Categorie archieven: Recensie

Elvin Post – Een aardig meisje

Elvin Post Een aardig meisje recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse thriller. Op 8 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Ambo | Anthos het nieuwe boek van de Nederlandse thrillerschrijver Elvin Post. Hier lees je informatie over de inhoud van de thriller, de schrijver en over de uitgave.

Elvin Post Een aardig meisje recensie en informatie

Dat Elvin Post inmiddels behoort tot een de selecte groep van uit stekende Nederlandse thrillerschrijvers zal bij de liefhebber van het genre ongetwijfeld bekend zijn. Maar het het niveau vasthouden dat is een uitdaging en lang niet altijd vanzelfsprekend. Toch lijkt Post er elke keer opnieuw in te slagen.

Ook zijn nieuwste thriller is zeer geslaagd. Het verhaal is klein en speelt zich af in een klein complex met zes in Rotterdam. Achter de voordeur spelen zich de levens af die met elkaar verweven raken. Bovendien spelen zaken als huiselijk geweld, pesten, overspel en sterfelijkheid een noodlottige rol.

Elvin Post bouwt zijn verhaal en plot op zeer kundige wijze door de bewoners elk hun verhaal te laten doen. Perspectiefwisselingen en plotwendingen krijgen op natuurlijke wijze de ruimte. Hierdoor ontspint zich een een spannend en uitstekend geschreven verhaal dat boeit, kwaad maakt en zelfs ontroert. De thriller is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Elvin Post Een aardig meisje

Een aardig meisje

  • Auteur: Elvin Post (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse thriller
  • Uitgever: Ambo | Anthos
  • Verschijnt: 8 oktober 2024
  • Omvang: 344 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 23,99 / € 12,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van de nieuwe thriller van Elvin Post

Een aardig meisje van Elvin Post is een spannende whodunit waarin je continu op het verkeerde been wordt gezet. Megan Smit is een aardig meisje. Helaas is het leven tot nu toe niet zo aardig voor háár. Op jonge leeftijd verloor ze haar vader, ze liep haar gedroomde carrière als filmactrice mis en haar moeder wil maar niet begrijpen waarom ze een einde maakte aan de disfunctionele relatie met haar ex-vriend Rex. Wanneer Megan een nieuw appartement betrekt in Rotterdam, lijkt het leven haar eindelijk toe te lachen. Lijkt. Want nog geen vijf maanden later ligt haar buurman dood in het trappenhuis en wordt ze beschuldigd van moord.

Is Megan onschuldig, zoals ze beweert, of liegt ze en is ze opgehouden een aardig meisje te zijn?

Elvin Post (25 november 1973, Rotterdam) won met zijn debuut Groene vrijdag (2004) direct de Gouden Strop. Het was het veelbelovende begin van een rijk oeuvre, met als recentste thrillers De cursus en Breek punt. Hij oogstte de afgelopen jaren ook succes met zijn youngadultboeken. Het werk van Post is uitgegeven in het Duits, Frans, Spaans, Turks, Hebreeuws, Arabisch en Indonesisch.

Bijpassende boeken

Eveline Baar – De Gouden IJscoupe

Eveline Baar De Gouden IJscoupe recensie en informatie over de inhoud van het kinderboek over Italië voor lezers van 10+ jaar met illustraties van Karin van der Vegt. Op 11 juni 2024 verschijnt bij Uitgeverij Volt het nieuwe zomerse kinderboek over Italiaans ijs van schrijfster Eveline Baar. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Eveline Baar De Gouden IJscoupe recensie van Jolien Dalenberg

Vito zijn vader is ijsmaker. Het is de bedoeling dat Vito later de zaak zaak overnemen en zijn vader op zal volgen als ijsmaker. Alleen… dat ziet hij eigenlijk niet zo zitten! Ja, hij houdt van ijs, en hij helpt ook echt wel mee als hij vrij is. Maar hij wil liever andere dingen doen. Nieuwe smaken bedenken bijvoorbeeld. Als zijn vader weigert mee te doen aan de jaarlijkse wedstrijd om de Gouden IJscoupe, bedenkt Vito een plan. Geholpen door snippers uit het verleden van zijn plotseling verdwenen opa en zijn beste vriendin Aiko, gaat hij in Italië op zoek naar het oudste ijsrecept. Alleen, er zijn kapers op de kust. Een andere familie ijsbereiders probeert ze te slim af te zijn en het recept vinden. Of te stelen.

Het verhaal is duidelijk met ontzettend veel liefde geschreven. Dat blijkt ook uit het nawoord, waarin Eveline Baar vertelt over haar tijd als zaterdag hulp bij een ijssalon in Amersfoort, en hoe ze daar onderdeel werd van de familie. Dat gevoel van één grote familie komt in het verhaal sterk naar voren. De saamhorigheid, het kopje koffie of de pan pasta die altijd klaar staat, maken dat extra voelbaar. Vito, zijn oma en zijn beste vriendin Aiko worden overal met open armen ontvangen.

De Gouden IJscoupe brengt ook het nodige avontuur met zich mee. De sporen die ze terugvinden van opa, een andere familie die ze telkens dwars zit, geven het verhaal een spannend tintje. Er is een prettige balans tussen de zoektocht naar het recept, en de innerlijke reis van Vito – die liever niet in de voetsporen van zijn vader wil treden. Maar wel graag gezien wil worden voor wie hij is.

Een mooi verhaal, dat je ook nog eens meeneemt op ontdekking door Italië, gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Eveline Baar De Gouden IJscoupe

De Gouden IJscoupe

  • Schrijfster: Eveline Baar  (Nederland)
  • Soort boek: kinderboek 10+ jaar)
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 11 juni 2024
  • Omvang: 212 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: BoekenwereldBol

Flaptekst van het kinderboek over Italië van Eveline Baar

Een zomerse zoektocht naar het oudste recept voor Italiaans ijs.

