Tag archieven: boekrecensie

Agustín Fernández Mallo – Trilogie van de oorlog

Agustín Fernández Mallo Trilogie van de oorlog recensie en informatie over de inhoud van de Spaanse roman. Op 26 april 2024 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman uit 2018 van de Spaanse schrijver Agustín Fernández Mallo. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Agustín Fernández Mallo Trilogie van de oorlog recensie van Tim Donker

Wat herinner je je van vroeger, en van de dingen?

Dat de dingen vroeger intenser waren. En hoop sterker.

En wat de dingen waren. De boeken, de platen, de dingen die me bewogen. Letterlijk, vaak. Ik sleepte ze mee naar de anderen, wie de anderen toen waren, ik liet ze de seedees horen, ik las voor uit de boeken. Ook: hoe het gesteld was met de verwachtingen.

Hoe was het gesteld met de verwachtingen?

Die waren hoger. Als de dingen me bewogen. Dat die en die met een nieuw boek zou komen, of die en die met een nieuwe seedee. Hoe hoog dat dan vloog. Gewoon meteen naar de platenzaak, omdat er een nieuwe Palace Brothers zou liggen, een nieuwe Smog, een nieuwe Baby Bird, van het schap direkt naar de kassa, dit ging goed zijn, dat wist je gewoon, want dit was de nieuwe Palace Brothers of de nieuwe Smog of de nieuwe Baby Bird, zo zou het zijn als het nu toen was. Een nieuwe Mallo zou een reden zijn om hoog te vliegen. De nieuwe Mallo zou een reden zijn om hoog te vliegen. Nu zouden we hoog kunnen vliegen, want de nieuwe Mallo was hier.

Iemand probeerde me wijs te maken dat Trilogie van de oorlog vóór Nocilla-trilogie kwam; dat Trilogie van de oorlog feitelijk zijn debuut was, maar gewoon later vertaald, maar die gast zwetste dus uit zijn nekharen (als betweters vaak doen, hun hele betweterij wordt geschraagd door het feit dat ze de tweederde van de tijd of meer nog uit hun nekharen staan te zwetsen maar de ene helft van hun toehoorders weet dat niet, en de andere helft luistert toch al nooit). Trilogie van de oorlog komt zowel in Spanje als in Nederland ná Nocilla-trilogie.

Ja.

Nocilla-trilogie. Dat was me een boek he? Die eindeloze stoet protagonisten , dat spiegelpaleis aan gezichtspunten, hoe het nooit stil stond, dat was het genie van Suso de Toro getild naar het volgende niveau, dat zinderde in mijn handen, dat was met gemak te rekenen tot de beste boeken die ik ooit gelezen had, zo’n man was vroeger, toen, ooit, meteen tot vooraan in onze hoogstpersoonlijke canon gekatapulteerd, nietwaar Antonio?

Maar dat was vroeger, aan gene zijde van de millenniumwende.

En dit is nu.

Jammer is dat, hoe dat verdwijnt. Dat felle branden. Die grootste verwachtingen. Die sterke hoop. Want nu denk ik aan dat laatste boek van Nocilla-trilogie, waar Mallo het grootse koor protagonisten inruilt voor slechts één enkele hoofdrolspeler, waarmee we het moeten doen, dat hele laatste boek lang, en dan, sja, wordt dat in de eerste twee boeken zo polyfone, verbazingwekkende, wonderschone, onnavolgbare boek ineens een beetje… gezever. Alsof Mallo kan schitteren in fragmentarisme, maar het op de lange baan niet uit houdt met maar één figuur. Gezochte plotwendingen, slepende interieure monologen, uitdovende gloed. Dat leeft omdat het nu is, en niet meer toen, en de mens ouder geworden is, en één desillusie teveel rijker. Verwachtingen branden op lagere pitten nu. Een nieuwe Mallo? Hum. Eerst maar eens gaan zien. Trilogie van de oorlog? Hum. Rottitel. En bezijden: ik hou niet van oorlogsromans.

Wat dat laatste betreft, valt het alvast mee dat Trilogie van de oorlog als van alles geklasseerd zou kunnen worden, maar in ieder geval niet als oorlogsroman. Vier oorlogen echoën ver in de achtergrond: de Spaanse Burgeroorlog in Boek één; de Vietnamoorlog in Boek twee en de twee wereldoorlogen in Boek drie. Oorlog speelt echter op geen enkele pagina een hoofdrol; eerder is het zo dat de genoemde oorlogen een mogelijkheidsvoorwaarde zijn voor de verdere gebeurtenissen – maar geldt dat niet voor veel meer?

Wel. Echter. En ook. In elk boek maar één hoofdrolspeler, of verteller, of protagonist, of hoe noem je het, veelal in isolement (waarover later meer); net datgene, dus, wat het zwakke punt bleek in het laatste boek van Nocilla-trilogie. Dus. Omdat het nu nu is, en niet meer toen, is het met reserves dat ik me lezend zette –

aan:

?

Iets met een reportage op tv over hoe een tiende van het aardoppervlak al tweehonderd jaar door natuurlijke oorzaken in brand staat; iets met denken aan een vriend, een musicus, die de hele wereld heeft afgereisd om de stilte van de natuur vast te leggen: in Tanzania, in Brazilië, in Alaska, in het poolgebied en steeds opnieuw bemerkte dat natuur lawaai maakt zodat “hij tot de slotsom kwam dat in de natuur stilte niet bestaat, stilte is een verzinsel bedacht ten behoeve van onze cultuur, een idee kortom, een construct” (een gedachte, opmerkelijk genoeg, niet ongelijk aan een gedachte die ik kort geleden tegen kwam in een ander boek, Demon Copperhead waarin een jongen die is opgegroeid op het platteland van Kentucky niet kan wennen aan de stilte (!) in de stad, omdat er in de landelijke omgeving die hij altijd gewoon is geweest altijd geluiden zijn die hem eraan herinneren welk seizoen het is of welk moment van de dag) (en ook dacht ik aan die keer dat ik in Duitsland sliep in een huisje in het bos en verbijsterd was door het lawaai, zeg maar gerust de enorme teringherrie, dat ontstond met het simpelste briesje dat doorheen de boomtoppen ging); iets met een uitnodiging voor het Derde Congres over Net Thinking (“een bijeenkomst […] om van gedachten te wisselen over digitale netwerken […] voor zowel professionals […] die beroepsmatig met communicatie bezig [zijn] als schrijvers die soms, zoals in mijn geval, internet gebruiken als universum en instrument voor hun scheppende werk”, gehouden op het eiland San Simón, waar “al degenen die, vooral in de provincie Pontevedra, in verzet waren gekomen na de staatsgreep die had geleid tot de Spaanse Burgeroorlog” geïnterneerd werden (een eiland voor de kust van Vigo, waar ik als kind en tiener zo veel op vakantie ben geweest; Pontevedra ken ik nog wel, bijna op mijn duimpje, en ik denk aan mijn vader die vaak met een bevriende visser ging varen naar een ander eiland voor de kust van Vigo, een eiland dat Mallo nog met name noemt, en ik zou mijn vader willen vragen of hij van San Simón gehoord heeft, en zoja of hij de geschiedenis ervan weet maar dat kan niet want mijn vader die is dood); iets met Julián Hernández die ook naar het congres komt, zanger/gitarist van Siniestro Total (hun ¿Cuándo se come aqui? staat al jaren in één van mijn vele seedeekasten; het was de favoriete seedee van mijn zoon toen hij nog een kleuter was); iets met God die een wasmachine is (en dat associeerde ik dan weer met Sonic Youth. dat heet noise. dat heet muziek. hoe laat eten ze hier?) – nog maar een paar bladzijden ver ben ik, en in mijn kop vliegt het al alle kanten uit, filosofiese kanten, wetenschappelijke kanten, geschiedkundige kanten, muzikale en literaire kanten, en de kanten van ooit, en nog voorbij ooit.

