Tag archieven: boekrecensie

Tove Ditlevsen – Vilhelms kamer

Tove Ditlevsen Vilhelms kamer recensie en informatie over de inhoud van de Deense roman. Op 13 november 2024 verschijnt bij uitgeverij Das Mag de Nederlandse vertaling van Vilhelms værelse de laatste roman uit 1975 van de uit Denemarken afkomstige schrijfster Tove Ditlevsen. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster, de vertaler en over de uitgave.

Tove Ditlevsen Vilhelms kamer recensie

  • “Niemand kan zo luchtig over zulke vreselijke ellende schrijven als Tove Ditlevsen.” (Connie Palmen)
  • “Misschien wel de meest spectaculaire herontdekking van de afgelopen jaren.” (Der Spiegel)

Begin jaren tachtig van de vorige eeuw maakte ik kennis met het werk van de Deense schrijfster Tove Ditlevsen. Haar werk verscheen in Duitse vertaling in de sobere pockets die Suhrkamp Verlag op de markt bracht. Als lezer geïnteresseerd in Scandinavische literatuur was je in die jaren aanwezen op  vertaling in Duits want Nederlandse uitgevers hadden op een enkele uitzondering na nauwelijks interesse in.

Dat is inmiddels heel anders geworden. Op de golf van de populaire Scandithrillers is er ook veel meer aandacht gekomen voor literatuur uit Scandinavië. Elke zichzelf serieus nemende uitgeverij brengt jaarlijks één of meerdere boeken uit van auteurs uit Scandinavië. En op die golf wordt er ook meer en meer werk dat jarenlang over het hoofd is gezien in vertaling uitgebracht.

De romans van de Deense schrijfster Tove Ditlevsen zijn hiervan misschien wel het meest duidelijke voorbeeld. Wereldwijd zijn haar boeken inmiddels bestsellers en dat terwijl ze zelf in al op 17 maart 1976 overleed nadat ze voor de vijfde keer een zelfmoordpoging ondernam.

Ditlevesen ging nogal gebukt onder de zwaarte van het leven en daarmee is haar werk dan ook grotendeels doordrenkt. In Vilhelms værelse dat een jaar voor haar dood verscheen doet ze op literaire en indringende wijze verslag van haar zeer moeizame huwelijk met Victor Andreasen.

Het bijzondere van de roman is dat deze bol staat van relationele gruwelijkheden maar dat Ditlevsen hierover bijna lichtvoetig schrijft. Maar ondanks al de ze perikelen blijf je geboeid doorlezen. Vilhelms kamer wordt naast de driedelige Kopenhagen trilogie gezien als haar beste werk en dat is volkomen terecht. De roman is inmiddels vijftig jaar oud maar heeft in die halve eeuw niets aan actualiteit en intensiteit verloren. De roman is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Vilhelms kamer

  • Auteur: Tove Ditlevsen (Denemarken)
  • Soort boek: Deense roman
  • Origineel: Vilhelms værelse (1975)
  • Nederlandse vertaling: Lammie Post-Oostenbrink
  • Uitgever: Das Mag
  • Verschijnt: 13 november 2024
  • Omvang: 220 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,50 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de laatste roman van Tove Ditlevsen

Lise en Vilhelm – zij een instabiele kinderboekenauteur, hij een opvliegende krantenman – hebben oprechte strijd en minstens zo oprechte verzoeningen. Maar na twintig jaar van aantrekken en afstoten lijkt hun huwelijk finaal te knappen wanneer Vilhelm daadwerkelijk zijn biezen pakt om er met zijn zoveelste minnares vandoor te gaan en zijn kamer leeg komt te staan.

In Vilhelms kamer ontmaskert Tove Ditlevsen het huwelijk als een loopgravenoorlog waar zelfs de liefde niet kan overwinnen. Wie vernietig je eerst: jezelf of de ander? Het is Ditlevsens meest gewaagde roman en wordt, samen met de Kopenhagen-trilogie gezien als haar meesterwerk.

Tove Ditlevsen (14 december 1917, Kopenhagen – 7 maart 1976, Kopenhagen) werd jarenlang gezien als een schrijver die niet in de literaire kringen van haar tijd paste: ze was een huisvrouw uit de arbeidersklasse, met vier gestrande huwelijken en een sluimerende drugsverslaving, die zichzelf en haar naasten genadeloos gebruikte in haar schrijven. In haar tijd werd ze zowel omarmd als neergesabeld, en tegenwoordig is haar rauwe en springlevende oeuvre wereldwijd herontdekt: haar vermaarde, autobiografische Kopenhagen-trilogie wordt in 36 landen uitgegeven.

Bijpassende boeken en informatie

Karin Smirnoff – Mijn moeder

Karin Smirnoff Mijn moeder recensie en informatie over de inhoud van de Zweedse roman, Op 12 november 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de roman van de Zweedse schrijfster Karin Smirnoff. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster, de vertaler en over de uitgave.

Karin Smirnoff Mijn moeder recensie van Tim Donker

Dat niets is wat het lijkt, is even afgezaagd als onwaar. Al te vaak blijken de dingen precies zo te zijn als je op grond van hun voorkomen al verwacht had – net dat is wat de dingen zo vervelend maakt. Maar Karin Smirnoff hier, had me toch even flink op het verkeerde been. Dit was het been, en het was verkeerd: het was, dacht ik, dat het met Mijn moeder wel helemaal niks zou gaan worden. Omdat. Vanwege. En wel hierom. Dat de titel bijvoorbeeld. Zeg zelf. Wat kun je verwachten van een boek dat Mijn moeder heet? Wie schrijft er nu een boek met zo’n domme titel. Of. Smirnoff schreef deel 7 van de Millennium-reeks. Wat kun je verwachten van een schrijfster die meewerkt aan de Millennium-reeks? Of dat. Op de eerste bladzijde zijn de hoofdpersonen aan het vertrekken, ik hou niet zo van boeken die beginnen met weggaan, en dan is er bij dat weggaan ook nog veel aandacht voor een hond, wat kun je verwachten van een boek dat geschreven is door een hondenliefhebber, ik hou van katten en niet van honden, je moet al aardig geweldig zijn wil je als hondenbezitter mijn aandacht krijgen.

En.

Ik weet het wel. De originele titel was Vi for upp med mor, google translate maakt daar “We zijn met moeder naar boven gegaan” van, wat nog steeds geen fantastiese titel is maar toch al werelden beter dan Mijn moeder.

En ik weet wel. Dat ik inderdaad geen letter gelezen heb in de Millennium-reeks, het zijn allemaal vooroordelen, ik vind dat daar niks verkeerd aan is, ik hou van mijn vooroordelen, ik koester mijn vooroordelen, mijn vooroordelen helpen mij te navigeren doorheen mijn leven, dankzij mijn vooroordelen hoef ik niet elk steentje op te rapen en drie keer om te drajen om zeker te weten dat dit niet het prachtigste steentje is dat je ooit gezien hebt maar sta ik mezelf toe te denken dat wie één steentje gezien heeft, ze allemaal wel kent.

Maar het mooiste met mijn vooroordelen vind ik nog wel dat ze op harde realiteiten kapot kunnen vallen. Of op een boek. Op een heel hard boek, hoe hard is een boek, dit was een heel hard boek.

Jana heeft een broer (die door iedereen, niet alleen Jana zelf maar ook alle andere verhaalfiguren simpelweg “Broer” genoemd wordt), en een moeder. En nu is de moeder dood. Het was haar wens begraven te worden in haar geboortedorp in het noorden van Zweden. Kukkojärvi, zo heet het naar waar Jana en Broer gaan moeten. De dorpsbewoners zijn achterdochtig, intolerant, licht agressief, benepen, seksistisch, bekrompen, xenofoob, hypocriet, misogyn, incestueus, achterbaks, een klein beetje gluiperig, vroom en zo religieus als de sodemieter. Jana moet niks van ze hebben, en wil het liefst zo snel mogelijk, direct na de begrafenis bijvoorbeeld, weer weg. Maar Broer valt voor de “saamhorigheid”, en de hechtheid van de gemeenschap, geraakt al snel ingesponnen in het kleverige web van de dorpsbewoners, past zich helemaal aan, kleurt mee, neemt zich zelfs al vrij snel een huwelijk voor. Jana krijgt Broer niet meer mee terug naar hun oude, stadse leven, maar kan, als tweelingzus ook niet zonder hem. Ze blijft dus ook maar zo’n beetje rondhangen in het dorp, inwonend bij Jussi, nog de meest vrijgevochten ziel in het dorp, wachtend tot Broer zijn verstand weer terug vindt. Ze heeft wat baantjes, als juf op een school, als alleskunner in een hotel, wordt om de meest kleinzielige redenen ontslagen, geraakt nogal eens in bizarre situaties verzeild, en kampt ondertussen met demonen uit het verleden. Haar horkerige, gewelddadige ex van wie ze toch maar niet goed los kan komen, en haar ouders. De jeugd van Jana en Broer was hard en liefdeloos. Mishandeling. Een vieze, donkere kelder waar ze nachtenlang in werden opgesloten. Een halfzus die als een geest bleef rondwaren. Moeder had op jonge leeftijd een meisje gekregen, het was direct na de geboorte bij haar weggehaald omdat men er -overigens abusievelijk- vanuit ging dat het verwekt zou zijn door haar eigen vader; de moeder hield meer van dit afwezige kind dan van Jana en Broer en maakte daar ook geen geheimen van.

Het verhaal is sterk. De beelden zijn sterk. De sfeer is sterk. De beklemming in het Noord-Zweedse dorp, de dreiging. Overal ontspoorde dronkaards. Kille, afwijzende mensen. Vieze dominees. Vuile huizen. De onbehaaglijkheid. Smirnoff weet het allemaal zo sterk op te roepen. Hoe sinister de meeste dorpelingen zich gedragen, wat al in het kortste gesprekje tot uiting komt. Overheen alles hangt een duister, een angstaanjagend sluier. Broer te verliezen aan zulke mafkezen; een gemeenschap waar niks mag, geen boeken, geen muziek, de man boven alles, de vrouw alleen goed om zoveel mogelijk kinderen te baren, en alleen wie zich helemaal aan die regels overgeeft mag erbij horen. De frustratie. Je voelt het als lezer allemaal. Ook in Jana woekert het. De herinneringen, die in flitsen onophoudelijk boven blijven komen. Haar geschifte ouders. Maar ook nu nog, haar volwassen leven. Twijfels, verdeeldheid, onvermogen. Een wil, en tevens een grote angst om zich over te geven aan de liefde die ze stilaan voor Jussi begint te voelen. Er is sprake van een inmiddels volwassen dochter die Jana niet zelf opgevoed heeft en die nu contact met haar wil, en Jana wil dat zo graag, en Jana wil dat ook helemaal niet. Niet weten wat aan te moeten met zichzelf. Ook dat maakt Smirnoff zeer voelbaar. Een boek om in enkele grote rukken uit te lezen, welhaast in een roes (maar wat wil je als de schrijver zo’n achternaam heeft).

