Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan recensie en informatie over de inhoud van de debuutroman. Op 24 augustus 2021 verschijnt bij uitgeverij Querido de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Leonieke Baerwaldt.
Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op de pagina de recensie en waardering vinden van de roman Hier komen wij vandaan. Het boek is geschreven door Leonieke Baerwaldt. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste roman van de Nederlandse schrijfster Leonieke Baerwaldt.
Recensie van Tim Donker
Joe kant djuts euh boek baj its koffur maar ik djutste euh boek baj its flaptekst. De allereerste vier zinnen van de flaptekst dan ook nog eens:
‘Een vader is een man die kinderen verwekt,’ antwoordde je toen ik er eens naar vroeg.
‘Wie heeft mij dan verwekt?’ wilde ik weten. Je pakte me bij mijn kin en keek me indringend aan.
‘We zijn niet op zoek naar een vader,’ zei je. ‘We zijn op zoek naar een prins.’
Als vader stuit de zin “een vader is een man die kinderen verwekt” me om meerdere redenen geweldig tegen de borst. Mijn ergernis was gewekt. Hum, dacht ik. Vast zoon boek waarin een moeder en een dochter (niet) op zoek gaan naar een vader, of een prins. Een rootnofful zeker en vast ook nog eens, te maken materies erger. “Dit lijkt me niks!” bromde ik en Theo, hij stond. Theo, hij praatte. Dat stomme boek met die stomme kwaadsprekerij over vaders brandde in mijn hand. Maar Theo, hij praatte. Mijn handen moeten altijd wat te doen hebben als mensen praten. Een psycholoog zou daar vast iets over te zeggen hebben maar ik niet. Ik laat het gewoon bij de vaststelling dat mijn handen altijd iets te doen moeten hebben als mensen praten. Door mijn haren gaan. Aan mijn gezicht krabben. In mijn broekzakken gaan, en dan weer eruit. Of doorheen boeken bladeren als ik toevallig een boek in mijn handen heb. En dat had ik. En dus bladerde ik een beetje door dat stomme Hier komen wij vandaan terwijl Theo praatte. Dit lijkt mij niks, had ik gebromd en nu bladerde ik wat. Ik bladerde, “Dit lijkt mij niks” had ik gezegd en nu zei ik: “Hoewel…”
“Ah!” zei Theo. “Jou bevalt de bladspiegel!” Hij had gelijk. Theo heeft irritant vaak gelijk. Mij beviel de bladspiegel. Veel wit. Ultrakorte hoofdstukjes. Flardjes handgeschreven tekst. Tekeningetjes zelfs hier en daar. Ja. Mij beviel de bladspiegel. Mij beviel de bladspiegels gans goed. Joe kant duts euh boek baj its koffur maar ik djutste euh boek bai its bladspiegel. Hier komen wij vandaan ging mee in de stuurtas. Hier komen wij vandaan ging mee naar huis.
Uiteindelijk moet je een debutant ergens op beoordelen. Dacht ik. Toen ik huiswaarts keerde. Met in mijn stuurtas een boek dat ik eerst al had afgeschreven. Een debutant is zonder geschiedenis, immers. Van een debutant kun je niet zeggen Ik vind haar poëzie beter dan haar proza of Ik vond haar eerste vier boeken fantasties maar daarna is ze een weg in geslagen die mij helemaal niet beviel. Het boek van een debutant kun je beoordelen op de flaptekst. Of op de bladspiegel. Op de titel (Hier komen wij vandaan: niet rotslecht maar zeer zeker ook niet geweldig). Op de auteursinformatie. (Leonieke Baerwaldt studeerde filosofie en literatuurwetenschappen, staat daar. Hum. Áls je dan zonodig moet studeren, studeer dan maar filosofie en/of literatuurwetenschappen, hoewel iets schoons zelden schoner wordt als je er een wetenschap van maakt (en dat zeg ik. als vrijdenker. als agnost. als skeptikus). In 2018 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd, staat daar ook. Welke gek doet er in jezusnaam mee aan een schrijfwedstrijd, denk ik dan, en al helemaal een verrotte schrijfwedstrijd van dat verrotte Lowlands dat georganiseerd wordt door een verrotte fascist die erop tegen is dat mensen zelf nadenken) (maar goed, dat laatste kon Baerwaldt in 2018 misschien nog niet weten) (maar verder roep ik iedereen op om vanaf nu tot doemsdag nooit meer naar Lowlands te gaan).