Vito woont met zijn familie boven hun ijssalon. Als de uitnodiging voor de belangrijkste ijswedstrijd van het jaar wordt bezorgd, verandert alles. Om de vijftigste Gouden IJscoupe te winnen, moet Vito’s vader het oudste recept voor Italiaans ijs ooit maken.

Vito verzamelt al zijn moed en gaat op zoek naar het recept, samen met zijn beste vriendin en zijn oma. Wint zijn familie na al die jaren dan eindelijk De Gouden IJscoupe? En wat heeft opa’s verdwijning lang geleden met de wedstrijd te maken?

Ga mee op reis door Italië in dit warme verhaal over vriendschap, familie en mogen zijn wie je bent.

Bijpassende boeken en informatie

Edouard Leve – Zelfportret

Edouard Leve Zelfportret recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Franse schrijver, fotograaf en kunstenaar. Op 26 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Autoportrait van de uit Frankrijk afkomstige schrijver, kunstenaar en fotograaf Édouard Levé. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur, de vertaalster en over de uitgave.

Édouard Levé Zelfportret recensie en informatie

  • “Een zeer uitzonderlijk werk in het Franse literaire landschap, het behoort evenwel tot de zeer gesloten clan van belangrijke boeken.” (Le Midi Libre)
  • “Met zijn Zelfportret vindt Éduoard Levé een nieuwe vorm van het ik-verhaal uit. Levé schrijft banale dingen met gewone woorden, en toch is het buitengewoon.” (Libération)

Zelfportret recensie van Tim Donker

Zie. Daar. Bijna had ik iets gehaats gezegd. Levé komt af met een egodocument, misschien zoiets als een autobiografie maar dan wel een hele rare, misschien zoiets als een zelfportret maar dan wel geschreven en niet getekend. En bijna had ik het gezegd, bijna had ik er zelfs de bespreking mee geopend: Levé moet het weer eens anders doen hoor. Maar toen dacht ik aan mijn tante, mijn lievelingstante dan nog, ook zij nu dood, die over mijn moeder, haar zus, na haar dood altijd maar zei Se mos altijd allus andus doen as un anduh, En dat haatte ik. Dan mocht het nog honderd keer mijn lievelingstante zijn, ik haatte die uitspraak. Omdat mijn moeder dood was en met rust gelaten moest worden, omdat ik helemaal niet zo zeker weet of iemand zo nodig “andus” “mot” zijn “as een anduh”; is iedereen niet gewoon is zoals die is, en dat kan toevallig ook niet-gemiddeld zijn (terwijl het juist veel gemakkelijk is gemiddeld te zijn omdat de hele wereld is ingesteld op gemiddelde smaken, gemiddelde karakters, gemiddelde voorkeuren, gemiddelde neigingen en gemiddelde behoeften), omdat ik dat wantrouwen ten opzichte van alles dat afwijkt van de norm ernstig wantrouw, omdat het mogelijk moet zijn om er andere ideeën op na te houden (en bijvoorbeeld te weigeren je te laten inspuiten met een of ander experimenteel serum waarvan niemand de effecten op langere termijn kan voorspellen) zonder direct als een paria, een aansteller, een clown, een asociaal of een opruier gezien te worden. En toch. Ondanks mijn diepe haat tegen die uitspraak had ik m bijna zelf gebezigd. Bijna gezegd. Bijna geschreven. Édouard Levé moet het weer eens anders doen hoor.

Wat doet Levé eigenlijk? Hij maakt een zelfportret. Hij schrijft over zichzelf. Levé over Levé, honderdtien bladzijden lang, sommigen zouden dat een autobiografie noemen. Maar hij begint niet bij een begin. Vertellend over zijn jeugd, belangrijke gebeurtenissen, verhalend over de wegen die hem hebben geleid tot waar hij nu is. Zelfportret kent geen chronologie, geen narratief en geen verloop. Zelfportret is een opsomming. Een honderdtien bladzijden lange opsomming. Door Levé. Van karaktereigenschappen, eigenaardigheden, hebbelijkheden, ideeën, overtuigingen, waarnemingen, herinneringen. Van Levé.

Ik dacht aan David Markson. Ook bij hem regende het immers feiten. Geen actie, geen personages, slechts de gestage opeenvolging van feiten. Maar Markson plunderde encyclopedieën, of liet zijn, in dat geval ontzagwekkende, parate kennis langzaam over de pagina’s leegstromen, om het ik juist te laten verdwijnen onder een berg trivia over componisten, schrijvers, kunstenaars, filosofen, wetenschappers en andere publieke figuren; het weinige “ik” dat nog zichtbaar bleef, maskeerde hij met neutrale aliassen als “Reader”, “Writer” of “Novelist”. Levé laat de hele opsomming over hemzelf gaan. Er bevinden zich ook wel enkele opmerkingen tussen die gaan over familieleden of vrienden, maar dan is het uiteraard veelzeggend dat Levé juist dit of dat zegt over juist die-en-die, net zoals “se mos altijd allus andus doen as un anduh” uiteindelijk meer zegt over die tante dan over mijn moeder.

Een project als dit kent zijn gelijke niet. Misschien Seth Abramson, de enige andere literator waaraan ik moest denken. “Iets als dit” ondernam Abramson ooit. Maar dan als gedicht, en ook nog in de derde persoon (bij hem ging het geloof ik om uitspraken die anderen over hem gedaan hadden). Op boeklengte is dit echter nog vervreemdender. Nou is het wel niet zo’n heel erg dik boek, maar toch, het zijn toch heel erg veel losse, niet-chronologische en onsamenhangende uitspraken die allemaal over Édouard Levé gaan – een mens waarvan ik eigenlijk slechts één ander, ook al niet al te dik, boek ken.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?
Wat moet je doen om niet te vervallen in “Édouard Levé moet het weer eens anders doen hoor”?