En ik ben gerustgesteld. En ik zink iets dieper in mijn leesstoel. En ik laat de reserves los voor een wijle, ik ontspan, ik denk het lukt Mallo ook zonder fragmentarisme wel fragmentaries te zijn.

Maar dan.

Er is altijd een dan.

De ikfiguur gaat na het congres terug naar San Simón, het eiland, de gevangenis, alleen, min of meer illegaal daar, er is nog elektriciteit maar slechts één licht, er is alleen de door hem meegebrachte fourage, er is het rondslenteren, het lezen in dossiers, getuigenissen van bewaarders daar, en van gevangen, er zijn de gedachten, de vele innerlijke monologen, met de monologen wordt het al wat meer mono, ah, ik verwelkomde al de polyfonie die ik kende van de eerste twee boeken van Nocilla trilogie want ik dacht Mallo kan die veelheid ook wel in één kop leggen, maar misschien ook niet, maar goed, San Simón heeft een intrigerende geschiedenis, het zou onderhoudend genoeg kunnen zijn, en de klok zegt tik en de tijd schrijdt voort en de jaren vervliegen en ineens woont de ikpersoon in New York, altijd weer dat eeuwige New York, maar ook daar achtervolgt San Simón hem, in de vorm, bijvoorbeeld, van een videokunstenares die iets doet met beelden van liefde in oorlogssituaties en daarbij ook beelden gebruikt van de Spaanse Burgeroorlog, of peins pakweg Antonio, er is altijd een Antonio, iedereen heeft altijd wel een beslissende Antonio in zijn leven, deze Antonio heeft een klein bakkerijtje in New York en was misschien gevangene misschien bewaker op San Simón, en verder gaat het weer.

Met Carlos Oroza. The Wicked. Ginsberg. Tropos. Anti-klassiek. Een figuur die op Salvador Dalí lijkt en hem misschien ook wel is. En ontmoetingen heeft met Frederico García Lorca. ’s Nachts. In het park.

En dan ben je zo’n beetje door het eerste boek heen gestombeld, en ge weet niet welk peins u hier nu past. Ongemerkt ben ik toch een weinig meer verkrampt geraakt in die leesstoel van mij. Is Mallo briljant, een pedanterik, een aansteller, een dadaïst, een patafysicus, de literator van de objectgerichte ontologie; is dit alles een hoop flauwekul bij elkaar, geniale zever, een grootse filosofie waarvan de volle waarde alleen begrepen kan worden dan een brein groter dan het mijne?

Ik weet het niet.

Boek twee dan bijvoorbeeld. Waarvan de titel luidt Mickey Mouse is groot geworden en hij is nu een koe. Ja. Zo’n titel alleen al. Mijn prachtige fantastiese zeer begaafde lieve elfjarige zoon vond hem grappig, die titel, maar ik weet het niet zo goed. Zit daar iets in wat ik niet geheel vat, iets over Disney of over de Amerikaanse psyche, of iets anti-kapitalisties ofzo, of gaat Mouse als koe tot hamburgers verzaagd worden, zit ik hier met een anti-consumentistiese stelling op mijn handen, of is het gewoon puberale ongein? Ditmaal is de hoofdrolspeler een astronaut. Ook dat nog. Amerika. Astronaut. Maar allicht is er een reden voor deze voordehandliggendheid?

De astronaut zelve ligt al een pak minder voor de hand. U weet de eerste maanvlucht nog wel? Aan boord waren Neil Armstrong, Buzz Aldrin en Michael Collins. Het zou me weinig verbazen als veel mensen die derde al niet kennen, maar Mallo verzint er nog een vierde bij, onbekend gebleven omdat hij de filmopnames maakte. Kurt. En ook Kurt leeft in afzondering. En ook Kurt peinst maar zoon beetje voor zich uit. Aan de maan, aan vroeger thuis bij vader en moeder, aan een lief die er ooit was maar nu niet meer, en aan George Bush senior. Mogelijkerwijs woont Kurt in de heden-lijn in een verzorgingshuis, of hoe heet dat, bejaardentehuis mag je geloof ik niet meer zeggen, mogelijkerwijs was dat eerder, er is veel meer toen dan nu in boek twee. Wat er ook is: een passage waarin Kurt zijn intrek neemt in een hotel op steenworp afstand van het appartement waar hij woont, vanuit zijn hotelkamerraam kan hij zijn eigen appartement zien. Dat is weer zo’n tiepiese Mallo-grap en ik begin inmiddels een heel klein beetje te twijfelen of ’s mans humor wel de mijne is. Observerend, kijkend, daar, in het hotel, naar zijn eigen appartement, merkt hij beweging op: er loopt iemand door zijn kamers!

Maar dat blijkt hij dan zelf te zijn.

Welja. Zo’n personage dat zichzelf ziet in een andere ruimte, dat werd me in dat nu al te vaak genoemde derde boek van Nocilla-trilogie al te machtig, komt me die Mallo daar doodleuk met dezelfde grap aanzetten in zijn volgende trilogie.

Hum.

Maar ontlezen doet het me niet.

In het derde boek is een vrouw aan het woord, het is het lief van de man die in boek één naar San Simón ging en daarna, volgens de vrouw, “verdween”. Ze herhaalt een tocht die ze samen ooit maakten, langs de Franse kust. Ze loopt alleen, ze is alleen, ze denkt aan de man, ze gaat misschien een bericht inspreken op zijn voicemail want daar had hij ooit om gevraagd:

“Alsof alles goed was en niets ooit verkeerd kon gaan dekte ik op een avond, heel lang geleden, zo lang geleden dat ik aan de vingers van mijn twee handen niet genoeg zou hebben om de jaren te tellen, de tafel terwijl hij net klaar was met het schoonmaken van de vis, die een paar minuten later de oven in zou gaan – de schubben sprongen in het rond, het leken wel schilfers kwarts. Hij legde het mes neer op het aanrecht en zei tegen me: ‘Schat, als ik doodga, bel me dan en laat een bericht achter.’ ‘Wat?’ ‘Ja, bel me en zeg alles wat je te zeggen hebt, iets wat je anders nooit tegen me zou hebben gezegd.’ Zwijgend begaf ik me naar de keuken, ik pakte de glazen en zette ze op het tafellaken. ‘Beloof me dat je dat zult doen,’ drong hij aan. ‘Ik beloof het.’”

In Normandië is de vrouw volslagen alleen, behalve wanneer ze in een kasteel is met een bed en ontbijt want dan is er de uitbater, een fransoos, en kan haar innerlijke monoloog voor een wijle ingewisseld worden voor een dialoog hoewel dialogen bij Mallo vaak slechts kruisende monologen zijn.