Het is die pen die het boek uiteindelijk briljant maakt. Smirnoff gebruikt vrijwel geen interpunksie, zodat niet altijd meteen duidelijk is of iets een herinnering is of een gedachte of directe rede, of wie er wat zegt. Voornamen en achternamen worden aan elkaar geschreven, als één woord, zonder hoofdletter. Net zoals boek- en filmtitels. Het boek ademt, de woorden pulzeren, de tekst leeft. Het kapselt in, het drukt op de borst. Je beleeft dit boek als een nachtmerrie. Een wonderschone nachtmerrie, dat wel. In haar ademende woorden laat Smirnoff de lugubere, broeierige scènes over elkaar heen buitelen wat even hallucinant als verwarrend werkt. Al weet ik niet goed of het feit dat ik niet alles even goed kon plaatsen (wat ik heerlijk vind als ik een boek lees, dat niet alles me almeteens helder is) er misschien ook niet mee te maken kon hebben dat Mijn moeder het twede deel uit een trilogie is, begonnen met Mijn broer en dat eerste deel heb ik dus even gemist (en na het einde van Mijn moeder vraag ik me af hoe het in Godsnaam verder moet want beide hoofdrolspelers lijken – ofnee wacht lees dat zelf maar).

Prachtige verontrusting. Bloedmoje ontzetting. Wonderschone angstaanjagendheid. Ik heb dit boek gelezen met huivers op mijn lijf en met niets dat bewondering in mijn kop voor deze schrijfkunst. Je komt niet vaak een boek tegen dat zowel beeldend is, alsook op een overweldigende manier talig. Ik neig. Ademloos. Aangedaan. Op de vloer liggen de scherven van mijn vooroordelen.

Karin Smirnoff Mijn moeder

Mijn moeder

  • Auteur: Karin Smirnoff (Zweden)
  • Soort boek: Zweedse roman
  • Origineel: Vi for upp med mor (2019)
  • Nederlandse vertaling: Bart Kraamer
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 12 november 2024
  • Omvang: 368 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Karin Smirnoff

De moeder van Jana en Broer is dood en zal worden begraven in haar geboortedorp in Noord-Zweden. De tweeling ontdekt al snel dat het leven in Kukkojärvi anders is dan ze hadden verwacht als ze haar huis erven. Het huis wordt bewoond door huurders die niet willen verhuizen, en die leven volgens strikte religieuze regels. Jana is vanaf het begin wantrouwend, maar Broer voelt zich aangetrokken tot de hechte dorpsgemeenschap, waar de nadruk ligt op gezinswaarden en mannelijke overheersing. Jana moet de strijd aangaan om niet alleen het huis maar ook haar broer terug te winnen, terwijl ze tegelijkertijd probeert haar destructieve relatie te beëindigen.

Mijn moeder (het vervolg op Karin Smirnoffs veelgeprezen debuut Mijn broer) is een weergaloos geschreven rauw en warm verhaal over Jana Kippo en het leven in een Zweeds dorp met duistere geheimen.

Karin Smirnoff Mijn broer RecensieKarin Smirnoff (Zweden) – Mijn broer
Zweedse psychologische roman
Uitgever: Querido
Verschijnt: 24 augustus 2021

Bijpassende boeken en informatie

Malachy Tallack – Die mooie Atlantische wals

Malachy Tallack Die mooie Atlantische wals recensie, review en informatie over de inhoud van de roman over de Shetlandeilanden. Op 1 oktober 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van That Beautiful Atlantic Waltz de roman over Shetland van de Schotse schrijver Malachy Tallack. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Malachy Tallack Die mooie Atlantische wals recensie

Soms kruipt een roman waarin een leven wordt beschreven waarin niet al te veel lijkt te gebeuren toch onder de huid. De roman van de Schotse schrijver Malachy Tallack is een prachtig voorbeeld hiervan. Jack de hoofdpersoon van het boek leeft een teruggetrokken leven op de kleine boerderij op het rauwe Shetland. Zijn verlegenheid is spreekwoordelijk en zijn enige passie is de muziek en countrymuziek in het bijzonder. Als er door een onbekende een kitten voor zijn deur wordt achtergelaten verandert zijn leven. Of hij het nu wil of niet, hij krijgt de zorg voor het dier en dat verandert zijn leven.

In het kort is dat het verhaal van de roman. Maar Malachy Tallack weet er veel meer in te verstoppen. Liefdevol en met compassie beschrijft hij het leven en de geschiedenis van Jack die meer blijkt te hebben meegemaakt dan op het eerste gezicht lijkt. In een mooie, poëtische stijl maar zonder opsmuk en superlatieven wordt de lezer geraakt door dit boeiende, soms schrijnende maar toch ook hoopvolle levensverhaal van een teruggetrokken levende zestiger op Shetland. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Malachy Tallack Die mooie Atlantische wals

Die mooie Atlantische wals

  • Auteur: Malachy Tallack (Schotland)
  • Soort boek: roman over de Shetlandeilanden
  • Origineel: That Beautiful Atlantic Waltz (2024)
  • Nederlandse vertaling: Jeske van der Velden
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 29 oktober 2024
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol Libris

Flaptekst van de roman over Shetland van Malachy Tallack

De Atlantische Oceaan, 1957. Na jaren in de walvisvaart keert Sonny terug naar de Shetlandeilanden. Hij bouwt een bestaan op met zijn vrouw en zoon, maar het leven op zee is niet eenvoudig achter te laten.

In het heden woont Jack, een muzikale, introverte man, in zijn geboortehuis vol herinneringen op de Shetlandeilanden. Op een avond als alle andere wordt er bij hem iets bezorgd, wat het ritme en de routine van zijn eenzame bestaan op onverwachte wijze verstoort.

Door deze verhaallijnen te verweven toont Malachy Tallack op ontroerende wijze de troostende kracht van muziek en wat verlangen en vriendschap vermogen.

Jen Hadfield Storm Pegs recensie en reviewJen Hadfield – Storm Pegs
A Life Made in Shetland
memoir
Uitgever: Picador
Verschijnt: 11 juli 2024

Bijpassende boeken en informatie

Annika Norlin – De Kolonie

Annika Norlin De Kolonie recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Zweedse schrijfster. Op 15 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Mozaïek de Nederlandse vertaling van de roman van de uit Zweden afkomstige schrijfster Anninka Norlin. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Annika Norlin De Kolonie recensie  van Tim Donker

En de weg, de eindeloze lege weg, en het sjokken. En nergens zijwegen te zien, o heer waar zijn uw zijstraten, en nergens een voertuig, en dus blijf je maar sjokken, voortsjokken, sjokken om het sjokken, sjokken omdat dit de weg is waarop je sjokt, omdat de weg er ligt, en jij er bent, en er geen zijweg of voertuig te zien is, en je vraag je af of er alternatieven voorhanden zijn, of die er ooit waren.

Of het ook anders kan.

Of het ooit anders gekund heeft.

Of de doem misschien. Nooit het eigenlijke heel-kunnen-zijn daar, wel het zijn-ten-dode. En de weg. En het sjokken.

Naar alternatieve levensstijlen zoeken we allemaal, naar alternatieve levensstijlen zoekt Annika Norlin in dit hier De Kolonie. Het begint in Zweden, alles begint in Zweden misschien, maar in de stad, het urbane leven, grotestadsneurose, de herrie, de mensen, de dampen en daar dan middenin: Emelie. Journaliste, carrièrevrouw, geslaagd in het leven, toch?, degene die dingen gedaan krijgt, degene die er middenin staat, waarin, middenin het leven, er zijn vrienden om mee naar plaatsen te gaan, je kunt uit, je kunt gaan eten ergens, misschien treedt daar of daar wel een band op, theatervoorstelling, feesten, de sportschool. Er is altijd wel een cocktail te drinken, er is altijd wel iemand om je in te verliezen, er is de volgende keer kans op een vaste aanstelling, soms is er geen volgende keer, je kunt gaan joggen, je kunt je onderdompelen in verbondenheid, je bent in de stad, je woont daar, het is nu, het is altijd nu, overal is het altijd nu, je kunt naar je appartement gaan, je eigen appartement dat je zelf gekocht hebt, zelf geverfd hebt, je appartement waarvan elke sentimeter je vertelt hoe autonoom je bent, je kunt trots zijn op appartement, op je leven, op je wie je bent, op heel je emelieheid, en ongemerkt groeit er iets.

Irritatie, in eerste. Het snauwen, het boos worden, het schuldgevoel. En dan. Hartkloppingen. Een vervelend gevoel in haar borst. Is het fysiek, is het psychisch, wat gebeurt er?

Een burn-out, is wat er gebeurt. Emelie ziet zich op een dag geconfronteerd met een burn-out. Ze kan haar bed niet meer uit. Raisonneren met haar lichaam helpt niets, ze zegt haar lichaam dat ze op moeten schieten, bed uit, er is een bus te halen, er zijn mensen te zien, haar lichaam zegt wel ja maar doet vervolgens niets. Dagen lang ligt Emelie in bed. Er is een buurvrouw die zich om haar bekommert, voor haar zorgt, eten maakt, van haar eigen burn-out vertelt, zegt dat ze een toen een tijdje gekampeerd heeft, ergens in de ruwe natuur, vuur maakte, en zich daarna veel beter voelde.

En Emelie. Ze ligt en zit. En Emelie. Ze peinst. Ze peinst dit: “Het punt is dit. Ik hou niet eens van de natuur. Ik hou niet van buiten zijn. Een van de beste dingen van volwassen worden, was ontkomen aan dat eeuwige, opgedrongen Buiten. ‘Je hebt nu lang genoeg gelezen, ga maar even naar buiten.’ ‘De les is afgelopen, alle kinderen moeten naar buiten.’ Stilletjes trok je je jas aan en je benen voelden zwaar als je de schooltrap afliep. Ik stelde me altijd de parallelle ervaring van diezelfde pauze van de leraren voor, hoe ze in de warme lerarenkamer koffie zaten te drinken. Misschien had iemand wel donuts mee.”, en ik vond dat grappig, omdat het zo gaat, ik betrap me er zelf soms op, dan jaag ik mijn kinderen naar buiten, omdat dat gezond is, omdat het echte leven buiten plaats vindt, het echte leven is altijd elders, buiten is het goed, er wachten zoveel avonturen op je om beleefd te worden, allemaal buiten, binnen is voor bleekneusjes, binnen is er niks want alles is buiten, zo denkt een opvoeder te werk te moeten gaan, terwijl ik nog goed weet hoe het was, midden in de winter, verdomme ijskoud, maar wij moesten naar buiten, het schoolplein op, iemand ging naar de weesee en had de deur open laten staan, kwam er ook nog zo’n stomme weke verwende zich in warmte wentelende leraar klagen ook, of we de deur asjeblieft dicht wilden houden want alle kou kwam naar buiten, ja die stomme kou waar wij van jullie per se in moeten stelletje kloothannesen dat jullie er hangen, zei ik: kan iemand die buitendeur weer open zetten dan komt er misschien iets van de warmte van binnen naar buiten, en daarom lach ik, omdat ik dat ken, dat verdomde buiten dat ik nu ik zelf een ouwe lul ben niettemin aanprijs als het geweldigste dat het leven te bieden heeft, ja daarom lach ik.

Maarja. Emelie gaat toch overstag. Kun je net denken. Anders had Norlin geen boek gehad, en wij ook niet. Of toch maar een heel kort. Ze gaat die stomme natuur in, met een tentje, kampeert wat, slentert wat rond, verveelt zich misschien een beetje. En af en toe ziet ze een groepje mensen. Mensen in een groep. Jij en drie anderen naderen een meer. Zeven mensen, mannen en vrouwen, van middelbare leeftijd of ouder, één is nog erg jong misschien. Ze doen rare dingen. Ze zingen. Ze dansen. Ze roosteren een dode vogel en zeggen dank dank dank tegen de geroosterde vogel. Ze lummelen, ze hangen rond, ze zwijgen, ze zwemmen. Ze zien er een onmogelijke combinatie uit. Een vrouw in een jurk ziet er sterk uit. Een onwaarschijnlijk moje, rijzige man lijkt Grieks. Een kleine man van middelbare leeftijd heeft iets bedroefds over zich. Een jonge mankepoot doet denken aan een trieste hond van vroeger die Arme Sloeber genoemd werd, dus ja.

