Robert Menasse De Amerikaanse bril en andere verhalen recensie en informatie. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij de Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van de verhalenbundel Ich kann jeder sagen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.
Robert Menasse De Amerikaanse bril recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de verhalenbundel De Amerikaanse bril. Het boek is geschreven door Robert Menasse. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met verhalen van de Oostenrijkse schrijver Robert Menasse.
Recensie van Tim Donker
Als er ooit een tijd gaat komen van een poort, een tijd waarop ik getuigenis moet afleggen over mijzelf, een tijd waarin ze me vragen zullen stellen; vragen als Wat is het ergste dat je ooit gedaan hebt?, dan zal ik, met hangend hoofd, antwoorden: Het ergste wat ik ooit gedaan heb, is op exact hetzelfde moment exact hetzelfde boek kopen als een toenmalige goede vriend van mij. Exact dezelfde cd kopen, wat hij en ik ook nog wel eens deden, dat is nog tot daar aan toe. (tot waar aan toe? tot daar). Maar een boek?
Het was een bundel, een bloemlezing zoals dat geloof ik heet. Jonge Vlaamse schrijvers, hoewel er ook werk van een toneelmaker in stond die bovendien niet jong meer was maar oud & gerenommeerd. Hij, de toenmalige vriend, en ik (mijn toenmalige ik) (mijn toenmaligheid), we zagen elkaar vaak in die dagen. Te vaak. Niemand wordt mooier van vaak zien, behalve mijn kinderen. We zagen elkaar vaak, en dan spraken we over het boek. Flauwzinnige gesprekken waren dat, ongeveer als volgt: “Hoe vond jij verhaal X? Ja ik vond dat wel sterk, vooral hoe hij die ouders portretteerde. Ja en dan die scene in de bibliotheek daar heb ik echt om moeten lachen. Maar verhaal Z dan? Nee dat vond ik niks, het stond bol van de kliesjees. Ja en die wending aan het eind was zo ongelooflijk gezocht! Verhaal Y weetjewel met die – Ik heb verhaal Y nog niet gelezen. Hoe kan je verhaal Y nog niet hebben gelezen je hebt verhaal Z toch ook gelezen?
Die gast stoof op. Dat zie je niet meer zo vaak, opstuivende mensen. Het heeft iets theatraals. Maar hij, hij had theaterwetenschappen gestudeerd (mensen studeren maar van alles), dus hij kende iets van goed opstuiven. Prachtig stoof hij op, “Wat???” uitroepen, en omhoog veren uit zijn stoel enzo. Verbijsterde blik. Een mondhoek hoger dan de andere. Handen boven het hoofd geheven. Nogmaals: “Wat???” En: “Jij leest een bundel op volgorde?” Ja. Dat is zo. Ik ben schuldig. Heel gek. Krijg ik een boek, doe ik de kaft open, begin ik bij de eerste bladzijde, en zo verder, tot ik bij de laatste ben. Achterkaft. Klaar. Heel gek. Maar ja. De theaterwetenschapper raasde door. Hoe truttig. Hoe fantasieloos. Hoe afgestompt. Hoe kleingeestig. Een bundel een beetje op volgorde gaan zitten lezen. Nee, dan hij. Dan eens hier, dan eens daar een verhaal lezen, vooruit, en terug, achja, rayuela een hinkelspel we kennen het allemaal. De ware revolutie: een bundel niet op volgorde lezen.
Dit alles is nu bijna dertig jaar geleden en u merkt dat het mij nog immer niet onberoerd laat. Zijn grootheid tegenover mijn kleinheid kwam opnieuw in mijn gedachten toen ik De Amerikaanse bril las van de mij voorheen onbekende Oostenrijkse schrijver Robert Menasse. Een bundel ja. Die begint met een eerste tekst en na de eerste tekst volgt een tweede tekst, en een derde, en zo voort, en zo vuts. De volgorde is die van de samensteller. In dit geval vertaler Paul Beers. Ik had me niet hoeven houden aan de volgorde van Beers, ik had de teksten in elke willekeurige andere volgorde kunnen lezen. Maar de anarchistische theaterwetenschapper had gelijk: ik ben fantasieloos en kleingeestig dus ik ga dat boek gewoon zitten lezen zoals Paul Beers het gewild had.
Misschien had ik dat niet moeten doen.
Of misschien ook wel.
Wat is het ding? De Amerikaanse Bril kent twee titelteksten. De Amerikaanse bril (I) is een essay en de opener van de gelijknamige bundel; De Amerikaanse bril (II) is een verhaal en min of meer het sluitstuk van dit boek (min of meer ik zeg, want dit boek is een konsert en u weet hoe dat gaat bij een konsert: er komt altijd een toegift).