Je kunt er niet eens een behoorlijke psychoanalyse op los laten, als je zoiets debiels al zou willen, want slechts een enkele keer wordt er iets gemeld dat als min of meer veelzeggend valt aan te merken. In “Ik verveel me liever alleen dan met zijn tweeën” of “Als voorbereiding op het koffers pakken maak ik een uitputtende lijst van wat ik meeneem, aangezien ik altijd hetzelfde meeneem sla ik die op in een map op mijn pc” tekent zich een man af; je kunt wijzen en zeggen Ja, dat tiepeert iemand. Maar veel vaker regeert de willekeur. “Ik hoop dat ik nooit een oor vind in een weiland” zal hij wel opgeschreven hebben toen hij Blue Velvet zat te kijken; aan “Ik zal maar één keer zonder te liegen ‘Ik sterf’ kunnen zeggen” is weinig particuliers te ontdekken en “Ik eet driemaal daags” gaat ook al voor heel veel mensen op.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Vooral kun je er veel niet over zeggen. Zelfportret is niet meteen heel ritmies: sommige zinnen zijn erg kort, andere juist weer ellenlang. Het kent ook geen uitgedachte opbouw in sfeer of kleuring: na een tragiese, zware, bedachtzame of dramatiese uitspraak volgt met hetzelfde gemak een luchtige, een onzinnige, een triviale, een absurde, of, meer dan eens, een extreem grappige. En hoewel het dus met nadruk niets gecomponeerds heeft, is Zelfportret toch in hoge mate muzikaal: het dwingt, het vangt, het golft en na verloop van maar een paar pagina’s hypnotiseert het zelfs, zodat je blijft lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dat je niet weet met welk idee Zelfportret geschreven zou kunnen zijn? Daar zijn momenten waarop je je kunt herkennen in wat Levé schrijft. Of. Ik in ieder geval. Heftig knikkend lees ik “Ik heb zelden spijt van handelen en steevast spijt van niet handelen. Ik denk terug aan de pijn van geschiedenissen die niet plaatsvonden”; Ja denkend, Zo is het denkend, aan alles denkend wat wellicht had kunnen zijn als ik niet te angstig te beschroomd te gekwetst te bescheten te klein te onbeholpen was geweest of om welke reden dan ook maar niet stappen wist over welke lullige emotie dan ook. Maar dat “o dat heb ik ook” kan niet, zal niet de reden zijn geweest waarom Levé Zelfportret schreef. En. Daar zijn ook momenten waarop ik me van dit boek, dit projekt, van Levé wens af te keren. “Ik denk niet dat ik nieuwe pareltjes in de klassieke muziek zal ontdekken,” schrijft hij, “maar ik weet zeker dat ik tot mijn dood zal genieten van deze die ik al ken”; en: “Ik weet niet of er nog iets te verbeteren valt aan de muziek van Bach” en zucht denk ik dan en o denk ik dan en daar gaan we weer denk ik dan, altijd weer die klassieke muziek, het zou eens fijn zijn een schrijver te lezen met een bredere muzieksmaak dan dat, gelukkig zegt hij verderop ook moje dingen die niet over rock of over Portishead niet meteen de allerbeste band die ik ken maar toch, of dat hij honden verkiest boven katten, ja, ook al zoiets, die hondenliefhebbers, mijn ganse schoonfamielje bestaat uit hondenliefhebbers en hoe zij zijn is precies hoe ik de hondenliefhebber zie: braaf, saai, doorsnee, burgerlijk, normatief, fantasieloos, volgzaam, klootloos. Maar ik denk ook niet dat Levé Zelfportret geschreven heeft met het doel zijn lezers te ergeren. De momenten dat je als lezer “Nee, echt?” denkt, “Meen je dat nou?” denkt, zijn gewoon maar inherent aan een projekt als dit: als wie dan ook in één gulp alles zou openbaren wat hij meent, denkt, vindt, voelt, doet, wil, haat, verlangt, afwijst, droomt, heeft en kan, zal daar altijd wel iets tussen zitten wat (lichte) weerzin wekt.

