Tag archieven: Bianca Sistermans

Hester van Hasselt Bianca Sistermans – Een mogelijk begin van veel

Hester van Hasselt Bianca Sistermans Een mogelijk begin van veel recensie en informatie boek over 29 dichters aan het werk. Op 2 november 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido het boek met interviews met dichters van Hester van Hasselt en foto’s van Bianca Sistermans.

Hester van Hasselt Bianca Sistermans Een mogelijk begin van veel recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Een mogelijk begin van veel, 29 dichters aan het werk. Het boek is geschreven door Hester van Hasselt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud dit boek met interviews met dichters afgenomen door Hester van Hasselt en met foto’s van Bianca Sistermans.

Recensie van Tim Donker

Dus. Eigenlijk was ik iets anders aan het lezen. Eigenlijk was ik Zelfmoord van Édouard Levé aan het lezen. Maar men overhandigde mij dit. Dit werd mij overhandigd op een grauwe zaterdagmorgen. Behalve dat het middag was, en zonnig. Behalve dat het regende. Ik kwam alleen maar even langs en ik kreeg Een mogelijk begin van veel in mijn handen gedrukt. Het zat nog in folie. Dat vond ik mooi, dat het nog in folie zat. Alle woorden in het boek hield ik hier in mijn hand, maar ik kon ze niet lezen. Ook dat is poëzie. Ik deed het boek in mijn stuurtas en fietste verder. Verder, verder. Altijd maar verder.

Avond. Joanne Robertson op de steerjoo. Voorzichtig haal ik Een mogelijk begin van veel uit zijn beknellende folie. Ik tast. Ik voel. Ik kijk. Ik blader. Er is muziek, en er is dit boek. Alles is goed. Goed bier ook, dit. Moet ik vaker drinken. Ik drink. Ik voel. Ik kijk. Ik tast. Ik blader. Negenentwintig dichters aan het werk. Aan het werk, nog wel. Wiens laatste woorden waren dat ookalweer? Iemand, een filosoof of een wetenschapper of een dichter, zei “Aan het werk” en stierf. Maar hier wordt eventjes niet gestorven. Hier wordt ieder sterven tot nader order opgeschort. In ieder geval zolang ik drink en voel en kijk en tast en blader en lees.

Wanneer is een dichter aan het werk? Een dichter is aan het werk als hij dicht. Je kunt wel over het oeuvre van een dichter spreken als “zijn werk” maar toch is het werk het werk niet. Het werk is dichten en als er een gedicht is, is er gedicht, en als er gedicht is, is het werk gedaan. Ik wist op voorhand niet goed hoe ik me dit boek moest denken. Misschien het gedicht zien ontstaan. Misschien de zin en dan de andere zin, en tussendoor zie je hem ook naar het toilet gaan?

Een mogelijk begin van veel is veel. Het is een mooi boek, dat ten eerste, het ziet er schitterend uit. Het zijn foto’s, het zijn gesprekken, het is poëzie. Het is dat alles en je kunt het gewoon vasthouden. Met één hand, terwijl je in je andere een glas bier ofzo. Meng de zeedruif met de wijn. En geef de dichter ook wat.

Het begint met de portretten. Je kende de dichters al? Nu heb je er een beeld bij. Je weet dat Delphine Lecompte tussen elf uur ’s ochtends en één uur ’s middags schrijft (vermoedelijk de meest onpoëtische tijd van de dag) en van de boeken van Daniil Charms houdt (wie niet, Delphine, wie niet); dat Berend Wesseling een megalomane eikel is, dat de dagen van Pieter Boskma leeg moeten zijn of dat Menno Wigman graag Joy Division wilde zijn. Maar een werkelijk beeld is er ook. Die foto’s. Die prachtig moje foto’s van Bianca Sistermans. Kira Wuck zit voor het raam te lezen (welk boek leest zij daar & die kat onder die stoel lijkt me een hele lieve kat maar van die in het raam weet ik het nog niet zo net). Maarten van der Graaff ziet er veel jongensachtiger uit dan ik me hem had voorgesteld (heel veel Maarten in die foto). Het haar van Sasja Janssen is mooi, en haar kijken blijft niet lang van papier. Radna Fabias zit op de bank en rookt een sigaret. Er ligt een kleedje op die bank. Voor de bank, op de grond, zit een poes. Dat is een lieve poes, denk ik. Bij Vrouwkje Tuinman ook alweer een poes. Hebben dichters vaker katten? Het zijn onwijs poëtische dieren natuurlijk. Variërend op een tekst van Laurie Anderson zou ik kunnen schrijven: que es mas poëtisch? hondje of poes? Zou ik kunnen schrijven. Maar ik doe het niet.