Dus ja wie zijn het? Dat groepje totaal willekeurige mensen? Wordt er ergens een film opgenomen? Is het een sekte? Zijn het dwazen? Hippies? Druggebruikers? Mensen die op aanraden van hun therapeut een of ander trauma proberen te verwerken? Emelie raakt geïntrigeerd en begluurt het groepje steeds vaker.

En dat is waar het kantelt.
Het kantelt.
Het kantelt.

Het eerste deel is geschreven vanuit Emelie, en heeft vaart, is grappig, met een onderkoeld sienisme maar evenzo buitengemeen rake observaties: “Ik had mijn iPhone meegenomen, maar merkte dat ik er bang voor geworden was. Bang voor de e-mails, dat er een vraag zou komen die beantwoord moest worden. Bang voor de berichtjes. Bang voor alle sociale media, alle ‘LEES DIT! Wanneer doet iemand iets? Tijd om in actie te komen!’ En als je niet precies hetzelfde voelde en niet onmiddellijk in actie kwam zonder er eerst over na te denken, was je slecht.”

En ja, denk ik, ja ja ja Norlin, dat is het, dat is precies wat het is. Als deze tijd ergens aan kapot gaat dan is het wel die bijna fascistoïde neiging om het de hele tijd zo ontzettend met elkaar eens te zijn over alles. De eerste eensgezindheid is al dat het allemaal verschrikkelijk erg is. Alles is heel erg erg, Alles is in krisis. Alles loopt op zijn eind. Het is al sedert het begin der tijden twee voor twaalf. Ons doodsuur heeft geslagen, slaat nu al zo lang. Iedere keer dat de regen wat heftiger valt dan doorgaans kan het begin van een nieuwe zondvloed inluiden. Elk zelfs maar enigszins ongewoon natuurfenomeen komt door klimaatverandering. Wanneer een griepvirus rondwaart moet onmiddellijk de democratie worden afgeschaft om de totalitaire staat te installeren want het zou wel eens een nieuwe pestepidemie kunnen zijn en De Regering Moet Ingrijpen. Elk conflict, iedere spanning tussen landen zou wel eens op een derde wereldoorlog kunnen uitlopen. Alles steeds een mogelijk begin van veel, en altijd is dat erg.

En zo lees je dat, met die vaart, met die instemming, met die grote lach op je gezicht. Maar als het kantelt, wordt De Kolonie meerstemmig. Emelie verdwijnt naar de achtergrond, of er allang overheen. Nu zijn het de leden van De Kolonie die spreken. Norlin presenteert uitvoerig hun voorgeschiedenis. En tapt daarbij ook uit andere vaten. Met precisie, met verfijning, maar vooral: met bijzonder veel medegevoel beschrijft ze de jeugd, de levens van onder andere Sara, József en Sagne, de wegen die hen naar De Kolonie hebben geleid. Die stukken zijn prachtvol. Poëties. Breekbaar. En vol liefde, zo propvol liefde. Deze schrijfster houdt overduidelijk van haar personages. Zoveel dat je als lezer ook van ze gaat houden. Hoe zou je niet houden van de melancholieke József, zoon van holocaustoverlevenden, die als enig kind altijd gepoogd heeft de nooit uitgesproken maar onmiskenbaar aanwezige wonden van zijn Hongaars-Joodse te doen genezen en van een tragisch, eenzaam jongetje is uitgegroeid tot een warmhartige volwassene die zich altijd aanpast, altijd probeert het een ander naar de zin te maken, altijd de harmonie zoekt, altijd alles van twee kanten wil bekijken, altijd troost wil bieden. Hoe zou je niet houden van Sara, die zo’n enorm charisma heeft dat ze altijd en overal het middelpunt wordt, soms tegen wil en dank. Hoe zou je niet houden van de sociaal onhandige entomologe Sagny die het waarnemen van een mogelijkerwijs zeldzame libel verkiest boven een kinderfeestje en dierhalve nooit echt begrepen werd. Hoe zou je niet houden van Aagny die haar man Ove vermoord heeft en daarom niet zonder begrip is voor anderen die eventueel iemand vermoord zouden hebben want “soms moet je gewoon van iemand af”, die bizarre Aagny die niettemin zeer moederlijk, verzorgend, innemend is. Hoe zou je niet houden van Låke, die nergens om gevraagd heeft, er ook maar is, alles in zich opzuigt, open is, en zacht, en beschadigd, en lief. Zoals Norlin ze schildert, hoe ze gepenseeld voor je ogen verschijnen. Hoe mooi dat is, en hoe schrijnend, hoe pijnlijk, de taal zo dichterlijk met zinnen die soms midderregel afbreken om op een inspringende volgende regel verder te gaan – om te laten zien hoe er soms een breuk in gedachten zit, hoe dingen kunnen stokken, of hoe raar, onbevattelijk en heftig het leven af en toe is.

Je denkt dat dit te mooi is.
En je denkt dat mooi niet kan.
Omdat wat mooi is klaarblijkelijk zelden mojer maar geregeld wel minder mooi worden kan.

Zoals. Ik zeg nu maar wat. Het is een zonnige dag en je ligt op ergens een heuvel op je rug in het gras. Naast je ligt iemand anders, en het zou iemand van de andere sexe kunnen zijn, en jullie zouden beiden hetrosexueel kunnen zijn, maar dat is niet per se noodzakelijk, in het voorbeeld is het niet per se sexueel bedoeld. Je ligt daar op je rug, het weer is aangenaam, het gesprek vloeit als honing: traag en zoet. Er mogen stiltes vallen, er mag gezwegen worden, er mag gedacht worden vooraleer iemand iets zegt. Het gesprek hoeft helemaal niet diepgaand te zijn, maar gaat zeer waarschijnlijk wel over wezenlijke dingen. En alles is mooi totdat je je bedenkt hoe breekbaar deze schoonheid feitelijk is. Het zou bewolkt kunnen worden, gaan wajen, regen misschien zelfs. Er kan een bekende langskomen, die een praatje wil maken, en natuurlijk altijd een of andere onnozelaar. Degene met wie je bent zou iets stoms kunnen zeggen, of iets kwetsends, of gewoon maar iets waar uit blijken zal dat jouw gevoel voor de schoonheid van deze situatie niet gedeeld wordt.

Zo peinsde ik toen ik De Kolonie las. Nog niet eens halverwege. Dit is zo mooi, dit kan alleen maar lelijker worden nu. Waar zal dit heen gaan, bijna vierhonderd bladzijden dik is dit boek, dat zijn erg veel pagina’s om te vullen en op elke pagina kan me een teleurstelling wachten, ik durfde al bijna niet verder lezen. Waar zal dit heen gaan?

Ik weet dat de mensen die hier aan mijn lezersoog voorbijtrekken uiteindelijk zullen terechtkomen in een commune, of noem het hoe je wil. En je hoeft maar naar ze te kijken om het te weten. Hoe slecht ze functioneren, als “individualisten” in zoiets als “de maatschappij” (de maatschappij dat ben jij heette dat ooit in een televisiespotje in de jaren negentig, wat hebben Antonio en ik daar vaak mee gelachen). Dit gaat toch niet, Norlin? Of wel? Dit gaat toch geen pleidooi worden voor collectivisme, iets met eendracht, opgaan in een groep, een groter geheel, jezelf ondergeschikt maken aan de noden van een, in dit geval nog relatief kleine, veelvoudigheid? En achterop komt meteen deze vraag in mijn brein. Is dat zo slecht dan, Donker? Het eigen egootje kleiner, of helemaal weg misschien, dingen niet per se alleen maar voor jezelf willen, bescheidenheid, er oog voor hebben dat er naast jouzelf ook nog anderen zijn? Hum. Tsja. Nee. Ja. Misschien. Maar toch. Toch. Alle macht aan het kollektief kan tot zoveel lelijks leiden. Niet? Geweld, uitsluiting, een totale ontkenning van het zelf, de algehele veroordeling van iedere hang naar eigenheid? Dat is toch waar het kollektief als ideaal afschuwwekkend wordt? Denk ik. Denk ik allemaal. Nog voor ik weet waar naar het gaat, het zijn nog maar de voorgeschiedenissen, ze zijn nog niet eens in wat ze dan waarschijnlijk De Kolonie zullen dopen.

Toch. Ja. Dit. Die voorgeschiedenissen. Die Hele Uitgebreide Voorgeschiedenissen. Zijn die niet een beetje té uitgebreid? Of zoek ik nu? Naar zout voor op de slakken, of naar spijkers op laag water? Want soms gaan die dingen zo. Bij iets dat zo mooi is dat je weet dat het eigenlijk alleen maar lelijker kan worden (want lelijkheid bestaat in de wereld, en moje liedjes duren nooit lang, en aan schoonheid is altijd een grens), dat je gaat zoeken, omdat je weet dat het kapot zal, en dan moet het maar nu, dan zoek je het maar zelf op, dan hebben we dat vast gehad. Is het zoeken, of stokt De Kolonie echt daar waar de lezer iets te ver Sara’s pad op moet stombelen, zo ver dat Sara er alvast wat minder mooi door wordt, net nu je van haar hield (net nu je van iedereen hield). Misschien is jaloezie hier ook ten dele de raadgever, kun je jaloers zijn op een boekpersonage?, ja net zo zeker als je van haar kunt houden, omdat Sara degene is die verzeild raakt, op alle momenten van haar leven steeds maar weer verzeild raakt. Want ik ben die gast. Die sjokker op de weg. Ik weet niet wat de beste weg is om op voort te sjokken, daarom sjok ik maar voort op de weg die toevallig voor mijn voeten is gekomen, nooit een zijweg te zien en ook nooit een passant die stopt en me een lift aanbiedt, een lift naar waar, weet ik veel waar, als het maar even weg is van deze weg, om ook eens langs andere wegen gereisd te hebben, maar neen, maar nooit, en dus maar dat voortsjokken, graag was ik ook verzeild, misschien niet precies daar waar Sara verzeild geraakte, liever niet zelfs, maar toch, verzeild raken op zichzelf, in plaats van dit zinneloze zeilen langs deze eindeloze lange lege weg die ik nu wel ken, een heel klein beetje jaloersmakend is dat wel. Aan de andere kant wordt Sara hier echt wel minder mooi: werken in een bar in London, dat gaat misschien nog wel, spelen in een jazzband – oké (afhankelijk, misschien, een beetje, van wat voor jazz) (vokale jazz is meestal redelijk verschrikkelijk), maar dat hele afgezaagde Indiareisverhaal, goeroeïsme, yoga, sex, kon Sara niet, kon Norlin niet, kon dit niet een beetje minder kliesjee?

Sjee.