Drie keer mensen in afzondering; astronaut Kurt heeft van de drie hoofdpersonen nog het rijkste soosjale leven. In zijn totaliteit telt Trilogie van de oorlog bijna vijfhonderd bladzijden. Dat zijn erg veel bladzijden vol gedachten, mijmeringen, herinneringen, overpeinzingen, theoretiseringen, filosofieën, ideeën, opvattingen; het narratief is in alle drie de boeken slechts een excuus om de pen uiteenlopende kanten uit te laten gaan. Soms is het volslagen maf, zoals de vrouw uit boek drie die meent dat er in beginsel alleen maar mensen waren, en dat sommigen van hen zich in later stadium hebben “doorontwikkeld” tot dier of plant of ding; andere keren is het indringend, zoals de gedachten over (en op) San Simón. Waar, bijvoorbeeld, een vreemd geluid de ikpersoon aanzet tot een beknopte literatuurgeschiedenis: “Ik ben geen imbeciel en ook niet gek, en ik weet dat een schrijver van boeken die tot het magisch realisme worden gerekend het zou hebben over het bestaan van een reusachtige magneet verscholen in de aarde, en dat een Russische schrijver van dystopische sciencefiction-romans zou zeggen dat er op het eiland het einde van een tijdperk te zien was en het begin van een beschaving gecreëerd door buitenaardse wezens, en dat een realistische Spaanse schrijver uit de eenentwintigste eeuw erop zou wijzen dat dat geluid de nagalm was van een nimmer opgeloste broedertwist, en dat een Franse schrijver uit de jaren vijftig dat geluid zou toeschrijven aan het bestaan zelf van het ik, aan het geluid van de psyche, die als een maag maar niet ophoudt zichzelf te verteren, en ik weet ook dat een Amerikaanse schrijver uit het einde van de twintigste eeuw zou schrijven dat dat geluid een mechanische oorsprong had omdat heel dicht bij het eiland, misschien zelfs wel in het lazaret, een perverse multinational dag en nacht in touw was een replica van datzelfde eiland te vervaardigen, maar nee, zoals gezegd ben ik geen imbeciel en ook niet gek, en het werd me duidelijk dat dat geluid dat in mijn oren drong niets te maken had met literatuur, het was nergens een weer- of afspiegeling van, het vormde een gebeurtenis zonder versieringen”, en ik hou van hoe heel drosteëffectachtig in een literair werk erop gecontempleerd wordt hoe in andere literaire werken een geluid verklaard zou worden, om vervolgens de literatuur er weer vanaf te pellen en alleen het naakte geluid over te houden, maar nog altijd in een literair werk, en dus nog altijd een literair geluid.

Vaker echter nog zoekt Mallo het (bewust?) erg ver, door de meest banale dingen -zoals het op een bepaalde manier afslijten van de toetsen van een pinautomaat- te vergelijken met fenomenen uit de fysica of andere wetenschappelijke disciplines. Mallo ís fysicus die mogelijkerwijs zitten al die dingen gewoon in zijn hoofd: een hoofd vol wetenschap en filosofie en literatuur en kunst en geschiedenis, en alles dobbert daar dan, en stroomt door zijn arm en zijn hand via zijn pen naar buiten als hij schrijft.

Kan.
Goed mogelijk.
Heel goed mogelijk zelfs.

Doch mij staat die postmoderne geinerij soms wat tegen. Een literatuur die kontinu naar van alles buiten literatuur verwijst, en daarmee weer terug naar zichzelf, zich als duidelijk als boek toont, het opheffen van de vierde wand ofnee hoe noem je dat literair gezien?, het opheffen van de twede kaft?

Een zich te buiten gaan aan erudiete mafkezerij, literatuur voorbij literatuur, wetenschap voorbij wetenschap, de lezer laten reflecteren op zijn eigen receptie, moet het me te denken geven dat ik al vooronderstel dat het me iets te denken geeft, zegt iemand, zegt wie, zegt Zappa i think seriousness itself is something to be laughed at, in gesprek met Ivo Nihil zei hij dat, tegen Ivo Nihil zei hij dat, i think Ivo Nihil is someone to be laughed at, weinig dialoog, massieve tekstblokken, die Mallo bonkt dat maar je kop in, de tegenspelers die er zijn zijn al net zulke erge zwetskousen als de hoofdrolspelers, en al die al te toevallige toevalligheden doorheen het boek, en hoe elementen uit boek één terug komen in boeken twee en drie en elementen uit boek twee terugkomen in boek drie, die herhaling, ik ben normaal gezien toch een zuiger voor herhaling, waarom werkt het hier niet?, of waarom werkt het hier minder?, en staat een Dalí-achtige Dalí op en spreekt over afval, recyclage, luchthavens, The Shining, mode, noise, religie, ontdekkingsreizen en uitgehongerde konijnen, en ik peins, ik lees, ik peins, ik denk aan Charlotte Mutsaers en hoe zij gezeid haadt, hoe zij gesproken haadt over het “Hollands realisme” en hoe funest dat was, in ieder geval voor de verbeelding, en zou het niet op onze diephollandse lippen bestorven liggen?, te menen dat het allemaal niet erg geloofwaardig is, met die Mallo en zijn Trilogie van de oorlog (geloofwaardigheid, ook al zoiets, als we het maar geloven kunnen), al het kenbare is daar, de wereld is daar, alles wat het geval is, is daar, het verhaal is zoek, de geloofwaardigheid is zoek, het is alles ondergeschikt gemaakt aan een bewustzijnsstroom, een informatiezee, je kunt erin zwemmen, je kunt erin kopje onder gaan, je kunt het ook gewoon over je heen laten stromen.

Je kunt meningen hebben en je kunt peinzen.

Je kunt denken dat dit Locus solus is van Raymond Roussel of Een korte geschiedenis van het geleidelijk verdwijnen van Juliana Kálnay. Tegen dat laatste kun je inbrengen dat het niet waarschijnlijk is dat Mallo Kálnay in het Duits heeft gelezen.

Je kunt het nonsensikaal vinden, één grote ontsporing.
Of prachtig. Poëtisch. Vervreemdend. Intrigerend.
Of toch maar weer onzin.

Als het niet nu was maar vroeger, toen ik me nog wel eens te buiten ging aan fanschap en idolatrie, was ik waarschijnlijk teleurgesteld geweest. De grote Mallo, waarom hebt gij mij zo diep teleurgesteld. Als die uitzijnnekharenzwetsende gast gelijk had gehad, en Trilogie van de oorlog was daadwerkelijk van vóór Nocilla-trilogie geweest (of ik het in ieder geval zou gelezen hebben voor ik Nocilla-trilogie gelezen had), zou ik op zijn minst geïntrigeerd geweest. Maar nu is het niet vroeger, en nekhaarzwetsers hebben vaker niet dan wel gelijk.

Dus is het nu.

Dus is Trilogie van de oorlog maar de volgende trilogie.

Dus is het een maf, vermoeiend, grappig, poëties, ontroerend, eigenzinnig, flauw, beklemmend, ontregelend, teleurstellend, goed, slecht, geforceerd, idioot, lezenswaard, gek, saai, geweldig  boek. En al die dingen wel. En al die dingen niet. Als een fysicus een patafysicus wordt, en een patafysicus een schrijver kan dat allemaal.

Agustín Fernández Mallo Trilogie van de oorlog

Trilogie van de oorlog

  • Auteur: Agustín Fernández Mallo (Spanje)
  • Soort boek: Spaanse roman
  • Origineel: Trilogía de la guerra (2018)
  • Nederlandse vertaling: Adri Boon
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 26 april 2024
  • Omvang: 478 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 29,90
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Agustín Fernández Mallo

De nieuwe trilogie van de winnaar van de Europese Literatuurprijs Agustín Fernández Mallo is zijn meest ambitieuze roman tot nu toe. Een schrijver reist naar het kleine onbewoonde eiland San Simón, dat tijdens de Spaanse Burgeroorlog door Franco als concentratiekamp werd gebruikt. In Miami keert Kurt Montana, de vierde astronaut die Neil Armstrong en co in het geheim vergezelde naar de maan, terug naar de belangrijkste gebeurtenissen van zijn leven, van zijn diensttijd in de oorlog in Vietnam tot zijn herinnering aan het zien van de aarde vanuit de ruimte. In Normandië begint een vrouw aan een wandeltocht langs de stranden van D-Day met als doel stap voor stap een aankomst na te doen die jaren eerder plaatsvond.

Trilogie van de oorlog – beschreven als de roman die David Lynch en W.G. Sebald hadden kunnen schrijven als ze hun krachten hadden gebundeld – is een verbijsterende roman over en voor onze onsamenhangende tijd. Agustín Fernández Mallo, een van de grote vernieuwers van de literatuur, bereikt onontgonnen hoogten. Het integreren van verschillende disciplines als wetenschap, populaire cultuur en antropologie zorgt voor een roman die door-desemd is van een eigentijdse poëtica. Agustín Fernández Mallo is in 1967 geboren in La Coruña en is een gediplomeerde fysicus. In 2000 formuleerde hij een theorie over ‘post-poëzie’ die de verbindingen onderzoekt tussen kunst en wetenschap. Zijn Nocilla-trilogie bracht een verschuiving teweeg in de hedendaagse Spaanse literatuur en baande de weg voor een nieuwe generatie schrijvers die bekendstaat als de ‘Nocilla-generatie’. Trilogie van de oorlog werd bekroond met de Biblioteca Breve Prize.