Het is een tamelijk lijflijk werk, dit Een mogelijk begin van veel. Dichters zien daar waar ze dichten, met hun dagdagelijksheden om zich heen. En dan nog het praten over hoe ze werken. Woorden over woorden. Een verdubbeling wordt vier, wordt acht, wordt zestien. Weetikveel. Ik was nooit zo goed in rekenen.

De gesprekken werden niet perse voor dit boek gehouden. Het zijn veelal oudere gesprekken, de meeste voor Awater en Poëziekrant. De oudste dateert van mei 2013 (de mei van 2013 was mooi, was erg mooi, toen werd mijn zoon geboren); het jongste werd gevoerd in juni 2021. In het begin was het nog anders want in het begin was de interviewer totaal afwezig in de eindtekst. Maar dan, een dichter of zes later duikt ze ineens op. De woorden in de tekst niet langer alleen de woorden van de dichter. Neh. Des dichters woorden nu voorafgegaan door een vraag.

In eerste vond ik dat jammer. Die monologen van die dichters, die vond ik wel prettig. Alsof je ze wat voor zich uit hoort mijmeren, tegen niemand in het bijzonder of toch maar tegen mij dan misschien. Ik hoorde ze praten. Diepe, donkere, enigszins gruizige stemmen hadden zij. Ook de vrouwen. Ze praatten over poëzie, en over het maken van poëzie, en over het maken van hun poëzie. Dit zou een lateavondprogramma moeten zijn, ‘k dacht. Om een uur of twaalf. Dichter, whisky in de hand (whisky moeten ze drinken whisky zullen ze drinken allemaal moeten ze whisky drinken), en dan praten over hoe dat allemaal gaat met het schrijven van een gedicht. Hoe gaat dat dan, vragen de mensen zich af. Dan gaat dat zo, zegt de dichter. En praat. Mooi zou dat zijn. Daar zou ik wel naar kijken.

Maar dan worden monologen ware vraaggesprekken, de interviewer die zichzelf er eerst uitgefilterd had, stapt in beeld. Weet je, eigenlijk hou ik niet zo van de interviewvorm. Dat vraag-antwoord-vraag-antwoord ritme is me te springerig, te vluchtig. Te schools misschien bijna. Het geeft bovendien te veel voedsel aan storende bijgedachten. “Maar dat is geen antwoord op de vraag”, kan ik denken. En: “Wat een stomme vraag”, kan ik denken. En “Waarom wordt hier niet op doorgevraagd?”, kan ik denken. Kan ik allemaal denken. Maar dat denk ik niet. Denken dat je iets gaat denken en het vervolgens helemaal niet denken. Ook dat is poëzie.

Ik blijf lezen in Een mogelijk begin van veel. Verwoed, voor mijn doen. Meestal lees ik vele boeken door elkaar.  Maar Édouard Levé is vergeten, even. Ik lees in mijn leesstoel. Die voor het raam staat, vlak bij de tuindeur. Cognackleurig. Armleuningen op precies de goede hoogte voor het lezen van een boek. Niet te hoog, niet te laag. Fijne leesstoel, die leesstoel. Daar zit ik, en lees. In Een mogelijk begin van veel. Keer na keer (ik lees wel vaak & ik lees wel veel maar ik lees nooit erg lang achter elkaar door); in iets minder dan een week heb ik het boek uit. Het zijn maar 255 bladzijden maar toch is dat voor mijn doen erg snel.