Het boek van een debutant kun je beoordelen op de eerste paar regels. Wat dat betreft hadden:
“’Als wij sterven worden we zeeschuim,’ zei haar oma. ‘Knisperende vlokken op het water. Daarna verdwijnen we in de maalstromen. Bij de mensen gaat dat anders. Zij hebben een ziel, die stijgt op naar de sterren. Wie weet wat daar te halen valt.’
‘Wat zijn sterren?’ vroeg de kleine zeemeermin.
‘Sterren,’ mijmerde haar oma, ‘zijn het mooiste dat je ooit zult zien.’
me niet gelijk geheel en al gewonnen voor Hier komen wij vandaan. Maar afgestoten ook niet. Ik was, zogezegd, geprikkeld. Geprikkeld genoeg om het boek van een debutant te gaan beoordelen op het beste waarop je het beoordelen kunt: het boek zelve. Ja. Ik ging lezen. Ik las. En ik las rap. Voor mijn doen in ieder geval (want ik lees doorgaans minimaal vijftig boeken door elkaar waardoor het per kist misschien sneller gaat maar per boek weer langzamer). Maar zeker voor iemand in mijn omstandigheden. Want het was vakantie. Dus de kinder waart thuis. En als de kinder thuis bent, dan speel, ren, klim, lees, zwem, lach, bouw, fiets en kook ik met de kinder. En deze vakantie dan ook nog es midden in een verhuizing ook. Alle dagen gaf het wel iets te doen. Twintig loodzware dozen twee trappen op sjouwen. Vijftig nog loodzwaardere kisten twee trappen op sjouwen (waarom moet alles in dit huis uitgerekend op het hoogste verdiep staan?). Tien kasten uit elkaar halen. Tien kasten weer in elkaar zetten. Oh. Hoeveel kasten haalde ik niet uit elkaar, hoeveel kasten zette ik niet weer in elkaar. Toegegeven, ik deed dat steeds met mijn moje, mijn lieve, mijn prachtige, acht jaar oude zoon dus het was fantasties om te doen maar tijd opslokken deed het wel. Wie haalt dan nog ergens leestijd vandaan? Voor Hier komen wij vandaan wist ik toch steeds uit de kleinste hoekjes nog wat leestijd tevoorschijn te krabben. Meestal was dat laat in de avond. Met wat whisky of wijn. Maar des anderendaags was de school ineens begonnen. En zat ik daar. In mijn doje eentje. In een nagelnieuw huis. Waar volgens mij van alles nog gebeuren moest. Of. Na. Ja. In een nagelnieuw huis waar volgens mijn vrouw hoogstwaarschijnlijk nog van alles moest gebeuren. Dacht ik. Stond ik. Wat zou er volgens mijn vrouw moeten gebeuren in dit huis? Stond ik, doolde ik, liep ik. De oven misschien? Een nagelnieuwe oven in een nagelnieuwe keuken. Daar moest volgens mij niks mee gebeuren. Maarja. De jaren hadden me inmiddels geleerd dat vooral dáár waar volgens mij niks hoeft te gebeuren, er volgens mijn vrouw van alles moet gebeuren. Allee komaan. De oven dan dus maar. Sta ik de eerste schooldag in mijn nagelnieuwe huis in de nagelnieuwe keuken de nagelnieuwe oven te kuisen. Met in mijn rug een razende Eugene Chadbourne.