Je kent dit. Je hebt het al zo vaak. Je hebt het al zo vaak gelezen. Al die hippies, alle beatniks, al die gasten die “zichzelf” gingen “zoeken” in India, want jezelf is India, je kent dit, je kent dit al zo lang. En dit is waar het saai wordt, denk je. Een boek dat je humoristies en ontroerend en poëties en mooi vond, denk je. Dit is dan waar het saai wordt, dit is waar het kantelt, dit is waar de lelijkheid erin komt. En je overweegt De Kolonie op de stapel te leggen, de linkerstapel, maar je weet niet wanneer je het dan weer tegenkomt, de linkerstapel is zo groot en de rechterstapel nog veel groter (er zijn momenteel zelfs drie rechterstapels), als dit boek in die stapel gaat zie je het waarschijnlijk pas weken, misschien zelfs maanden later terug, je weet niet of je zo lang van dit boek gescheiden wilt zijn dus je leest dus je leest dus je blijft lezen.

Ik blijf lezen.

En het nadert.

Het nadert de hedenlijn steeds meer. Gezegd moet worden, gezegd moet dit: langzaamaan komt de vaart terug in Norlins schrijven, als ze schrijft hoe, de een na de ander, terecht komt in wat ze “De Kolonie” zijn gaan heten. Sagne bijvoorbeeld. Die er terecht komt na een verkrachting. Die scene. De verkrachting. Hoe Norlin dat beschrijft. Hoe overrompelend. Hoe verbijsterend. Hoe onbeschrijflijk, uiteindelijk. Hoe het komt uit een hoek vanwaaruit je het niet verwacht want alle tekens wijzen naar een andere hoek, en je denkt al dat alles veilig is, en ineens komt het dan, en hoe Norlins schrijven dan wordt, en alles wat je leest, en alles wat je ziet, en alles wat je hoort. Ik weet niet hoe ze het doet, maar Annika Norlin weet de lezer regelrecht in Sagnes schoenen te schrijven, je bent Sagne, alles wat haar overkomt overkomt jou, deze passage lees je niet maar wordt over je uitgestort. Dit is schrijven dit is lezen dit is literatuur, hier gebeurt iets.

En alles weder daar.

En langzaamaan ook iedereen daar.

De mensen. De groep. De Kolonie.

Hoe hun leven groeit. Want het groeit gewoon. De een na de ander is gekomen naar het huis van Ersmo’s moeder (waar is Ersmo’s moeder?) (niemand weet waar Ersmo’s moeder is) (ik denk dat Aagny en Ersmo weten waar Ersmo’s moeder is), en daar groeit het dan. Eerst waren ze personen, individuen in de buitenwereld, laten we het de maatschappij noemen, en dan daar, in het landelijke, dat boerderij-achtige huis, langzaamaan, groeit De Kolonie. Waar iedereen doet wat hij kan, zijn bijdrage levert, stukje bij beetje een deeleigenschap van het grotere geheel wordt.

Precies dat.

Kollektivisme, je zegt?

Hmm.

Het simpele leven. Wakker worden, klussen doen, misschien dansen, misschien zingen, misschien gaan slapen onder een spar. Misschien geen persoonlijke doelen hebben, geen streven, geen bezit, in de lange ren ook geen eigenschappen wellicht, of toch niet heel erg veel. Het kan werken, waarom zou het niet kunnen werken, in het smurfendorp werkte het toch ook, de een degene die zegt wat er gedaan moet worden, de ander verzorgt het eten, de volgende maakt iedereen aan het lachen, nog iemand om de harmonie te bewaken. Ieder zijn fractie. Het kan werken.

Het werkt, tot het kantelt.

Bij József knaagt het soms. Nog één dag in dit huis, nog eventjes, en dan elders, want elders is er nog een elders, en moet dat ook niet gezien worden.
Bij Ersmo knaagt het ook. Hij woonde in dat huis, hij woonde er al voor de anderen kwamen. Hij woonde er met zijn moeder maar die werd oud en ging malen en er werd gezocht naar een hulp in de huishouding en dat werd Aagny, die de baan met beide handen aangreep want ze kwam uit de bajes en had niet veel te eisen. Toen was Ersmo nog een scholier, op aanraden van Aagny maakte hij zijn school niet af, maar nu knaagt het. Is er niet een leven buiten dit huis, zijn er geen mensen van mijn leeftijd elders, zijn meisjes er niet, is er niet nog veel te ontdekken.

En bij Aagny knaagt het soms ook. Ze weet dat ze geen schoonheid is, Ove bleef ook maar bij haar toen hij nog de lelijkste en vervelendste man van heel Zweden was, en toen kreeg hij last van spit en zei de dokter dat hij een wellicht wat aktiever leven moest gaan leiden, en toen ging hij, die automonteur, joggen, met tegenzin eerst maar later nogal fanatiek, en viel hij af, en werd gespierd en goed gevormd, en in zijn “dynamische” nieuwe leven was geen plaats meer voor Aagny, die hij verzocht te vertrekken, en Aagny vertrok, maar niet zonder explosie, en is nu het moederfiguur in het huis van Ersmo’s moeder, maar een moederfiguur met sexuele behoeftes, verlangens, misschien wil ze uiteindelijk wel een kind?, en in hoeverre stokt het leven in De Kolonie haar niet in haar verlangens naar meer?
En Låke. Ja Låke. Dat is nog zo wat.

Sagne. Die verkracht werd. En zwanger. Van haar verkrachter. Een kind kreeg. In De Kolonie. Aagny als verloskundige (wat een rare term is eigenlijk, alsof een mens “verlost” moet worden uit de baarmoeder; moet een mens niet veeleer “verlost” worden van alles wat er buiten de baarmoeder staat te gebeuren?), omdat ze in De Kolonie graag de buitenwereld op afstand houden, die rare onbetrouwbare maatschappij die alleen maar oorlog en kapitalisme en haat en ellende faciliteert, en daarenboven, in De Kolonie is misschien ook wel het nodige gebeurd dat in diezelfde maatschappij wenkbrauwen zou doen fronsen of erger nog zelfs, dus beter dat ze allemaal maar niks weten, die “Buitenaffers”, en dus komt Låke ter wereld, en groeit op, zonder dat iemand behalve de mensen in De Kolonie er weet van heeft.

Docht Sagne trekt zich terug als moeder. Låkes uiterlijk doet haar teveel denken aan dat van haar verkrachter en ze kan bijna niet in één ruimte zijn met haar eigen kind. Hum. Ja. Ik vraag me af of dat echt zo zou werken. Of je eigenlijk niet altijd onvoorwaardelijk en zielsveel van je kind zou houden, ongeacht het uiterlijk, de omstandigheden van de konsepsie, of later nog: de keuzes die het maakt. Maar goed, die maffe entomologe zonk altijd al een beetje weg in haar eigen wereld, mogelijkerwijs dat iemand die in emotioneel opzicht een weinig kreupel is zich van meet af aan zou kunnen distantiëren van haar eigen vlees en bloed. Låke komt als zuigeling in hun gekke smurfendorp terecht, wordt babysmurf, de enige echte ouder is niet beschikbaar en niemand anders voelt zich geroepen een voltijdse ouderrol op zich te nemen; Aagny een beetje, József een beetje, Ersmo een beetje, alles een beetje, en dus ook Låke een beetje. Het komt erop neer dat hij gewoon maar de volgende ingezetene van De Kolonie wordt, behalve dan dat hij kind is. En als hij uit schuwheid, angst, onvermogen, wat op afstand van alle anderen blijft, wordt dat weggeredeneerd als een van Låkes eigenschappen, ach hij is graag alleen, niemand die zich ten volle om hem bekommerd, niemand die hem de aandacht, liefde en sturing schenkt die een echte ouder zou doen.

En daar kantelt het.
Want daar worden me de leden van De Kolonie een weinig minder sympathiek. Wie verkrijgt het over zijn hart om zich zo te verhouden ten opzichte van een baby, een dreumes, een peuter, een kleuter, een kind? Sagne heeft nog een heel klein beetje een niet echt volledig opgaand excuus, de anderen hebben toch ook een hart en een ziel en ogen en armen om een kleine in vast te houden?

En dan kantelt het, en kantelt het nog.
Het kantelt.

Sagne en Sara gaan samen naar het dorp, inkopen doen, en daar, op de parkeerplaats van de supermarkt, ziet Sagne haar verkrachter terug, ze volgen de man, achterhalen op die manier zijn woonst, plegen overleg in De Kolonie. Enfin. En. Naja. Je snapt het wel. Er volgt een wraaknemingsscene. Die is lelijk. Meer iets voor hollywood. Meer iets voor film. De Kolonie gaat naar het huis van de verkrachter, steken zijn auto in brand, breken zijn been, overgieten hem met siroop en laten een mierenkolonie op hem los. Zulke dingen. Het maakt de leden van De Kolonie een weinig minder sympathiek. Je hield van deze mensen en nu doen ze dit. Hoe kan een geweldsdaad een andere geweldsdaad goed maken, of zelfs maar neutraliseren? Hoe is wraak, wat is wraak, de beste wraak is een succesvol leven, dat gaat niet gebeuren, wraak is een gerecht dat het best koud gegeten kan worden, voel je je beter als degene die jou pijn heeft gedaan zelf pijn heeft, ik weet niet, het ergste is nog dat de verkrachter niet eens weet wie die mensen zijn die hem mishandeld hebben dus hoe heb je dan je wraak?, de dader nu het slachtoffer maar hij denkt slachtoffer te zijn van een heel andere dader, heb je dan je punt gemaakt?, “JEZUS WAT LEUK” roept Sara ook nog, en er wordt gedronken en geklonken, en het was allemaal een bijzonder leuk uitje om iemands leven gesloopt te hebben.

En daar zit ik, andermaal is het boek me in de schoot gezonken, dat boek vol mensen die ik ineens helemaal niet meer zo aardig vind, dat boek waaraan ik, andermaal, hevig twijfel, en dan, pas dan besef ik me hoe geraffineerd Norlins schrijven is. Het kollektief, het simpele leven, de eenvoud, de sjarme van dat alles, hoe ze me langzaamaan begon te winnen voor de romantiek van dat leven in De Kolonie, TERWIJL HET ALTIJD AL DAAR WAS. Al mijn bezwaren, mijn hele moeite. Wanneer mensen hun individualiteit moeten prijs geven vanwege een groter geheel. De uitsluiting (van Låke), het geweld. Het was daar de hele tijd al, het sudderde onder de schoonheid, het was al aanwezig toen ik begon denken dat het misschien toch zo slecht niet was, die leven in een kommune waar iedereen een duidelijke, afgebakende plaats heeft, er weinig tot niets nog te verlangen of te wensen is. Het zat er de hele tijd al in. Terwijl ik misschien al dacht. Waarom zwijgen, alles laten gebeuren, iedereen op zijn eigen kleine stukje blijven. Maar dat is wat er gebeurt als mensen samenleven in vaste constellaties, zelfs in gezinnen gebeurt het al: ieder zijn eigen rol, alles wat je misschien echt zou willen zijn prijs gevend om maar te blijven passen in de rol die je gegeven is, die je ingenomen hebt en altijd zult blijven innemen, dat is de mens, zo werkt groepspsyche, Norlin zag het al, Norlin ziet het allemaal, dit fenomenale psychologiese inzicht laat het haar allemaal zien.

Veel tijd om naar adem te happen krijg ik niet. Want het kantelt.
Het kantelt.
Het kantelt.

