Samuel Beckett Mercier en Camier recensie en informatie over de inhoud van deze roman. Op 10 april 2021 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de eerste Nederlandse vertaling van de roman Mercier and Camier van Samule Beckett, geschreven in 1946 en voor het eerst uitgegeven in 1970.
Samuel Beckett Mercier en Camier recensie en informatie
Als de redactie het boek gelezen heeft, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de roman Mercier en Camier. Het boek is geschreven door Samuel Beckett. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van deze roman van de Ierse schrijver en Nobelprijswinnaar Samuel Beckett.
Recensie van Tim Donker
Of dat het u toen was alsof u in de boekwinkel nooit verder dan de B-planken was gekomen. Hugo Ball. Johannes Bobrowski. Richard Brautigan. Louis Paul Boon. Andrej Bjelyj. Michel Butor. Thomas Bernhard. Konrad Bayer. Yves Berger. André Brink met zijn bruidsschat voor het leven. Je zou Anna Burns nog kunnen noemen ofnee toch niet want dat was later pas, veel later zelfs. Jean-Marie Henri Berckmans wel, ja die wel. Die vooral. En Samuel Beckett. O. In gezelschappen kon u zomaar uitroepen dat Samuel Beckett de beste schrijver was die ooit geleefd heeft. Ware het niet dat u nooit in gezelschappen verkeerde. U hield niet van gezelschappen. Toen al niet. Of misschien. Eén keer. Tot kort daarvoor had u nog niet in een droom eraan kunnen denken midst een gezelschap als dat te ween (men had u daarheen gebracht): grijze mannen, en vrouwen met kettingen om. Geuren van parfum vermengden zich met geuren van roodwijn. Er waren hapjes. Er was gelach. De meesten daar deden iets met theater, hoe geraakte u nou weer midst een theatergezelschap? Er was een voorstelling die we hadden gezien, net, u, zij, wij allemaal, misschien had het daar iets mee te maken. U sprak. U zei dingen. De anderen vonden die lollig, dat trof u nog het meest. Dat een gezelschap als dat de dingen uit een mond als die van u grappig konden vinden (u zocht niet zo perse grappig te zijn maar u vond het ook niet geheel onprettig om grappig gevonden te worden). Soms zeiden ze dingen als Je hebt gelijk ja en Verrek zo heb ik het nooit bekeken maar het is zo inderdaad. U zei iets over dada dat kleine golfjes van enthousiasme bracht bij uw toehoorders. Toen. Die avond. Dat gezelschap. Toen durfde u het zeggen. “Samuel Beckett is de beste schrijver die ooit geleefd heeft”, zei u. Maar toen luisterden ze al niet meer. Toen luisterden ze alweer allang de andere kant op.
Maar goed ook. Want stel voor dat ze u gevraagd hadden uw boude bewering te onderbouwen. Ga daar maar eens aanstaan. Becketts beschouwelijke werk bijvoorbeeld. Pretentieus, intellektualisties en ergerlijk geneuzel. De overbekende trilogie Malloy / Malone sterft / Naamloos stiekem & eigenlijk & onder ons gezegd & ook gezwegen best een beetje saai. Droom van matig tot mooie vrouwen is dan weer veel te joyceiaans en Joyce schrijft eigenlijk net goed genoeg voor Joyce alleen: navolging behoeft die schriftuur niet zo nodig. Dus ja. De beste schrijver die ooit geleefd heeft oké maar voor het gros van zijn oeuvre dan toch veel liever andere gekken, dan toch veel liever Sasja Sokolov, dan toch veel liever Flann o’Brien, dan toch veel liever Marcel van Maele, René Gysen, Clément Pansaers, Carlo Emilio Gadda, Louis Aragon, Christopher van Wyk, Jeremy Cronin, Fransi Phillips, Boris Pilnjak, Renee Gladman, Carole Maso, Jean Paul, David Markson, Gustav Meyrink, Willy Roggeman, Günter Kunert, Stefan Themerson, John Dos Passos, Renata Adler, Sergio De La Pava, Witold Gombrowicz, João Guimarães Rosa, Max Frisch, C.C. Krijgelmans, Peter Weiss, Arno Schmidt, Jevgenij Zamjatin, Tony Rombouts, Pjeroo Roobjee, Jan Lauwereyns, Szczepan Twardoch, Jeroen van Rooij, Paul Koeck, Venedikt Jerofejev, Iegor Gran of Keri Hulme om nu maar een paar willekeurige namen te noemen. En dat die Beckett op enig moment UIT VRIJE WIL, dat kunt u niet genoeg benadrukken – er kwam geen vorm van dwang aan te pas, geen pistool aan het hoofd, geen onvoorstelbare martelingen, niet het dreigement dat “anders” zijn hele familie eraan zou gaan; dat die man dus, geheel uit eigener beweging in dat verschrikkelijke Frans is gaan schrijven maakt het er ook niet beter op.