Dat ik iedere keer weer word teruggezogen naar dit boek, ook waar monologen vraaggesprekken zijn geworden (en dat met mijn ingesleten achterdocht tegen interviews en interviewers) komt door Hester van Hasselt. Hester van Hasselt is fantastisch. Ze is geen Michaël Zeeman-achtige eigengeiler die interviewend vooral bezig is de eigen eruditie te etaleren en ook geen Ischa Meijer-achtige zuiger die de geïnterviewde woorden wil ontlokken die die eigenlijk niet kwijt wil. Dat snapte ik tijdens mijn opleiding al niet. Meijer heette een meesterinterviewer te zijn. Waarom?, vroeg ik mijn docenten op een keer, Waarom is die man volgens jullie dan zo goed? Omdat hij mensen dingen kan laten zeggen die ze eigenlijk niet kwijt wilden, was het antwoord. Dan maakt onwellevendheid iemand dus tot een goed interviewer?, vroeg ik. Maar die laatste vraag bleef onbeantwoord.

Van Hasselt is egocentrisch noch onwellevend. Nee. Hester van Hasselt is één en al liefde. Liefde voor haar gesprekspartner. Liefde voor de taal. Liefde voor poëzie. Dat druipt, met emmers tegelijk, van dit boek af. Een mogelijk begin van veel is zo’n ontzettend liefdevol werk.

Zit in uw stoel (cognac- of anderskleurig) en zet muziek op. Leg een seedeetje op. Ik zou Hamnskifte adviseren. De plaat heet Födzlepijnan maar dat mag je vergeten want Hamnskifte heeft maar één plaat gemaakt (het is een beetje een mysterie met dat Hamnskifte. naar het schijnt zou niemand precies weten wie het zijn of waar ze vandaan komen – ook dat is poëzie). Lees. Lees uzelf doorheen de herfst. Kijk. Lees. Voel. En tast. Dit zijn de dichters. En dat hun gedichten.

Ja als ik dan toch nog enige kritiek naar voren mag brengen: dat poëziegedeelte, dat had natuurlijk veel dikker moeten zijn. Dat hadden minstens vijf gedichten per dichter moeten zijn. Minstens. Meer poëzie. Altijd meer poëzie. Ik neem klotepoëzie met liefde op de koop toe als daar ook meer fantastische poëzie mee vrij komt. En dat doet het altijd. Zo werkt dat immers met poëzie. Het is het mooiste medium dat er is. Dat zegt niet dat het niet mis kan, en goed mis kan ook. Dat zegt alleen dat wanneer het raak is, het meteen hemels is.

Ik kende niet alle dichters hier bijeengebracht. Sommigen ken ik goed, heel goed. Van sommigen staan hier dichtbundels in de kast. Een of meerdere. Maar sommigen kende ik niet, zelfs nog nooit van gehoord. Anderen kende ik alleen van naam of misschien heel vaag van één enkel gedichtje ooit gelezen. Maar meer niet. Want soms gaat dat zo. Is er tot op heden niet echt een aanleiding geweest om eens wat nader onderzoek te doen naar zo’n naam die maar passief ergens in je brein ligt te liggen. Of is het gewoon fijn om totaal bevooroordeeld te zijn en te denken Dat gaat helemaal niks zijn met die die-en-die, zelfs zonder ooit één letter gelezen te hebben van die die-en-die. Hou vast aan je vooroordelen. Je kunt niet zonder. Je kunt niet elk vooroordeel verruilen voor feitelijke kennis. Tenminste niet als je nog zoiets als een leven hebt, met dingen die gedaan moeten worden (aardappels schillen ofzo).