Agustín Fernández Mallo Trilogie van de oorlog recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Trilogie van de oorlog, de roman van de uit Spanje afkomstige schrijver Agustín Fernández Mallo, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

Bijpassende boeken

Susanne Fischer – Mein Föhr

Susanne Fischer Mein Föhr. Op 12 maart 2024 verschijnt bij Mare Verlag het boek met verhalen over het Duitse Waddeneiland Föhr. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de auteur en over de uitgave. Er is geen Nederlandse vertaling van het boek verkrijgbaar.

Susanne Fischer Mein Föhr recensie

De Duitse uitgeverij Mare geeft al geruime tijd een mooie reeks boeken uit met reisverhalen over eilanden in Duitsland en het buitenland. In het nieuwste deel vertelt de Susanne Fischer over het eiland Föhr dat deel uitmaakt van de Noord-Friese Waddeneilanden.

Als altijd in de reeks heeft de schrijfster een persoonlijke band met het eiland en komt ze er met grote regelmaat. En aangezien voor de meeste van ons Nederlanders, wellicht met uitzondering van Borkum de Duitse Waddeneiland een onbekend terrein zijn, is het boeiend om erover te lezen. Bovendien beschikt Susanne Fischer over een goede pen wat het boek lezenswaardig maakt. Natuurlijk is het wel een voorwaarde dat je Duits moet kunnen lezen. Een laatste vraag die opkomt is wanneer is er een Nederlandse of Vlaamse uitgever die met een vergelijkbare reeks boeken komt. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Susanne Fischer Mein Föhr

Mein Föhr

  • Auteur: Susanne Fischer (Duitsland)
  • Soort boek: reisverhaal
  • Taal; Duits
  • Uitgever: Mare Verlag
  • Verschijnt: 12 maart 2024
  • Omvang: 192 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 20,00
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)
  • Boek bestellen bij: Amazon

Flaptekst van het boek over het Duitse Waddeneiland Föhr

Bei ihrer ersten Föhr-Reise war Susanne Fischer die Insel ziemlich egal – es ging nur um ihre heimliche Liebe, den Mann, der am Fähranleger wartete. In den folgenden Jahren aber wurde auch Föhr selbst zur großen Liebe der Autorin. Den Südstrand, das Goting-Kliff, das gemütliche Städtchen Wyk oder die Bauerndörfer beschreibt sie mit ihrem typischen Witz, der vor den eigenen touristischen Albernheiten nicht haltmacht. Doch sie sucht auch andere Perspektiven, spricht mit Alteingesessenen, Zugezogenen, Kreativen, jungen Müttern. Sie schreibt über die Geschichte des Badelebens, die Artenvielfalt im Watt und den Glücklichen Matthias, der einst mehr Wale fing, als in ein Menschenleben passen. Susanne Fischer nimmt uns mit auf eine Insel, die alles in verschwenderischer Fülle bietet: Sonne, Wind, Regen. Trost in sämtlichen Lebenslagen. Und Friesentorte.

Susanne Fischer is in 1960 geboren in de Duitse havenstad Hamburg. Ze studeerde Germanistiek en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Hamburg. Naast haar werk als schrijfster van romans en kinderboeken geeft ze leiding aan Arno Schmidt Stiftung in Bargfeld.

Bijpassende boeken

Dilan Yurdakul – Maskerziel

Dilan Yurdakul Maskerziel. Op 6 februari 2024 verschijnt bij Meridiaan Uitgevers de debuutroman van de Nederlandse actrice Dilan Yurdakul. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Dilan Yurdakul Maskerziel recensie van Tim Donker

Dit boek was me een huwelijk.

Nee.

Wacht.

Begin anders. Begin beter.

De psychiater Mo in Bram de Ridders Een aangenaam zwaar hoofd peinst erover. Over dat er wij-culturen bestaan en ik-culturen. En dat hij, Mo, als achtergrond een wij-cultuur heeft maar dat hij nu leeft in een ik-cultuur. En ik dacht o. En ik dacht hm. En ik dacht ja. Want het spreken over culturen, en scherp onderscheiden tussen culturen, bevalt mij nooit zo. Maar toch. Er zal wel iets van zijn. Er zullen wel culturen bestaan waarin familie, groep, land, afkomst heiliger is dan in andere culturen; zo goed als er culturen zullen bestaan waarin het ik het alles is, een ik dat vrij is, autonoom is, aan niemand rekenschap hoeft af te leggen. En dat het zijn kan, dus, dat je opgevoed bent vanuit het wij maar te leven hebt in het ik.

Misschien geen cultuur. Misschien een tijd.

Zegt Harry Kunneman, inderdaad een humanist, spreekt hij over, praat hij van theemutscultuur naar walkman-ego (maar ach de walkman ook alweer verleden tijd dus denk liever oortjes-ego. of smartphone-ego, kan ook). De zuilen, de klassen, de plaatsen. Ze lagen vast, en iedereen wist ervan. Onder de theemuts was het fijn, onder de theemuts was het warm. Onder de theemuts was je geborgen. Misschien moet je delen van jezelf verzwijgen. Misschien kon je niet spreken zoals je wou. Dat was dan misschien de prijs die je moest betalen voor saamhorigheid. Je moest je laten onderdrukken om erbij te horen, anders pasten we niet allemaal onder de theemuts. Het walkman-ego nee p’don het smarthphone-ego emancipeert: een mens mag zelf uitzoeken wie hij is, wat zijn stijl is, hoe zijn levenswandel eruit moet komen te zien. Je moet de theemuts ervoor inleveren. Je moet de saamhorigheid ervoor gedag zeggen. Je moet kiezen. Wil je eenzaam zijn of wil je onderdrukt worden?

Een dualisme als dit is natuurlijk te eenvoudig: ook in een ik-cultuur bestaan totalitaire neigingen, soms vermomd als kapitalisme; andere keren als solidariteit. We hebben niet per se een opper-fascist als Bennie Jolink nodig om te weten dat ook in geïndividualiseerde, zogenaamd “vrije” samenlevingen het niet altijd op prijs wordt gesteld om een andere mening te zijn toegedaan dan de massa. Botsingen tussen tijden kennen lange naweeën. Misschien juist daarom begon ik met meer dan gemiddelde interesse aan Maskerziel. Om de frictie te kunnen begrijpen vanuit de breuk. Om te zien hoe het eruit zag toen het nog geen gepasseerd station was. Als reflectie op deze tijd, dit land, dit zijn hier. Het zo vaak geroemde individualisme, wat hebben we ervoor moeten inleveren (een theemuts misschien), en wat heeft het ons gebracht (dat je kop door de jolinks van deze wereld wordt afgehakt omdat je wou zien hoe het maaiveld er van boven uit zag)?

Want, dacht ik, een boek over iemand met een wij-cultuur als achtergrond die het moet zien te rooien in een ik-cultuur. En de spanningen die dat meebrengt. Is wat ik dacht. En ik begon te lezen. In een andere tijd, in een elders. Vandaar dat ik huwelijk zeg. Het duurde. En het duurde.

Het begon in een van regen en slijk druipende februari, in Zeeland.

We waren vrij. We wilden naar zee.

En het was daar ook, dat ik lezen wou. Lekker lezen in slijk en modder, dat ging mooi zijn. Met hemelwater voor ogen. En ik dacht aan vijfde merdidiaan, ik dacht aan J. Weverbergh. Daniël Robberechts die tegen het personage ging. Misschien wel de mooiste boeken van Marcel van Maele. Eduard Visser over de homo sapiens en over et cetera. Of. De helm van aarde. Al die keren Jef Geys, misschien wel het enige boek van Walter van den Broeck dat je echt moet lezen. O. Julien Weverbergh. Ook hij nu dood.

