Sasja Janssen Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica recensie

Sasja Janssen Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica recensie

Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica

  • Auteur: Sasja Janssen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 9 januari 2024
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Sasja Janssen Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica recensie van Tim Donker

misschien moet je de spinsels met je ogen dicht –

misschien moet je je ogen dicht, en moet je Fovea Hex wat onnadrukkelijker op je hersens laten regenen

misschien moet je dit in de nacht, of ongemerkter misschien, of anders met je ogen dicht. En doe nou je ogen open.

Misschien ken je dit wel. Een seedee drajen in de ochtend en weten hoe mooi je dit ooit vond. En nu. Tsja. Goed. Slecht ist nie. Nee. Maar gewoon. Een niet slechte seedee, en misschien moet je stil zijn, of misschien juist iets doen, misschien kleurt dit anders met een andere aktiviteit, weet je nog wat je deed toen je hem voor het eerst hoorde? Of is het gewoon net iets te makkelijk om te wennen aan schoonheid? Schoonheidsgewenning, is dat iets, bestaat dat, zijn daar boeken over geschreven, is het zoon ding waarvoor mensen naar psychologen gaan, dat dat wat je ooit bezielde je op een dag niet langer bezielt, dat je ooit verstomd stond om iets dat je nu tot een licht schouderophalen beweegt, dat je went aan de pracht van iets, zoals je ogen wennen aan duisternis of je lichaam aan de temperatuur van het badwater, of zoals honger weg kan gaan als je er geen aandacht aan besteedt (of ook: dingen kapot kunnen omdat je er juist teveel aandacht aan besteedt).

En was het dit. Of was het toch weer iets anders.

Kijk. Ik zette mij. Ik zette mij met Mijn vader zegt entropie mijn moeder logica. Met die bundel zette ik mij daar. In gindse stoel. En ik dacht. Dit ga ik geweldig vinden, dacht ik, dit gaat prachtig zijn. Waarom dacht ik dat dit prachtig ging zijn, ik weet niet waarom ik dacht dat dit prachtig ging zijn, ik geloof dat ik haar vaagweg meende te kennen van een eerdere bundel, maar een nadere inspeksie van mijn poëzieboekenkast loochenstrafte die gedachte, al was het, dat geef ik toe, geen zeer uitputtende inspeksie, de titel, o ja, ook de titel, ik vond de titel niet onaardig, nee, ik vond de titel goed, zulke dingen moeten niet altijd negatief geformuleerd worden, ik dacht dat het wetenschapspoëzie kon ween, ik weet niet of dat bestaat als zjanrûh, heeft niet Mallo er ooit over geëssayeerd?, laat ons zeggen dat het zou kunnen bestaan, of ooit zal bestaan, een poëzie die kunst op filosofiese wijze verbindt met wetenschap, of, er zijn toch poëten die hun inspiratie onder andere uit wetenschappelijke tejorieën putten, interessant in zoverre dat poëzie op eerste gezicht erg ver af staat van wetenschap, ik zou zelfs kunnen betogen dat poëzie het tegendeel is van wetenschap, maar dat ga ik nu niet doen, waarom zou ik dat nu doen, ik heb daar op het moment helemaal geen zin in plus daarbij mijn dochter komt zo thuis.

Waar het om gaat is dus dat ik mij lezend zette.

En ik begon, en ik las. Dingen als “niets deerde ons, de doordraaiende cirkel niet, het kwade vierkant / het rood, blauw, het alomtegenwoordige / zijn wij alomtegenwoordig? / wij zijn altijd alomtegenwoordig / en hoewel regens, ze pikten, en hoewel de vier winden, ze verplaatsen ons / door alle luchten, en hoewel de vermenigvuldigende zonnen / de insecten die ons kramden / wij betekenden niets, wij waren iets”

en ik zeg ja, ik roep uit JA!, ik denk ik zei het toch, ik zei toch dat dit geweldig ging zijn en zie nu, hoe stap je beter een dichtbundel in? (ik smokkel een beetje, het gedicht dat hieraan vooraf gaat, een soort prolooggedicht, vond ik eigenlijk niet zoveel aan, feitelijk was het eerste instappen aan de lauwe kant maar dat ondergraaft wat ik hier zeggen wil en daarom zeg ik het maar niet). Dat zoekende. Wat is, wat niet is, wat het allemaal te betekenen heeft dat zomaar van alles wel of niet het geval is. Het peinst en het zoemt en het gaat op weg en het broeit en het brengt. Dat doet poëzie, of naja, goeje poëzie dan toch: iets achterlaten. Iets in je kamer dat daar eerst nog niet was.