(Heb ik jullie ooit het Eugene Chadbourne verhaal verteld? Wacht. Ik ga jullie het Eugene Chadbourne verhaal vertellen. Het heeft geen jota met Hier komen wij vandaan te maken maar toch ga ik jullie het Eugene Chadbourne verhaal vertellen. Want nu ik erover begonnen ben, zet ik door ook. Terug in mijn studentenjaren maakte ik een blad. Dat blad heette Kraakpen. Ik maakte dat samen met Antonio. Met z’n tweeën schreven, tekenden en fotografeerden we ieder nummer vol. Antonio was echt wel een soort vriend van mij in die dagen. We praatten zelfs met elkaar, kajje voorstellen? Over muziek praatten we, en boeken en filosofie (hee, Baerwaldt!) en vrouwen en drank en eten en België en het zwart van de nacht. De hoop op drijven had ons al zo ver gebracht. We hielden elkaar ook op de hoogte van dingen. Nieuwe ontdekkingen, dingen die misschien goed gingen zijn. Waarvan we gehoord hadden. Waarover we gelezen hadden. Het was een dag, en ik weet niet wie het gelezen had of wie erover begon, het was een dag, het was zomaar een dag waarop ineens de naam Eugene Chadbourne viel. Iemand had ergens iets vandaan. Iemand had ergens iets gehoord. Het kon maar zo zijn dat die Eugene Chadbourne deugen kon. Het kon maar zo zijn dat die Eugene Chadbourne heel hard deugen kon. We moesten. We gingen. We zouden. Op zoek naar. Muziek. Op zoek naar cd’s. Op zoek naar Eugene Chadbourne. Dat was in die dagen minder eenvoudig dan nu. Het internet bestond al maar was minder omnipresent dan nu. In die dagen, stel het je voor, gingen mensen echtwaar nog naar een platenzaak als ze een plaat wilden kopen. Nu lag Kraakpen voor een hyperexperimenteel en totaal obskuur undergroundblad in verrassend veel winkels in verrassend veel steden te koop en daar we de distributie als ware DIY’ers helemaal zelf deden, kwamen we nog eens ergens. Ik spreek nu over de tijd dat er in iedere stad platenwinkels waren. Niet de blauwe platenwinkels, maar echte platenwinkels. Die platen verkochten voor mensen die van muziek hielden. We zochten. We zochten in het oosten van het land we zochten in het westen van het land we zochten in het zuiden van het land en we zochten in het noorden van het land. Overal zochten we. In platenwinkels. Naar platen van. Eugene Chadbourne. Nooit gevonden. Hoe langer het duurde hoe meer Eugene Chadbourne iets van een heilige graal voor ons werd. We zochten nu al te lang. Dus besloten we dat de lengte van de zoektocht nooit meer evenredig ging kunnen zijn met de bevrediging die een eventueel toekomstig welslagen zou opleveren. Eugene Chadbourne moest maar een mythe worden. Nooit of nooit mocht dit een konkrete man worden met konkrete platen waarop konkrete muziek te horen kon zijn. Altijd moest Eugene Chadbourne een gerucht blijven. Een soort van messias waarnaar lang gezocht was maar die nooit gevonden was. Dat was het pakt. Dat was de mythe. En ik hield me eraan. Ook toen ik ruzie kreeg met Antonio. Een ruzie die onherstelbaar bleek. Ik zag Antonio nooit meer. Ik geloof dat hij nu in Groningen woont. Ik bleef het pakt trouw. Eugene Chadbourne bleef een mythe. Ik vertelde mensen wel over de mythe. Over Eugene Chadbourne. Over hoe ik na al die jaren nog altijd geen noot muziek van hem had beluisterd. Altijd kwamen mensen er dan een paar dagen later op terug: “Het is idioot, je moet het pakt verbreken, ik heb inmiddels wat liedjes van hem beluisterd op internet en ik denk dat jij het erg goede muziek zult vinden.” Dat zeggen mensen dan. Want zo zijn de mensen. Geen stuiver gevoel voor romantiek, de mensen. Zelfs Sandra zei het (aah, Sandra was mooi Sandra was lief Sandra was grappig waarom spreek ik haar nooit meer?) (ik heb haar geloof ik ooit eens gebeld toen ik vreselijk dronken was, zou ik toen hele erge dingen hebben gezegd?) (ik herinner me het niet meer). Maar. Ik. Bleef. De. Mythe. Trouw. Tot. Ja. Tot wanneer eigenlijk? Van Kees ’t Hart mag je geen eigenlijk zeggen. Wanneer besloot ik dat de tijd rijp was om Eugene Chadbourne te ontmythologiseren? Demystifikeren kan ook. Zulke dingen zegt Daniel Dennett. Leeft Daniel Dennett nog? Straks eens opzoeken. Het was een dag, ik geloof ergens in de winter. De laatste winter in wat ik nu helaas alweer mijn vorige kot moet noemen. Ik weet niet hoe ik erbij kwam. Het was nacht. Zulke dingen zijn vaak in de nacht. Het was nacht toen ik dacht dat er een einde moest komen aan het pakt rondom Eugene Chadbourne. Ik bestelde een cd van hem. Die moest uit Amerika komen. Dat duurde. Maar hij kwam. De cd kwam, het was