En ik dacht aan. Ik dacht aan dingen. Aan een uitgeverij die zich Meridiaan noemt, wat bij mij meteen associaties oproept met de vijfde, en al was dat natuurlijk geen aparte uitgeverij, daarmee meteen alle ruimte biedt aan ideeën over durf, en dat dat toen nog kon, vrij spreken in de vrije ruimte, dat een uitgever zich niet meteen afvroeg of daar wel vraag naar was.

Gaf 5E meridiaan ooit een vrouw uit eigenlijk?

Begint Maskerziel:

“Ik ben tot schaap opgevoed. Ik ben opgevoed om als een schaap te lopen, als een schaap te eten en als een schaap te denken. Ik ben opgevoed om altijd klaar te staan, om de gewoonte te omarmen en om de routine die al eeuwenlang onderhouden wordt niet te doorbreken. De routine waarop we overleven.

Ik ben opgevoed om te denken dat de kudde belangrijker is dan ikzelf. Dat ik hoe dan ook achter de kudde aan moet lopen. Dat ik op een vaste tijd moet denken, moet studeren, moet neuken. Routineus een geliefde vinden. Routineus baren. Routineus met mijn kroost de rest van de kudde opzoeken. Routineus onze zelfgebakken broodjes eten. Routineus klagen, jammeren. Ik moet vooral routineus mijn passie vinden. Mijn passie die binnen de kudde past. Arts, verpleegkundige, mondhygiënist, jurist, kapper. Alles om andere schapen te kunnen helpen, mag mijn passie zijn.”

En dit is hoe het begint.
Dit is hoe het begon. Dit is hoe het huwelijk begon. Het huwelijk begon in Zeeland. Het huwelijk begon met regen op de ruiten. Zand dat striemde.

En ik dacht nog dat dit was hoe ook een vijfdemeridiaanboek had kunnen beginnen, en weer dacht ik aan vijfde meridiaan, en weer aan Marcel van Maele en Eduard Visser en Julien Weverbergh. En weer dacht ik dat het goed was. Wel. Er is vrijwel geen woord denkbaar waaraan ik een grotere hekel heb dan “kroost” maar voor effekt past het in dit stramien. Is wat ik dacht, toen het huwelijk begon.

Maar wie huwelijk zegt zegt sleur, en hoe gauw sleur.

Hoe gauw gedaan met grootste verwachtingen.

Geen exotisme, geen spagaat tussen wij en ik, tussen hier en daar, tussen toen en nu. Geen overpeinzingen over frictie tussen wat je meegegeven wordt, en waarmee je te leven hebt zodra je buiten de deur komt. Nee. Alledaagsheid. Of. Naja. In ieder geval weinig andere dingen dan dat wat ik zelf gekend heb. Mijn ouders komen gewoon maar in Utrecht (al was dat in het kleine dorpje in Brabant waar ik in de zeventiger en tachtiger jaren opgroeide misschien al buitenissig genoeg) maar ik las bij Yurdakul verbazend veel dat opgetekend had kunnen zijn uit mijn eigen leven. Op de kleuterschool durft de ikpersoon uit Maskerziel de Turkse gerechten die ze de avond tevoren gegeten heeft niet te noemen uit angst dat haar klasgenoten het niets zou zeggen waardoor ze nog meer buiten de groep kwam te staan. Ach ja. Mijn moeder. Mijn lieve moeder, zelf opgegroeid op de straten in hartje Utrecht, volksvrouw in hart en nieren maar met een passie voor koken – die zette de hele wereldkeuken op tafel. Wij aten paella, uiensoep, shoarma, ratatouille, quiche lorraine, chili con carne of caldo verde in een tijd in een hoek van Nederland waarin dat allemaal niet bijzonder gebruikelijk was. Ik weet niet meer of ik er op school over vertellen dierf of niet, maar ik weet wel dat ik mijn hart vasthield als vriendjes rond het avondeten nog bij mij waren en door mijn moeder werden uitgenodigd om aan te schuiven aan de dis.

En ze wordt gepest. De ik. Misschien een versie van Dilan Yurdakul zelf. Maar wie is er nooit gepest? Iedereen is gepest. Of. Dat ze als laatste werd gekozen bij gym. Of dat haar moeder nooit aardige dingen tegen haar zegt. Of dat haar ouders niet goed met elkaar overweg kunnen. Of dat ze binnenshuis een ander masker draagt dan daarbuiten. Ja. Ik. Jij. Wij allemaal. Of dat ze gaat studeren, maar het is het niet helemaal voor haar, en misschien zijn andere dingen belangrijker, acteren misschien, maar waarin dan, misschien het toneel, misschien solovoorstellingen, misschien een te acroniemiseren soapserie, misschien ook dat niet, waar is het te vinden, de vervulling, het doel, de passie, zoveel vriendjes komen langs en het gaat met allemaal nogal stroef. Tsja. Ik. Jij. Wij allemaal. Ooit deed je waar je goed in was, of wat in je clan gebruikelijk was, of wat je vader je had geleerd. Je ving vissen want je woonde aan het water, en je had een boot, en zo gingen de dingen. En een ander was goed in hutten bouwen en die bouwde een hut voor je en jij gaf hem wat vissen in ruil, en zo gingen de dingen. En toen moest een stomme idioot zo nodig bedenken dat het beter was om bij transacties iets te gebruiken van vaste waarde, het konden waardepapiertjes zijn ofzo, of plakjes goud van een bepaald gewicht. En een andere idioot (of wie weet dezelfde) bedacht dat je die waardepapiertjes en die goudplakjes niet zomaar kon krijgen, daar moest je iets voor doen. En ineens deed je niet gewoon zomaar wat, ineens had je een baan. En de mensheid bleef maar groeien en groeien en groeien en op een gegeven moment waren de zinnige banen op en toen moesten er onzinbanen komen om ook de mensen die dingen deden waar niemand wat aan had in staat te stellen hun boodschappen te blijven betalen. En misschien groei je op in een gezin waar studeren de norm is, en dan weet je dat je gaat studeren, maar wat ga je studeren, je bent achttien of negentien of twintig, weet jij veel wat je aan moet met alle jaren die je nog voor je hebt, je kiest maar wat, je doet maar wat. En op een dag studeer je af en dan moet je allicht kiezen voor baan die in lijn is met wat je gestudeerd hebt, maar wat als je er al in je eerste studiejaar achter kwam dat dit niks voor jou is en je toch maar doorging, al die jaren lang, omdat je ook niet zo goed wist wat het dan wel moest zijn? En al die mensen van het andere of hetzelfde geslacht, van sommigen kun je houden, van anderen niet, met sommigen krijg je een relatie, met anderen niet, wie kan er een leven lang in je ziel wonen, weet jij veel. Zo kwakkel je door dat ding dat leven heet. Ik. Jij. Wij allemaal. En even denk ik nog dat Maskerziel niet het boek is van het wij versus het ik maar gewoon van het wij allemaal: de roman van iedereen, het verhaal van elke mens op deze aarde. En daar red je even een boek mee. Daar red je even een huwelijk mee. O wat grappig, al die overeenkomsten die we blijken te hebben.

