Anne Carson Rood recensie en informatie over de inhoud van de Canadese romans uit 1998 en 2013. Op 20 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Koppernik de Nederlande vertaling van de romans Autobiography of Red (1998) en Red Doc> (2013) van de Canadese schrijfster Anne Carson. Deze vertaling verscheen al eerder bij uitgeverij Meulenhoff in het jaar 2000 met als titel Autobiografie van rood.
Anne Carson Rood recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Rood, twee romans in verzen. Het boek is geschreven door Anne Carson. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van twee romans van de Canadese schrijfster Anne Carson.
Recensie van Tim Donker
Triste van Oren Ambarchi paste er in ieder geval goed bij
Zaterdagavond paste er in ieder geval goed bij
(& vroeger, toen ik kind was, had zaterdag een kleur. het begon in de ochtend met een heel erg lichte tint van geel en naarmate de dag vorderde werd het donkerder; het eindigde ergens tussen donkergeel en lichtbruin)
O.
Wat wilde ik.
O wat wilde ik dit graag.
O wat wilde ik dit graag lezen toen.
Het orzjieneel bedoel ik. De Engelse versie. Die onder mijn aandacht kwam omdat. Weetikveel. Ik wilde het lezen, ook voor Autobiografie van rood, het eerste van de twee delen waaruit Rood bestaat, voor het eerst in een Nederlandse vertaling verscheen. In 2000. Bij Meulenhoff. Al ging dat even langs me heen moet ik eerlijk zeggen. Meulenhoff vliegt wel vaker onder mijn radar. Weet niet goed waarom, een ganzelijk oninteressante uitgeverij is het toch niet. Maar Carson wilde ik al langer lezen. Of las, ook. Red Doc>, het twede deel las ik ook, toch?, in het Engels, in het orzjieneel, ik las het, denk ik, ik zie het omslag nog voor me, zwart en wit en grijs en hardcover, verdorie, ik las dat toch, waarom kan ik dat nu niet meer terugvinden in mijn boekenkast, is het verloren gegaan tijdens mijn verhuis of leende ik het aan Sergio die ik nu zoals te verwachten viel nooit meer zie, of liet ik het liggen in mijn vorige huis op ergens een richel of een reling of een muurtje of een pilaar of een vensterbank, of zit het nog in een doos, waarom kan ik het toch niet vinden, ik meen vrijwel zeker te weten dat ik het las, of wilde lezen, of las, of wilde lezen, dit wilde ik lezen, dat weet ik zeker.
Ging het verloren in een tussentijd misschien.
In Rood gaat Anne Carson door op iets dat Oud-Grieks zou zijn. Iets met Stesíchoros & een mythisch wezen ofzo, weet jij veel. Alleen dat dit meestentijds niet erg Oud-Grieks aandoet. Maar meer lijkt op de vuiligheid die deze tijd, onze tijd, is (waarmee niet gezegd is dat eerdere tijden minder vuil zouden zijn). De lierdichter Stesíchoros “kwam na Homerps en vóór Gertrude Stein, in een moeilijke tussentijd voor een dichter”, zegt Anne Carson.
Een tussentijd, dus, van een eeuw of dertig.
Dat is de tussentijd.
Dat is de tussentijd van Anne Carson.
De “tussentijd” van Rood: ergens tussen nu, en dertig eeuwen geleden.
De twee romans die Rood vormen – Autobiogrophy of Red en Red Doc>, twee poëtisch vertelde “theatrale” romans – spelen zich af in de ontijd, in de al-tijd, in de tijd tussen nu en dertig eeuwen geleden, een tijd die net zo goed nu kon zijn als toen kon zijn, een tijd die mythisch is evengoed als zij hedendaags is. Twee romans die in elkaars verlengde liggen en daarmee meteen al eeuwig zijn.