nog in mijn vorige huis. Ik haalde hem uit de envelop maar draaide hem niet. Ik legde hem op de stapel nog te luisteren. Ik moet altijd een stapeltje nog te luisteren hebben. Vreselijk idee dat ik alle cd’s in mijn huis zou kennen. Maar Eugene Chadbourne bleef wel erg lang op die stapel. Een zekere schroom peinst u nu waarschijnlijk en dan peinst u recht en niet krom. Ik had mijn abstinentie ruim twintig jaar weten vol te houden. Winter ging en lente kwam. En lente ging en zomer kwam. En mijn vorige huis mijn moje vorige huis ging en het nieuwe kwam. En Chadbourne bleef onbeluisterd. Maar toen ging ik een nagelnieuwe oven staan kuisen, een oven die helemaal niet vies was. En nu was het moment rijp om Eugene Chadbourne te ontmythologiseren. Oven. Doekje. Schoonmaakmiddel. Eugene Chadbourne. Is dat geen prachtige maandagmorgen of wat? Ik bedoel, ken je Eugene Chadbourne? Hij speelt klassieke country liedjes na. Echt klassiek. Honky tonk, hillbilly, blue grass. Hoe heet dat. Liedjes van gasten als Johnny Paycheck, Hank Williams, Merle Haggard, Rex Griffin, Willie Nelson. Die speelt hij na. Maar het zijn geen getrouwe covers, want hij injekteert hun muziek met free jazz. Ja een crossover van country en free jazz, ik had er ook nog nooit van gehoord (wel country en rap, vond ik ook al vrij bizar). Tiepies iets om op te leggen als je op maandagmorgen in je nagelnieuwe huis een nagelnieuwe over staat te kuisen. Niet omdat je wil. Maar omdat je denkt dat je moet. Fantasties was het. Ik neuriede zelfs mee. Meeneuriën met een country free jazz miksop met je kop in de oven, ik kan het iedereen aanraden. Ik zwaaide zelfs uit het raam naar passerende buren (ik vond de vorige buren betere buren). Ik had een goede tijd. Maar beter nog als ik verder zou lezen in Hier komen wij vandaan. Dus staakte ik dat met die oven. En las verder in Hier komen wij vandaan.).
Al die keren las ik & wat las ik al die keren?
Wat leest de mens die Hier komen wij vandaan leest?
Die mens leest paradoxen.
Hoe nu?
Ja. Zeg. Hoe zeg ik dat.
Hier komen wij vandaan is sprookjesachtig. Maar ook rauw. Poëtisch. Maar ook hard. Surrealisties. Maar ook genadeloos aards. Wat is dat met die debutanten van tegenwoordig? Die Joost Oomen van laatst viste ook al in deze vijver. Maar Oomen vond ik uiteindelijk toch een beetje een poseur. Dat blijkt ook wel, want ik zag hem in De slimste mens. Wanneer zag ik De slimste mens? Het was een keer laat op de avond of vroeg in de nacht en ik moest eigenlijk schrijven maar ik had geen zin en ik zette die stomme treurbuis maar weer eens aan. Altijd die stomme treurbuis als ik dingen doen moet (schrijven of slapen of een nagelnieuwe oven kuisen). Zie ik f’domme Joost Oomen bij De Slimste Mens. Joost Oomen dan nog, die in dat perenlied van hem zo fel van leer trok tegen oppervlakkig divertissement. Die opriep om ontroering, schoonheid, vermaak, wat dan ook, te vinden in een steen en vooral niet bij Disney, zeker niet bij Disney, het allerergst was toch wel Disney. Nee, dan is De Slimste Mens zeker een heel pak beter? Met die gezellige Opa Brombeer die alles maar niks vindt maar die desalniettemin wel heel diep begraven zit in datzelfde alles? (ik heb nog les gehad van zijn zus trouwens) (zou je van Kees ’t Hart wel trouwens mogen zeggen?). Dat perenlied ja, dat liet een vuile smaak achter in mijn bakkes. Baerwaldt schijnt me pakken zuiverder toe.
(zou Baerwaldt bij De Slimste Mens gaan zitten? & wanneer wordt televisie nu eindelijk eens een bijprodukt. zodat de vraag “was die en die ooit op televisie?” al even irrelevant gaat zijn als de vraag “Heeft hij of zij zich laten vaccineren tegen corona?”)
Bij Oomen vond ik de kruisbestuiving van dat dromerige, sprookjesachtige, poëtiese met harde, aardse rauwheid wat gezocht aandoen; Baerwaldt hanteert een geraffineerdere pen. Ze schrijft zonder nadruk; de woorden meanderen, de tekst ademt. Het is haast onbevattelijk hoe verfijnd de stijl van een debutant kan zijn. Hier komen wij vandaan kleefde aan me, liet me voelen dat ik het mede uitdrukte. Dat bereikt Leonieke Baerwaldt door niet alles dicht te timmeren maar mij als lezer me dingen af te laten vragen; vragen die ik uiteindelijk alleen zelf kan beantwoorden. Ik beweeg mee met de personages, vors ze, tast ze af. Bevraag ze, wil weten over
De kleine zeemeermin die de sterren wil zien
Loek en Brenda die hun huis bouwen op een vuilnisbelt
Mirjam en Ondine, moeder en dochter, die nooit ergens lang zijn, die op de vlucht zijn voor iets, waarvoor?