Alle dingen kantelen. Het bos waar De Kolonie zo graag is wordt gekapt, er is iemand die percelen op aan het kopen is, voorlopig weet alleen Ersmo ervan maar de buitenwereld nadert. Een verstuikte voet van Låke had beter behandeld moeten worden, nu loopt hij voor altijd mank. Er is een ongeluk met een motorzaag, iemand moet misschien naar het ziekenhuis, Sara houdt het tegen. Twijfel knaagt en twijfel knaagt harder. En dan komt Emelie. Ja. Die was alweer een beetje overheen mijn horizon getuimeld, maar ze is er nog, ze is misschien niet zo heel erg het hoofdpersonage van het boek maar ze is er nog, ze kampeert nabij, ze heeft de groep al een paar keer gezien, met name ziet ze Låke, hij komt ook wel eens naar haar tent, via haar leert hij voorverpakt voedsel kennen, sjips, koekjes, via hem leert zij vraagtekens te zetten bij die dansende zingende slapende zwemmende mensen in het bos. Vraagtekens zetten is stappen zetten. Tijdens een kort wandelingetje samen komen Låke en Emelie Sara tegen en het eindigt ermee dat Emelie uitgenodigd wordt in hun huis, het huis van Ersmo’s moeder, waar is Ersmo’s moeder, iedereen daar, men eet en drinkt en onderhoudt zich. Ah. Men drinkt allicht een glazeken teveel, Emelie wordt dronken en stipt onbeschaamd de punten aan waar ze moeite mee heeft met betrekking tot De Kolonie, die veelal neerkomen op de manier waarop Låke het soort opvoeding onthouden wordt waar een kind recht op heeft, misschien wel misschien niet beter van wordt.

En het kantelt.
Het kantelt.
Het kantelt tot het uiteen spat.

Wie was het weer die zei dat ontknopingen het zwakke punt van de meeste schrijvers vormen? Ik dacht aan die worden, toen het kantelen ging. Het kantelt steeds. Een boek heeft zomwijlen vele kantelmomenten. Maar er zijn kantelmomenten waarvan je kunt aanvoelen dat ze het einde gaan inluiden. Je leest De Kolonie, en je denkt Misschien zit er wel iets in het leven in zo’n commune, en dan lees je verder en dan stuit je op al die gebeurtenissen en je denkt Nee de uiterste houdbaarheidsdatum van De Kolonie begint te naderen, dit kan geen stand houden, dit gaat rappekens voorbij zijn, maar je kijkt en je ziet dat je nog wel zo’n honderd pagina’s te gaan hebt, of meer, wie weet, je telt niet zo precies want je zit te lezen, en je denkt Waarheen gaat Norlin dit voeren, je denkt Waarmee gaat Norlin al die pagina’s nog vol maken, gaat dit niet te ver uitgerekt worden, zo ver dat het breekt, moest dit niet eerder afgelopen zijn, zoveel muziek is allang afgelopen voordat het voorbij is, wie zei dat ook alweer, jawel dat weet ik nog, Stravinsky zei dat, ontknopingen – het zwakke punt van veel schrijvers. Maar De Kolonie blijft straf tot de laatste pagina. Sommige dingen ga je zien aankomen. Sommige dingen ga je helemaal niet zien aankomen. Je blijft zitten, lezen, Norlins woorden indrinkend tot de laatste punt is gezet.

De Kolonie is als een drug waarnaar je steeds weer terugkeren wil. Het is een ongemeen gelaagd, en bijzonder rijk boek. De taal is fantasties. Annika Norlin is niet alleen schrijver maar ook muzikant en zangerliedjesschrijver; ze weet als geen ander de taal als muziekinstrument te gebruiken. Deze roman zingt, neuriet, zoemt, brult, buldert, meandert en huilt. De poëzie, in woord en vormgeving, gaat door elke huidlaag heen. Maar het kan ook razen, versteld doen staan, onthutsen, vaste grond onder voeten wegslaan, en ontroeren, god ja ontroeren ook. Meermaals gaf dit boek me kippenvel. De eerste keer dat het gebeurde, wist ik niet wat me overkwam. Kippenvel? Van muziek ken ik dat. Hoe meedogenloos muziek daarin zijn kan is me bekend. Talloos vele malen, op de mafste momenten, vanuit de onverwachtste hoeken, heeft een violijnstrijk, een zangstem, een tekstflard, een droefgeestig trompetje, of gewoon gans de mjoeziek geheelderlijk mijn hele lijf vol kippenvel gezet. Maar literatuur? Boeken geven me een traan, een lach, een huiver, een lichte buikpijn, weetikveelwat, maar kippenvel nog nooit. De Kolonie wel. En niet één keer.

Maar er is taal, en hoe ze het gebruikt, en hoe ze het klinken laat als niet vaak tevoren, en er is wat ze ermee zegt. Annika Norlin slingert lezers. Van hot naar her, van de ene emotie naar de andere, tussen zienswijzen, van de ene overtuiging naar de andere. Tot aan het eind toe bleef ik twijfelen. Er is gewoonstleven, misschien in een stad, misschien in een dorp, met baan en huis en partner en kind en alle verplichtingen die dat met zich meeneemt. Niet moeilijk daar bezwaren tegenin te brengen. Norlin brengt dat overtuigend. Ze laat haar verhaalfiguren denken, diskuteren en theoretiseren op een manier die nauwelijks een speld toelaat er tussen te komen. Dat klachten gelijkend op die van burn-out pas begonnen zijn met de uitvinding van de gloeilamp omdat voordien het donker de mens zei dat het tijd was te stoppen met werken, te gaan zitten, en rusten, en slapen. Maar kunstlicht stelde ons pas goed in staat ons dood te werken; misschien is het hoogverheven puriteins arbeidsethos helemaal niet zo natuurlijk, is het een bedenksel van de moderne mens om altijd meer en meer en nog meer te doen dan je eigenlijk zou hoeven doen. En dat de uitvinding van de trein pas echt behoefte aan klokken creëerde omdat er ineens een dwingende reden was om ergens op een bepaalde tijd te zijn. Zijn het jachten en het razen, zijn de stress en de tijdsdruk niet het afwijkende, het bizarre, is het leven zoals dat in De Kolonie vorm krijgt niet eerder “het ware”, “het juiste”? Of zoals Norlin Sagne laat peinzen:

“Misschien was Sagne altijd wel zo geweest, als ze erover nadacht, misschien had ze altijd wel het verlangen gehad buiten de maatschappij te leven, weg van hoe het hoorde, weg van getrouwd moeten zijn en een baan moeten hebben, en naar vergaderingen moeten en kennissen hebben met wie je moest keuvelen.”

Maar is er in De Kolonie dan geen “moeten”? En je beziet het alles, bijvoorbeeld doorheen Józsefs ogen, of doorheen Emelies ogen en je ziet hoe daar, in hun kommune, feitelijk een mini-maatschappij is ontstaan, waarin evenzeer dingen moeten, evenzeer dingen niet mogen, wegen afsloten worden, mensen delen van zichzelf moeten wegcijferen, goede delen, hun beste delen, zich getransformeerd zien in iets wat ze nooit hadden willen zijn. Maar dan nog. Als Emelie, bijna op het einde van het boek, met haar dronken tirade komt, die, vermoed je, wel alles zal openbreken, pareert Sara: “’Wat jij vergeet […] is dat het “normale” leven ook totaal niet logisch is. Waarom eet je met mes en vork, en niet met je handen? Waarom praat je niet met mensen in de bus of de metro? Waarom doe je net alsof die niet bestaan? Waarom vier je kerst als je niet in Jezus gelooft? Waarom hebben we bepaald dat opa één keer per jaar met rode kleren en een muts op zijn hoofd aanklopt? Waarom dansen we niet in Zweden, behalve op sommige plaatsen dan, ’s avonds, als we gedronken hebben? Waarom spreken we in plaats van te zingen? Waarom doen we alsof ons hoofd volledig losgekoppeld is van ons lichaam? Waarom moet iedereen de hele tijd doen alsof? Doen alsof ze normaal zijn, zich ontdoen van die kanten van zichzelf die eruit springen? […] Waarom werkt iedereen zich kapot om geld te verdienen zodat je rijk wordt en vrij kunt zijn? […] We zijn mensen […] Dat geldt voor ons hier en voor jullie daar. We leven maar door. We gebruiken de dingen die ons iets opleveren, en daar gaan we mee door. Het kan de kerstman zijn, of stilzijn. Er zit geen logica in. We hebben geen idee. We steken onze handen in de lucht en zodra er iets langs vliegt wat goed voelt, pakken we het. Zo is de mens.’” en dat is er niet naast, zoveel hout als dat snijdt en zoveel steek als dat houdt, en je begint alweer bijna peinzen dat het leven in De Kolonie het misschien toch nog op punten wint, in ieder geval waar het vrijheid betreft.

Tot ook dat weer kantelt.

Want deze roman is een zoektocht naar een vrijheid die misschien nergens bestaat.
Deze roman stelt zich vragen.
Deze roman slingert.

De lezer. Tussen hier en daar. Dit en dat. Zus of zo.

Hoe de verhaalfiguren te interpreteren, ook dat bleef bij mij zwabberen tot het eind. Zijn alle leden van De Kolonie samen één superorganisme, dan kun je ze haast freudiaans lezen. Aagny zou het Id kunnen zijn, József misschien het superego? Sara het ego? Ik denk, ik zie, ik twijfel. Of: de meeste anderen de stemmetjes van de twijfel die soms knaagt, Sara de grote bek die alles overklast, de anderen tot stilte maant, waarop het superorganisme maar weer een paar stapjes verder kan kruipen.

Ofnee. Komma. Komma. Kom maar. Allemaal gewoon maar mensen.

Wat voor mensen? József de menselijkste mens, zo menselijk dat het haast pijn doet. Aagny is een halve psychopaat, of toch niet, gewoon een altijd misbegrepen vrouw wier ziel onophoudelijk bloedt. Sagne is geen slecht mens, toch?, maar wel een slechte moeder. Kan dat eigenlijk wel? Kan iemand een slechte moeder zijn en toch een goed mens, terwijl degene van wie je de moeder bent van meet af aan in alles volledig afhankelijk is van jou; kan een goed mens wel zo onzorgvuldig omspringen met die hele grote verantwoordelijkheid? Sara leek me door en door manipulatief (en daar kwam dan ook dat obligate indiaverhaal zelfs nog te pas; haar manupilatietechnieken werden ontwikkeld, of toch minstens aangeslepen met hulp van haar goeroe aldaar), alleen maar uit op haar eigen geluk, en dan, toch, weer, later, soms, in gesprekken, bijvoorbeeld met Emelie, vroeg ik me af in hoeverre zij niet ook gewoon maar een mens was dat altijd maar voort en voort sjokt op welke weg er toevallig voor haar voeten kan, kan zijn haar uitstraling helpen, kan zij het helpen dat mensen de neiging hebben naar haar te luisteren, kan zij het helpen dat al die idioten maar achter haar aan blijven lopen waarheen zij ook gaat, en kunnen die andere idioten het helpen dat ze gevangen zijn in haar magnetisme zodat ze wel moeten meebewegen met Sara? En Emelie? Komt die daar de boel een beetje opruien, of veegt ze alleen maar een heel klein beetje zand weg om te laten zien wat daaronder ligt? Is ze alleen maar eerlijk, of is ze de slang die een einde maakt aan het paradijs?

Owja. Dat was ook zoiets. Dat ik in De Kolonie ineens een modern bijbelverhaal dacht te lezen. Over mensen die niet alleen maar in stompzinnige gelukzaligheid willen leven, maar zoeken haar het vermogen zelf te denken. Te weten. Wat er buiten het paradijs is, bijvoorbeeld. Of misschien. Heeft er nooit een paradijs van voor de zondeval bestaan, en de zondeval zelve dierhalve ook niet, geen modern bijbelverhaal maar een herschrijving van de bijbel?