Dus.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dit is het boek dat je zelf geschreven wou hebben. Maarja. Nu is het er al. Waarom zou je een boek als dit dan nog schrijven. Is dat niet het geniale aan dat wat waarlijk uniek is: op het moment dat het verschijnt, laat het zich met niets vergelijken, en al het gelijkende wat erna nog verschijnt zal gezien worden al na-aperij. Ondertussen, echter, vraag ik me wel af wat ik erin gezet zou hebben als ik een boek als Zelfportret had geschreven. Want dat is nog iets anders dat zo geweldig is aan dit boek. Ik vermoed maar zo dat Édouard Levé een tumultueuzer leven gehad heeft dan ik, en toch zijn de confidenties in Zelfportret zelden spectaculair te noemen. Het is vrijwel alles tamelik dagdagelijks, wat je hier leest kon ook slaan op de buurman of op je collega of op jouzelf. Dat is er ook de kracht van. Misschien dat alleen Levé’s sexuele escapades een slag pikanter zijn dan bij de meeste mensen het geval is (de momenten dat hij zulks ter sprake brengt zijn ook de enige momenten waarop je de schrijver voor een snoever zou houden); vooral, hier, ik-mededelingen van een zeer gangbaar tiepe, dingen die je zelf misschien als terzijde hebt gebezigd in gesprek met een van die vage bekenden die je op straat tegenkomt; de landen die je hebt bezocht, het eten dat je graag eet, dingen die je wel eens doet als je je verveelt (doelloos door het telefoonboek bladeren bijvoorbeeld). Waarin Zelfportret zo overweldigend, onthutsend, betoverend is, is dat er zo ontzettend veel van dit soort “nikserige” ik-mededelingen achter elkaar zijn gezet. Terwijl je steeds het gevoel blijft houden dat jij ook, ook jij, honderdtien bladzijden had kunnen vullen met zulke informatie over jezelf.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Of. Ja. Iets anders nog. Na-aperij ten spijt. Waarom zou dit niet een nieuw zjanrûh kunnen worden, komaan, er is vast ook iemand geweest die als allereerste een autobiografie schreef, die voor het eerst memoires te boek stelde. En dat was nog iets dat door mijn hoofd spookte toen ik Zelfportret las. Niet alleen hoe het kan dan zoveel banaals bij elkaar zo fascinerend kan zijn; en ook, niet alleen bleven als zeepbellen zinnen in mijn hoofd opkomen van het soort dat ik geschreven had in mijn hoogsteigen Zelfportret; ook dacht ik na over navolging. Stel dat Levé school maakt. Stel dat dit een nieuwe vorm van autobiografies schrijven wordt. Van welke schrijvers zou ik graag een boek als Zelfportret lezen? Van welke schrijvers vooral niet? De brutale eerlijkheid van Levé schrikt hier en daar af, maar hij maakt zich er zelf als figuur niet mee kapot. Ook dat is ongelooflijk. De meeste mensen zijn me al onherstelbaar antipathiek als ze maar twee of drie bekentenissen over zichzelf doen; Levé gaat ermee door en door zonder noemenswaardige imagoschade op te lopen. Wie doet hem dat na? Wie doet hem dit na? Wie doet er ooit nog iets na dit?

Wat met je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dit is één van de allermafste boeken die ik ooit gelezen heb, en ik heb ongelooflijk veel maffe boeken gelezen, echt waar, kom zelf eens een blik in mijn boekenkast werpen, en tegelijkertijd ook één van de meest intrigerende, misschien ook wel in een top zoveel of zoveel van de mooiste (ik noem geen nummers, daarvoor zijn het er teveel).

Dus.
Wat moet je hier verder nog over zeggen?
Hoe moet je een bespreking als dit afronden?

Niet. Je zegt gewoon “fantastisch”. En daarna doe je er het zwijgen toe.

Edouard Leve Zelfportret

Zelfportret

  • Auteur: Édouard Levé (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: Autoportrait (2005)
  • Nederlandse vertaling: Karien Vandenberghe
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Franse schrijver Édouard Levé

In dit briljante en ontnuchterende zelfportret verbergt Édouard Levé niets voor zijn lezers en schetst hij, min of meer willekeurig, zijn hele leven. Zelfportret is een fysieke, psychologische, seksuele, politieke en filosofische triomf. Naast ‘oprechtheid’ streeft Levé naar een objectiviteit die zo radicaal is dat deze zou kunnen doorgaan voor grofheid, trivialiteit en zelfs banaliteit – de auteur heeft zichzelf blootgelegd. Levés boek lijkt in eerste instantie een autobiografie zonder sentiment, alsof het door een machine is geschreven, totdat we door de opeenstapeling van details en de droge, spottende toon merken dat we ontwapend zijn, geboeid en verrukt door niets minder dan perfecte fictie… die geheel uit feiten is opgebouwd.

Édouard Levé (1 januari 1965, Neuilly-sur-Seine – 15 oktober 2007, Parijs) was een veelzijdige kunstenaar in de traditie van het conceptualisme. Hij debuteerde met Œuvres (2002), dat minutieuze beschrijvingen bevat van 533 niet-verwezenlijkte installatie- en performanceprojecten. Zelfportret verscheen oorspronkelijk in 2005. Zelfmoord, zijn laatste boek, kwam in 2021 uit bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

Leonieke Baerwaldt – Dagen als vreemde symptomen

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie en informatie over de inhoud van de tweede roman van de Nederlandse schrijfster. Op 26 september 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie van Tim Donker

Dat het begint bij III. Dat het eindigt met I en II. Dat het begin na het einde komt. Dat. En meer nog.

Deze mijmer: “Ze kiest voor de caleidoscopische benadering. Veelvlakkigheid, al zou je het ook fragmentarisch kunnen noemen. Uit elk fragment poetst ze zichzelf tevoorschijn.” Zichzelf, ja, en Mia. Het gaat over dit. Het gaat hierover. Je leest over wat je aan het lezen bent. Dat vind je mooi. Dat. Ook dat. En meer nog.

De hoofdpersoon is gekend onder de naam Sisyphus. Wie was ookalweer Sisyphus? Was hij dat met die steen? Gedurende twee studies had ik een module over Griekse mythen en sagen. Eerst de ene studie, maar dat was niet wat ik er in meende te zoeken en toen wisselde ik van studie, en toen ging het toch weer een heel semester lang over die Griekse mythen en sagen. En nog is er ontstellend weinig van blijven hangen. Ik was er ook slecht in. Haalde altijd al die namen door elkaar. Het boeide me te weinig om het echt mijn volle aandacht te geven, onthield alleen de grote lijnen. En de grote lijnen waren altijd dat er een sterveling was die de goden vertoornd had. Vaak was er van verre of nabij een koning bij betrokken. Doorgaans had het iets met hoogmoed te maken. Of het lot, je lot, dat niet te ontkomen is. Wat het spreekt, wat het zegt dat de protagonist Sisyphus heten wil. Iets met ondraaglijke lasten misschien. Of was hij dat niet met die steen?

Of.

Neem het gekoer van duiven. Transponeer het naar morse. Dat kan een pagina zijn. Dat. Dat ook. En meer nog.

Of.