Een spinsel.

Een gedacht.

Iets.

Maar ik lees verder en ik lees te gretig misschien, ik stuit op een wanstaltige zin hier, of daar, een zin als “er slaapt een mes op mijn hart”, dat staat me daar een beetje te overdreven poëzie te zijn zeg, een zin waar Nick Cave zich niet voor geschaamd zou hebben, en dat bedoel ik allesbehalve positief, dertig jaar geleden ofzo zou dat het grootste compliment zijn geweest dat ik geven kon want dertig jaar geleden was Nick Cave zoon beetje het allerbeste wat een mens kon zijn, vond ik toen, achja, toen was Murder ballads er nog niet, laat staan dat afgrijselijke The boatman’s call en dan zwijg ik nog maar van al die shit die daarna nog kwam, ik hoorde laatst iets van die nieuwste van hem, beter stopte hij helemaal denk ik, inmiddels vind ik dat vroegere werk ook wel een beetje te theatraal, maar er zijn, en zullen altijd blijven, momenten dat ik heel veel zin heb in From her to eternity of Henry’s dream, maar een mes slapend op een hart is net dat geforceerde soort van duisternis dat me inmiddels niks meer doet.

En ik lees verder, wat minder gretig al misschien.

Ben je niet langer een teken begint men je te herkennen. De tienduizend dingen. Toen dacht ik aan. Of. Een bad zonder mens is een fragment zee. Het is het kijken naar dingen. Het is haar kijken naar dingen.

Het zijn de dingen. De tienduizend dingen. De dingen die toch gaan zoals ze gaan.

Misschien komt het woord heden te vaak voor in deze bundel, misschien gaat het net iets te vaak over de rand, welke rand, tikveel, een rand, verschillende randen, misschien geraak je gewend aan schoonheid, misschien raak je het stromen soms kwijt, woorden kunnen immers ook niet onafgebroken door je aders blijven stromen, misschien is dit gewoon een wisselvallige bundel, misschien raakt het raken soms verschoven.

Dit ging geweldig zijn.

Wat het misschien (niet) was, maar zolang ik op een zin kan stuiten als deze: “mijn vader zegt entropie mijn moeder logica / mijn vader schaken mijn moeder dammen, krentenmik klöntjesmik” is het alles toch nog goed genoeg om voor geweldig te kunnen doorgaan.

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Sasja Janssen

Hoe betrap je het heden op zichzelf? Is het een freak, een gramarijn, de derde ruimte, a natural blonde? Wat is tijd voor de mens in zijn kleine eeuwigheid? Hoe definiëren we de wereld, met welke taal brengen we orde aan in welke chaos? Of zoals het heden de mens toebijt: ‘Jullie overspelen me graag, kwijlen bij mijn naam, maar als je lijdt / omdat je me niet vat, lijd jezelf maar kapot, medelijden is iets wat het verleden / uitspeelt en voor de toekomst heb ik geen geduld // Ik ben het stuifmeel van mijn eigen tijd’.

Als een archeologe gaat Sasja Janssen in zowel uitwaaierende, lyrische als gecomprimeerde gedichten terug naar de oorsprong om iets van het raadselachtige nu bloot te leggen.

Sasja Janssen (Venlo, Limburg, 6 mei 1968) publiceerde twee romans en vijf dichtbundels, die bijzonder goed werden ontvangen. Haar recentste bundel, Virgula, werd voor vijf prijzen genomineerd en won de prestigieuze Awater Poëzieprijs. Haar eerdere bundel Ik trek mijn species aan werd vertaald in het Engels en Virgula verschijnt in een Engelse en een Spaanse vertaling. Janssen is docente schrijven en treedt op in binnen- en buitenland.

Bijpassende boeken en informatie