Al deze dingen.

Theologie, sociologie, filosofie. Een studie naar groepsgedrag, een zoektocht naar de menselijke conditie, een traktaat over moderniteit, een vraag naar de (on)mogelijkheid van alternatieve levensstijlen, een bezinning op vrijheid en onvrijheid. Dat alles is De Kolonie. Maar het is ook gewoon een roman. Een roman die me verstomd, ontregeld en ten diepste bewogen achterliet.

Annika Norlin De Kolonie

De Kolonie

  • Auteur: Annika Norlin (Zweden)
  • Soort boek: Zweedse roman
  • Origineel: Stacken (2023)
  • Nederlandse vertaling: Marika Otten
  • Uitgever: Uitgeverij Mozaïek
  • Verschijnt: 15 oktober 2024
  • Omvang: 384 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99 / € 16,95
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Annika Norlin

Emelie is de stad ontvlucht en trekt naar de Noord-Zweedse bossen. Daar stuit ze op een bijzondere groep van zeven mensen. Eén is de spil van de groep, een ander het kind dat door de groep grootgebracht wordt en een derde is betoverend knap. Allemaal dragen ze hun eigen geschiedenis mee.

Emelie voelt zich aangetrokken tot de Kolonie en begint haar eigen keuzes te heroverwegen. Zou het niet fijn zijn om los van de maatschappij en alle verwachtingen te leven? Maar wat gebeurt er als haar komst alle onderlinge passies en spanningen doet oplaaien?

De Kolonie is een verleidelijke en diep ontroerende roman over liefde, machtsspelletjes en de complexe dynamiek van menselijke relaties.

Annika Norlin is geboren op 22 november 1979 in Östersund, Zweden. Ze is muzikant songwriter en romanschrijfster. Haar debuutroman De Kolonie werd met meerdere prestigieuze prijzen bekroond.

Bijpassende boeken en informatie

Mats Strandberg – Pestbloemen

Mats Strandberg Pestbloemen recensie en informatie over de inhoud van de gothic young adult roman die zich afspeelt in de zeventiende eeuw. Op 23 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Blauw Gras de 11+ gothic roman van de uit Zweden afkomstige schrijver Mats Strandberg met illustraties van Elin Sandström. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver, de vertaalster en over de uitgave.

Mats Strandberg Pestbloemen recensie van Jolien Dalenberg

Magdalena en haar zusje Ebba worden door hun vader naar tante Katharina gestuurd, als hun moeder door de pest komt te overlijden. Het kasteel van hun tante is een sombere plek, en ze worden bepaald niet warm ontvangen. Tante Katharina is een kille vrouw, die het geloof gebruikt om angst te verspreiden. De meisjes worden wreed behandeld. Er lijken geheimen in het kasteel rond te waren. Waarom hebben ze de stiefzoon van hun tante nooit ontmoet? Wat is er gebeurd tussen hun moeder en hun tante?

Duister, donker en magisch. Dat is de korte samenvatting van Pestbloemen. Verteld vanuit het perspectief van Magdalena, die daarvoor het geknipte personage is. Als oudste zus probeert ze haar kleine zusje te beschermen. Ze is sterk en weet de geheimen van haar familie te ontrafelen. Haar gedachten nemen je mee alsof je naast haar door het kasteel dwaalt. Strandberg weet zo levendig te schrijven, dat je haar wanhoop, angst en pijn voelt. Maar ook haar kracht, haar drang om te leven.

Het verhaal blijft je verrassen, Strandberg heeft meerdere wendingen voor je in petto die het meer dan interessant maken om verder te lezen. Hoewel de toon van het verhaal vrij donker is, zijn er Gelukkig genoeg lichtpuntjes. Vriendelijke mensen en bijzondere vriendschappen geven het verhaal de nodige lucht. Hierdoor wordt het nog sterker en wil je het helemaal niet meer wegleggen. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Mats Strandberg Pestbloemen

Pestbloemen

  • Auteur: Mats Strandberg (Zweden)
  • Illustraties: Elin Sandström
  • Soort boek: young adult, gothic (11+ jaar)
  • Nederlandse vertaling: Femke Muller
  • Uitgever: Uitgeverij Blauw Gras
  • Verschijnt: 23 oktober 2024
  • Omvang: 208 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Prijs: € 16,99 / € 9,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Zweedse schrijver Mats Strandberg

Een gothic novel waarin je niet kunt stoppen. Mats Strandberg doet twee dingen tegelijk: hij geeft zijn personages diepte, én hij bezorgt ons een pageturner.

Het is 1710. In Stockholm heerst de pest, en Magdalena (15) en haar zusje verliezen hun moeder. Ze worden naar het platteland gestuurd. Daar leert  Magdalena Axel kennen. Maar leeft hij wel? Waarom ziet niemand anders deze raadselachtige jongen Magdalena ontdekt familiegeheimen die haar leven op zijn kop zetten. Maar dan wordt ze zelf ziek.

Mats Strandberg (23 oktober 1976, Västanfors, Zweden) schrijft voor jong en oud, vaak in het horrorgenre. Hij wordt gelezen en geprezen vanwege zijn plotbeheersing en zijn geloofwaardige personages – zoals  bijvoorbeeld in zijn overweldigende  young-adultroman Het einde, die ook bij Blauw Gras zal uitkomen.

Elin Sandström (1988) maakte spannende zwart-wittekeningen voor dit boek. Ze woont net buiten Stockholm, werkt sinds 2012 als illustratrice en debuteerde in 2023 ook als auteur met een eigen titel.

Bijpassende boeken en informatie

Grethe Bøe – Zwaar geschut

Grethe Bøe Zwaar geschut recensie, review en informatie van de nieuwe Noorse thriller die zich op Spitsbergen afspeelt. Op 22 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Volt de de tweede Ylva Nordahl-thriller van de uit Noorwegen afkomstige schrijfster Grethe Bøe. Hier lees je informatie over de inhoud van de thriller, de schrijfster, de vertalers en over de uitgave.

Grethe Bøe Zwaar geschut recensie en review

Zwaar geschut, van de Noorse schrijfster is de tweede actiethriller van de Noorse schrijfster Grethe Bøe met pilote Ylva Nordahl is de hoofdrol. Na het geslaagde eerste deel in de reeks, Mayday, overtuigt Grete Bøe opnieuw.

In een nieuw verhaal waarin haar held in Ylva Nordahl verzeilt in een complot dat raakt aan de strijd tussen wereldmachten, volgen de actiescenes en plotwendingen elkaar snel op. Ondanks het feit dat het verhaal zich op het randje van ongeloofwaardigheid ontwikkelt, ga je er als lezer in mee. De vrouwelijke insteek en de keuze van de locaties geven het boek net dat extra spannende met vooral de actiescenes op het afgelegen Noordelijke eiland Spitsbergen, waar Europa, Rusland en de Verenigde Staten elkaar letterlijk raken als hoogtepunt.

Als met al is Zwaar geschut, een geslaagde en gelaagde actiethriller met een duidelijke vrouwelijke touch die de liefhebber van het genre zeker zal aanspreken. Het boek is door de redactie gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Grethe Bøe Zwaar geschut

Zwaar geschut

Ylva Nordahl-thriller 2

  • Auteur: Grethe Bøe (Noorwegen)
  • Soort boek: Noorse thriller, actiethriller
  • Origineel: Snøleoparden (2023)
  • Nederlandse vertaling: Janke Klok, erica Weeda
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 22 oktober 2024
  • Omvang: 320 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 11,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de Ylva Nordahl-thriller deel 2 van Grethe Bøe

Een onderzeeër vol kernwapens. Een duivels plan. En een race tegen de klok om een ramp te voorkomen.

In een NAVO-onderzeeër in het Arctische gebied vindt een explosie plaats. De schade blijkt aanzienlijk, hoewel het erger had gekund: de onderzeeboot is gevuld met kernwapens. De bemanning heeft geen andere keus dan een noodstop te maken in Spitsbergen, een gebied waar de Russen naar eigen zeggen de meeste aanspraak op hebben, en waar de aanwezigheid van de NAVO en de VS omstreden is.

Ondertussen komt gevechtspiloot Ylva Nordahl een gevaarlijke samenzwering op het spoor: een alliantie van partijen die het Westen als hun gemeenschappelijke vijand zien en een terroristische aanslag beramen. Helaas weet zij veel minder over haar tegenstanders dan andersom het geval is…

Zwaar geschut is een spannende actiethriller die zich afspeelt tegen het verraderlijke landschap van het Noordpoolgebied, en de nog verraderlijkere achtergrond van de wereldpolitiek.

Grethe Bøe Mayday RecensieGrethe Bøe (Noorwegen) – Mayday
Noorse thriller
Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
Uitstekend en overtuigend thrillerdebuut met actualiteitswaarde en hoog realiteitsgehalte over een grensconflict tussen Rusland en Noorwegen…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Jane Gardam – Een lange zomer vrij

Jane Gardam Een lange zomer vrij recensie, review en informatie over de inhoud van de Yorkshire roman uit 2000 van de Engelse schrijfster. Op 10 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Cossee de Nederlandse vertaling van de roman over Yorkshire in 1946, The Flight of the Maidens van de uit Engeland afkomstige schrijfster Jane Gardam. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster, de vertalers en over de uitgave.

Jane Gardam Een lange zomer vrij recensie

  • “Scherpzinnig, met een warme menselijkheid, en echt grappig. Een van onze allerbeste schrijvers!” (Hilary Mantel)
  • “Jane Gardams boeken behoren tot de grote schatten van de Engelse literatuur. Ze schrijft simpelweg schitterend. De lezers mogen blij zijn en zich op prachtige boeken en een groot leesplezier verheugen.” (Ian McEwan)

Een lange zomer vrij recensie van Monique van der Hoeven

Een lange zomer vrij is de vertaling van een roman uit 2020, geschreven door de geweldige Britse auteur Jane Gardam.

Het verhaal speelt zich af in de zomer van 1946, in Yorkshire. De hoofpersonen zijn drie jonge vrouwen, die net hebben gehoord dat ze een studiebeurs hebben gekregen en op de drempel van een heel nieuw leven staan.

Hetty wil de zomer gebruiken om voor haar nieuwe studie begint, haar literatuurkennis te vergroten. Ze vertrekt met een koffer vol boeken in haar eentje naar het Lake District. Una gaat op fietsvakantie met haar vriendje en de Joodse Liselotte, die in de oorlog is ondergebracht in Yorkshire bij een Quaker familie, gaat in Amerika op zoek naar haar enig overgebleven familielid.

Drie prachtige verhaallijnen van jonge vrouwen, vol met boeiende en kleurrijke personages, die elkaar hier en daar nog kruisen. Een geweldig boek vol met levensechte verhalen, die je als lezer meenemen en raken. Een aanrader! gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Jane Gardam Een lange zomer vrij

Een lange zomer vrij

  • Auteur: Jane Gardam (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: The Light of the Maidens (2000)
  • Nederlandse vertaling: Gerda Baardman, Kitty Pouwels
  • Uitgever: Cossee
  • Verschijnt: 10 oktober 2024
  • Omvang: 336 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 27,99 / € 14,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol Libris

Flaptekst van de roman van Jane Gardam

Yorkshire, de zomer van 1946. De oorlog is net voorbij, er zijn voedselrantsoenen en men betaalt met kledingcoupons. De scholieren Hetty, Una en Lieselotte hebben een staats beurs gekregen en zijn aangenomen bij de beste universiteiten van het land. Ze kunnen niet wachten om uit hun ingeslapen kuststadje te vertrekken.