Alle dingen die hoop zijn. Een windvlaag. Een konkreet voornemen. Een leeglopende ballon. Een trage vierkwartsmaat. Een reflex. Een vangnet voor de ongelovige. Een zorgindicatie. Een vals gevoel van veiligheid. Een roestvrijstalen geluid. Een mantra. Iets wat alle ellende van mensen voortbrengt. Iets wat dope is. (hoop is een ding met veren).

Wel. Goed. Sisyphus dan. Hier is Sisyphus moeder geworden. Er is iets aan de hand met de baby. Er zijn meerdere dingen aan de hand met de baby. Vele onderzoeken later blijkt dat Mia, Sisyphus’ dochter, levenslang zorg nodig zal hebben. Meervoudig gehandicapt. Rolstoelafhankelijk. Noem het. Geef het een naam. Het betekent in ieder geval dat je als ouder altijd zal moeten blijven zorgen, een zorg zonder bestemming, een zorg die nooit zelfstandigheid als eindresultaat zal kennen. Misschien een vloek en tegelijkertijd misschien van welbepaalde schoonheid. De verzorger en de verzorgde staan in een complementaire relatie tot elkaar. Mijn kinderen zijn nu negen en elf, maar ik herinner me uit de tijd dat ze baby, dreumes, peuter, kleuter waren, en mij eerst bij alles en later bij heel erg veel nog nodig hadden, dat dat konkrete nodig zijn heel erg mooi was. Het aankleden, in bad doen, haren wassen, tanden poetsen, de hand vast houden, samen stappen zetten, leren fietsen, het bijna wiegende ritme van de dagen; hoe je hierbij, de ouder en het kind, bijna samenviel, hoe je samen een graad van intimiteit en vertrouwen bereikte die je met geen enkele volwassene in wat voor relatie dan ook ooit bereiken zal; hoe dat je dagen tot aan de rand vult en hoe dat langzaamaan weer leegloopt wanneer je bij minder, minder en minder, steeds minder een belangrijke rol hebt te spelen (of zelfs nog maar gewenst bent), en hoe je, of jij misschien niet maar ik wel, die kleuter-, peuter-, dreumes- en babydagen soms nog mist – ik was in elk geval nooit het soort vader dat het zorgen ooit moe werd, dat altijd maar riep “niet te kunnen wachten” tot ze zichzelf konden aankleden, ik zie de schoonheid in de zorgrol maar een veertienjarige moeten verschonen is allicht anders dan je baby een nieuwe luier omdoen. En de kinderwagen is niet de rolstoel. En de peuterspeelzaal niet het dagcentrum. Die tocht. Die dingen. De steen. Wat maakt dat je uiteindelijk moet verhuizen naar een drempelloos, gelijkvloers appartement in een deprimerende woontoren. Waar er nog andere dingen zijn. Andere dingen zijn de mensen. Die goedbedoelde maar schrijnende dingen zeggen. En Louis. Die ook tot de andere dingen behoort. Sisyphus’ man. Nogal een lul. Maar dat zijn de mensen die tot de andere dingen behoren wel vaker. De lul, dat zijn de andere dingen.

Dan daar dus. In de woontoren. Beter dan een huis zonder drempels gaat het niet meer worden. Het leven is een reeks verkeerde beslissingen.

Of. Bodemdrift. Daar stuit ik ineens op het woord bodemdrift. Zoiets kan mijn dag maken. Maandagochtend, een herfstzonnetje doorheen mijn raam, goede koffie, Mikaîl Aslan op de steerjoo en stuiten op het woord “bodemdrift”. Dan dus ook dat. En zoveel meer nog.

Het typografies wit. De leegte die ademt. De woorden als druppels. De druppels als water. Het water als overstromingen. “Regenzucht heeft ze,” staat daar (ja regenzucht ook al zoon woord), “behoefte aan overstromingen. Een koufront, onweer, clusterbuien. Dikke druppels die op stoffige stenen plenzen. Sneeuw, hagel, iets, iets, iets.//Kikkers voor mijn part, denkt Sisyphus. Of wat dan ook. Sprinkhanen, vissen. Ja! Laat het alsjeblieft vissen regenen. Flappende staarten, ontelbare ogen die hun glans verliezen. //Ze fantaseert over een straat die glinstert van gebroken schubben.”, en dan ben ik stil, dan ben ik prachtgeslagen stil, en dan komt even later ook nog de rode kruiwagen van William Carlos Williams voorbij!, (hoorden daar geen witte kippen bij? het was geloof ik niet gisteren dat ik dat gedicht nog las), en bij alles is Mia, niemand gaat verloren.

In een volgend deel is er misschien niemand meer. Behalve Dee, de huismeester en hospita van de deprimerende woontoren met het drempelloze en gelijkvloerse appartement; – Dee, die daarnaast ook nog vriendin is, en waarzegster of zigeunerheks of magiër of circe of priesteres of de mooiste engel die je ooit zag. Met haar heeft Sisyphus in eerste instantie alleen maar gesprekken, fantastiese gesprekken, de allermooiste gesprekken die je nooit voerde: “Er zijn altijd nieuwe idioten, zegt Sisyphus. Ha! Zo is het, zegt de hospita. Om te laten zien dat de oude idioten minder idioot waren dan je dacht. Onophoudelijke verplaatsing van de lat der idioterie, dat is wat de wereld naar de ondergang helpt. Ze zijn met zoveel ook. Vroeger was het al dringen, maar nu zit het hier echt tjokvol.”; hoe verder ik in deze roman kom hoe beter ik hem vind.