Gewoon maar zitten. En lezen. Weer. Nog steeds. Soms de totale overrompeling. Remco Campert. Wat is dat gedicht van hem allejezus goed! Lamento heet het. Ik kende het niet, ik ken eigenlijk niks van Remco Campert. Eén boek van hem doek ooit op in de nalatenschap van mijn opa. Zijn bibliotheek was al behoorlijk geplunderd door diverse familieleden toen mijn vader en ik daar aankwamen. Ik nam maar wat mee, ongericht. Willekeurig. Er zat een boek van Remco Campert tussen, van de boeken die ik die dag meenam, is dat één van de weinige die ik daadwerkelijk gelezen heb. Ik weet niet meer hoe het heette. Er stond geloof ik een luciferdoosje op de voorkant. Het was maar een dun boekje. Ik vond het niet slecht, ik vond het niet goed. De kok van een restaurant waar ik ooit werkte, was bezeten van de poëzie van Campert. Hij duwde me zijn gedichten herhaaldelijk onder de neus. Ik vond ze niet slecht, ik vond ze niet goed. Ik vond het vooral fijner mijn vooroordeel tegen Campert in stand te houden. Het leven is vurrukkulluk. Niet gelezen. Nog geen fragment eruit. Maar het waren altijd van die meisjes, van die vervelende meisjes, van die hele vervelende meisjes die met dat boek dweepten. Alweer een reden om iemand voorgoed weg te schrijven. Campert. Vervelendemeisjesschrijver. Daar hoeven we al niet meer naar om te kijken. Scheelt weer boeken. Kopen en lezen.

(zegt Campert hier, in dit boek, in dit Een mogelijk begin van veel overigens dat Het leven is vurrukkulluk is geschreven onder invloed van Queneau dus misschien moet ik het toch maar eens gaan lezen? je kunt je invloeden slechter treffen immers. vele malen slechter)

Maar met dit Lamento moet ik me gewonnen geven. Wat een geweldig gedicht. Ja, hier wilde ik dus meer van. Dat is waarom ik zeg: minstens vijf gedichten per dichter. Waarom luisteren jullie nou niet? Nou moet ik weer mijn kot uit, naar ergens een bibliotheek ofzo, nou moet ik meer, nou wil ik meer. Meer van Campert lezen.

Lieke Marsman. Oh. Ook zo’n naam die ik al had weggeschreven, met nog minder reden dan Campert. Wiegeliedje voor wie alles moet heet haar gedicht en het is mooi en het is lief en het is warm en het is een klein beetje gek en ik wil meer.

Antjie Krog. Waarom ik haar niet eerder ben gaan lezen kan ik niet zeggen. Ik ben nochtans een liefhebber van Zuid-Afrikaanse literatuur. En toch. Ik weet niet. Haar moniaal heeft alles wat ik goed vind. Experiment, taalwoede en iets duisters, iets bijbels, iets dreigends. Maar waarom, Alfred Schaffer, zelf een geniaal dichter, het Zuid-Afrikaanse wyle niet gewoon laten staan? of vervangen door wijle, dat kan ook, is misschien beter zelfs, ik vertrouw die Griekse y nooit zo (te spits en te schuin als u het mij vraagt), maar god, toch niet, in jezusnaam niet, nooit “poos”. poos is zo’n afschuwelijk lelijk woord. poos is misschien wel het lelijkste woord uit de Nederlandse taal en zeer zeker geen goed equivalent van het schitterende wyle.

Radna Fabias. Haar gedicht wervelt me om, omwervelt me. Is dat een woord, omwervelen? (die rode kronkellijn die mijn computer er nu onder zet doet me denken van niet). Het is overal in de kamer. Het is muziek op papier. Het leeft.

Ghayath Almadhoun. Vertelde zijn gedicht gedeeltelijk na in het interview. Ik vond de navertelling op eerste oog beter dan het gedicht zelf. Vooral de zin “en het meeste was gemaakt in China” mis ik deerlijk in het werkelijke gedicht. Maar op het eind wordt het gedicht dan toch weer beter dan de hervertelling. Het kan een sprookje zijn, of een allegorie ofzo. Het kan ook gewoon een bloedmooi prozagedicht zijn.

En Ester Naomi Perquin. Ja. Die een vreemdsoortig pakketje krijgt bezorgt. Op woensdag dan nog, dat vond ik misschien wel het mooiste. Dat het op een woensdag was. Schoonste dag der dagen, zei mijn moeder altijd. “Maar wij stapten voorzichtig de doos in en zagen / dat we mooier dan ooit vergeten zouden wat we / dachten dat ons te wachten stond.” Dicht Perquin en die zin moest ik drie keer overlezen voordat ik door de schoonheid de betekenis begon te ontwaren. Dat is toch fantastisch? Dat de dichter je een prachtige mist in lokt en dat je pas later begint te beseffen dat er in die mist meer is dan alleen maar pracht? Ook dat is poëzie.