Maar eerst bespreken de drie hun zomerplannen. Hetty is toegelaten tot de studie let terkunde in Londen, en gaat met een koffer vol boeken naar het Lake District om nog gauw haar literatuurkennis op peil te brengen. Bijkomend voordeel: zo hijgt haar bemoeizieke moeder haar niet zo in de nek. Una maakt zich op voor een fietsvakantie door de country side met een jongeman die als kind bij de viswinkel werkte en daarom bekend staat als ‘Ray de visjongen’. De joodse Lieselotte – die met het kindertransport uit nazi-Duitsland is gevlucht en is ondergebracht bij een Quaker-familie, en door haar klasgenoten altijd ‘die Duitse’ wordt genoemd – besluit halsoverkop haar enige nog levende familielid op te zoeken in de Verenigde Staten.

In Een lange zomer vrij is rasverteller Jane Gardam op de toppen van haar kunnen. Ze toont ons drie jonge vrouwen op de drempel van volwassenheid: klaar om Yorkshire, de oorlog en de eeuwige verwachtingen van hun ouders achter zich te laten. Maar wat als ze die zomer ook afstand nemen van elkaar?

Jane Gardam (Coatham, North Yorkshire, 11 juli 1928) is de enige schrijver die twee keer met de Costa Book Award bekroond is. Een onberispelijke man werd in maart 2017 uitgeroepen tot Boek van de Maand bij De Wereld Draait Door en stond wekenlang in de Bestseller 60. Een trouwe vrouw (2017), Laatste vrienden (2018) en De dochter van Crusoe (2018) waren wederom favoriet bij lezers, boekhandels en pers. Ook is ze de auteur van het Cossee broekzakbibliotheek-boekje De geheime brieven. Met Op de klippen (2019) behaalde Jane Gardam in 1978 de shortlist van de Man Booker Prize. Haar oeuvre omvat meer dan dertig boeken, romans, verhalen en kinderboeken. Ze is Fellow van de Royal Society of Literature en woont in East Kent.

Bijpassende boeken en informatie

Elvin Post – Een aardig meisje

Elvin Post Een aardig meisje recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse thriller. Op 8 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Ambo | Anthos het nieuwe boek van de Nederlandse thrillerschrijver Elvin Post. Hier lees je informatie over de inhoud van de thriller, de schrijver en over de uitgave.

Elvin Post Een aardig meisje recensie en informatie

Dat Elvin Post inmiddels behoort tot een de selecte groep van uit stekende Nederlandse thrillerschrijvers zal bij de liefhebber van het genre ongetwijfeld bekend zijn. Maar het het niveau vasthouden dat is een uitdaging en lang niet altijd vanzelfsprekend. Toch lijkt Post er elke keer opnieuw in te slagen.

Ook zijn nieuwste thriller is zeer geslaagd. Het verhaal is klein en speelt zich af in een klein complex met zes in Rotterdam. Achter de voordeur spelen zich de levens af die met elkaar verweven raken. Bovendien spelen zaken als huiselijk geweld, pesten, overspel en sterfelijkheid een noodlottige rol.

Elvin Post bouwt zijn verhaal en plot op zeer kundige wijze door de bewoners elk hun verhaal te laten doen. Perspectiefwisselingen en plotwendingen krijgen op natuurlijke wijze de ruimte. Hierdoor ontspint zich een een spannend en uitstekend geschreven verhaal dat boeit, kwaad maakt en zelfs ontroert. De thriller is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Elvin Post Een aardig meisje

Een aardig meisje

  • Auteur: Elvin Post (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse thriller
  • Uitgever: Ambo | Anthos
  • Verschijnt: 8 oktober 2024
  • Omvang: 344 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 23,99 / € 12,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van de nieuwe thriller van Elvin Post

Een aardig meisje van Elvin Post is een spannende whodunit waarin je continu op het verkeerde been wordt gezet. Megan Smit is een aardig meisje. Helaas is het leven tot nu toe niet zo aardig voor háár. Op jonge leeftijd verloor ze haar vader, ze liep haar gedroomde carrière als filmactrice mis en haar moeder wil maar niet begrijpen waarom ze een einde maakte aan de disfunctionele relatie met haar ex-vriend Rex. Wanneer Megan een nieuw appartement betrekt in Rotterdam, lijkt het leven haar eindelijk toe te lachen. Lijkt. Want nog geen vijf maanden later ligt haar buurman dood in het trappenhuis en wordt ze beschuldigd van moord.

Is Megan onschuldig, zoals ze beweert, of liegt ze en is ze opgehouden een aardig meisje te zijn?

Elvin Post (25 november 1973, Rotterdam) won met zijn debuut Groene vrijdag (2004) direct de Gouden Strop. Het was het veelbelovende begin van een rijk oeuvre, met als recentste thrillers De cursus en Breek punt. Hij oogstte de afgelopen jaren ook succes met zijn youngadultboeken. Het werk van Post is uitgegeven in het Duits, Frans, Spaans, Turks, Hebreeuws, Arabisch en Indonesisch.

Bijpassende boeken

Eveline Baar – De Gouden IJscoupe

Eveline Baar De Gouden IJscoupe recensie en informatie over de inhoud van het kinderboek over Italië voor lezers van 10+ jaar met illustraties van Karin van der Vegt. Op 11 juni 2024 verschijnt bij Uitgeverij Volt het nieuwe zomerse kinderboek over Italiaans ijs van schrijfster Eveline Baar. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Eveline Baar De Gouden IJscoupe recensie van Jolien Dalenberg

Vito zijn vader is ijsmaker. Het is de bedoeling dat Vito later de zaak zaak overnemen en zijn vader op zal volgen als ijsmaker. Alleen… dat ziet hij eigenlijk niet zo zitten! Ja, hij houdt van ijs, en hij helpt ook echt wel mee als hij vrij is. Maar hij wil liever andere dingen doen. Nieuwe smaken bedenken bijvoorbeeld. Als zijn vader weigert mee te doen aan de jaarlijkse wedstrijd om de Gouden IJscoupe, bedenkt Vito een plan. Geholpen door snippers uit het verleden van zijn plotseling verdwenen opa en zijn beste vriendin Aiko, gaat hij in Italië op zoek naar het oudste ijsrecept. Alleen, er zijn kapers op de kust. Een andere familie ijsbereiders probeert ze te slim af te zijn en het recept vinden. Of te stelen.

Het verhaal is duidelijk met ontzettend veel liefde geschreven. Dat blijkt ook uit het nawoord, waarin Eveline Baar vertelt over haar tijd als zaterdag hulp bij een ijssalon in Amersfoort, en hoe ze daar onderdeel werd van de familie. Dat gevoel van één grote familie komt in het verhaal sterk naar voren. De saamhorigheid, het kopje koffie of de pan pasta die altijd klaar staat, maken dat extra voelbaar. Vito, zijn oma en zijn beste vriendin Aiko worden overal met open armen ontvangen.

De Gouden IJscoupe brengt ook het nodige avontuur met zich mee. De sporen die ze terugvinden van opa, een andere familie die ze telkens dwars zit, geven het verhaal een spannend tintje. Er is een prettige balans tussen de zoektocht naar het recept, en de innerlijke reis van Vito – die liever niet in de voetsporen van zijn vader wil treden. Maar wel graag gezien wil worden voor wie hij is.

Een mooi verhaal, dat je ook nog eens meeneemt op ontdekking door Italië, gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Eveline Baar De Gouden IJscoupe

De Gouden IJscoupe

  • Schrijfster: Eveline Baar  (Nederland)
  • Soort boek: kinderboek 10+ jaar)
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 11 juni 2024
  • Omvang: 212 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: BoekenwereldBol

Flaptekst van het kinderboek over Italië van Eveline Baar

Een zomerse zoektocht naar het oudste recept voor Italiaans ijs.

Vito woont met zijn familie boven hun ijssalon. Als de uitnodiging voor de belangrijkste ijswedstrijd van het jaar wordt bezorgd, verandert alles. Om de vijftigste Gouden IJscoupe te winnen, moet Vito’s vader het oudste recept voor Italiaans ijs ooit maken.

Vito verzamelt al zijn moed en gaat op zoek naar het recept, samen met zijn beste vriendin en zijn oma. Wint zijn familie na al die jaren dan eindelijk De Gouden IJscoupe? En wat heeft opa’s verdwijning lang geleden met de wedstrijd te maken?

Ga mee op reis door Italië in dit warme verhaal over vriendschap, familie en mogen zijn wie je bent.

Bijpassende boeken en informatie

Edouard Leve – Zelfportret

Edouard Leve Zelfportret recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Franse schrijver, fotograaf en kunstenaar. Op 26 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Autoportrait van de uit Frankrijk afkomstige schrijver, kunstenaar en fotograaf Édouard Levé. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur, de vertaalster en over de uitgave.

Édouard Levé Zelfportret recensie en informatie

  • “Een zeer uitzonderlijk werk in het Franse literaire landschap, het behoort evenwel tot de zeer gesloten clan van belangrijke boeken.” (Le Midi Libre)
  • “Met zijn Zelfportret vindt Éduoard Levé een nieuwe vorm van het ik-verhaal uit. Levé schrijft banale dingen met gewone woorden, en toch is het buitengewoon.” (Libération)

Zelfportret recensie van Tim Donker

Zie. Daar. Bijna had ik iets gehaats gezegd. Levé komt af met een egodocument, misschien zoiets als een autobiografie maar dan wel een hele rare, misschien zoiets als een zelfportret maar dan wel geschreven en niet getekend. En bijna had ik het gezegd, bijna had ik er zelfs de bespreking mee geopend: Levé moet het weer eens anders doen hoor. Maar toen dacht ik aan mijn tante, mijn lievelingstante dan nog, ook zij nu dood, die over mijn moeder, haar zus, na haar dood altijd maar zei Se mos altijd allus andus doen as un anduh, En dat haatte ik. Dan mocht het nog honderd keer mijn lievelingstante zijn, ik haatte die uitspraak. Omdat mijn moeder dood was en met rust gelaten moest worden, omdat ik helemaal niet zo zeker weet of iemand zo nodig “andus” “mot” zijn “as een anduh”; is iedereen niet gewoon is zoals die is, en dat kan toevallig ook niet-gemiddeld zijn (terwijl het juist veel gemakkelijk is gemiddeld te zijn omdat de hele wereld is ingesteld op gemiddelde smaken, gemiddelde karakters, gemiddelde voorkeuren, gemiddelde neigingen en gemiddelde behoeften), omdat ik dat wantrouwen ten opzichte van alles dat afwijkt van de norm ernstig wantrouw, omdat het mogelijk moet zijn om er andere ideeën op na te houden (en bijvoorbeeld te weigeren je te laten inspuiten met een of ander experimenteel serum waarvan niemand de effecten op langere termijn kan voorspellen) zonder direct als een paria, een aansteller, een clown, een asociaal of een opruier gezien te worden. En toch. Ondanks mijn diepe haat tegen die uitspraak had ik m bijna zelf gebezigd. Bijna gezegd. Bijna geschreven. Édouard Levé moet het weer eens anders doen hoor.