Daarna. Weeral een volgend deel, of is het het daarop volgende? Met Dee op een surrealistiese voettocht door de zeven sirkels van de hel, of is het toch de Hades? Was Sisyphus dan diegene die doolde door de Hades, die van dat omkijken, hoe zat dat ookalweer, ik herinner me op restaurant zijn met een vrouw, toen ik een jaar of vijfentwintig was en bezig met mijn nooit eindige afstudeerproject, in een of andere verre verte had zij iets met dat afstudeerproject te maken, maar ik weet niet meer wat, of wie ze was, alleen maar dat we op restaurant waren en de hele maaltijd lang bezig waren om manieren te bedenken hoe je uit de Hades naar de bovenwereld terug kon lopen en je je er heeldurtijd van kon vergewissen dat je lief nog achter je liep zonder één keer om te hoeven kijken, wat een geweldige avond was dat, we wisten niet dat er zoveel manier waren om zonder te kijken te weten wat er achter je gaande was, wie was die vrouw toch en waar is zij gebleven?

Dus ook: wat het wakker roept. Maar ook: zoveel, zo ontzettend veel meer nog.

De herinneringen aan een vakantie met Mia die er geen was, aan geluk dat nooit bestaan heeft – een vluchtig idee dat geluk verzinbaarder is dan ongeluk, en dan, wat je 222 bladzijden lang ziet aankomen en dan toch weer net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals altijd alles net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals de dingen steeds minimaal een sentimeter anders gaan dan je dacht dat ze zouden gaan.

Dat. En al het andere nog.

Dagen als vreemde symptomen is een ongrijpbare, poëtiese, filosofiese, ontroerende en magiese schittering van een roman. Andermaal flikt Leonie Baerwaldt het om af te komen met een boek dat me ontredderd, verbijsterd en naar adem snakkend achterlaat.

Dus dat. En zo eindeloos veel meer nog.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen

Dagen als vreemde symptomen

  • Auteur: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt

Op 26 september verschijnt de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt, een onthutsende, filosofische en ontroerende roman van de auteur van Hier komen wij vandaan.

Sisyphus doolt door de hel met een lege rolstoel en weet niet precies wat ze daar te zoeken heeft, behalve dat ze haar dochter, die meervoudig beperkt is, moet ophalen uit het dagcentrum. Een missie die telkens mislukt, waarna ze teleurgesteld terugkeert naar de aftandse benedenwoning van haar zonderlinge appartementencomplex. Wanneer haar hospita schijnbaar uit het niets na een eeuwigheid een praatje met haar aanknoopt, begint ze zich plotseling dingen te herinneren.

Dagen als vreemde symptomenis een gevecht tegen de verveling, een zoektocht naar de grenzen van het moederschap, van hoop en radeloosheid, van leven en dood. Deze roman is een ode aan het absurde.

Leonieke Baerwaldt (1985) studeerde filosofie en literatuurwetenschap. Korte verhalen van haar verschenen onder meer op Hard//hoofd en Papieren Helden en in Kluger HansDe Gids en De Revisor. In 2021 verscheen haar zeer lovend besproken roman Hier komen wij vandaan, die de longlists van de Libris Literatuur Prijs, de Boekenbon Literatuurprijs en de Hebban Debuutprijs haalde.

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan RecensieLeonieke Baerwaldt (Nederland) – Hier komen wij vandaan
Nederlandse debuutroman
Recensie van Tim Donker
In haar debuutroman verenigt Leonieke Baerwaldt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs…lees verder >

Bijpassende boeken

Maartje Wortel – Camping

Maartje Wortel Camping recensie en informatie nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Maartje Wortel. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maartje Wortel Camping recensie van Tim Donker

En het lezen een stap. En een stap. En een stap. Nog. Het stappen overheen zoveel. Je moet stappen overheen Prometheus, hij stal het vuur van de goden maar welk vuur en welke goden?, je moet stappen overheen Griet Op de Beel en Arie Boomsma en Herman Brusselmans en Connie Palmen en Esther Verhoef en Gijs Groenteman en Dean Koontz en Cornald Maas en Bas Heijne en alles zo weinig lezenswaard wie bij zijn goeje harses wil in godsnaam die stal in?, de titaan bracht de mensen kunst of was het rotzooi, & je moet stappen overheen de camping want wat is treuriger dan een camping, je moet zelfs stappen overheen de beginzin: “Victorien had de kanker met haar blote handen gevoeld.”, zowat de minst aantrekkelijke openingszin die je ooit gelezen hebt wil ik dit wel lezen waarom in de leesstoel met iets in mijn handen wat ik eigenlijk helemaal niet in mijn handen wil & ineens denk ik aan die regel uit dat liedje van the microphones: i have been told that my skin is exceptionally smooth / but what good is that going to do / when to get to my heart / you have to crawl through tight tunnels of sharp rocks, en waar nog meer doorheen, en het lezen wordt stappen en het stappen wordt kruipen, en dan.

Dan een etentje.

Laten we beginnen met een etentje. Eten doe je meestal zittend. Het kruipen wordt zitten. Dat is ook een goede houding om in te lezen. Ode en Victorien zijn negen jaar samen en vieren dat op restaurant, en de sommelier, ja een heuse sommelier, komt met de wijn en, anders dan de ober die de gerechten met veel omhaal opdiende, schenkt dus, de sommelier, die wijn zwijgend in. “Gelukkig zegt hij niets, zei Victorien tegen Ode. Ik proef al die woorden toch niet. Dat geldt voor jou, zei Ode. Voor veel gasten verrijkt een beetje context hun ervaring. Dat is er juist zo aanstootgevend aan, zei Victorien”, en niet alleen is dat een heerlijke dialoog, die Victorien-tiep plaudeert nog recht ook en niet krom, en ik mag haar meteen, en zittend blijf ik lezen, en zittend blijft het lezen gewoon lezen. Victorien laat niet af me aan te spreken met haar ontnuchterende, enigszins sieniese en vaak grappige blik op de wereld: “Alles wat Victorien wist van makelaars was wat iedereen van ze wist: hoe hun haar zat, op welke partij ze stemden, dat ze tijdens hun vakantie fotogenieke eilanden bezochten waar de zon op hun schouders brandde, dat ze scooters hadden en helmen droegen die van geen enkele invloed waren op hun kapsel. Met andere woorden: Victorien had nog nooit met een makelaar te maken gehad.” – ja, mensen, Victorien heeft me lachend, luidop lachend in mijn leesstoel.