Waarom lees je boeken? Soms vraagt een mens zich af. Waarom lees ik al die boeken, die hele stapels, sommige komen op mijn eigen initiatief hier, andere komen ongevraagd. Waarom blijf ik lezen, waarom blijf ik altijd weer met graagte terug keren naar mijn leesstoel die p’sies in het midden van twee bijna manshoge boekenstapels staat. Mag een boek gevuld zijn met alledaagsheid, ja dat mag, graag zelfs, ik lees liever over wat eigenlijk recht voor mijn deur ligt maar door mij nooit met zoveel aandacht bekeken werd dan over iets spectaculairs dat voor mij toch nooit vlees aan de botten zal krijgen. Wat is dan toch de teleurstelling in dit huwelijk, in Maskerziel? Misschien wilde ik inzicht in waar het ik zich van het wij losmaakte, misschien wilde ik weten waar theemuts walkman werd. Ik ken het wij vooral in negatieve zin, en eigenlijk, eerder dan bij Yurdakul beschreven lijkt te worden, als iets dat voornamelijk buitenshuis zijn rol opeist. Mijn ouders waren individualisten, of toch, tiepes die op hun eigen hippie- of anarchistenmanier niet wilden zwichten voor de massa. Op scholen heerste echter het veelkoppige monster. Wees als wij allemaal zijn, of we slaan je elke dag in elkaar. Ik had er niet zo heel veel zin in om elke dag in elkaar geslagen te worden, maar te zijn zoals zij waren leek me ook niet de aantrekkelijkste optie. Misschien zocht ik naar een minder negatief wij. Het wij dat bergt en troost en er altijd is, en slechts minimale opofferingen vraagt. Het wij dat het schapendom aantrekkelijk kan laten schijnen. Of. Weet ik veel. Iets in Maskerziel. Misschien ook wilde ik alleen maar zwemmen in haar taal.

Dat is wel iets.
Ja.
Dat is iets.

Yurdakul kan schrijven!

“Ik zou hier niet zijn als mijn overgrootvader niet had besloten op een dag mijn opa uit het dorp te verjagen. Waardoor opa besloot van Sivas naar Ankara te gaan om daar een nieuw bestaan op te bouwen met zijn gezin, toen nog bestaande uit mijn oom en vader.
Ik zou hier niet zijn als mijn opa niet naar Nederland was gegaan, om voor de NS te werken.
Om de sporen in de gaten te houden.
Ik zou hier niet zijn als hij mijn oma niet had meegenomen, die in de Nestléfabriek ging werken. Inmiddels waren er drie zonen.
Ik zou hier niet zijn als de drie zonen niet ook overgevlogen waren. Voor het eerst met de KLM. ‘Kalem, kalem,’ gilden ze in het vliegtuig. ‘We vliegen met kalem.’
Ik zou hier niet zijn als mijn opa en oma niet besloten hadden zich uiteindelijk permanent te vestigen in Nederland. Hun drie zonen waren inmiddels eenentwintig, achttien en tien jaar oud en gingen ieder hun eigen weg, in een nieuw land met nieuwe omstandigheden en gewoonten.
Ik zou hier niet zijn als mijn vader niet had besloten te gaan studeren. Sociale academie, politicologie, theaterwetenschap, management en economie. Ook al had zijn vader liever gezien dat hij ging werken. Hij was negenentwintig toen hij mijn moeder ontmoette.”

Stukken als dit, doorheen heel het boek.
Stukken als dit, op de grens van prozagedicht of daar ruim overheen al.
Stukken als dit, met ritme en melodie.
Stukken als dit. Een dans van woorden. Stukken als dit maakten dat ik bleef lezen in Maskerziel. Lieten dit huwelijk duren.

Andere momenten is dit huwelijk in zwaar weer. De platte stukken. Over sex bijvoorbeeld, dat consequent met “neuken” gepaard dient te gaan. Ik ben niet meteen een groot liefhebben van “de liefde bedrijven” maar sex kan wel degelijk liefdevoller zijn dan neuken alleen. De veel te lange passages over therapieën, haar ouders, bipolariteit, haar innerlijke onvrede, de roman moet oppassen niet te verzanden in één groot zelfbeklag. Dan leg ik weg, dan stop ik met lezen, dan ga ik verder in een ander boek van de stapels, dan ben ik allang niet meer in Zeeland.

Dilan Yurdakul beschikt over een vlijmscherpe, een muzikale, een cynische, een humoristiese, een buitengemeen fijne pen. Rake observaties, indringende waarnemingen, poëtische passages tillen Maskerziel bij momenten ver boven de middelmaat uit. Misschien met een boek dunner dan de bijna driehonderd bladzijden die hier gevuld worden. Misschien met alleen maar een wij, of alleen maar een ik. Misschien zonder huwelijk. Maar onmogelijk acht ik het geenszins. Dat Yurdakul nog eens afkomt met boek dat van begin tot einde briljant is.

Dilan Yurdakul boeken en informatie

Dilan Yurdakul is op 12 september 1991 geboren in Amsterdam en is van Turkse afkomst.  Ze studeerde Europese studies en Duitse taal en cultuur. Na haar studie ontwikkelde ze zich tot een veelgeprezen actrice en theatermaakster. Voor het grote publiek kreeg ze bekendheid door haar rol als Aysen Baydar in de soap Goede tijden, slechte tijden.

Maskerziel, de roman waarover je hier alles kunt lezen, is het literaire debuut van Dilan Yurdakul dat begin februari verschijnt bij Meridiaan Uitgevers.

Dilan Yurdakul Maskerziel.

Maskerziel

  • Auteur: Dilan Yurdakul (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse debuutroman
  • Uitgever: Meridiaan Uitgevers
  • Verschijnt: 6 februari 2024
  • Omvang: 300 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de eerste roman van Dilan Yurdakul

Al jong ervaart de hoofdpersoon in Maskerziel de tegenstellingen tussen thuis en buiten. Als juf tijdens het kringgesprek vraagt wat ze de avond ervoor gegeten heeft antwoord ze niet ‘patlican’ maar ‘patat’.Op het VWO verpakt ze haar onzekerheid in lef. Die dubbelheid in zichzelf doet haar overal nét buiten vallen. De spanning thuis is om te snijden, maar haar kennismaking met toneelspelen blijft een schot in de roos. Het theater wordt haar anker.Om aan het ouderlijk huis te ontsnappen gaat ze studeren, en al snel komt haar grote droom om actrice te worden uit. Eindelijk wordt ze door iedereen gezien, maar ze voelt zich eenzamer dan ooit. De weg terug wordt ingezet, stukje bij beetje herstelt ze het contact met de familie, de kudde waar ze zich van had afgekeerd. Haar grootvaders dood betekent een kantelpunt, en ze leert langzaam haar maskers af te leggen en met mededogen te kijken naar waar ze vandaan komt, om zo ook zichzelf beter te begrijpen.

Bijpassende boeken en informatie

Simone Atangana Bekono – Marshmallow

Simone Atangana Bekono Marshmallow. Op 23 januari 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse schrijfster Simone Atangana Bekono. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek en over de uitgave. Daarnaast is er aandacht voor de boekbesprekingen en recensie van Marshmallow, de nieuwe dichtbundel van Simone Atangana Bekono.

Simone Atangana Bekono Marshmallow informatie

Simone Atangana Bekono is in 1991 geboren in het Brabantse dorp Dongen. Ze heeft een een Kameroense vader en een Nederlandse moeder. Na de middelbare school studeerde ze Media & Cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Deze opleiding maakte ze niet af en ze stapte over naar de studie creative writing aan de hogeschool ArtEZ.

Haar debuut, de dichtbundel Hoe de eerste vonken zichtbaar waren, verscheen in 2017, waarna in 2020 haar debuutroman Confrontaties verscheen die alom geprezen en gewaardeerd is en op de shortlist van de Libris Literatuurprijs 2021 stond. Ook werd het boek bekroond met de prijs Beste Boek voor Jongeren 2021 van de Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek (CPNB). Ook de Hebban Debuutprijs 2021 en de Anton Wachterprijs 2022. Haar nieuwe dichtbundel, waarover je hier alles kunt lezen, verschijnt eind januari 2024 bij uitgeverij De Arbeiderspers. Ook zijn op deze pagina dan de boekbesprekingen en recensies van de dichtbundel te vinden.

