We moeten ‘misschien’ blijven denken
- Auteur: Esther Jansma (Nederland)
- Soort boek: gedichten, poëzie
- Uitgever: Prometheus
- Verschijnt: 15 november 2024
- Omvang: 80 pagina’s
- Uitgave: paperback / ebook
- Prijs: € 20,00 / € 11,99
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Esther Jansma We moeten ‘misschien’ blijven denken recensie van Tim Donker
Dat de dingen gaan zoals ze gaan
Dat de dingen gaan
Dat dingen gaan zoals ze misschien helemaal niet gaan
En hier is hoe de dingen gaan.
Je doet iets, en het loopt op niets uit, en je doet het nog eens, en weer wordt het niks. Maar er is een verlangen, je blijft doen wat je doet, ooit wordt het iets, ooit wordt het warmer dan vandaag, subtropisch wellicht, ooit zal het wiegen, mogelijkerwijs alleen maar in je hoofd, noem het hoop, zeg dat dat voorlopig genoeg is.
Niet alleen de dingen gaan.
Een vader en een moeder kunnen gaan, uit elkaar dat is, dan zijn er voor jou ineens twee plekken waar je heen kunt, dan kun je doen alsof het huis van de vader het amstelhotel is, en dat jij dan een prinses was, zou dat niet een plan kunnen zijn, want je moet plannen blijven maken, ook de plannen moeten gaan, hoe meer plannen je maakt hoe vrolijker je wordt.
En duiven gaan, en slapeloosheid gaat, en zwajen met je benen als je op de rand van je bed zit gaat, dingen zien, het waarnemen gaat, dingen denken, gedachten gaan, Wat past er veel in zoon hoofd denken gaat, en weten dat ook met die gedachte het hoofd nog niet vol is. Dus is er altijd het Hoofd dat dingen zegt en denkt. En als er een Hoofd is kan er ook een Romanticus zijn, en iemand die ouder is dan jij en van dat ouder zijn een karakter boetseert, noem je Oud. Dan kan er een trialoog gaan, een trialoog tussen Hoofd en Romanticus en Oud.
Zoals het beweegt in We moeten ‘misschien’ blijven denken, zette Jansma me ook nogal eens op het verkeerde been. Er waren gedichten die ik al bijna voor kinderversjes hield. Eitjes die praten met kuikentjes; en er zijn lieve porseleinen poppetjes in een fabriek. De vader en moeder die uit elkaar gingen, en dan hield ik de gesprekken tussen Hoofd en Romanticus en Oud al even voor gesprekken tussen drie kinderen, een avondje alleen thuis, vader in zijn eigen huis alias het amstelhotel en moeder naar het theater, wie weet, de oudste neemt de leiding, zoals dat gaat neemt elk kind zijn vaste rol aan, of die rol hem nu past of niet, dat is hoe de hiërarchie werkt van oudste en middelste en jongste, en zo werden de personages getypologiseerd tot Hoofd, Romanticus en Oud. Waar de gesprekken ineens gaan over chemo, haaruitval en dood, begint het dan te scheuren.
Of stel je een personeelsuitje voor, een personeelsuitje op een boot, en de boot zinkt: dat is ook hoe een einde kan gaan.
Daartegenover de oerknal die ging. En dan ontstaan tijdperken. Misschien, ergens, een dictatuur.
Dat is hoe de dingen gaan, hoe ze ontstaan, hoe ze vergaan, en daartussen. Daartussen vliegt het. Vliegt het alle kanten op. Jansma heeft geen deeltjesversneller nodig om de dingen onophoudelijk op elkaar te laten botsen: wat je tegenkomt, ramen openen, liedjes, gapen, antwoord geven, zomaar een eind wegouwehoeren, dzeza’s, teta’s, mu’s, nu’s, aargh, weggaan uit je huis en hoe dat huis dan ophoudt jouw huis te zijn, weggaan uit je lichaam en hoe dat lichaam er dan nog heel even is, weggaan uit het leven, en heel dat leven is er nog, zonder jou, het hele leven blijft en begint.
Want dat is hoe de dingen gaan.
Dat is hoe gedichten gaan.
Dat is hoe een dichtbundel gaat.
Of deze dichtbundel toch. Zacht, teder, ontroerend, klein, groter dan het leven, over alles, over iets, over klein zijn, over de grote gelijkmaker, met humor, met liefde, met licht, met duister. Esther Jansma is er helaas niet meer maar god wat laat zij een rijk en wonderschoon oeuvre na.
Flaptekst van de laatste dichtbundel van Esther Jansma
In haar elfde en misschien laatste poëziebundel richt Esther Jansma het vizier op de (on)eindigheid van het bestaan. Centraal staat het afscheid nemen van het vanzelfsprekende: gezondheid, toekomst, leven. Dit thema wordt uitgewerkt in een waaier van gedichten die het spectrum bestrijkt van maatschappelijk engagement tot mystiek. De drie spreekstemmen uit haar met de Halewijnprijs bekroonde bundel Picknick op de wenteltrap (1997) leveren door de hele bundel heen in korte, tragikomische dialogen commentaar op wat er gaande is.
Esther Jansma is geboren op 24 december 1958 in Amsterdam. Behalve poëzie publiceerde ze de feministische essaybundel Mag ik Orpheus zijn? (2011). Hiernaast publiceerde ze in samenwerking met Wiljan van den Akker twee bundels met vertalingen van de Amerikaanse dichter Mark Strand (2007 en 2011) en de magisch-realistische roman De Messias (2015).
Voor haar poëzie ontving Jansma onder andere de VSB Poëzieprijs, de Jan Campert-prijs en de Adriaan Roland Holstprijs. Eind vorig jaar werd ze benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw voor haar waardevolle bijdrage aan de poëzie en dendrochronologie.
Op 23 januari 2025 overleed Esther Jansma in een hospice in Utrecht en werd 66 jaar oud.