Het lezen wordt vliegen, en het vliegen wordt eten, zinnen eten, zinnen vreten, alsmaar meer zinnen willen verorberen.

Waaraan de schrijfstijl van Wortel ook danig debet is. Die rare, prozaïsche, maar niettemin zeer prikkelende tussenzinnetjes als “Wat er daarna gebeurde was dit:”; “Hoe het verder ging:”, “Wat ze erover zeiden:”; “Wat ze nooit te weten zouden komen:”, heel maf, ik geloof dat ik nooit zoiets heb gelezen als dit, ik hou ervan iets te lezen dat me doet geloven dat ik zoiets nog nooit gelezen heb.

Het lezen wordt zingen.

Oké. Goed. Dus Victorien en Ode zijn een stel, en Ode wordt ziek, en gaat allicht dood, en dan gaat Ode toch niet dood, maar is ze wel, ineens, weg, en Victorien boos achtergebleven. Wat is er gebeurd, misschien voelde Odes onverwachte herstel voor haar als een herrijzenis; hoe gaan die dingen met mensen die de dood in de ogen hebben gezien: die voelen dat wat na de ziekte komt als een twede leven niet?, en waarom zou  je in je twede leven je eerste leven herhalen?; Alles Moet Anders dus, zoiets ofzo, weet ik veel, ik heb nooit de dood in de ogen gezien noch heb ik ooit iemand gekend die de dood in de ogen zag – in ieder geval niet iemand die het nog na kon vertellen. Het goede is, het Hele Goede Ding is, mensen, dat Wortel nergens vertelt wat er met Ode is gebeurd, waar ze nu is, waarom Victorien boos is, ze geeft de lezer het raden, en de lezer, hij raadt, en elke banale manier waarop hij die witte plek probeert in te vullen komt voort uit zijn eigen beperkte brein, daar komt de schrijver goed mee weg dus.

Dat is het goede ding.

Victorien wil haar wraak op Ode halen en daarom koopt ze een camping. Het was Odes droom. Ooit je eigen camping hebben. En haha!, daar gaat Victorien eventjes Odes droom van haar afnemen, dat zal haar leren, zoet is de wraak, de beste wraak is een gelukkig leven (maar dat zit er niet in). Het is een nogal vergezochte en licht idiote manier om wraak te nemen (waarom zou Ode niet alsnog een camping kunnen beginnen ook al heeft Victorien er al één, en hoe zou Ode überhaupt moeten weten dat Victorien een camping aan het uitbaten is, en hoe neem je wraak door iets te gaan doen wat je eigenlijk helemaal niet wil doen?) maar binnen de naar absurdisties neigende sfeer die Camping in het begin lijkt aan te nemen, past het prima.

En dan dus de camping. Het zingen wordt eten het eten wordt vliegen het vliegen wordt zitten; het zitten kruipen misschien.

Niets is treuriger dan een camping, ik zei. Of toch. Eén ding is treuriger dan een camping en dat is deze camping. Die van twee zussen is, die alles best vinden, koop maar, zolang zij maar er maar mogen blijven wonen. Want de camping is van hun vader geweest, die droomde ook ooit, maar de zussen hebben er niet meer affiniteit mee dan dat het de plek is waar ze opgegroeid zijn, heel hun leven gewoond hebben. Ze hebben nooit iets anders gekend dan dit, en nu zijn ze oud, en de camping ook, en een weinig verlept is alles. Zo’n soort camping dus, vlak naast een militair oefenterrein, buiten het seizoen, ja komaan is dat niet een beetje erg veel treurigheid bij elkaar? Is dat niet een beetje een te gemakkelijke manier om de tenen te doen krommen? En ook daar, op die camping, begint ieder op zijn eigen wijze te spreken. Nu hou ik van veelstemmigheid in een boek, perspectiefwisselingen, steeds weer zien doorheen andere ogen, kan een schrijver iets mojers geven aan zijn lezers?, iets mojers dan hem te laten kijken uit vele ogen, de eindeloos wisselende blik. Ja maar goed, op zo’n verlopen camping, zomaar een willekeurige tijd in het jaar, daar zitten natuurlijk alleen maar schimmige tiepes en mafkezen, sjee, gaan we die kant op Wortel?, de treurcamping als ekskuus om een bonte stoet aan idiote figuren uit uw pen te mogen slaan?

Maar lees!, zegt Wortel. Lees met uw ogen en niet met uw vooroordelen.