Essay en proza. Proza en essay. Dat is het ding.
Dat is me wat, dat is me dat met die schrijvers. Die schrijven romans, die schrijven verhalen. Die schrijven proza, die schrijven poëzie. Die schrijven fiksie, die schrijven nonfiksie. Schrijven ze dat allemaal hetzelfde, schrijven ze dat allemaal goed? Ach. Sommigen vinden immers ook dat alles verkeerd ging toen Dylan elektrisch ging. Wie kent dat niet? Persoonlijk vind ik de poëzie van K Schippers fantasties & zijn proza niet om door te komen. En hier. De essayerende Robert Menasse. Dat is. Welja. Een essayerende Robert Menasse.
Hij spreekt daar, ja hij spreekt. Hij spreekt over twee elf septembers: die van 1973, toen de Geheime Dienst van de Verenigde Staten in opdracht van de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken (en mét medeweten president Nixon) president Allende vermoordde en een fascistische dictatuur installeerde. Duizenden mensen werden gefolterd en vermoord; dit alles onder toeziend oog van de Verenigde Staten. En die andere elf september die -helaas misschien- bekender zal zijn, en wel die van 2001. Twee tragedies op dezelfde dag van dezelfde maand. Toch lijkt het Menasse toe dat -misschien onder andere door de omnipresente beeldkultuur die inmiddels zijn intrede gedaan had- de reactie van de wereld op die tweede 11de september onechter was: een reactie die misschien niet echt doorvoeld werd maar die je moest voelen omdat de beelden voor zichzelf leken te spreken. Zegt Menasse: “Het verwijt dat elke reactie die boven een voorgeprogrammeerde ‘ontsteltenis’ uit gaat, dat elke vraag die op een ander antwoord mikt dan op de door de massamedia voorgekookte, dat elke consequentie die niet onmiddellijk valt thuis te brengen onder de onvoorwaardelijke solidariteit met hen die de nationale en mondiale belangen door elkaar halen, kortom: het verwijt dat een genuanceerde, even kritische als zelfkritische houding meteen voor ‘anti-Amerikaans’ doorgaat, heeft de verlichting grotere schade toegebracht dan welke aanslag van antiverlichte fundamentalisten dan ook.”
Zegt daar, spreekt daar Robert Menasse en daar spreekt, daar zegt Robert Menasse een waar woord. Dat massamedia fascitoïde trekken kan aannemen wordt wederom bewezen door de huidige “coronacrisis” waarin elk ander denkbeeld dan het door Rutte en co. aangereikte meteen voor staatsgevaarlijke “wappie”-onzin door gaat. En ook nu die dodelijk vermoeiende oproep tot onvoorwaardelijke solidariteit opdat de onaangepasten al meteen als egocentrische asocialen verschijnen (en als je niet oppast kun je die paranoïcus van een Jolink ook nog achter je aan krijgen) (help me herinneren dat ik al mijn Normaal-platen verbrand) (en dan ga ik dansen, naakt en woest ga ik dansen, naakt en woest ga ik omheen het vreugdevuur dansen terwijl ik luidkeels zing). Zodat meteen maar duidelijk is wie hier de goeden, en wie hier de slechten zijn (wie noemde daar Richard Hofstadter?).
Geheel ongevoelig ben ik niet voor de boodschap die Menasse in De Amerikaanse Bril (I) naar voren brengt; ook niet als ik hem niet naar mijn eigen ideeën toe probeer te buigen. De boodschap is een ding, hoe de boodschap verpakt wordt is een tweede. Boodschappen kunnen in een fles zitten, of in een tasje of een mandje. Sedert mijn verhuis naar ergens een uithoek van nergens zitten mijn boodschappen veelal in de stuurtas van mijn werkfiets. Menasses boodschap hier zit verpakt in woorden. En wat voor woorden. Hij zegt dingen als “de inquisitie als historisch paradigma […] voor terreur”, en dan gaat het me vooral om dat “paradigma”. Hij heeft het over Kaïn en Abel. “Eerst als tragedie, dan als klucht”, zegt hij, dat op Hegel leunende gedacht van Marx dat Slavoj Žižek een heel -overigens zeer lezenswaard- boek waardig achtte maar dat mij altijd wat geforceerd heeft aangedaan. Hij is dus, zonder daar een oordeel over te willen vellen, een vrij traditionalisties essayist. Met de zware woorden van een essayist, de traditionele bronnen van een essayist en de algehele toon van een essayist. En die tekst was de eerste tekst die ik las in De Amerikaanse Bril. En was ook mijn eerste kennismaking met Robert Menasse. En wat was mijn gedachte over hem? Wat kon mijn gedachte zijn?