(de franse taal in de film)
(de franse taal in het lied)
(de franse taal in de bar)
(de franse taal aan het strand)
(See op het strand van Cannes)
(See aan zee)
U dacht dus of u zei dus. U sprak uw gedacht. U had beter gezwegen. We zwijgen met z’n allen van daar naar hier weer terug. We drinken op het strand van Cannes. We nemen een slok op het zand. We drinken op wat we denken te zeggen wat te zijn. We drinken Watt we denken Watt we zeggen Watt.
Ja. Watt dus. Maar eerst hoe het is. Hoe het is, eerst dus.
Of. Was het niet de Bezige Bij? U heeft gezocht op ze innernet, maar u vond alleen maar dat de Bezige Bij in 2020 een heruitgave deed van Wachten op Godot, die had u dus kunnen recenseren nee bespreken nee sfeerbeschrijven nee, u vond niks & haast al uw boeken staan in opslag maar toch: was het niet de Bezige Bij die ooit doende was een aantal korte teksten van Beckett uit te geven? Dat was steeds maar een paar bladzijden al kostte het genoeg, zelfs tweedehands. Vreemde dunne boekjes, merendeels vertaald door Hugo Claus als uw geheugen u niet in de steek laat. Waren het theaterteksten? Kortverhalen? Prozagedichten? U wist het niet en het boeide u niet het waren stuk voor stuk mooie kleine boekjes. Daar had u een Beckett die u lief was.
En Hoe het is. Dat maffe Hoe het is. Dat maffe mooie rare ondoorgrondelijke Hoe het is. Grote stukken ervan las u in Duitsland, uw zoon was nog maar een baby toen en uw dochter bestond nog niet. Wat heeft het er mee te maken het heeft er alles mee te maken dat u was wie u was toen u las. Welk mens een boek schrijft als Hoe het is, welk mens het leest. Wat u nog wel weet, is dat u dacht dat het beter ging zijn dan u het vond. U had sinds aanschaf al stukjes gelezen natuurlijk, want zo hoort dat met boeken. Daar snuif je je doorheen, dat is gluren, aftasten, raden voor het werkelijk lezen is. U dacht dat het u ondersteboven ging brengen maar dat bracht het u niet. Tot een kwart gedraaid misschien, de horizontaalstand misschien, niet slecht, zeker niet voor een boek. Maar hoge verwachtingen inlossen deed Hoe het is niet gans en geheel. Waar dat aan lag, u wist het niet, misschien ging het boek een paar bladzijden te lang door, het kon zijn. Misschien was het Duitsland maar, misschien was het de baby maar. Misschien was het jeuk op onbereikbare plekken maar.
En dan Watt. Ja. Watt. Nee. Dan noemen we iets. Watt dan nog. Elke schrijver, levend of dood, mocht hopen ooit iets te schrijven dan maar half zo goed nee een kwart zo goed is als Watt. Watt is het beste boek dat ooit geschreven is. Dat het dat dus is. De kleine Bezige Bij-boekjes, Hoe het is en Watt. Maar vooral Watt. Op sommige dagen zelfs: alleen Watt.
