Jeroen van Rooij Pioniers recensie en informatie over de inhoud van de Nederlandse roman. Op 21 oktober 2024 verschijnt bij uitgeverij Het Balanseer de nieuwe roman van de uit Nederland afkomstige schrijver Jeroen van Rooij. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.
Jeroen van Rooij Pioniers recensie van Tim Donker
En in 1993 vindt Olivier Rolin de wereld uit
Met alles wat daarop is?
Met alles wat daarop is ja, dat neem ik tenminste wel aan, dieren zijn daarop en dingen zijn daarop en muziek is daarop en mensen zijn daarop en straten en dorpen en steden zijn daarop
Gesproken daarvan: de stedenroman, wat is er mojer dan de stedenroman?
De landenroman, de werelddelenroman. De grote amerikaanse roman, zeggen ze, de grote europese roman, zeggen ze
Zeggen ze
Zeggen ze allemaal
Maar hee. Jeroen van Rooij hier maakt een lange neus naar hen allemaal want gans in de geest van Rolin komt hij hier af met een heuse wereldroman. Het lied van de meesten. Het lied van iedereen. Zong Oldham daar niet over?
(Gesproken daarvan: deze week kwam ik erachter dat het Hear the children sing & The evidence, de plaat waarop Bonnie Prince Billy samen met Nathan Salsburg en Tyler Trotter twee lang uitgesponnen versies van Lungfish-liedjes brengt, al in mei 24 uitgebracht meen ik, niet half slecht is. En ik die die Oldham allang afgeschreven had (god wat onmogelijke bloedeloos godvergeten saai was dat optreden in die kerk ieverans op de oude gracht, nu ook alweer meer dan tien jaar geleden). Zegt iemand: 2024 is het jaar waarin ik oude helden heb herontdekt (ja en dan komen met Eels verdorie, en met Pedro the Lion, en Nada Surf – als dat geen bewijs is van een uiterst zwak ontwikkelde muzieksmaak dan weet ik het niet meer) (Eels!, godbetere Eels!, kajje geloven?), naja, desember 2024 en januari 2025 zijn de maanden waarin ik ontdekte dat je oude helden misschien niet te rap bij het vullis moet zetten: want verrek, de nieuwe Arab Strap en de nieuwe Mount Eerie pakken toch ook weer zeer luisterenswaard uit na hun diverse respektievelijke inzinkingen)
Pioniers van Jeroen van Rooij gaat, kortweg, over de mens. Over alle mensen. Over jou over mij over iedereen. Mensen op vakantie, mensen in hun huis, mensen in een hotel, vervelende jongeren op een plein, mensen op een station, mensen onderweg, mensen in stilstand. De muziek die dat maakt.
(Gesproken daarover: die Bajofondo Tango Club die momenteel op de stoffige stralen van een waterig zonnetje doorheen mijn kamer danst is stukken beter dan ik me het herinner) (wist jij dat Jorge Drexler daar ook mee te maken heeft?) (waarmee? met het herinneren? met de zon? met jouw kamer?) (nee met Bajofondo Tango Club natuurlijk truttemie)
De allereerste, briljante ingreep is al dit: Van Rooij berooft al zijn personages van hun naam. Het is steeds “het meisje”, “de jongen”, “de vrouw”, “de kat”, “de man”. Reizen we aldoor met dezelfde pioniers mee?, of met een handjevol elkaar steeds afwisselende pioniers? Het zou kunnen. Soms lijken “de man” en “de vrouw” of “de jongen” en “het meisje” uit het ene fragment wel erg straf op “de man”, “de vrouw”, “het meisje”, “de jongen” van één of enkele fragmenten later, of meen de lokale kleur te herkennen, de omgeving, de situatie. Langs de andere kant is het misschien alleen maar Van Rooijs manier om aan te tonen hoe universeel verhalen zijn, hoe gemakkelijk alles wat men doorgaans “individualiteit” pleegt te noemen los te zingen van individu, plaats, karakter, naam.
Een kind in een zelfgebouwde hut. Een echtpaar checkt in bij een hotel. Iemand is iemands zoon, iemand anders is iemands schoonzoon. Een meisje klimt in haar bed dat staat in een bleke rechthoek van maanlicht. Een man sterft op een onverwacht ogenblik. Iemand wordt één met het matras, iemand raakt de maan aan met een vinger. Een tijdje lijkt er steeds meer sneeuw te zijn, en steeds meer trein, en steeds meer mensen, zijn het dezelfde mensen vraag je je andermaal af, maar dan kantelen omstandigheden weer want dat is wat omstandigheden doen. De kat komt binnen. Het kind wordt ziek. Een man gaat op kaffee met zijn kollega’s. Mensen waken bij een stervende moeder, die ook iemands oma is. Salade eten in de tuin. Steeds meer tuin, steeds meer vegetatie. Een tuin tussen hond en wolf. Wellicht is er een tijdsverloop. Mensen die verhuizen, mensen die klussen in het oude of in het nieuwe huis. Een kind is ineens verdwenen, terwijl de ouders lagen te slapen in de tuin. Dingen gebeuren, blijven hangen, krijgen geen vervolg, of een vervolg in andere situaties, andere scenes, met andere of dezelfde mensen, wie zal het zeggen, wat maakt het uit als het niet over persoon met naam a of persoon met naam b gaat, maar over de mensheid, over alle mensen tegelijk, over iedereen en over niemand in het bijzonder.