Dat Robert Menasse een sympathiek man was.
Dat hij liep met het gelijk aan zijn zijde.
Dat hij een bedachtzaam en kritisch mens was.
Dat hij traditionele dingen schreef.
Ik hou niet zo van traditionele dingen. Ik hou van dingen die zich afspelen aan de randen. Het essay speelde zich niet af aan de randen. Het essay speelde zich af waar essays zich doorgaans afspelen. Veel essays hebben iets zinnigs te melden ik denk; men schrijft immers geen essay als men niks te melden heeft. Dat Menasse dingen zei die zich -misschien minder gearticuleerd- ook in mijn hoofd afspelen, maakte mij misschien iets bevattelijker voor zijn waarheid maar ik las zelden een betogend geschrift dat mij niet op zijn minst het allerkleinste beetje meekreeg. Wat hmm zo bekeken is er ook wel iets van aan. Op alles kan een lichtje geschenen worden en elk schijnsel kan overtuigend lijken. Soms maar voor zeer korte duur wellicht. Maar misschien is dat alleen maar mijn afwijking. Ik ben ook niet goed in discussies. Als ik mijn opponent een vlammende betoog hoor houden denk ik in eerste altijd O wacht misschien heb je toch wel gelijk. En dan pas later, op de fiets, in de trein, of de volgende dag in bad denk ik O nee hij had helemaal geen gelijk.
Mijn eerste indruk was niet goed en niet slecht. Een traditionalistisch essayist die toevallig iets zei waar ik het mee eens was maar die ook als hij iets had beweerd waar ik het niet mee eens was me in ieder geval even had laten twijfelen (en wordt het denken trouwens niet altoos veel sterker geprikkeld door de dingen waar we het niet mee eens zijn dan die waar we het wel mee eens zijn). Gewoon omdat taal zo werkt, omdat retorica zo werkt, omdat de betoogtrant zo werkt. Omdat er, goede See, juist nooit een duidelijk onderscheid valt te maken tussen wat zinnig lijkt en wat zinnig is. Wat voor de een lijkt is dat wat voor een ander is. Tussen dit lijken en zijn speelt het traditionalistische essayisme zich af.
Wanneer Robert Menasse, echter, proza schrijft, brengt hij een tweede laag aan. Of daaronder een derde. Een vierde vijfde zesde weetikveel ik kende die man helemaal niet ik las nooit wat van hem en toen ik het “echte” werk ging lezen (het spijt me, Robert Menasse, dat ik je proza als “echter” werk zie dan je essay maar ik kan me toch niet aan de indruk onttrekken dat je hierin veel meer thuis bent, je schrijfkunst veel meer tot zijn recht kunt laten komen; dat je in je proza -kortom- veel meer vermag dan in je essay) wist ik niet wat me overkwam en ook nu nog, nu het boek allang gelezen is; zelfs andere boeken van andere schrijvers zijn nu alweer allang gelezen nu ik dit schrijf, weet ik niet precies welke vuistslag me toegediend is toen ik De Amerikaanse bril (de bundel) las.
Is het die brokkelige, siekliese vertelwijze? Menasse legt lussen, Menasse strikt. Menasses verhalen zijn concentriese cirkels die zich op hypnotiese wijze vanuit een midden altijd maar verder uitdijen. Menasse omsingelt je met zijn woorden. Een omsingeling waaruit je nooit meer weg wilt.
Is het de wijze waarop hij in een paar streken een sfeer, een situatie, een sociale achtergrond schetsen kan? Hoe hij het vergrootglas legt op details en belangrijker zaken juist in het ongewisse laat? Zodat je als lezer het gevoel hebt dat je altijd net even wegkeek. Dat je net een biertje ging halen toen het gebeurde. Dat je er op het eind toch net niet de vinger achter hebt kunnen krijgen. Dat je citroenen voor je ogen in knollen veranderd zijn. Prachtig hoe de schrijver dat steeds weer in betrekkelijk weinig pagina’s voor elkaar weet te krijgen (vrijwel geen enkel kortverhaal in deze bundel overstijgt de twintig pagina’s; veruit het langste verhaal gaat daar net één bladzijde overheen).