Komt nu Koppernik af met het niet eerder vertaalde Mercier en Camier. Twee mannen met bolhoeden en een paraplu. Beckett schreef Watt met onderbrekingen in de jaren 1941-1946; het werd pas in 1953 gepubliceerd. Grote delen ervan schreef hij toen hij ondergedoken zat bij een wijnboer in de Vaucluse van 1942 tot 1944 (aankomen in Avignon) (Everbeek 27 mei 1992) (of waarom een mens schrijven zou) (zegt Daniël Robberechts: Daarom. Om iets te doen. Omdat ik voor weinig anders deug. Om zo te denken en te dagdromen dat anderen er nog iets mee kunnen doen. Om zo weinig mogelijk te leven. Omdat het leven ondegelijk is. Om van afval mooie dingen te maken. Om nog andere sporen na te laten dan alleen maar stront. Om het plezier. Omdat er zo al genoeg miserie is op de wereld. Om de tijd te doden. Omdat ik niets liever doe. Om.). Mercier en Camier werd geschreven in 1946. Een mens kan zo maar denken dat Mercier en Camier dus in het verlengde ligt van Watt. Dat kan een mens denken. Dan zou een mens niet geheel krom denken, maar ook niet geheel recht.
Mercier en Camier neemt eigenlijk een vrij eigen plaats in, in het oeuvre van Samuel Beckett (oeuvre! hoor u daar eens bezig). Het beschrijft de haast liefdevolle vriendschap tussen de twee titelhelden, en dat is op zich al een opmerkelijk gegeven voor Beckett die veel vaker toch over eenlingen schrijft. Zo er al eens een duo mocht opduiken dan kan de onderlinge relatie beter met “stockholmsyndroom” aangeduid worden dan met “vriendschap”. Mede hierdoor is de toon een stuk minder grimmig en nihilisties dan misschien gepeinsd of verwacht door een mens (welk mens?) (een mens als u) (een mens gaat hier voorbij mijn raam) (een mens wint een prijs) (een mens juicht) (een mens is een vrouw) (een mens is een meisje) (een meisje nam de tram). De toon is ongrijpbaar. De toon is licht en vervreemdend en verstild en melankolies en filosofies en charmant en ontroerend en humoristies. Ja. Humoristies. God. U heeft zowaar moeten lachen om dit boek, soms, waarvan één keer luidop (net die keer dat u het boek buiten las) (want uw dochter was naar dansles en u mocht niet mee naar binnen) (dat noemde ze dan coronaregels ofzo) (en u dacht steekt uw coronaregels waar de zon nooit schijnt maar u zei niets) (u zei niets en u ging) (u zwaaide naar uw dochter en u ging) (en u zat daar buiten op een trappetje in de zon) (en er waren fietsen en auto’s en mensen en u) (u las) (u las Mercier en Camier) (en u lachte) (u lachte luid) (u lachte luid op een trappetje) (u lachte luid op een trappetje voor een dansschool) (u lachte luid in de zon) (op een trappetje) (voor een dansschool).
Dat is wat Mercier en Camier is. Het is filosofies, het is vervreemdend, het is absurdisties, het is grappig, het is ontroerend, het is maf, het is soms lomp en onbehouwen, het is bedachtzaam, het is verstild, het is melankoliek, het is mooi. De plot, ofnee wacht. Plot is een dinges. Plot is niets. Plot is iets wat mensen bedenken, er achteraf in leggen. De plot is altijd achteraf. Er is geen plot natuurlijk, niet hier, niet bij Beckett. Anders zou je nooit kunnen roepen, in welk gezelschap dan ook, dat hij de beste schrijver is die ooit geleefd heeft. Maar hoe de dingen gaan (de dingen gaan toch zoals ze gaan), hoe de dingen gaan daar, beste mensen, hoe de dingen gaan daar in dat Mercier en Camier, doet misschien een weinig denken aan hoe de dingen gaan in Wachten op Godot. Al heb ik dat helaas der helazen nooit gelezen. Of gezien. Wordt het opgevoerd, frekwentelijk? Ik nie weet nie, ik nie ga nie naar tejatur nooit, of zelden toch want op één of andere manier vind ik tejatur sterker als het niet opgevoerd wordt, het moet mijn ingekankerde haat tegen akteurs zijn (er is maar één mensensoort verachtelijker dan akteurs en dan zijn mensen die werkzaam zijn in onderwijsinstellingen). Mercier en Camier maken plannen en houden zich er vervolgens niet aan, ze ondernemen iets dat net zo goed niet ondernomen had kunnen worden, ze reizen een eindje naar daar, ze reizen een eindje terug, ze verliezen een fiets, ze verliezen een paraplu, ze verliezen elkaar. Er is regen die misschien sneeuw die misschien regen is, er zijn personages die halverwege een dialoog van naam veranderen. Er gebeurt van alles, en niets heeft zin. Wat voor zin heeft iets ooit? Je kunt vertrekken, en je kunt blijven, en je kunt teruggaan naar waar je eerder was:
“Naar de stad! riep Mercier.