Wat zal je zeggen? Er kan een mythisch wezen zijn, een roodgevleugeld rood monster – maar in werkelijkheid is hij misschien een jongen met een broer en een moeder, een jongen die goed materiaal is voor een komen-van-leeftijd roman, met vriendschap, met ontluikende (homo)sexualiteit, met zoektochten, met reizen, met vragen, met armoede, en zien, en ellende. Je kunt de betrokkenen namen geven, zoals Gerion, en Herakles, en Ancash; je kunt, ook, alles weer door elkaar gojen, en dan zou Gerion G worden en hoeder zijn van een kudde muskusossen (hee dat klinkt al wat mythischer of niet?), van Herakles Sad But Great maken en hij kwam thuis van de oorlog met een feestje in zijn hoofd (de feesten van angst en pijn), en Ancash voor Ida vervangen of misschien is Ida een afsplitsing of een alter ego van Ancash en na het reizen en na het zien en na de vragen is er nu ook ruimte voor een oorlogstrauma, voor psychiatrie, en voor stervende moeders.
Er is ruimte steeds is er ruimte. Er is ruimte voor veel.
Er is ruimte voor poëzie voor proza voor theater voor wetenschap voor filosofie voor vragen er is ruimte voor “VROUW VAN BREIN”, is dat iemands moeder is dat de vertelster is dat de schrijfster is dat een zieneres of is dat waar wij louter brein worden en alleen nog maar begrip willen zijn?
Er is ruimte als puur ruimte, het bestrijken van ruimte, ruimte als be-grijpen: altijd maar meer gebieden gezien, geproefd, omarmd, gekend willen hebben. En vliegen dus maar weer, of rijden dus maar weer. Tot voorbij de hoekjes, tot achter een gletsjer waar het in Rood doc> ineens nogal –
(?)
wordt
(absurd?)
(surreëel?)
(hallucinant?)
(koortsig? nachtmerrieachtig? Onwerkelijk onheimelijk onalledaags?)
(onalledaags ja. minstens onalledaags)
Eerder, of later, nee eerder, maar was is tijd in een tussentijd van dertig eeuwen, waren er al mensen in een tunnel, tunnelmensen, mythopoëzie, dan is Alice Notley niet veraf, The Descent of Alette, “Een moeder” “& kind” “stonden beiden in brand, onophoudelijk” “Het vuur” “zat in hen verankerd” “en sloot hen af van anderen” (& denk ik, is het niet eens tijd, Koppernik, om The Descent of Alette een deftige neerlandse vertaling te geven?) (en de wereld die rondgaat ondergronds, ook dat niet direkt alledaags misschien) (iets lijkt hier hetzelfde te zijn, maar wat?) (maar dat is Maggie Nelson, dat is Bluets, dat heeft Atlas Contact allemaal al voor haar schone rekening genomen).
(zou Anne Carson Alice Notley gelezen hebben?) (met haar experimenteerdrift? vast)
The Lighter van Joanne Robertson paste er alvast goed bij.
Dinsdagochtend paste er alvast goed bij.
Wat een genot is het om Rood te lezen nee ik herbegin deze zin en kapitaliseer genot, wat een GENOT is het om Rood te lezen. Het boek bleef me roepen als ik even weglegde, en ik bleef terugkomen, en lezen en lezen en lezen. Ik wilde zo graag in Rood blijven lezen, en anderzijds ook weer niet omdat ik het moment vreesde dat ik het uit zou hebben, en toch bleef ik lezen en zag ik de achterkaft met rasse schreden dichterbij komen, wat zijn rasse schreden?, zag ik de achterkaft angstwekkend snel naderbij komen.
En, even later, Herbarium van Turdus Merula paste er alvast goed bij.
En even later paste er alvast goed bij.
(verbazingwekkend) (maar misschien dat ijselijke) (van Herbarium, bedoel ik) (ik was toen immers al achter een gletsjer beland)
Ik ken weinig boeken die zo gelaagd prachtig zijn, waarvan de pracht zo gelaagd is: Rood is mooi om wat het vertelt. Want het vertelt van verlangen en tekortkomen en liefde en onvermogen, en het vertelt over de verlorenen, de mensen die niet meer meespelen, en in een tunnel wonen, of in een gesticht, of sterven op een zaal in het hospitaal, finaal, totaal, integraal. Het vertelt over trauma en pijn en over hunkeren naar een daar dat altijd voorbij de horizon ligt. Het vertelt over natuur, en dieren, en de lucht. Over water en ijs en vulkanen. Het vertelt hoe het is om in leven te zijn.
Maar Rood is ook mooi vanwege de taal. Er staan talloos veel adembenemend mooje zinnen in dit boek.