Is het hoe vervuld van filosofie alles steeds is? Het proza is vol. Het proza is vol van. Het proza is vol van vestzakessays. Vestzakessays zoveel welsprekender, eigenlijk, dan het enige echte “eigenlijke” essay. Tal van prikkelende gedachten. Tal van, hoe noemt men zoiets, een “leesstopper” ofzo? Ik bedoel het soort van zin dat je even doet stoppen met lezen, het boek zijgt neer in uw schoot, uw hoofd richt zich opwaarts tot vlak onder het plafond, u mijmert, u peinst, u verzinkt in gedachten. Misschien krijgt u goesting te schrijven. Iets in uw dagboek, een brief aan een dierbare of -welaan- een essay. (want hoe raak, o hoe raak toch steeds).
(zo raak was het mij)
(zo raak was mij: “Ik liep op en neer. Eigenlijk doe je je hele leven niets anders. Op- en neerlopen. Je denkt dat je verder komt. Je wordt ouder en denkt, zover ben je dus gekomen. Maar je bent alleen op- en neergegaan. Als in een cel.” Ja. Hoe grappig. Hoe triest ook. Ik herinner me hoe ik een aantal jaar geleden bedacht dat het misschien beter tijd werd om te stoppen. Te stoppen met dromen. Welke dromen? Nah. Gewoon. De dromen die iedereen heeft. Dat iemand komt, en je gedichten verzamelt, en uitgeeft en dat dat een bescheiden succesje wordt en dat je dan ineens voor kortere of langere tijd “dichter” bent. Of dat je hoort van een land waar het leven goed is en dat je naar daar emigreert en dat alles wat je erover hoorde waar blijkt te zijn. Of dat iedereen die is weggegaan weer terug komt, en hier blijft, en nu voorgoed. Of dat er iets gebeurt waardoor je een radikaal ander mens wordt, anders voelend, anders denkend, anders ziend. Een heel leven lang droom je zulke dromen en natuurlijk weet je gans dat leven ergens wel dat het er nooit van gaat komen maar je staat het jezelf toe zo te blijven dromen omdat je nog dagen hebt. Nog zoveel dagen van leven hebt. Zoveel dagen gevuld met zoveel uren, zoveel uren waarin zomaar dingen gebeuren kunnen die je nooit bedacht of voorzien kon hebben. Dus mag je dromen. Maar doorheen die dromen sijpelt meer en meer het besef dat er nooit meer iets gebeuren zal, dat wat er niet in zit er ook niet uit kan komen en dat er bovendien ondertussen ook een heel stel dagen en nog veel meer uren verdwenen zijn. Een besef dat weten wordt: je hebt wel wat manoeuvres uitgehaald misschien maar veel heeft het niet geholpen. Het was slechts heen, en toen weer subiet terug. En het weten geworden besef groeit en groeit tot het uiteindelijk zo groot geworden is dat het alle dromen onder zijn gewicht verplettert. Een proces van jaren en Menasse beschrijft dat even doodleuk in zeven zinnen en dat is grappig en intriest en grappig en mooi en hartverscheurend) (en grappig ook, zei ik grappig al?)
Is het die nonchalante vertelstijl? Menasses vertellers onderbreken zichzelf, voltooien hun zinnen niet altijd of beginnen ineens doodleuk over iets anders. Zinnen kunnen terugkeren in net iets andere contexten. De lezer wordt ontregelt. De lezer wordt bedwelmd. De lezer drinkt de verhalen als alkool. De verhalen bevatten vele openingen naar andere geestesgesteldheden.
Is het een zin als: “Je bent jong zolang je probeert jezelf ouder te maken”? Is het een zin als “Er komt geen eind aan een daarna.”? Is het een zin als “[I]n 1954 […] was mijn vader een twintigjarige man met dromen en spieren”? Is het een geniaal geconstrueerde zin als “De klippen waarop verwachtingen als de hare gewoonlijk stuklopen, kwamen haar nog voor als het fundament waarop ze kon bouwen.”? Is het een zin als “Zolang een leven aan het eind gereduceerd wordt tot een naam, twee getallen en een streepje ertussen, leven we niet in een informatiemaatschappij.”? Is het een zin als “Het leven is een nog grotere vergissing dan de dood.”? Zijn het zijn pakkende openingen, zoals die van Het einde van de hongerwinter: “’De aap bracht ons het eten,’ zei mijn vader, hij pauzeerde ven, ‘en een boek.’ Nu, zoals altijd, de langere, kunstmatige pauze. ‘Dat was mijn eerste bewuste herinnering.’ En die van mij. Want ikzelf had geen andere herinneringen dan die van mijn vader en grootouders – na hun ervaringen en verhalen had alles wat ikzelf beleefde nooit een blijvende betekenis kunnen krijgen. En steeds werd mij voorgehouden dankbaar te zijn dat ik in mijn naoorlogse leventje niets had moeten meemaken. ‘Meemaken’ ging in mijn familie altijd samen met ‘moeten’, en als je geluk hebt dan moet je niet.”?