Simone Atangana Bekono Marshmallow recensie van Tim Donker

en wie, en simone atangana bekono gaat straf van start in deze bundel, en wat is wie, en wie is wie in watland, de wattman, de watkern, alle beelden opnieuw, soppige dromen romige roomdromen, boosaardige angstzweet-en-pillendromen, je kent die dromen wel, al die vormen, een ondersteboven boom met de wortels grajend in de lucht bijvoorbeeld, een vliegend paard met hoorns, en een serpent met een engelengezicht, en simone atangana bekono zag het allemaal, en simone atangana bekono zag het allemaal opnieuw, want ik ken het, ik ken de beelden wel, ik ken het allemaal al zo lang maar als het wordt herverteld, en simone atangana bekono weet hoe te vertellen, en opnieuw vertellen, en de hervertelling hervertellen totdat het als nieuw verschijnt, laat het allemaal als nieuw verschijnen, en simone atangana bekono laat het als nieuw verschijnen, en simone atangana bekono laat het allemaal als nieuw verschijnen, en de beelden vliegen, en de beelden vliegen over, voetjevrijen met jezus, een viering zou fijn zijn, als je een knekelhuis nee een monstertruck was, of een mango met schil en al, of een zakelijk contract, en als iemand, als een dichter, als een sjamaan die beelden tot wervelen bracht, in je hoofd of daarbuiten, als het maar eventjes wilden stoppen met regenen, en ging, en simone atangana bekono brengt de beelden tot wervelen, in je hoofd en daarbuiten, en simone atanga bekono laat het heel eventjes stoppen met regenen, in je hoofd en ook daarbuiten, en simone atangana bekono is een sjamaan, ik een hond was, en bitter, en beet, je kunt me vinden in de wereld, je kunt me vinden bij de rotonde, als je me nodig hebt kun je me vinden in de tuin tenzij het weer is gaan regenen, niet in einde, het moet niet te snel gaan, niet in einde, het is een kamer het is geen kamer, (over een meisje / niet over een meisje), en, midst dit alles, midst de wereld en de mensen en de honden en de kaos tot twee geraken, hoe vindt zo’n stel elkaar?, misschien in de gang van een lelijk gerenoveerd concertgebouw, want ook in lelijkheid kan de liefde zingen, ook lelijkheid kan zingen, simone atangana bekono brengt de lelijkheid tot zingen, als liefde een beloning is dan moet het in een doos maar in een doos wil het niet wonen, en het bleef kolken, maar nu, mun god, nu buldert het, en toen kookte het over, breng het kookpunt tot stilstand, breng de stilstand tot het kookpunt, en simone atangana bekono doet dat, simone atangana bekono doet dat allebei, en simone atangana bekono doet het allemaal, en al lezend ga ik zo de hoogte in, al lezend vlieg ik zo de kamer uit, kosmogramma, links miljarden jaren diepe tijd, een glimp, vermoedelijk toch nog zo dicht dat je van het spook kunt maken wat je wilt, perspectieven op tijd en de gaten in de heg, bewegingsloos :: parkeerplaats, en zo veel aan leven verslapen dat je je sterfelijkheid onschadelijk maakt, en simone atangana bekono schaadt wat niet baten kan, droefnis verbergt de zon, weer alles boven, alles weder open, het weerstand biedende eeuwige blauw, vind hem bij de winden, engelssprekende mensen aan de deur, zet het open, alles weder open, en simone atangana bekono laat het gaan, en simone atangana bekono laat het blazen, nieuwe klanken voor de morgen, de morgen ligt te slapen in een hoekje, lichtschakeringen doen de binnenarchitectuur moduleren, je kunt doen, maar intussen is mijn koffie koud geworden, en ik moest nog, en je moet nog, en alles moet nog, en niks nog gezegd, er is nog niks echt gezegd, de vingers op de plekken, en simone atangana bekono legt alle vingers op alle zere plekken, geen warme gerechten alleen koude lichamen, zoals, zei ik dat al?, mijn koffie dus, engelssprekende mensen voor mijn deur en mijn koffie koud en melkkoe kalfje treurlied, de koe het dier de vissen, de vissen uit de hemel, visserslatijn uit de bijbel, en jezus was een zeiler toen hij over het water liep, en dan gewoon naar de bodem zakken, binnen in de aarde is een berg, de terra, het lyrisch ik niet meer toereikend, het tekende bestiaria vol, het alias antroploog, word rivier word oceaan word woestijn, en bij simone atangana bekono alles altijd wordend en bij simone atangana bekono alles altijd zijnd, schilder de beklemming, schilder het geluid in gezangen, de roep van vogels, donker houten tafel praat niet, en simone atangana bekono ontlokt woorden aan alles, je ziet het woord, je ziet het licht, ik zie het licht in elke lamp, alles zonder ballast, of de zon, het liggen en de stralen en het hoger en de honing, om honing gaat het niet, wat knaagt, neerbraak, wat knaagt neerbraak, en simone atangano bekono knaagt de neerbraak en laat zien, laat zien wat binnenin is, wat is waar je het niet denkt te zien, hoewel ze verschijnen, de mens het enige dier dat weet hoe het moet sterven, engelssprekende wetende dieren aan mijn deur en alles daarna, glooiend landschap met putten in de weg, de laatste grote uitdaging in een suffe wereld, ik blijf hier niet, misschien als je verlegen zit om wat allerlaatste kruimels, helderrauw, de avondlijke grasvlakten en het strijklicht, het strijkt over, en simone atangano bekono laat het licht strijken over je gezicht, waar het strijken strelen wordt, het is wat het is, het is nooit wat het is, maar mona lisa is niet teruggekomen, je zit, je leest, je denkt aan de dingen, soms zit ik te denken en soms zit ik gewoon te zitten, en soms moet ik opstaan om de deur te openen voor engelssprekende mensen, de allereerste actie was sensationeel, bracht iets tot kwelen, kweelde iets tot brengen, kweelde tot er iets brak, maar die koffie wordt er niet meer warm van, poelen teerachtig water, waar het begint, waar de verdeling begint, een voor jou en een voor mij, in je handen, alles in mijn handen, taalmuziek, simone atangana bekono maakt taalmuziek, hier zingt het paradijs, hier klit de wijn aan je lippen, hier passen ladders gewoon in je zak, en de trilling van vlak voor de vraag voelde je later pas –

de bladzijden op de trilstand –

en

en simone atangana bekono heeft het sociaal contract nooit ondertekend, en simone atangana bekono zet in mijn kamer levensgroot de ampersand, en simone atangana bekono is wel / geen sexsymbool (doorhalen wat niet van toepassing is), en simone antanga bekono liet de bloemen groeien, en simone atangana bekono werd niet voor niets geprezen in het paard van troje

en simone atangana bekono heeft met Marshmallow een ongekend fantastiese dichtbundel geschreven


Simone Atangana Bekono Marshmallow

Marshmallow

  • Auteur: Simone Atangana Bekono (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 23 januari 2024
  • Omvang: 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de dichtbundel van Simone Atangana Bekono

In Marshmallow maken we kennis met een hond, een vrouw en een slaapkamer in ‘een heel normaal appartement’. Alles komt op losse schroeven te staan in deze bundel waarin de poëzie zichzelf constant bevraagt, tegenspreekt en ondermijnt. Met gebruik van verschillende registers brengt Atangana Bekono groteske beelden, erotiek, alledaagsheden en geweld samen in de botsende herinneringen van twee stemmen die eens lieflijk samen moeten hebben geklonken, resulterend in giftige, grappige, en schrijnende poëzie.

Bijpassende boeken en informatie

Henk Ester – Kameren van vuur

Henk Ester Kameren van vuur recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 15 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers het nieuwe boek met gedichten van de de Nederlandse dichter Henk Ester.

Henk Ester Kameren van vuur recensie van Tim Donker

Wat kunst vermag: (kunst is een sietaat).

Omdat ik zo’n Ester helemaal niet ken, en omdat ik Bijgeluiden I t/m LXVII klaarblijkelijk helemaal gemist heb (ik luisterde de andere kant op), stap ik hier in. Bijgeluiden LXVIII t/m LXXXVIII, Kameren van vuur heet het.