Zinnen als “Zes uur ’s avonds ging als een golf door het hotel.”
Of “Een laag dieprood luisteren met hoge tonen in de klank.”
Of “Na glanzende mede dronk je de nacht.”
Of “Wakker worden is oplopend donkere lijnen tot klanken.”
Of “Elke dag weer dit lawaai vergeet ze elke dag.”
Of neem “Zoals wij de wereld nu begrijpen is veel ervan verkeerd benoemd.”, wat me deed denken aan Stefan Themersons woorden over paranomie en aan zijn wantrouwen tegen de zelfstandignaamwoordentalen met hun (foutieve, of minstens onvolledige) etiketteringen (en de logika, en het vlees) (zou Anne Carson Stefan Themerson gelezen hebben?) (met haar taalliefde? vast)
Of “Winter bestaat en winter komt nooit snel genoeg.”, wat me juist weer deed uitwajeren naar Inger Christensen en die prachtige bundel alfabet die zij ooit pende, maar is het wel een bundel is het niet veeleer een boeklang & sterk gefragmenteerd poëem; hoe ook: het hoort bij het mooiste dat de poëzie voortbracht, wereldwijd en allertijden) (zou Anne Carson Inger Christensen gelezen hebben?) (met haar wereldomspannende tijdeloosheid? vast)
(winter komt mij altijd weer veel te snel en februari gaat nooit voorbij)
Of neem een hele reeks zinnen in één keer:
“Tijd gaat snel tijd gaat niet snel. Tijd gaat helemaal niet snel. Tijd gaat meestal snel. Tijd gaat sneller dan jij en staart je aan. Tijd kan niet staren. Tijd als volharding. Tijd als honger. Tijd spreekt vanzelf. Tijd toen je zes was de dag een berg. Bergtijd. Tijd waarvan ik niets meer weet. Tijd voor een hond in een steeg gevangen in het licht van je lantaarn. Tijd is geen video. Tijd als vouwpapier dat op een berg moet lijken. Tijd uitgesmeerd onder de ogen van een mijnwerker die ratelend omlaag de mijn ingaat. Tijd als je bankroet bent. Tijd als je Prometheus bent. Tijd als je alle buisjes aan de wortels van een bremplant bent en groenzwart vocht opzuigt in pas beschreven continenten. Tijd waarin de postbeambte achter in het postkantoor haar lippen kan stiften totdat de baas terugkomt. Tijd waarin een koe omvallen kan. Tijd in de nor. Tijd als jassen in een kast. Tijd voor een toom kalkoenen die uitglijden op ijs. Alle tijd die hier in deze muren is getrokken. Tijd tussen de kleine klikjes. Tijd vergeleken met verbeelde wilde stilte van de sterren. Tijd waarin de man op één been bij de bushalte zijn veters strikken kan. Tijd die Nacht bij de hand neemt en in draf met hem over de weg verdwijnt. Tijd gaat snel en niet zo’n beetje. De tijd was me met sprongen voor.”
Zulke zinnen maken me vrolijk. Gelukkig. Vullen me met gekleurd licht, iets tussen donkergeel en lichtbruin, niet ongelijk aan het licht waarvan vroeger mijn zaterdagavonden gemaakt waren. Niet ongelijk aan het licht dat hier nu door mijn raam valt, en op mijn kladblok en mijn koffie. Of dat licht van eerder. Ik had mijn zoon naar school gebracht. Later dan normaal, want hij ging op kamp. Waar hij geen zin in had. Wat niemand zich beter voor kan stellen dan ik. Ik ben vier keer in mijn leven een midweek op schoolkamp geweest en dat zijn met afstand de vreselijkste weken van mijn leven geweest. Zo moet de hel zijn: een nooit eindigend schoolkamp. Ik probeerde geruststellende woorden te bedenken maar vond er geen, en liep daar maar zoon beetje met mijn arm om hem heen. Hij wilde dat ik bij wat school het “uitzwaaimoment” had genoemd zou zijn, als hij echt zou vertrekken, in een colonne auto’s. Dat gaf me een stief half uurtje. Een half uurtje waarin ik koffie zette, en The three things you can hear van Seamus Cater draaide en dertig pagina’s las in Rood waar ik op de zin “Neem het gezonde verstand van de mensheid in de palm van je hand en je hebt nog plaats voor je lul” stuitte; een zin die me even grinnikend zette (en ha! The three things you can hear van Seamus Cater paste er alvast goed bij) (bij Rood, niet perse bij die zin, of bij grinniken). En toen liep ik terug naar school voor dat vermaledijde “uitzwaaimoment”, en met herfstlicht in mijn haar peinsde ik aan wat ik zou zeggen als hij me zou vragen wat ik in dat stief half uurtje had gedaan: koffie zetten (?), een plaat drajen (?), dertig bladzijden in mijn boek lezen (?), of “Neem het gezonde verstand van de mensheid in de palm van je hand en je hebt nog plaats voor je lul” (?).