Alex die in een fabriek werkt, nog bij zijn moeder woont, graag een aquarium wil
Hoe dat gist, en werkt in mijn hoofd. Mogelijkerwijs halfwezens, halfwezens mogelijkerwijs. Naast de kleine zeemeermin natuurlijk. Zou Ondine geënt zijn op Louis Paul Boons Ondine, een tweede Ondine in de letteren, kan dat toeval zijn? Er zijn kruisende verhaallijnen, het ene al wat explicieter dan het andere. Hoe dat leeft, hoe dat gaat. Hoe het ademt, in die prachtige taal van Baerwaldt. Lief meedogenloos poëties mysterieus onverbloemd hard en vol van doem. Ja die doem. Steeds weer overal die doem. Hier komen wij vandaan: wáár komen we vandaan? Uit stront komen we, en naar stront zullen we terugkeren. Of daar lijkt het toch op. Verlaten, verlopen, gebroken en half dood. Dit is misschien het enige dan, Baerwaldt: had je je personages niet een snuifje ellende kunnen besparen? Een snuifje maar. Dit moest geen sprookje zijn dat toezong naar “en ze leefden nog lang en gelukkig”, maar de hoop op drijven had hen misschien een ietsje verder mogen brengen dan ze gekomen zijn. Niettemin. Zelden zo schoon over zoveel vuiligheid gelezen; en nog zeldener zijn uitersten op zo’n natuurlijke manier samen gebracht. Het surrealistische kan heel realistisch met het al-te-werkelijke worden samengebracht, peinst een mens, want in het leven zelve is het al niet anders. Een kopje koffie in de ochtend, een (dag)droom, je fiets, een gevoel van onwerkelijkheid, zag ik dat nou goed?, de dag waarop alles klopt, dingen die gebeuren, een wonder in de supermarkt, grootse ellende en als je denkt dat het niet ellendiger kan wordt het toch nog ellendiger, een zeewind waait, je ziet een hele moje vogel, of binnen en muziek horen zo prachtig dat het bijna niet kan bestaan, de kinderen uit school: zitten er niet elke dag wel wat wonderbaarlijke sprankeltjes in de treurige sleur?
Leonieke Baerwaldt verenigt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs. Zoals Eugene Chadbourne country en freejazz samensmelt tot uiterst organiese mjoeziek. Hah! Had dat Eugene Chadbourne verhaal toch nog zin!
Hier komen wij vandaan
- Schrijfster: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
- Soort boek: Nederlandse roman, debuut
- Uitgever: Querido
- Verschijnt: 24 augustus 2021
- Omvang: 256 pagina’s
- Uitgave: paperback / ebook
- Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
Recensie en waardering van de roman
- “Door klassieke sprookjes als ‘De kleine zeemeermin’ naar haar hand te zetten, creëert ze een vertelling over maatschappelijke mislukkelingen die je nog lang bijblijven.” (VPRO Gids)
- “Hier komen wij vandaan’ is een wonderlijk en wonderbaarlijk debuut. Van mij mogen er meer van dit soort uit de hand gelopen experimenten komen.” (Trouw)
Flaptekst van de eerste roman van Leonieke Baerwaldt
‘Het water was ijskoud. Ik bibberde en vroeg of er wat warm bij mocht. “Nee,” zei je. “Dan werkt het niet. Ik ben koudbloedig.” Omdat het donker buiten de badkamer heel dicht op elkaar geperst zat, durfde ik niet zelf uit bad te gaan. Het enige wat ik kon doen was wachten tot jij weer op temperatuur kwam.’
Een moeder en dochter leiden een zwervend bestaan, een fabrieksarbeider droomt erover een tropische-vissenwinkel te beginnen, twee geliefden besluiten samen een huis te bouwen en de kleine zeemeermin treft de harde werkelijkheid aan terwijl ze haar prins zoekt.
Leonieke Baerwaldt werd geïnspireerd door sprookjes van Andersen en Grimm, verhalen over mensdieren en diermensen en door alles in het water. Hier komen wij vandaan is een intens en bijzonder debuut van een verrassende nieuwe stem in de literatuur.