Is het de humor, is het de poëzie, is het de schoonheid, zijn het de weerhaken, is het de melankolie, is het de onderkoeldheid, is het de filosofie ofnee wacht ik had het al over de filosofie gehad.
Is het dit allemaal of is het iets anders, iets dat zo geraffineerd is dat ik het niet eens bemerkt heb en misschien nooit bemerken zal tenzij misschien bij mijn vijftigste herlezing van deze prachtbundel? Hoewel de verhalen uit De Amerikaanse bril zijn verschenen in de braafste tijdschriften die je je maar voor kunt stellen (in Roodkoper zelfs nog, Roodkoper mind you, o ik heb nog geschreven voor Roodkoper, ja heel echt waar, student was ik toen, jong was ik toen, nog denkend dat het bezig was ergens heen te gaan met die mij van toen, die toenmalige mij, die was op weg, die liep overheen de grachten naar De Rode Hoed, die ging schrijven voor een blad, mensen gingen dat lezen, zo ging het beginnen want zo vangt het begin doorgaans aan, toch) (ow, okee, Eeuwige jeugd verscheen in Yang) (Yang was niet braaf) (Yang is ter ziele maar niet braaf) (Yang is gereïncarneerd als nY) (nY is wel hard op weg braver te worden dan het in het begin was, dat wel), is het proza van Menasse eerder gevaarlijk dan braaf te noemen. Gevaar, zoals Ilja Leonard Pfeiffer dat ziet ‘k bedoel. Het ontregelt. Het scheurt. Het maakt lange neuzen naar. Naar ja. Naar iets. Naar de wereld naar de mensen naar de Gevestigde Orde. Ah. Ja. Daar zijn we dan.
Want dit proza speelt zich dus wél af aan de randen. Is géén traditioneel proza. Al is het moeilijk aanwijzen waarom het geen traditioneel proza is. Je moet het voelen. Als je het leest zul je het voelen. En als je het voelt ben je verkocht.
Denk ik aan die anarkist die zó vrijgevochten was dat hij een bundel niet eens in volgorde las. Had ik dat ook moeten doen, en De Amerikaanse bril (I) (het essay) pas op het eind moeten lezen? Als een soort bonusmateriaal. Een zot extraatje. Een curiosum. Ze hadden me ook achterin het boek een code kunnen laten scannen die toegang gaf tot een filmpje waarin Menasse te zien is als goochelaar op een kinderfeestje. Zoiets. Vroeger of later kom je er toch altijd achter dat je helden ook dingen hebben gedaan die je minder vurig bewonderen kunt.
Of was de mokerslag van het proza des te harder omdat ik die na het essay niet had zien aankomen en is de door Paul Beers uitgedachte volgorde toch gewoon de beste? Kan zijn. Mokerslag het was. Ik ben wakker. Wakker voor Menasse. Ben nu hevig benieuwd naar ander werk van hem, een roman bijvoorbeeld? Want hoe dan ook – De Amerikaanse bril smaakt me naar meer. Naar veel meer. Wat een fantastische schrijver heb ik hier leren kennen.
De Amerikaanse bril en andere verhalen
- Schrijver: Robert Menasse (Oostenrijk)
- Soort boek: verhalen
- Origineel: Ich kann jeder sagen (2009)
- Nederlandse vertaling: Paul Beers
- Uitgever: De Arbeiderspers
- Verschijnt: 24 augustus 2021
- Omvang: 196 pagina’s
- Uitgave: paperback
- Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
Flaptekst van de verhalenbundel van Robert Menasse
Wanneer precies eindigde de naoorlogse wereldorde? En waar was ik toen dat gebeurde? Dertien vertellers herinneren zich ervaringen die hun leven hebben gevormd. Herinneringen aan de dag waarop John F. Kennedy werd neergeschoten, de Berlijnse muur viel, de raf de industrieel Walter Palmers in Wenen ontvoerde, Griekenland Europees voetbalkampioen werd.
De geschiedenis doorkruist onze persoonlijke lotgevallen van bruiloften en sterfgevallen, mislukken en opnieuw beginnen. Robert Menasse vertelt wat we hebben meegemaakt, zodat we elkaar kunnen herkennen en begrijpen. In zijn verhalen is de historische waarheid – lees: ‘ik’ – in goede handen.