soms broodjes zodat de renovatie van mijn trappen uiteindelijk drie hele weken duurde en ik er een vriend aan over hield.

Je zou in Kassa 19 een filosofisch dagboek kunnen zien, ja dat zou je, zou je kunnen zien, je zou  er niet eens zo heel erg ver naast kijken dan denk ik.

De wordingsgeschiedenis van een intellect (Valéry, iemand?) (La marquise sortit à cinq heures) (Klaaglied van Psyche) (Het laatste woord tekende zich af tegen de stilte die het orkest veroorzaakte) (Het gebied ontgroeide via gedachten aan morgen) (En toch is de mens geen vis)

Noem Kassa 19 een reisboek en ik lach je niet uit. Het gaat over Tanger en New York en Innsbruck ja, maar Bennett is vele malen adembenemender als ze praat over kleinere tochtjes (hoe verder van huis ze gaan, hoe inwisselbaarder mensen worden; ik heb nog nooit iemand een uniek verhaal horen vertellen over een verre reis) (“de mensen” in dat daar, eender welk daar, al die verre daars, zijn klaarblijkelijk ook allemaal hetzelfde: alle sympathieke, eenvoudige, tevreden, innemende, gastvrije, ruimhartige en vrijgevige mensen wonen “daar”, nooit “hier”), niet al te ver van haar eigen huis intrek neemt in een bed and breakfast (waarom is daar nog geen goede Nederlandse term voor? ik opteer, gewoon, voor bed en ontbijt), misschien een stomme kamer krijgt, eet in een restaurantje aan zee, tegen niemand heeft ze gezegd waar ze heen ging, misschien iemand bellen, misschien iemand vragen om ook even te komen, misschien haar vriend, die misschien een hele stomme reden heeft om het aanbod af te slaan.

Nog een zjanrûh. Een komen-van-leeftijd roman. Ja. Voor mijn part. Kassa 19 als komen-van-leeftijd roman. Want jong zijn dus, dat zei ik toch?, en vrienden, en liefde, en een bijbaantje, en school, en leraren, en het schrijven ontdekken, je eerste verhaaltjes schrijven achterin je oefenschrift en een leraar die dat dan leest, en boeken, en lezen, en iets ergs meemaken, tegenwoordig zouden ze zeggen een traumatiserende ervaring, en denken, en de kortste liefde is soms ook de langste liefde, en hoe je alles bijeen moet zien te houden binnen de grenzen van het mens dat je bent, was er niet iets met een mandril op een slagboom?

Een ode aan de dingen.
Een ode aan leven.
Een ode aan het leven? Nee, een ode aan leven. “Het leven” is een onwerkzame fictie.

Ficties, ik dacht. En aan Hans Vaihinger. Heel even dan.

Maar gesproken van odes, dit boek lijkt me bovenal een ode aan de taal. Aan de prachtige fascinerende overrompelende überschone kracht van taal. Kassa 19 kent weinig dialogen, er wordt, vooral, in hoofd gesproken. In lange, eindeloze zinnen, soms zonder interpunctie. Soms in eerste persoon enkelvoud. Soms in twede persoon enkelvoud. Soms in eerste persoon meervoud. In terzijdes en dan weer terzijdes binnen terzijdes. In associaties. In lange opsommingen. In waanzinnige humor of dodelijke ernst. Razend. Meditatief. Beschouwelijk. Strijdbaar. Aarzelend. Uniek.

En hier zitten en niet weten wat mijn laatste woorden over dit boek moeten zijn want alles gaat Kassa 19 tekort doen. Gans het lezen lang koesterde ik de wens dat Kassa 19 een persoon zou zijn zodat ik ermee op kaffee kon gaan en praten en lachen en drinken, en ik dacht als laatste zoiets te zeggen maar dat is veel te pathetisch, toch?

Dat er geen laatste woorden zullen zijn omdat Kassa 19 alle woorden overbodig maakt –

Dat iedereen dit moet lezen.

Dat diep onder de huid

Dat nog lang

Dat

Claire-Louise Bennett Kassa 19 recensie

Kassa 19

  • Schrijfster: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort: Engelse roman
  • Origineel: Checkout 19 (2021)
  • Nederlandse vertaling: Karina van Santen, Martine Vosmaer
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 28 april 2022
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: 23,50 / € 9,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Winnaar Europese Literatuurprijs 2023

Recensie en waardering van de roman

  • “Bennett schrijft als niemand anders. Ze is een zeldzaam talent en Kassa 19 is een magistrale roman.” (Karl Ove Knausgård)
  • “Ik viel in Kassa 19 en wilde er niet meer uit klimmen. Het is prachtig – ik weet niet goed waarom, en dat maakt het alleen nog maar prachtiger.” (Roddy Doyle)
  • “Een diepzinnig en erg grappig boek over groei en belofte, en hoe je die in stand moet houden; over vrouwen die lezen en schrijven en hoe ze overleven… sensationeel.”  (London Review of Books)
  • “Een bijzonder document over de rijkdom van het innerlijke leven… Het komt zelden voor dat je de sensatie van een andere geest zo levendig voelt als in dit glansrijke boek.” (Sunday Times)
  • “Een buitengewoon gevarieerde roman die uit zeven delen bestaat waarin we losjes een verteller volgen – op verschillende leeftijden en op verschillende plekken – door een complexe collage van ideeën, sensaties en emoties.” (The Guardian)

Flaptekst van de roman van Claire-Louise Bennett

In een arbeidersstadje ten westen van Londen krabbelt een schoolmeisje, betoverd door de eerste vonken van haar verbeelding, verhalen achter in haar schoolschrift. Terwijl ze opgroeit verandert alles en iedereen in brandstof voor haar vurige talent. De grote Russische man in de oude kastanjebruine auto die rondzwalkt in de supermarkt waar ze als caissière werkt en die haar een exemplaar toestopt van Voorbij goed en kwaad. De toenemende stapels met andere boeken waarin ze zichzelf verliest en vindt. Zelfs het op een verwoestende manier ontsporen van een vriendschap. De opwinding waarmee ze personages en scenario’s in haar hoofd oproept, wordt geëvenaard door de vreugde waarmee ze haar eigen weg door de wereld creëert. Kassa 19 is een levendige en betoverende reis door de kleine trauma’s en triomfen die ons definiëren – als lezers, als schrijvers, als mensen.

Claire-Louise Bennett is de auteur van Pond, dat op de shortlist stond van de Dylan Thomas Prize, en won de White Review Short Story Prize. Haar verhalen en essays zijn gepubliceerd in The New York Times Magazine, Harper’s en andere tijdschriften

Claire-Louise Bennett Checkout 19

Checkout 19

  • Schrijfster: Claire-Louise Bennett (Engeland)
  • Soort: Engelse roman
  • Taal: Engels
  • Uitgever: Jonathan Cape
  • Verschijnt: 30 augustus 2021
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de roman van Claire-Louise Bennett

With fierce imagination, a woman revisits the moments that shape her life; from crushes on teachers to navigating relationships in a fast-paced world; from overhearing her grandmothers’ peculiar stories to nurturing her own personal freedom and a boundless love of literature. Fusing fantasy with lived experience, Checkout 19 is a vivid and mesmerising journey through the small traumas and triumphs that define us – as readers, as writers, as human beings.

Bijpassende boeken en informatie