Wat doet Levé eigenlijk? Hij maakt een zelfportret. Hij schrijft over zichzelf. Levé over Levé, honderdtien bladzijden lang, sommigen zouden dat een autobiografie noemen. Maar hij begint niet bij een begin. Vertellend over zijn jeugd, belangrijke gebeurtenissen, verhalend over de wegen die hem hebben geleid tot waar hij nu is. Zelfportret kent geen chronologie, geen narratief en geen verloop. Zelfportret is een opsomming. Een honderdtien bladzijden lange opsomming. Door Levé. Van karaktereigenschappen, eigenaardigheden, hebbelijkheden, ideeën, overtuigingen, waarnemingen, herinneringen. Van Levé.

Ik dacht aan David Markson. Ook bij hem regende het immers feiten. Geen actie, geen personages, slechts de gestage opeenvolging van feiten. Maar Markson plunderde encyclopedieën, of liet zijn, in dat geval ontzagwekkende, parate kennis langzaam over de pagina’s leegstromen, om het ik juist te laten verdwijnen onder een berg trivia over componisten, schrijvers, kunstenaars, filosofen, wetenschappers en andere publieke figuren; het weinige “ik” dat nog zichtbaar bleef, maskeerde hij met neutrale aliassen als “Reader”, “Writer” of “Novelist”. Levé laat de hele opsomming over hemzelf gaan. Er bevinden zich ook wel enkele opmerkingen tussen die gaan over familieleden of vrienden, maar dan is het uiteraard veelzeggend dat Levé juist dit of dat zegt over juist die-en-die, net zoals “se mos altijd allus andus doen as un anduh” uiteindelijk meer zegt over die tante dan over mijn moeder.

Een project als dit kent zijn gelijke niet. Misschien Seth Abramson, de enige andere literator waaraan ik moest denken. “Iets als dit” ondernam Abramson ooit. Maar dan als gedicht, en ook nog in de derde persoon (bij hem ging het geloof ik om uitspraken die anderen over hem gedaan hadden). Op boeklengte is dit echter nog vervreemdender. Nou is het wel niet zo’n heel erg dik boek, maar toch, het zijn toch heel erg veel losse, niet-chronologische en onsamenhangende uitspraken die allemaal over Édouard Levé gaan – een mens waarvan ik eigenlijk slechts één ander, ook al niet al te dik, boek ken.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?
Wat moet je doen om niet te vervallen in “Édouard Levé moet het weer eens anders doen hoor”?

Je kunt er niet eens een behoorlijke psychoanalyse op los laten, als je zoiets debiels al zou willen, want slechts een enkele keer wordt er iets gemeld dat als min of meer veelzeggend valt aan te merken. In “Ik verveel me liever alleen dan met zijn tweeën” of “Als voorbereiding op het koffers pakken maak ik een uitputtende lijst van wat ik meeneem, aangezien ik altijd hetzelfde meeneem sla ik die op in een map op mijn pc” tekent zich een man af; je kunt wijzen en zeggen Ja, dat tiepeert iemand. Maar veel vaker regeert de willekeur. “Ik hoop dat ik nooit een oor vind in een weiland” zal hij wel opgeschreven hebben toen hij Blue Velvet zat te kijken; aan “Ik zal maar één keer zonder te liegen ‘Ik sterf’ kunnen zeggen” is weinig particuliers te ontdekken en “Ik eet driemaal daags” gaat ook al voor heel veel mensen op.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Vooral kun je er veel niet over zeggen. Zelfportret is niet meteen heel ritmies: sommige zinnen zijn erg kort, andere juist weer ellenlang. Het kent ook geen uitgedachte opbouw in sfeer of kleuring: na een tragiese, zware, bedachtzame of dramatiese uitspraak volgt met hetzelfde gemak een luchtige, een onzinnige, een triviale, een absurde, of, meer dan eens, een extreem grappige. En hoewel het dus met nadruk niets gecomponeerds heeft, is Zelfportret toch in hoge mate muzikaal: het dwingt, het vangt, het golft en na verloop van maar een paar pagina’s hypnotiseert het zelfs, zodat je blijft lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dat je niet weet met welk idee Zelfportret geschreven zou kunnen zijn? Daar zijn momenten waarop je je kunt herkennen in wat Levé schrijft. Of. Ik in ieder geval. Heftig knikkend lees ik “Ik heb zelden spijt van handelen en steevast spijt van niet handelen. Ik denk terug aan de pijn van geschiedenissen die niet plaatsvonden”; Ja denkend, Zo is het denkend, aan alles denkend wat wellicht had kunnen zijn als ik niet te angstig te beschroomd te gekwetst te bescheten te klein te onbeholpen was geweest of om welke reden dan ook maar niet stappen wist over welke lullige emotie dan ook. Maar dat “o dat heb ik ook” kan niet, zal niet de reden zijn geweest waarom Levé Zelfportret schreef. En. Daar zijn ook momenten waarop ik me van dit boek, dit projekt, van Levé wens af te keren. “Ik denk niet dat ik nieuwe pareltjes in de klassieke muziek zal ontdekken,” schrijft hij, “maar ik weet zeker dat ik tot mijn dood zal genieten van deze die ik al ken”; en: “Ik weet niet of er nog iets te verbeteren valt aan de muziek van Bach” en zucht denk ik dan en o denk ik dan en daar gaan we weer denk ik dan, altijd weer die klassieke muziek, het zou eens fijn zijn een schrijver te lezen met een bredere muzieksmaak dan dat, gelukkig zegt hij verderop ook moje dingen die niet over rock of over Portishead niet meteen de allerbeste band die ik ken maar toch, of dat hij honden verkiest boven katten, ja, ook al zoiets, die hondenliefhebbers, mijn ganse schoonfamielje bestaat uit hondenliefhebbers en hoe zij zijn is precies hoe ik de hondenliefhebber zie: braaf, saai, doorsnee, burgerlijk, normatief, fantasieloos, volgzaam, klootloos. Maar ik denk ook niet dat Levé Zelfportret geschreven heeft met het doel zijn lezers te ergeren. De momenten dat je als lezer “Nee, echt?” denkt, “Meen je dat nou?” denkt, zijn gewoon maar inherent aan een projekt als dit: als wie dan ook in één gulp alles zou openbaren wat hij meent, denkt, vindt, voelt, doet, wil, haat, verlangt, afwijst, droomt, heeft en kan, zal daar altijd wel iets tussen zitten wat (lichte) weerzin wekt.

Dus.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dit is het boek dat je zelf geschreven wou hebben. Maarja. Nu is het er al. Waarom zou je een boek als dit dan nog schrijven. Is dat niet het geniale aan dat wat waarlijk uniek is: op het moment dat het verschijnt, laat het zich met niets vergelijken, en al het gelijkende wat erna nog verschijnt zal gezien worden al na-aperij. Ondertussen, echter, vraag ik me wel af wat ik erin gezet zou hebben als ik een boek als Zelfportret had geschreven. Want dat is nog iets anders dat zo geweldig is aan dit boek. Ik vermoed maar zo dat Édouard Levé een tumultueuzer leven gehad heeft dan ik, en toch zijn de confidenties in Zelfportret zelden spectaculair te noemen. Het is vrijwel alles tamelik dagdagelijks, wat je hier leest kon ook slaan op de buurman of op je collega of op jouzelf. Dat is er ook de kracht van. Misschien dat alleen Levé’s sexuele escapades een slag pikanter zijn dan bij de meeste mensen het geval is (de momenten dat hij zulks ter sprake brengt zijn ook de enige momenten waarop je de schrijver voor een snoever zou houden); vooral, hier, ik-mededelingen van een zeer gangbaar tiepe, dingen die je zelf misschien als terzijde hebt gebezigd in gesprek met een van die vage bekenden die je op straat tegenkomt; de landen die je hebt bezocht, het eten dat je graag eet, dingen die je wel eens doet als je je verveelt (doelloos door het telefoonboek bladeren bijvoorbeeld). Waarin Zelfportret zo overweldigend, onthutsend, betoverend is, is dat er zo ontzettend veel van dit soort “nikserige” ik-mededelingen achter elkaar zijn gezet. Terwijl je steeds het gevoel blijft houden dat jij ook, ook jij, honderdtien bladzijden had kunnen vullen met zulke informatie over jezelf.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Of. Ja. Iets anders nog. Na-aperij ten spijt. Waarom zou dit niet een nieuw zjanrûh kunnen worden, komaan, er is vast ook iemand geweest die als allereerste een autobiografie schreef, die voor het eerst memoires te boek stelde. En dat was nog iets dat door mijn hoofd spookte toen ik Zelfportret las. Niet alleen hoe het kan dan zoveel banaals bij elkaar zo fascinerend kan zijn; en ook, niet alleen bleven als zeepbellen zinnen in mijn hoofd opkomen van het soort dat ik geschreven had in mijn hoogsteigen Zelfportret; ook dacht ik na over navolging. Stel dat Levé school maakt. Stel dat dit een nieuwe vorm van autobiografies schrijven wordt. Van welke schrijvers zou ik graag een boek als Zelfportret lezen? Van welke schrijvers vooral niet? De brutale eerlijkheid van Levé schrikt hier en daar af, maar hij maakt zich er zelf als figuur niet mee kapot. Ook dat is ongelooflijk. De meeste mensen zijn me al onherstelbaar antipathiek als ze maar twee of drie bekentenissen over zichzelf doen; Levé gaat ermee door en door zonder noemenswaardige imagoschade op te lopen. Wie doet hem dat na? Wie doet hem dit na? Wie doet er ooit nog iets na dit?

Wat met je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dit is één van de allermafste boeken die ik ooit gelezen heb, en ik heb ongelooflijk veel maffe boeken gelezen, echt waar, kom zelf eens een blik in mijn boekenkast werpen, en tegelijkertijd ook één van de meest intrigerende, misschien ook wel in een top zoveel of zoveel van de mooiste (ik noem geen nummers, daarvoor zijn het er teveel).

Dus.
Wat moet je hier verder nog over zeggen?
Hoe moet je een bespreking als dit afronden?

Niet. Je zegt gewoon “fantastisch”. En daarna doe je er het zwijgen toe.

Edouard Leve Zelfportret

Zelfportret

  • Auteur: Édouard Levé (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: Autoportrait (2005)
  • Nederlandse vertaling: Karien Vandenberghe
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Franse schrijver Édouard Levé

In dit briljante en ontnuchterende zelfportret verbergt Édouard Levé niets voor zijn lezers en schetst hij, min of meer willekeurig, zijn hele leven. Zelfportret is een fysieke, psychologische, seksuele, politieke en filosofische triomf. Naast ‘oprechtheid’ streeft Levé naar een objectiviteit die zo radicaal is dat deze zou kunnen doorgaan voor grofheid, trivialiteit en zelfs banaliteit – de auteur heeft zichzelf blootgelegd. Levés boek lijkt in eerste instantie een autobiografie zonder sentiment, alsof het door een machine is geschreven, totdat we door de opeenstapeling van details en de droge, spottende toon merken dat we ontwapend zijn, geboeid en verrukt door niets minder dan perfecte fictie… die geheel uit feiten is opgebouwd.

Édouard Levé (1 januari 1965, Neuilly-sur-Seine – 15 oktober 2007, Parijs) was een veelzijdige kunstenaar in de traditie van het conceptualisme. Hij debuteerde met Œuvres (2002), dat minutieuze beschrijvingen bevat van 533 niet-verwezenlijkte installatie- en performanceprojecten. Zelfportret verscheen oorspronkelijk in 2005. Zelfmoord, zijn laatste boek, kwam in 2021 uit bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie