Peter Handke Essays recensie van Tim Donker van drie boeken van de Oostenrijkse Nobelprijswinnaar. Op deze pagina kun je de uitgebreide recensie lezen over Essay over de geslaagde dag, Essay over de moeheid en Essay over de jukebox. De recensie is van de hand van recensent Tim Donker.
Peter Handke (Oostenrijk) – Essay over de geslaagde dag
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2002
Peter Handke (Oostenrijk) – Essay over de moeheid
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022
Peter Handke (Oostenrijk) – Essay over de jukebox
essay, non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022
Peter Handke Essays Recensie van Tim Donker
Een essay is een probeersel nee een essay is een overpeinzing nee een essay is een zwalktocht. Vroeger, toen ik in de Barentszstraat woonde probeerde ik dat wel eens. Mijn kot uit gaan, een zijstraat in lopen, een zijstraat van een zijstraat, en verder nog. Expres verloren gelopen trachten te geraken. Het was de tijd van de walkman, het was de tijd van handen in mijn zakken, het was de tijd van om me heen kijken en me realiseren dat ik absoluut geen idee had waar ik was. En dan was het goed. Het was daar mojer, omdat je nog eens iets voor de eerste keer kon zien. De weg terug vinden, ook dat was een sport, het bleek eigenlijk altijd verbazend gemakkelijk, later besloot ik dat achterwege te laten en gewoon maar lopen, lopen, altijd maar lopen, dingen voor het eerst zien, dingen peinzen, luisteren naar de mjoeziek in mijn oren, dat ook.
De zwalktocht. Het essayeren. Verloren gelopen raken. Niet weten waar je bent en toch je pad terug weer vinden – daarin is Peter Handke misschien wel op zijn best. Zei ik laatst niet ergens dat ‘em een zeveraar is, die Handke? Niemand zevert zo oeverloos en zo mooi als Handke en in zijn essays, waarin hij niet ook nog eens een verhaaltje hoeft te vertellen, laat hij de remmen nog wel wat meer los. Komen bij Koppernik (waar anders), het Essay over de geslaagde dag, het Essay over de moeheid en het Essay over de jukebox opnieuw uit en het was geen straf ze terug te vinden op mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire trouwens).
Essay over de geslaagde dag en Essay over de moeheid stonden al in mijn kast in de -eerlijk is eerlijk- iets mojere hardcover-uitgave van de Prom (bestaat dat nog eigenlijk, de Prom?). Van Essay over de jukebox wist ik dat het bestond maar ik had niet eerder een versie ervan. Hier zijn ze nu. In klein formaat (met recht een vestzakessay!). Bij misschien wel de beste uitgeverij van Nederland. Ik heb ze nu. Alle drie. Ik heb gelezen. Alle drie. Ja.
Van Essay over de geslaagde dag meen ik me te herinneren dat ik het las in de trein van Tilburg naar Utrecht (dat wil zeggen overstappen in Den Bosch) (want er is geen trein van Tilburg naar Utrecht) (of misschien nu wel weet ik veel ik kom al jaren niet meer in Tilburg) (en met de trein reizen doe ik ook al jaren niet meer). Ik had de dag verbracht in gezelschap van een toenmalige vriendin, een vrouw waar ik met hart en ziel van hield, een vrouw waarmee ik heeldurdag had gepraat, gedronken, gegeten, gelachen en gelopen. Dat deden we vaak, zij en ik, praten drinken eten lachen en lopen in een stad, zomtijds mijn stad, meestentijds haar stad. Die keer was een goede keer geweest, en niet alleen omdat we een extreem goede chianti bij het diner hadden genuttigd, het was om alles, het was om de terrassen, de zon, het praten, het lopen, het ritme, de klank van haar stem waar ik al zolang ik haar kende stuk van was geweest. De laatste trein terug, of misschien de op één na laatste, weetikveel, wie houdt die dingen bij, wie neemt er nota, en ik las, of ik dacht dat ik las Essay over de geslaagde dag.
(maar dat zal wel niet juist zijn want waarom zou ik een essay met zoon titel meenemen op een dag die alle kans had een geslaagde dag te zullen worden ik geloof trouwens dat ik iets Engels las, een dichtbundel, of een roman, ik geloof dat ik in de trein zat en de mooiste zinnen die ik las naar haar sms’te, ik geloof dat ze zei dat ze dat boek ook wilde lezen, ik denk dat ik zei dat ik het haar zou geven de volgende keer dat ik haar zag, ik weet niet of ik dat boek nou ooit nog aan haar gegeven heb)
Werkelijk lezen of alleen maar denken te lezen, in ieder geval moet ik de vorige keer dat ik Essay over de geslaagde dag las, aan deze dag gedacht hebben en ook gedacht dat het klopte. Dat het allemaal zo heel erg waar was wat die Handke daar zei, dat het allemaal zo heel erg op ging voor die dag, die ene dag, die dag met het lopen en het lachen en het eten en het drinken en het praten en de zon en de straten en de terrassen en de klank van haar stem.
Nu, nu ik het opnieuw gelezen heb las ik denk ik een ander boek. Misschien is het omdat ik de gewezen vriendin inmiddels een verschrikkelijke trezebees vind, misschien is het omdat de wereld nooit meer hetzelfde zal zijn, misschien is het omdat ik nu oud geworden ben en traag, misschien is het daar zijn, absolute duisternis, de liefde voor het regenseizoen, de klok zegt tik, mensen in een boot of zout op mijn huid. Weet ik veel. De twede keer las ik een ander boek.
Wat ik me van de eerste keer herinner met veel instemming gelezen te hebben, is dat de geslaagde dag, anders dan de wat vetter aangezette “perfect day”, niet bezingbaar is (zei iemand, zei Ymkje, toen was hij met recht een lauwe reet) (de lauwe reet, die Lou Reed)(dat ging over zijn optreden op Pinkpop) (dat had ik ook gezien, daar was ik ook geweest) (met Patrick) (die goede oude Patrick) (leeft die nog?) (misschien, dacht ik later, was Ymkje wel die vrouw geweest met de bartsimpson-ballon aan haar oor) (daar hadden Patrick en ik toen nog zo om moeten lachen) (en Ymkje kende ik toen nog niet) (maar die Perfect day vond ik ooit een heel mooi liedje hoor) (ik kan dat nu zonder schaamte zeggen) (ooit was ik, hoe heet dat, “fan” van Lauwe Reet) (ik had seedees van diene mens, ik draaide die zelfs) (later ging het de andere kant op) (later zou het rap de andere kant op gaan) (het begon ermee dat ik ergens las dat hij ooit iets lelijks, iets heel erg lelijks over Ian Dury had gezegd) (ooit was ik, hoe heet dat, “fan” van Ian Dury) (toen ik op de radio hoorde dat Ian Dury dood was, liet ik een bord vallen) (ik stond in de keuken van mijn studentenkot aan de Frits Coerslaan, het was avond, ik deed de afwas, er stond in die keuken een klein radiootje in de vensterbank, ik had graag die radio aan als ik in de avond de afwas deed, er was een nieuwslezer die zei dat Ian Dury was overleden en ik liet een bord vallen, misschien was het het nieuws, misschien was het bord te glibberig) (de laatste keer dat ik een seedee van Ian Dury heb opgelegd is jaren terug) (maar nog altijd denk ik dat dat een heel sympathiek mens geweest moet zijn, de Ian, de Dury, bezie hem nu, ge kunt daar toch niet kwaad van spreken?) (de Lauwe Reet deed het wel, en daar begon het mee) (en van daar ging het verder) (en van daar ging het rap de verkeerde kant op) (de nekslag kwam enkele jaren later, toen ik las dat hij over Metal Machine Music had gezeid: It almost ended my career! & dacht ik dus, dacht ik hum, dacht ik hm, dacht ik die monneer Reet is dus niet een mens die plaatjes maakt, plaatjes vol mjoeziek, mjoeziek die hij mooi vindt, en de ene keer is dat ingetogen en zacht, en de volgende keer misschien een lekkere bak teringherrie, nee monneer Reet heeft een “career”, een “career” dan nog, die “geënt” kan worden ook, door maar één plaatje, één plaatje dat misschien al een beetje ontoegankelijker is dan je vorige plaatjes! hoe onrocknroll. hoe onavantgardistisch. hoe saai. hoe aanstellerig & dacht ik aan Patrick en hoe hij gezeid had dat Magic & Loss een aanstellerige plaat vond, en ik had die plaat, en ik vond hem mooi, en een tikje duister, een plaat over de dood, dat is toch mooi, ik was achttien of daaromtrent, ik schreef gedichten, ik was een diepe mens, ik vond platen over de dood mooi en Patrick een oppervlakkige zeikerd, maar god Patrick had alle gelijk van de wereld, draaide ik hem weer eens kon ik alleen maar denken wat een aanstelplaat, wat een aanstelventje die Reet, wat een stomme, stomme poseur) (maar Billy Childish had het al gezeid) (Billy wie?) (Billy Childish) (u weet, diene mens met die hoed, diene mens met die guitaar) (zei de Billy, zei de Childish: “The amateur always beats the professional hands down because the amateur is doing what he loves. The amateur is free to explore and express himself because he doesn’t have to hide behind his status. If you don’t identify yourself as being anything, then there’s nothing to protect! The problem with the professional musician is he has too much on his plate already. Like I say, he’s got his status to worry about, then comes his career and mortgage. After all of that, he’s still got to be seen as witty, original and rebellious or he’ll be in tears. That’s a lot of angles for the poor professional to cover! What with fixing his hair and learning his chord progressions, it gives him no time to concentrate on his art or expression”) (neem dat, Reet) (en trouwens dat haar van die Reet sloeg inderdaad ook al nergens op). Niet dat ik werkelijk meende dat Handke het over de onbezingbaarheid van de geslaagde dag zou hebben gehad, of, nog minder, Lou Reed had genoemd, maar toch, vanuit die trein, waar ik het niet las, herinner ik me lezen, met veel knikken, veel ja’s, veel gedachten aan de dag die achter me lag, dat de geslaagde dag onnadrukkelijk een geslaagde dag is, onuitgesproken, ongemerkt. Dat je misschien pas laat in de avond, bijvoorbeeld in de trein van Tilburg naar Utrecht (overstappen in Den Bosch), ineens klaar ziet hoe mooi de voorbije dag eigenlijk was. Een dag als alle andere: hoe vaak had ik niet gelopen doorheen steden met haar aan mij zij?, en dan in terugblik zie je de details die deze dag uittillen hoog boven alle voorgaande soortgelijke dagen. En toch was die dag vanzelf gegaan, en dat leek ik bij Handke te lezen als het wezen van de geslaagde dag: een dag waar je geen enkele moeite voor moet te doen.
Dat is niet wat ik de tweede keer, wat ik nu las. De geslaagde dag blijkt een heikele zaak. Misschien wel een onmogelijkheid. Las ik eerst, las ik niet in een trein dat de geslaagde dag weinig bemoeienis of aktieve ingrepen verdraagt, dat hij ontstaat uit zichzelf, organies, ademend, zo soepel en vanzelfsprekend dat je alleen vanuit de achteruitkijkspiegel nog met enige verbazing kunt vaststellen hoe “geslaagd” deze dag “eigenlijk” geweest is (en gijlie weet: objects in the rearview mirror may appear closer than they are), las ik nu, las ik de twede keer (& gewoon in mijn kot) dat de geslaagde dag u continu door de vingers glipt, dat je er steeds je aandacht bij moet houden, dat de geslaagde dag bij de geringste onoplettendheid al om zeep kan zijn omdat de geslaagde dag, jawel, hou u vast, in zijn geheel perfekt moet zijn om geslaagd te mogen heten (dus toch een perfect day) (er is weinig dat ik meer haat dan perfektie) (er is één ding dat ik meer haat dan perfektie en dat is de perfektionist) (er is maar één mensensoort die ik meer haat dan de perfektionist en dat zijn mensen die zeggen dat ze perfektionist zijn) (mensen die zeggen dat ze perfektionist zijn, zijn in werkelijkheid rigide, bekrompen, doodse geesten die niet de fantasie hebben om in te zien dat alles op oneindig veel manieren kan en die fantasieloosheid dan ook nog eens te verbloemen door te denken dat hun gebrekkige en enige manier de beste manier is). “De geslaagde dag is onvergelijkelijk”, zegt Handke; “Hij is enig in zijn soort.” De geslaagde dag blijkt bij tweede lezing ineens een juist-heel-bezingbare “mooiste dag van je leven” te zijn?
(Maar wie had daar trouwens iets gezeid over die onbezingbaarheid van de geslaagde dag? “Zing me het lied van de geslaagde dag”; het staat er nota bene letterlijk (op pagina 16 als je het dan zo nodig moet weten). Handke stelt het liedje voor, het liedje van / voor / over de geslaagde dag, een liedje van Van Morrison dan nog, kan het suffer, kan het zeikeriger, kan het nietszeggende, Van Morrison zegt ‘em, als er nou één artist te bedenken valt van wie het gansche oeuvre mun kouwe kleren nog niet raakt dan is het die sacherijnige hoedmans wel)
Hmm.
De geslaagde dag enig in zijn soort?
Wel ik had dat boek nooit gelezen in de trein. Ik las iets engels, ik las poëzie, ik stuurde de mooiste zinnen per sms (toen nog) naar die moje vriendin in dat moje Tilburg, ik dacht alleen aan haar, en aan die dag toen ik het essay voor de eerste keer las, die vriendin waar ik toen zo verschrikkelijk veel van hield en die dag die zo onnadrukkelijk fijn was geweest, en daar hadden we helemaal niks voor hoeven doen, alleen maar naar elkaar toe komen. We hadden andere dagen gehad samen, en niet alle dagen waren zo mooi geweest als die ene keer waaraan ik dacht toen ik de de Prom-versie van Essay over de geslaagde dag las, maar vele wel. Ik heb Handkes geslaagde dag toen niet begrepen als een soort unicum, en zo ken ik de geslaagde dag zelf ook niet. Nog altijd niet – geslaagde dagen zijn er immer nog, ook zonder een teerbeminde vriendin in Tilburg. Ik beleefde er deze zomer nog één, toen ik met mijn kinderen, mijn moje lieve grappige stoere wijze fantastiese kinderen op het Haarrijnse strand was, en ik dronk een motorolie en las dat prachtige jongste nummer van Terras proppensvol lusofone literatuur (en het bier was zwart en stroperig) (en de teksten waren zeezoutkorrelig en weemoedig) (en de mensen op het strand waren lief en roze) (en de lucht was strak en blauw), en later, met zijn drieën in het water, we speelden “kapseizende boot”, wat mijn kinderen een heerlijk spel vinden: dan zitten ze op mijn rug, in ondiep water, en dan doe ik alsof ik een “onverwacht” kapseizende boot ben, en later, later nog, weeral later, we haalden friet bij een kraam op het strand (mét voor de kinderen, zónder voor mij) die verrassend lekker bleek, ik hou niet eens zo van friet, maar zo: stevig en bros van buiten en zacht van binnen, met een duidelijke aardappelsmaak, zo mag ik het eens in een wijle graag eten & eten deden we, en zitten deden we, op handdoeken, en praten deden we, en lachen ook. We overwogen om na het frietje nog één keer het water in te gaan.
Misschien is het eigen aan de essayvorm om het geen twee keer op dezelfde manier te lezen. Het essay is ommers, als probeersel, van meet af aan meerduidig. Zwabber is het pad – de essayist slaat nu eens deze weg in en dan weer die. Zeker op Handkes lijf geschreven – weinigen kunnen zó goed de illusie opwekken dat hij het altemaal ter plekke, voor je neus staat op te peinzen. Zelf weet hij het misschien net zo min als de lezer, hij is geen leidsman hij is een “fellow-traveller” en hij keert net zo gemakkelijk op zijn schreden weer terug. Nu nog, bij teruglezen, een derde teruglezen bedoel ik dan, niet in zijn geheel natuurlijk, maar hier en daar een bladzij, want zo gaat dat, als bespreker, je leest dat boek en al lezend maak je aantekeningen en die aantekeningen zijn onvolledig en overal staat er “zie pagina 20”, en dan zit je aan, aan computer, en weet je niet meer zo goed wat het dan was met die pagina 20 en dan lees je die weer, of duimend doorheen het boek om op pagina 20 terecht te komen wordt je aandacht getrokken door een woord op pagina 36 en die lees je dan ook weer. En zo ga ik dan door dat vestzakessay heen op zoek naar quotes en naar fragmenten om mijn zever te illustreren en dan lees ik ineens weer “jouw geslaagde dag [is] kinderspel”, en dat maakt het een tikje minder serieus. Of deze, mojer nog:
“Zou ik niet één keer de hele dag in huis hebben moeten blijven, niets anders doen dan wonen? Het slagen van de dag met louter wonen? Wonen: zitten, lezen, opkijken, gloriëren in nietsnutten. Wat heb je vandaag gedaan? Ik heb gehoord. Wat heb je gehoord? O, het huis.”
(ik had het nog mojer gevonden, nog net iets mojer als Handke als antwoord op die vraag “Wat heb je vandaag gedaan?” (sowieso een rotvraag) had gegeven: “Ik heb gewoond”, want dat wonen als activiteit, zoals hij dat hier opvoert, dat vind ik toch zo fantasties)
Dan zet hij met toch weer één keer denkend: zou dat kunnen? Een geslaagde dat in mijn eigen huis, alleen, zonder anderen? Duw ik de geslaagde dag misschien niet net iets te snel in de hoek van de Anderen, het samen, het verkeren, de, oké dan zeg ik het wel, “gezelligheid” (het toverwoord) (banzai). Thuis. Alleen. Een gepocheerd ei. Koffie. Een moje dichtbundel. Een verstillende seedee. Even, in absolute stilte, mijmerend voor het raam gestaan. Deze dag heb ik gewoond. Ik denk dat het zou kunnen maar ik weet niet of ik zo’n soort geslaagde dag al eens heb beleefd.
(vanmorgen las ik een geniaal gedicht van Saskia de Jong, en later had ik I Line My Days Along Your Weight van Mark Rogers en Mary Byrne op de stereo en dacht ik wat een bloedmoje seedee is dit eigenlijk – maar tussendoor was ik nog naar buiten gegaan. Waarvan één keer voor zinloze dingen)
Een boek om nog een keer doorheen te struinen dus en aah, zijn dat niet de mooiste? Die derde keer zal ik waarschijnlijk nog niet weten wat de geslaagde dag nu is voor Peter Handke en een keer meer twijfelen aan wat de geslaagde dag is voor mij.
Ik kan wel beweren dat Essay over de moeheid al in mijn kast stond, maar niet dat ik het ook gelezen had. Ik weet dat ik er eens aan begon, toen, jaren geleden, niet lang nadat ik Essay over de geslaagde dag had gelezen. Het was in de avond, of misschien al nacht. Ik had geen zin in mijn bed, geen zin in schrijven, geen zin in teevee (daar heb ik bijna nooit zin in) en zelfs geen zin in mjoeziek. Dus werd het een boek. Ik woonde nog in mijn andere huis. Een beter huis. Een huis met een ziel. Het huis waarin mijn kinderen nog beebietjes waren geweest. Het huis waar het wonen beter was. Avond, of nacht al misschien, met Essay over de moeheid op mijn schoot. En ik kwam er niet doorheen. Ik kon het niet lezen. Ik besloot dat ik misschien te moe was voor Essay over de moeheid en vooruit dan, toch maar dat vermaledijde bed. Maar ook latere keren, overdag, in bad, of benee op de bank, een weinig mjoeziek misschien, en toch: het lukte me niet. Essay over de moeheid vermoeide me alleen maar. Ook hier lees ik nu iets anders want nu lees ik een heel levendig geschreven vraaggesprek van de schrijver met de schrijver zelf over de verschillende soorten moeheden.
De schrijver met de schrijver zelf?
Naja, een tweegesprek minstens.
(zoals dit, net)
Tussen de ik en de ik of de ik en de jij de ik met zijn alter ego de ik met zijn fantasievriendje de jij met de Ander de Spreker en de Toehoorder, wie niet spreekt hoort toe, wie niet toe hoort, spreekt.
De ritmiek in vraag en antwoord katalyseert hypnose. De mens (de lezer) is mee. Je bent hier niet. Je bent daar. Je bent getuige van een vent die in zichzelf loopt te lullen, die praat met zijn tweelingbroer, die spreekt tot een Zijn dat boven hem hangt – en dat Zijn praat terug. Het wiegt. Het zuigt. Het trekt in. En ineens ben je daar.
Misschien hoor je niet alles – je bent ook een slenteraar, je was op weg om verloren gelopen te geraken, je passeert slechts – misschien hoor je maar flarden (maar is er in het leven iets meer dan flarden?) (zei wie?) (zei iemand, ooit). Je hoort praten, bijvoorbeeld, over de paar-moeheid. En stel dat je zit. Stel dat het zaterdagavond is en dat je nog maar net thuis bent van je werk. Je kwam thuis, je deed iets gemakkelijkers aan dan je stomme werkkledij, je kamde je haren in de badkamer en misschien stond je daar nog even, voor het raam van de badkamer, stond je daar en keek, keek naar buiten, en je dacht Daar was ik net: buiten – nee niet dit buiten, dit buiten dat zich zien laat vanuit mijn badkamerraam is ommers maar een beperkt buiten maar het algemene Buiten, het buiten als in: niet in mijn kot (of in welk kot dan ook) (elk buiten dat niet binnen is), en toen ging je naar beneden en dan: zitten: in je gemakkelijke stoel en lezen: Power ballads van Garret Caples en hij schrijft iets over wijn, iets over Frankrijk, iets over iemands vader, iets over verspilde dure wijn en het bevalt je, en je grinnikt, daar, in gemakkelijke stoel in gemakkelijke kledij en binnen & niet buiten, en dan opeens is het eten klaar. En je zit. En je leest. En nu zul je opstaan moeten. En je denkt: ik heb gewerkt, ik heb gelopen, ik heb gedragen, ik heb gefietst. En je denkt: ik deed die dingen en nu wil ik alleen nog maar zitten in gemakkelijke stoel in gemakkelijke kledij met een boek waar ik een beetje om moet grinniken. De gedachte aan daarheen te moeten lopen, helemaal vanuit je gemakkelijke stoel naar de eettafel, te moeten voegen, te moeten zijn onderdeel van, van gezin, gezinslid te moeten zijn waar ge deze daag waart: postbezorger, fietser, buitenzijnder, mettoevalligepassantenprater, omkleder, lezer, de moeheid, de doffe lusteloze moeheid die je ineens voelt, je peinst Is dat die paarmoeheid waarover ik hoorde spreken?, je denkt Wat is paar is wat is gezin?, je denkt Paar is wat overblijft als je je kinderen aftrekt van je gezin, je denkt dit soort moeheid overvalt me nou nooit als ik alleen ben met mijn kinderen.
De ritmiek. Het vraaggesprek. De flarden. De verschillende soorten moeheid.
Merkwaardige moeheden, soms. “De moeheid verjongt, zoals je nog nooit eerder jong bent geweest”- moeheid doet mij juist altoos stokoud voelen. (?)
(?)
De moeheid in het denken over de moeheid –
(hee misschien was dat het vermoeiende dat ik bij eerste lezing aan Essay over de moeheid ontdekte?)
dit wil zeggen: Handke is zomwijlen misschien een weinig te zwaar op de hand (dat is misschien wel zijn grootste valkuil: dat hij het (het?) (zichzelf, zijn onderwerpen) bij vlagen net iets te serieus neemt): “Het kleine volk […] in al haar groeperingen, standen, bonden, corporaties, domkapittels” “verenigd en gezuiverd” “in gemeenschappelijke moeheid”; “één volk van moeheid”; “wereldgericht”; “Deze tijd is tegelijk de ruimte, deze tijdruimte is tegelijk de geschiedenis”; “Wat is, wordt tegelijkertijd.” –
het is daar waar denken denken om zichzelf wordt — iets met abstractionisme, hoe zat dat ookalweer, ik moet er Stefan Themerson op naslaan.
Hoe ook – hij zet je denkend over de moeheid. Handke. En daar ging het om. Of niet? Denk ik: de moeheid van het erna: “kunstmatig wakker houden”; “continentale vluchten ondernemen”; “herculesarbeid”; “altijd na een hindernis”; alle moeheden van Handke gaan over de moeheid als iets voltooid, gedaan, ondernomen is maar ik lees weinig, al te weinig, over de moeheid vooraf, de moeheid bij aanvang: de moeheid van wéér een taak, wéér een dag, wéér een onderneming, de moeheid die zich eerstens manifesteert als weerzin maar dan al gauw haar doffe zware lusteloosheid
kennen laat –
dat er moeheid is
dat er nog meer moeheid is
dat Handke je laat denken voorbij de pagina’s van zijn boeken, ja dat is Handkes kracht.
Goed. Nog één keer dat woord, goed? Want van al de essays is Essay over de jukebox misschien wel de gezelligste. Ja. Gezellig. Het onderwerp is gezellig. Jukebox. Je ziet hem voor je. Zoon ronde Wurlitzer met van die gekleurde lichten. Er komt ook nooit droeve muziek uit een jukebox. Ik herinner me de jukebox in het kaffee waar mijn tante werkte. Dat was niet zoon ronde, zoon klassieke maar zoon rechthoekige glazen bak die als ik het me wel herinner ook in de leader van Happy days zat. Daar, in dat kaffee, op die jukebox, hoorde ik voor het eerst van mijn leven de live-versie van Lola. Ik was een jaar of zeven, en meteen verslingerd aan dat lied. Altijd als ik int kaffee waar mijn tante werkte kwam, mocht ik de jukebox laten spelen en altijd koos ik Lola. Later deden ze die jukebox weg, en ik kreeg het singeltje van Lola. Mijn eerste singeltje. Het was een weinig krom getrokken, maar het klonk nog best. Hoe vaak ik dat niet gedraaid heb op de platenspeler die boven mijn bed stond, in mijn kamer in het huis aan de Oudartstraat.
En hij zit weer eens heel gezellig in de bus te zitten, Handke, die zit nogal eens in de bus in zijn boeken he, dat was mij ook al opgevallen. Ergens in het noorden van Spanje dit keer. Ik ken het daar wel een beetje, hoewel niet heel precies de regio waar Handke zich bevindt als hij zich peinzend over de jukebox moet gaan zetten, maar wel ongeveer genoeg (de ongevere mens) om me een voorstelling te kunnen maken van wat Handke ziet als hij uit dat Spaanse busraam kijkt. Later het slenteren doorheen de straten van Soria, de stegen, de typisch Spaanse barretjes met de televisie hoog in de hoek en gokkasten, ik ken dat allemaal wel. Lopend, in bus, of in bar, het boek is al ver na halverwege en er is nog maar een halve peins over de jukebox gevallen. Het woord is een paar keer genoemd. Hij heeft iets gezegd over hoe de “jukeboxvulling” per land verschilt, en iets gemompeld over de plekken die het meest in aanmerking komen om er een jukebox te vinden. Neen, Handke had dit boek al net zo goed Aankomen in Soria kunnen noemen. En vergeleken bij Aankomen in Soria is Aankomen in Avignon haast onleesbaar saai (hel, vergeleken bij de bijsluiter van een pakje paracetamol is Aankomen in Avignon nog wel onleesbaar saai) (en ik ben nog wel een liefhebber van het oeuvre) (welk oeuvre?) (dat van Robberechts natuurlijk, truttemie!).
Of Essay over het schrijven van een essay over de jukebox want Handke maakt al menig woord vuil aan hoe hij maar niet tot het schrijven van het essay geraakt dat de lezer op dat moment aan het lezen is.
Handke hangt rond in barren. Handke loopt rond. Handke observeert. Handke gaat met de bus. Handke zoekt een kamer. Handke eet een boterham. Essay over de jukebox is een luchtig reisverslag of een wat lang uitgevallen ansichtkaart naar huis. Het is één van de lichtste boeken die ik van Handke ken. Het doorslaan in dodelijke ernst is hier geheel afwezig.
Want Handke peinst wel. Over dwaaltochten, over een verstoord tijdsgevoel in den vreemde, over het weer, over zijn onvermogen om tot schrijven te komen, over mjoeziek
( – stop wacht, weer over die vreselijke Van Morrison en ook over The Beatles, wat een belabberde muzieksmaak heeft die Handke eigenlijk) (wat belabberd hoe belabberd hoe kun je zeggen The Beatles de legendariese Beatles de grondbrekende Beatles de rebelse Beatles die alles overhoop gooiden) (oja? waarom klinkt het dan zo vreselijk suf en oubollig nu?) (maar dat moet je in die tijd zien toen was dat revolutionair) (maar wat Link Wray deed in 1958 & wat Marc Rebennack deed in 1959 & wat The Ramrods deden in 1959 & wat The Riptides deden in 1959 & wat The Playboys deden in 1959 & wat Willie Joe And His Unitar deden in 1956 & wat Screamin’ Jay Hawkins deed in 1956 & wat Howlin’ Wolf deed als vroeg als 1951 & wat Art Blakey in 1955 Sonny Rollins in 1956 Charles Mingus in 1957 Sun Ra in 1956 Thelonious Monk in 1956 Cannonbal Adderley in 1958 Ornette Coleman in 1959 deden was alles een honderd nee een duizend keer “gewaagder”, sprankelender, spannender, onkonvensjoneler, dwarser, tijdlozer en “nieuwer” dan waar begin jaren zestig mee aan kwamen zetten die lullige kevertjes met hun lullige kapseltjes) (ofnee dat laatste had ik niet moeten zeggen want nu denken ze dat ik alleen maar over het haar van popsterren kan praten) (maar dat zijn ze maar) (dat zijn Leo en Jeanine maar en die zeggen zoveel) (dus kom me niet met dat afgezaagde “je had erbij moeten zijn” af) (zei Kees al, aah die goeje Kees, die ik hierbij broederlijk groet, zei hij al dat The Beatles de meest overschatte band op aarde is en hee, ik spreek diene mens niet tegen)
en een enkele keer over de jukebox.
Koppernik heeft er goed aan gedaan deze essays op zoon klein formaat uit te brengen. Handke is je Reizende Oom Roel nee Handke is de man van de toevallige ontmoeting (ik hou van de toevallige ontmoeting, zoveel meer dan van de afspraak). Steek een essay in de zak van je vrijetijdsjasje. Steek een essay in de binnenzak van je winterjas. Steek een essay in de zak van je zomerjas, voor die vroege dagen, als het nog net te koud is om jasloos de baan op te gaan. Steek een essay in al je jassen. En dan lezen. Af en toe. Hier en daar. In de rij voor het postkantoor, op een bankje in het park, als je staat te wachten op de tram. Vergeet de essays een wijle. Voel ze dan weer zitten als je ergens in een -liefst onherbergzaam- buitenland zit op een naamloos pleintje, het is bewolkt maar droog. Verlies je in het essay. Verlies je erin voor de rest van de middag. Die Handke, zul je denken, die Handke toch altijd weer. Je begint te lopen zonder dat je weet waarheen.
Informatie over de boeken
Peter Handke (Oostenrijk) – Essay over de geslaagde dag
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2002
Peter Handke (Oostenrijk) – Essay over de moeheid
non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022
Peter Handke (Oostenrijk) – Essay over de jukebox
essay, non-fictie
Uitgever: Koppernik
Verschijnt: 7 april 2022