Het gaat verbazend vaak over schoenen. Van in iemands schoenen staan, misschien. Wie de schoen past. Wie weet. Misschien moeten we helemaal niet zoeken, denken. Alleen maar kijken. Alleen maar zien.
Ergens heet het “De werkelijkheid is hetgeen dat niet verdwijnt als je er geen geloof meer aan hecht” (dat “hetgeen dat” vind ik niet mooi, maar soit; er was ook al sprake van “ze zetten haar benen uit elkaar” waar het volgens mij toch echt enkelvoud moest zijn, maar soit, benen, enkel, ach), dat vond ik een sterke gedachte, die misschien niet van Van Rooij maar van Philip K. Dick is, het zegt iets over religie, over dingen die domme menselijke koppen nodig hebben om überhaupt te kunnen bestaan (en dan nog elkaar om zulke peulenschillen de koppen in slaan, want zo treurig is de godsvruchtige mens wel), maar het is ook een goede stelling om een objectgeoriënteerde ontologie in te funderen, of: laat het fungeren als Ockhams scheermes: hoeveel blijft er eigenlijk over als we stoppen er geloof aan te hechten?
Pioniers is een filosofie
Pioniers is een sociologie
Pioniers is antropologie
Maar Pioniers is ook gewoon een bloedmoje roman. Het deed me denken aan een boek van Mark Insingel, ik vergeet geheel momenteelderlijk even welk boek, het was iets met een kind op een schommel, en iemand in een auto die wegreed of juist net aan kwam rijden, ik weet het niet meer, het is één van de eerste boeken van Insingel die ik ooit las, hij zat toen geloof ik al bij In De Knipscheer en hoe is het eigenlijk met Mark Insingel, leeft hij nog, schrijft hij nog?
(als zo: hoe moeiteloos zou Insingel niet passen in het fonds van Het Balanseer?)
Volgens de zijflap beschrijft Pioniers de momenten waarop levens wendingen nemen, of betekenissen bloot leggen. Hum. Ja. Volgens die zijflap gebruikt Van Rooij ook al “het gereedschap” van “een sciencefictionauteur” om een realistische roman te schrijven. Is dat vanwege dat sietaat van Philip Kindred Dick? Ik weet het niet, zijflapschrijver. Ik zie in Pioniers een manier om vorm, gewicht en stem te geven aan alles wat doorgaans te alledaags geacht wordt om het enige aandacht te schenken. Een mooi voorbeeld is de scene van een vader met zijn nog heel jonge kind; het kind nog in de wandelwagen, het is avond, ze zijn op ergens een sentraal stasjon, ze hebben een aansluiting gemist, een trein, het is vijfentwintig minuten wachten op de volgende, de vader blijft in beweging, altijd maar rondjes blijven lopen met de wandelwagen, een manier om het kind rustig te houden, dat schier onophoudelijke lopen herinner ik me nog wel al zijn mijn kinderen nu elf en negen, de mensen, de reizigers, een aantal studenten vormt zich plot tot een koor, onrust, ongemak, de lezer denkt er gaat hier iets verschrikkelijks gebeuren, de dreiging, er gebeurt niks, misschien is het kind te laat voor bed, dat is alles, en dat is het punt: het gewicht van alledaagse gebeurtenissen op dagdagelijks nivo, het gewicht van dingen die in het algemene oordeel geen gewicht hoeven te hebben – het onbezienswaardige bezien en hoe mooi dat kan zijn. Van Rooij zingt grootse poëzie over het allerkleinste.
Welk kleinste?
Gewoon, de dingen.
En met Pioniers bewijst Jeroen van Rooij niet alleen hoe fenomenaal zijn schrijven is, nee, hij bewijst ook nog dit: deze schrijver heeft de dingen niet nodig om ze te zien – de dingen hebben hem nodig om gezien te worden.
Pioniers
- Auteur: Jeroen van Rooij (Nederland)
- Soort boek: Nederlandse roman
- Uitgever: Het Balanseer
- Verschijnt: 21 oktober 2024
- Omvang: 144 pagina’s
- Uitgave: paperback
- Prijs: € 22,00
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Flaptekst van de roman van Jeroen van Rooij
Pioniers is een roman over een vrouw, een man, een hond en twee kinderen. Ze vieren hun verjaardag, gaan op reis, geven een vreemde een kus, werken op kantoor, hebben koorts, missen hun aansluiting met de trein en krijgen een spuitje van de dierenarts. Soms zijn ze hun verlangens niet de baas, op andere momenten worden ze overvallen door een plotse herinnering.
Pioniers beschrijft de momenten waarop hun levens een wending nemen, of heel even hun betekenis bloot lijken te geven, wanneer alle mogelijkheden zich kort openbaren, om daarna weer netjes in het gelid te lopen van de alledaagse realiteit. De roman vraagt zich af: wat kunnen we met deze momenten doen? En wat betekenen ze voor onze levens?
Met Pioniers gebruikt Jeroen van Rooij het gereedschap van een science fiction-auteur om een realistische roman te maken. Het resultaat is even herkenbaar als speculatief en even persoonlijk als ontwrichtend, een korte roman die lang in de herinnering blijft rondspoken.