(maar waarom zou hij me vragen wat ik gedaan had thuis)
Tot slot is Rood mooi vanwege de vorm.
De vallende zinnen in Autobiografie van rood: breed, wajerend.
En de smalle kolommen van Rood doc> (en godverdrie: ik kén die smalle kolommen maar waar is dat godverlaten Red doc> dan en waarom staat het niet in mijn kast?) (what’s that you’re holding & why is it so bright?) – elke bladzijde in dit 326 bladzijden dikke boek is pure visuele poëzie; elke bladzijde in dit 326 bladzijden dikke boek is een bladzijde die ik eruit zou kunnen rukken en aan mijn muur hangen en naar kijken, elke dag (ofnee dat zou ik helemaal niet kunnen, zoon prachtboek verscheuren) – Rood is om naar te kijken al even mooi als om in te lezen.
(iemand zei me ofnee laat ik hem weer eens bij naam noemen Theo zei dat hij clausterfobies werd van die smalle kolommen of misschien zei hij het anders maar kwam het daar geloof ik wel op neer. en al had ik daar geen last van, toch, lezend, later, kon ik hem wel begrijpen. en al had ik er geen last van dacht ik toch, later, dan Rood doc> misschien ook daar een heel klein beetje over gaat: gepropt zijn in een bestaan dat eigenlijk te smal voor je zijn is) (maar misschien, ook, gaat het daar helemaal niet over)
Word ik, zo, toch, steeds weer, teruggezogen naar dit boek. Tot het dan inderdaad tot mijn afgrijzen uit is. Maar wel nog in mij meegedragen wordt. Als ik, kort daarop, buiten ga. In herfstlicht ben. Weeral herfstlicht ja. Maar dit keer op de fiets en naar de supermarkt. Het is donderdag en Rood is uit.
Rood
Twee romans in verzen
- Schrijfster: Anne Carson (Canada)
- Soort boek: Canadese roman
- Origineel: Autobiography of Red (1998), Red Doc> (2013)
- Nederlandse vertaling: Marijke Emeis
- Uitgever: Koppernik
- Verschijnt: 20 oktober 2022
- Omvang: 336 pagina’s
- Uitgave: paperback
- Prijs: € 29,50
- Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
Flaptekst van de roman van Anne Carson
De roodgevleugelde jongen Gerion is onsterfelijk verliefd op Herakles, die de jongeling niet kan weerstaan. Op het hoogtepunt van hun erotische relatie laat Herakles Gerion vallen en stort deze in het diepste leed. Maar dan reist Gerion op magische wijze uit de antieke oudheid naar de tegenwoordige tijd – en vindt troost in de fotografie.
De dichteres Anne Carson heeft het meest bandeloze en vreemdste verricht wat de literatuur van deze tijd te bieden heeft. Ze plaatst Homerus in een deeltjesversneller om in de versplintering van oude betekenissen een spiegelbeeld van onze huidige tijd te schetsen. Rood is ongehoord erotisch en even boosaardig als de Griekse mythen.
Rood verenigt twee werken in één band: Autobiografie van rood, dat in 1998 verscheen, en het vervolg Rood Doc>, dat in 2013 verscheen. Anne Carson heeft in Rood een nieuw genre uitgevonden; het is zowel roman als poëzie, zowel een onconventionele herschepping van een oude Griekse mythe als een volstrekt origineel coming-of-ageverhaal dat zich in het heden afspeelt.
Bijpassende boeken en informatie