En ik sukkel. Ik slenter. Ik strompel en ik stombel. Langsheen wat Ester hier zoal ontbotten laat. In een bos gelijk dit staat slechts hier en daar een zin in volle bloei. Volmaakt hermetiese poëzie, dacht ik eerst – maar bij nadere beschouwing blijken sommige flarden toch heel verteerbaar.

Flarden als: “alleen al door te / kijken duurt de tuin gemiddeld fruit”
(het fruit in de tuin ik trachtte er vorig jaar nog jam van te maken & het pannetje & de hitte & de geleisuiker & hoe ik dacht)

en

flarden als: “hier kameren woorden een balkon”

(zoals een dag als vandaag, de mjoeziek van Ana Roxanne kamert me een huis kamert me een waterig zonnetje doorheen mijn raam kamert me koffie in mijn kop en ik weet wel ik denk wel te weten waarvan die Ester hier plaudeert)

of flarden als

“Poëzie verbijstert door te zien / dat zij een tafel is die schrijft”

(wat misschien niet de allerbeste definisie van poëzie mag heten maar het is een poging een hele goede poging en ook nog zeer sietabel als u het mij vraagt, ik zie mij daar al bezig, op de feesjes, de feesjes van de famielje want andere feesjes zijn er niet, ze komen, ze vragen me wat is poëzie, ik kijk ze aan en zeg – )

Maar dan. Is. Even later. Diezelfde Ester. “Teleurgesteld [in] wat kunst vermag”? Sja. Maar. “Een / plaats. Alomtegenwoordig tot kamer teruggebracht. / Dat is wat kunst vermag.” – en ik denk daar spreekt gij recht en niet krom, Ester. Al is wat ik niet weet: is kunst een plaats? En hoe de alomtegenwoordigheid (en wie door vuur en wie in de meimaand en wie kan ik zeggen dat gebeld heeft)? Misschien alomtegenwoordigheid tot in je kamer teruggebracht, en misschien is dat wat kunst vermag?

(al neigt Ester er denk ik ook wel een beetje teveel toe om kunst te laten samenvallen met beeldende kunst, en hier zijn we: aan het begin van een diskussie over waar kunst begint en waar het eindigt)

En dan dat woord “kameren” van hem. Je kunt het zien als een ouderwetsig meervoud van kamer maar ik denk het te zien als werkwoord. De liefde kamert, de kachel kamerde toen bij Zjeraar (of hoe heette die gast ook alweer, weet jij dat nog?), we kameren, en daar was al wat gekamerd werd. En je kunt kameren denken als beperken, in een kooi plaatsen, scherpe grenzen bepalen. Maar je kunt het ook denken als dat wat een thuis geeft, wat veiligheid en rust en warmte biedt. En dan vind ik kameren mooi. En dat dat passie of temperament of bulderen niet uitsluit; het kameren kan ook een kameren van vuur zijn. En dan vind ik kameren mooi. Mooi in een dichtbundel van 75 bladzijden. Waarin ook, in de beschikbare ruimte. Dat woord. Kameren. Eigenlijk best gaat vervelen na een tijd. En ik denk. Een woord munten, en de waarde van die munt in een tijdsbestek van slechts 75 bladzijden weer laten ontwaarden. Ook dat is wat kunst vermag.

Of.

Willekeurige daden van zinloosheid. De tuin uit lopen. Zeer open asfalt beton. Slagers en componisten. Kan het brein uitzichtzelf breken? Of is dat wat (alleen) kunst vermag?

Later zegt het achthonderdveertig keer, volgens Ester. Daar heb je iets. Vexations. Satie. Speel 840 keer hetzelfde motief. 840 keer want: zijnde het meervoud van drie van vier van zeven en van twaalf. Op de piano en speel, afhankelijk van het gekozen tempo, twaalf tot vierentwintig uur lang. Daar wist John Cage wel raad mee, toen. Dat was zen, dat was spektakulaire mis. Maar het is ook hoe het licht mijn kamervloer raakt – hoe je hart klopt – hoe adem stokt. Meubelmuziek. En ik denk aan een variant daarvan in de dichtkunst. Meubelpoëzie. Ook dat is wat kunst vermag.

Al mikt, toch, Ester, teveel op een teveel. Teveel onmiddellijkheid. Teveel bijvangst. Teveel vuur. Teveel verlaten. Teveel vergeten. Teveel honing en teveel mede.

Wat ik zag als volmaakt hermetiese poëzie is misschien zoveel als volmaakt statiese poëzie. Zoekt Ester met zijn voorliefde voor beeldende kunst zijn poëtica in stilstand? Zulke dingen kunnen. Waar gedichten foto’s worden. Ja. Ook dat is wat kunst vermag.

Henk Ester Kameren van vuur recensie

Kameren van vuur

  • Auteur: Henk Ester (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 15 augustus 2023
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Henk Ester

In deze nieuwe bundel onderzoekt de dichter het vuur van de hartstocht. Met een uitslaande brand is niets te beginnen. Dat weten priesters in Kerala, India, al duizenden jaren. Ieder jaar offeren zij het gekoesterde vuur aan de vuurgod. Ze steken een nagebouwd dorp in brand, terwijl jongens klanken reciteren waarvan de betekenis nog niet is achterhaald. En na afloop nemen ze gloeiende kolen mee terug naar huis, daar moeten zij het weer een jaar mee doen. Om vuur hanteerbaar te maken, dient het gekamerd te worden. Met de hartstocht is het niet anders. Raamsopranen bespelen het plein, schrijft de dichter (LXXXII.I). Poëzie is gekamerd vuur.

Bijpassende boeken en informatie

Margaret Kennedy – Picknick bij maanlicht

Margaret Kennedy Picknick bij maanlicht recensie en informatie over de inhoud van de Engelse roman uit 1949. Op 16 mei 2023 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de Nederlandse vertaling van de roman The Feast van de Britse schrijfster Margaret Kennedy.

Margaret Kennedy Picknick bij maanlicht recensie en informatie

Picknick bij maanlicht is typische zo’n roman waar Engelse auteurs goed in zijn. Enigszins excentrieke personen bevolken de roman de roman uit 1949 die zich afspeelt op een geïsoleerde locatie waar als vanzelf de spanning opbouwt en toegroeit naar een fijne climax. De roman uit de tweede helft van de jaren veertig van de vorige eeuw wat nog eens extra charme geeft. Bovendien blijkt Margaret Kennedy er ook op prettige wijze in de lezer regelmatig op het verkeerde been te zetten. Al met al een prima Engelse roman die de lezer een flink aantal uren aangenaam leesplezier oplevert. De roman is door de redactie gewaardeerd met ∗∗∗∗∗ (zeer goed).

Margaret Kennedy Picknick bij maanlicht recensie

Picknick bij maanlicht

  • Schrijfster: Margaret Kennedy (Engeland)
  • Soort boek: Engelse roman
  • Origineel: The Feast (1949)
  • Nederlandse vertaling: Inge Kok
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 16 mei 2023
  • Omvang: 448 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (zeer goed)

Flaptekst van de roman uit 1949 van Margaret Kennedy

Cornwall, 1947. Op een zomernacht stort een klif neer op een hotel aan zee. Zeven van de bijna twintig gasten komen om; alleen de gelukkigen die weg waren voor een picknick bij maanlicht hebben het overleefd. Maar wie ligt begraven onder het puin en wie niet? In de week voor de aardverschuiving leren we de hotelgasten in al hun excentrieke glorie kennen: onder anderen een heetgebakerde geestelijke, een geldzuchtige weduwe, een matig bekende schrijfster en haar veel jongere metgezel, een stel verwaarloosde kinderen, en uiteraard het personeel. Er worden vriendschappen gesloten, romances bloeien op, zonden komen aan het licht, de sympathieën van de lezer worden gemanipuleerd – en ondertussen worden de scheuren in de klif breder, zonder dat het bonte gezelschap vakantiegangers het doorheeft.

Bijpassende boeken en informatie