Naar de stad, zei Camier, dan gaan we terug naar de stad.
Maar we komen net uit de stad, zei Mercier, en nu heb je het al over teruggaan.
Toen we de stad verlieten, zei Camier, was het nodig om de stad te verlaten. Dus gingen we terecht weg. Maar we zijn geen kinderen meer en de noodzaak is wispelturig. Als hij ons eerst weg wilde voeren maar er nu voor kiest ons terug te brengen, gaan wij dan dwarsliggen? Dat lijkt me niet.”
Mogelijkerwijs is het verschil tussen het hier of het daar, het wel of het niet, het al of het niks, zelfs een puur talig verschil:
“Sindsdien geef ik de voorkeur aan een andere vorm, zei Mercier. Je doet wat je kunt maar je kunt niets. Alleen maar persen en wurmen tot je ’s avonds op dezelfde plek eindigt waar je ’s ochtends begon. Maar! Dat is nog eens een klinkende term, nietwaar! Alles is vox inanis behalve bepaalde dagen, bepaalde voegwoorden, dat was nou Merciers bijdrage aan het gekibbel rond de universaliën.”
Er is alleen maar “maar”, een eeuwig durend maar. Rondom een gemompeld maar spelen levens zich af, speelt Mercier en Camier zich af. Het altijd-maar van “de dingen gaan toch zoals ze gaan”, waarachter het “maar” ligt van “de dingen die ook zó hadden kunnen gaan”, en dat had dan uiteindelijk geen verschil gemaakt met hoe de dingen gingen zoals ze gingen. Uiteindelijk is ploeteren in de modder het enige wat we doen, het enige wat we kunnen doen. Dat is hoe ik Mercier en Camier lees en ik vind dat het de nihilistiese boodschap op elegantere wijze predikt dan veel van Becketts andere boeken. Vaak is er bij Beckett alleen maar lelijkheid, alleen maar modder, alleen maar ellende, alleen maar grauw. Mercier en Camier gaat ook over vriendschap, over een verbintenis tussen twee mensen – het lijkt bijna zeggen, fluisteren, stilletjens (opdat de buren het niet zouden horen) dat er iets van zin, een heel klein beetje zin, zou kunnen bestaan midst alle zinloosheid.
Die lichte, dromerige toon weet Beckett niet boeklang vast te houden (al is het boek maar 135 bladzijden dik) (daar trek ik het nawoord -dat ge trouwens beter niet leest- dus eventjes van af): natuurlijk zijn er weer die pretentieuze verwijzen naar weetuveel, Dante ofzo, u heeft al die boeken niet gelezen. Er is ook een scene met lomp, buitensporig geweld, een scene die bijna gans het boek ontsiert. Maar er is ook nog moois, er is ook nog veel moois. Ja. Mercier en Camier is geen Watt maar wel een sterk, een heel sterk argument als u zich ooit weer eens buiten uw wil in een “gezelschap” bevindt en men uw gepreveld “Beckett is de beste schrijver die ooit geleefd heeft” tegen alle verwachting in dit keer wél gehoord zou hebben.
Mercier en Camier
- Schrijver: Samuel Beckett (Ierland)
- Soort boek: Ierse roman
- Origineel: Mercier et Camier / Mercier and Camier (1946, 1970)
- Nederlandse vertaling: Jona Hoek
- Uitgever: Koppernik
- Verschijnt: 10 april 2021
- Omvang; 128 pagina’s
- Uitgave: paperback
- Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
Flaptekst van de roman van Samuel Beckett
Mercier en Camier, de eerste naoorlogse roman van Samuel Beckett, wordt wel beschreven als een voorloper van zijn bekendste werk, Wachten op Godot. De twee titelhelden zwerven door een stad, verlaten hem, en gaan er weer in. Ze hebben geen doel, maar er is iets ongrijpbaars wat ze zouden moeten doen. Ze maken afspraken, ze drinken, ze maken ruzie. Ze worden in beslag genomen door het weer, door proviandering, door een regenjas, door een paraplu, door een fiets.
Mercier en Camier is een van de toegankelijkste boeken van Beckett en werd nooit eerder in het Nederlands vertaald.