Dus. Ja. Wat zei ik? Een mogelijk begin van veel is veel. Ik heb prachtige foto’s gezien, ik heb fijne monologen gehoord die een teeveeprogramma hadden kunnen zijn, ik heb prettige gesprekken mogen lezen en ik heb moje, hele moje poëzie in mijn handen gehouden daar in die cognackleurige stoel met die heerlijke armleuningen, die stoel daar, voor het raam, bij de deur. Wat een mooi boek. Om te zien ook, zei ik dat al? Ja dat zei ik al. Maar fysiek ook echt een beeldschoon boek. Zo mooi dat ik het vreselijk vond toen ik er een vlek op maakte. Ik had een bloedend oor, ineens (Lezen tot je oor bloedt was de titel van deze bespreking geweest als ik dit besproken had in de tijd dat ik mijn besprekingen nog titels gaf). Ik voelde met mijn hand aan mijn oor (het linker), verrek mijn oor bloedt. Nu zat er ook bloed aan mijn hand. Ik legde Een mogelijk begin van veel neer. Nu zat er bloed aan het boek. Op de kaft.

Dat vond ik erg. Dat vond ik heel erg. Normaal heb ik daar niet zoveel last van. Als er barsten komen in cdhoesjes of scheuren in de pagina’s van een boek. Koffie wil er ook nog wel eens overheen gaan. Zolang het leesbaar blijft vind ik dat allemaal niet zo erg. Maar dit keer wel. Ik boende. Ik boende hard. Ik boende zo hard ik kon, maar de vlek bleef zitten. Wat wel weg ging was het “het” van “29 dichters aan het werk”. Nu staat er “29 dichters aan [vage vlek] werk”, en de bloedvlek is verkleurd tot een niet meer al te opvallend donkerbruin vlekje schuin onder het weggeboende “het”. Dat vond ik erg. Dat vond ik heel erg. Dat vond ik ontheiliging, ontering, schandelijk. Toen dacht ik Maar ik heb mijn eigen exemplaar nu wel totaal uniek gemaakt. En ook dat is poëzie.

Hester van Hasselt Bianca Sistermans Een mogelijk begin van veel recensie

Een mogelijk begin van veel

29 dichters aan het werk

  • Schrijfster: Hester van Hasselt
  • Foto’s: Bianca Sistermans
  • Soort boek: interviews, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 2 november 2022
  • Omvang: 264 pagina’s
  • Prijs: € 25 – € 30
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van het boek over 29 dichters aan het werk

Een mogelijk begin van veel is een ontmoeting met 29 dichters in woord en beeld. Een poging vat te krijgen op het wonderlijke proces van het dichten. Portretten dicht op de huid, gesprekken over het schaamteloos gebruik van rijm, ziek worden van een komma en uitrusten in een gedicht. Over klauwen en stinkveren, eerzucht en gretigheid, over glimpen van een nieuwe taal en de bodem van je blik. In Een mogelijk begin van veel weerklinkt een veelstemmig geluid uit het hedendaagse poëzielandschap. Een fotoboek, een bundel interviews en een poëziebloemlezing ineen.

Interviews Hester van Hasselt, fotografie Bianca Sistermans.

Met Delphine Lecompte, Bernard Wesseling, Remco Campert, Pieter Boskma, Mustafa Stitou, Menno Wigman, Bernke Klein Zandvoort, Lieke Marsman, Kira Wuck, Rozalie Hirs, Antjie Krog, Maarten van der Graaff, Anneke Brassinga, Hafid Bouazza, Miek Zwamborn, K. Schippers, Ted van Lieshout, Bette Westera, Edward van de Vendel, Anne Vegter, Sasja Janssen, Kreek Daey Ouwens, Radna Fabias, Ghayath Almadhoun, Alfred Schaffer, Vrouwkje Tuinman, Joost Oomen, Ester Naomi Perquin en Eva Gerlach.

Bijpassende boeken en informatie