Karel Čapek Dasja recensie en informatie over de inhoud van dit kinderboek. Op 13 mei 2019 verscheen bij Uitgeverij Voetnoot de Nederlandse vertaling van het enige kinderboek van de bekende Tsjeische schrijver Karel Čapek.
Karel Čapek Dasja Recensie
Op hoeveel manieren kun je een kinderboek lezen? Ik zou zeggen minstens drie. Er zijn kinderboeken die heel genietbaar zijn voor volwassenen. Die, in sommige gevallen, zelfs leuker, rijker, intenser zijn voor volwassenen. Omdat de humor pas met de jaren echt op smaak komt, of omdat het verwijzingen bevat die alleen begrepen kunnen worden door iemand met een wat ruimer referentiekader.
Op hoeveel manieren kun je een kinderboek lezen?
Ik ben niet het soort volwassene dat graag voor zichzelf kinderliteratuur leest, maar ik heb wel veel van zulke volwassenen gekend. Hun argumenten om kinderliteratuur te prefereren boven volwassenenliteratuur waren altijd sterk. Dat in kinderliteratuur de verbeelding sterker aan de macht is, dat de taal er doorgaans soepeler is, dat de conventies binnen kinderliteratuur net een fractie minder stootvast zijn: allemaal waar en allemaal uiterst aantrekkelijk en toch ben ik na mijn lagereschooltijd nooit meer écht in de ban geweest van een kinderboek. Misschien de licht absurdistische, bij vlagen surrealistische & somwijlen sterk poëtische dierenverhalen van Toon Tellegen die ik mijn zoon alle avonden voorlas toen hij een jaar of vier was. Maar ook hier is de vraag of die verhalen me zelfs maar half zo goed gesmaakt hadden zonder het heerlijke geluid van de lach van mijn zoon, of de filosofische gesprekjes die we vaak naar aanleiding ervan hadden.
Wat me brengt bij de tweede manier om een kinderboek te lezen: voorlezen. Aan je partner, zoals dat in de jaren negentig hip was onder altostellen. Of aan je kinderen, zoals ik het nu alle avonden doe bij die van mij (en menig maal overdag ook trouwens). Voorlezen is een totaal ander soort lezen dan stillezen. Omdat je de woorden verklankt, is het lijflijker. Bij het stillezen wil een mens de woorden nog wel eens invullen. Je “raadt” woorden soms meer dan je ze leest. Bij het voorlezen is er geen smokkelen mogelijk: waarlijk ieder woord moet het brein passeren. Daarenboven heb je een toehoorder. Die stelt je vragen. Dingen die je jezelf niet afgevraagd zou hebben. Of komt met opmerkingen. Dingen die je zelf niet opgemerkt zou hebben. Er is beweging in het lezen, een beweging die er anders niet is (ook letterlijk: ik maak altijd veel armgebaren als ik mijn kinderen voorlees).
Tot slot is er nog het kinderboek dat gelezen wordt door een kind. Verwoed, hardop misschien. Spellend. Kinderen lezen vaak nog heel fysiek. Met hun vinger betasten ze de regels. Ze liggen in de mafste posities als ze lezen. En je kunt het verhaal al bijna meelezen door alleen maar naar hun onophoudelijk veranderende gezicht te kijken.
Dasja van Karel Čapek heeft op elk van deze drie niveaus iets te bieden maar zeker niet alles. Het is me ook wel duidelijk waar de schoen hier wringt. De Tsjechische Čapek (1890 – 1938) heeft een gigantisch oeuvre bijeen weten te pennen, in de meest uiteenlopende genres. Van alles wat hij geschreven heeft, is mij eigenlijk alleen het charmante reisverslagje Prenten van Holland bekend dat eerder bij uitgeverij Voetnoot verscheen maar er is nog meer werk van hem in het Nederlands vertaald. Ik weet ook, dat hij in veel van zijn romans een surrealistischere / dromigere toon niet schuwt, en net daarom is het eigenlijk jammer dat hij in zijn –bij mijn weten enige- kinderboek kiest voor droog realisme: Dasja beschrijft de eerste paar weken van één van de pups van Čapeks hond Iris. Het is niet meer dan dat, en het is niet minder dan dat: de werkelijke lotgevallen van een werkelijke pup en diens werkelijke moederhond.
Daarmee ontneemt Čapek zichzelf een van de voordelen van kinderliteratuur: fantasie! De verteltrant is grappig genoeg maar als je zoals ik niets met honden hebt, blijft het toch een beetje steken in anecdotiek. Anecdotisme; is dat al een stroming binnen de literatuur? Čapek als de grappige oom die vol zit met leuke verhalen over zijn hond (nu ben ik een rabiaat kattenliefhebber, maar ik vraag me hard af of ik er niet gewoon hetzelfde over had gedacht als Dasja een kat was geweest). Hoofdstuk 6, met daarin de verhalen die Čapek aan Dasja vertelde om haar stil te laten zitten zodat hij een foto van haar kon nemen, is om die reden nog het sprankelendst. Eindelijk kunnen de ijzeren ketenen met “echt gebeurd” verbroken worden en kan het brein van de schrijver vrijelijk rondrennen.
Voor de volwassene is –naast dat hoofdstuk 6- het meeste te halen uit Čapeks zotte terzijdes. Zinnen van het type: “Als Dasja eens echt de stoute schoenen aantrok (dat wil zeggen: ze trok geen schoenen aan, maar stroopte haar mouwen op) (om precies te zijn: ze stroopte ook haar mouwen niet op, maar ze spuugde zogezegd in haar handen) (begrijp me goed, ze kon natuurlijk niet in haar handen spugen, want ze kon nog niet spugen en haar handen waren zo klein dat ze ernaast zou mikken), kortom, als Dasja er flink tegenaan ging […]” las ik dan ook lichtjes gniffelend voor (en mijn vierjarige dochter vroeg Pap, waarom zit je te lachen?). Maar ook hieraan was een limiet: na een tijdje ging dat “grappige schrijven” me wat gezocht aandoen. Dan wordt het minder grappig, en zelfs enigszins vermoeiend. Iedereen heeft wel zo’n buurman of zo’n collega die altijd grappiger moet zijn dan een ander. Die altijd woordspelingen moet maken, of dubbelzinnige opmerkingen. Die nooit direct en neutraal kan antwoorden op een vraag of een opmerkingen maar eerst een kwartier lang leuk moet gaan zitten doen. En dat je daar dan staat met je neplach en je engelengeduld. Ga ik vandaag nog antwoord krijgen of moet ik mijn vrouw bellen dat het later wordt? Tegen dit soort “leuk doen om het leuk doen” schurkt Čapeks schrijven in Dasja best een beetje aan en de ene keer is dat al wat minder geslaagd dan de andere.
Ook maken zinnen als de hogergeciteerde (vol bijzinnen en bijzinnen binnen bijzinnen) dat het niet “lekker” voorleest, een “gebrek” dat echter weer ruimschoots wordt gecompenseerd door de vele tekeningetjes en foto’s die je samen met je kind(eren) kunt bekijken (en die in ieder geval door mijn dochter stuk voor stuk allemaal “heel lief” werden bevonden). Doordat de hoofdstukjes kort zijn, kan je er ook gemakkelijk elke avond één doen en omdat het boekje niet al te dik is, is het uit voor de verveling kan toeslaan. Mijn dochter en ik hebben er ongeveer een week over gedaan en ze bleef geboeid (maar ze vroeg niet, zoals ze wel bij andere boeken soms doet, aan het eind of we ‘m nog eens konden doen).
Aan mijn zoon van zes vroeg ik, omdat hij al kan lezen, of hij een stukje hardop wilde lezen. Hij las probleemloos de bepaald niet korte eerste zin en gaf het boek daarna aan mij terug. Klaarblijkelijk niet genoeg gegrepen om ook de rest te willen lezen. Dat zegt echter niks over de geschiktheid van Dasja als zelfleesboek voor oudere kinderen.
Plezierig kinderboek dat niet helemaal beklijft
Dasja is niet de interessantste titel uit Čapeks oeuvre. En het is ook niet een ongekend fantastisch kinderboek. Maar ik heb er plezier aan gehad, en mijn dochter ook. Waarschijnlijk zullen gezinnen met een hond, of kinderen die gek zijn op honden zonder er zelf één te hebben, hier meer uithalen.
En wat kun je verder nog zeggen over een kinderboek? Niets, behalve dan dat het nu uit is. En einde zeggen, en het boek dichtslaan, en het licht uitknippen, en slaap lekker zeggen, en een kusje. Maar in het geval van mijn dochter kom ik echt niet weg zonder Famous blue raincoat gezongen te hebben.
Recensie van Tim Donker
Dasja
Oftewel het leven van een pup
- Schrijver: Karel Čapek (Tsjechië)
- Soort boek: kinderboek
- Origineel: Dášeňka čili Život štěněte (1933)
- Nederlandse vertaling: Edgar de Bruin
- Uitgever: Uitgeverij Voetnoot
- Verschenen: 16 mei 2019
- Omvang: 122 pagina’s (met tekeningen)
- Uitgave: Paperback