En ik lees van die man die Waldorf heet en die naar de camping gekomen is in de hoop dat de storm rondom een opgedoken sexteep zal luwen (Waldorf en een net iets te jong meisje, sex in de tuin, buren die het filmen) als hij eventjes “onvindbaar” blijft. Hij is een bekende Nederlander, een schrijver van populaire psychologieboeken. Of heet dat levenskunst? Boeken met gemakkelijke metafoortjes in die je leren hoe je gelukkig of succesvol of geliefd kan zijn. Graag gelezen door heel veel mensen zodat Waldorf vaak gevraagd wordt in praatprogramma’s. Wortel heeft ongetwijfeld veel lol gehad met het bedenken van Waldorfs “trekzaktheorie”, die ik niet ga uitleggen hier, lees dat zelf maar voor wie het nog niet gedaan heeft. Waldorf is alvast niet schimmig, geen mafkees, geen idioot. Een Victorien-achtige sieniekus misschien; Wortel laat hem rake dingen denken als “Mensen schrikken steeds vaker ergens van en altijd van het verkeerde”, ja dat is goed, misschien dat Waldorf daar nog eens een boek over schrijven gaat, ho ja, een goeje analyse van deze wereldwijde paniekmaatschappij, dat zou ik wel willen lezen, voor alles een alarm afgeven, en geef elke burger een militaire training ja want we moeten altijd op alles voorbereid zijn ja, voer de dienstplicht weer in want als straks De Russen voor de deur staan (ineens hebben landen deuren, wist ik ook niet), dan, ja dan, en doe ook maar weer grenscontroles, wie weet welke migrant het nog in zijn hoofd gaat halen hier binnen te willen (gijlie hoort hier niet!) (ons land!) (onze banen!) (onze dochters!), een enthousiast opveren in mijn leesstoel, vooraleer het echt goed indaalt dat Waldorf een fiktief karakter is en dat dat paniekmaatschappijboek er helemaal nooit komen gaat, althans niet van hem & juist van hem had ik het zo graag gelezen.

Het kruipen wordt weer lezen vliegen eten zingen. Wie de wereld zodanig mijn huiskamer in schrijft dat ik het kleinstwijle voor werkelijk hou, die schrijft er niet nevens nee.

Niet elk figuur spreekt zo duidelijk tot mij als Waldorf doet, maar elk figuur is daar en elk figuur is mooi. Een overgevoelige militair, een timide vrouw met psychische problemen, een vader met een huilbaby, een toneelcritica die ongeziene theaterstukken bespreekt (wat geen enkele redacteur of lezer opvalt) (want mensen willen toch alleen maar zien wat ze al kennen), een aartsluiaard die steeds nieuwe onderneminkjes begint om met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk geld te kunnen verdienen en daarom de onzinnigste dingen verzint (aangezien mensen een voorkeur hebben voor dingen die nergens voor nodig zijn) (wie was het ook alweer die zei dat de smartphone de beste oplossing is voor de problemen die je hebt als iedereen om je heen een smartphone heeft?, daar moest ik, dit boek lezende, even aan denken) (dit boek lezende moest ik steeds even aan heel veel dingen denken), een alleenstaande vrouw en haar minnaar, die – ofnee wacht even.

Nog een laatste keer stuitte donkerbruine vermoedens me in mijn leesvaart. Soms haken de bezigheden van één personage zich zo’n beetje in die van een ander. En dat deed mijn vermoeden zo donkerbruin ontluiken. O shit, dacht ik. O shit. Dit wordt toch geen situatie-komedie he?

Situatie-komedie is wanneer “de lach” niet eens meer door de idiotie van de personages gegenereerd wordt, en nog minder door de tragiek van het leven. Sterker nog: in situatie-komedie zijn de karakters tot op zekere hoogte uitwisselbaar. Misschien dat er één een beetje neurotieser aangezet moet worden, en de ander wat goedgeloviger om de handelingen en de daaruit voorkomende, vaak op misverstanden gebaseerde, toestanden wat geloofwaardiger te maken (want als we het maar geloven kunnen is het goed) maar de formule komt altijd neer op iets als dit: A en B hebben een conversatie, C vangt een paar woorden op en trekt daar verkeerde conclusies uit, van C’s navolgende gedragingen wordt D een onbedoeld slachtoffer, en A en B stellen al het verkeerde in werking om de rotzooi onder controle te krijgen maar die wordt daardoor alleen maar groter: START DE LACHBAND!

Maar weeral trekt Wortel me aan mijn haar. Lees en vlieg en vreet en zing en hou godsamme uw bakkes eens.

Ja. Bakkes houden en lezen.

Wortel laat de alleenstaande vrouw die met haar minnaar op de camping is zich op enig moment afvragen waarom ze op een punt in haar leven is gekomen waarop ze zich voornamelijk op plekken bevindt waar ze niet wil zijn. De gedachte sloeg niet per se op de camping of op de minnaar, maar het is naar mijn peins wel een sleutelgedachte in Camping.

Er was Ode en haar hernieuwde leven. Er was een droom die niet iedereens droom is. Er is een vader die er niet meer is, en twee vrouwen op een camping waar hun hart niet ten volste naar uitgaat. Is dit niet hoe levens gaan? Ooit was je jong, en je had al die potentiële levens in je, er waren al die wegen die je kon inslaan, en dan, opeens is befaamd veel later. Die positievelingen van Pink Floyd (hoorde John Peel het ooit “positieve muziek” noemen, zo had ik er tot dan toe nog niet naar geluisterd) hadden het over een dag waarop je “tien jaar” achter je vindt maar dat lijkt mij nog wat weinig: er is een dag waarop je het grootste gedeelte van je leven achter je vindt – en van al die potentiële levens heb je er maar één waargemaakt, en misschien niet eens het schoonste. Dus je bent niet met Dregke in Llanera gaan wonen om daar prakties van het land te leven, je bent geen maker van eksperimentele kortfilms geworden, je hebt niet samen met Antonio Kraakpen uitgebouwd tot een landelijk gekend fenomeen (het blijft, vind ik, een goed idee: een tijdschrift waarin alles kan en dat elke vorm aan kan nemen, het had maar zo een roemruchte serie cd’s, boeken, performances en dikke bladen vol kunst, literatuur, mjoeziek en filosofie kunnen worden), je bent, niet eens, een nu eens hier en dan weer daar en van de hand in de tand levende zwervende ziel geworden waar dat nog je hoogste ambisie was toen ge een kinderken waart; er is alleen maar dit wat er nu is en je ziet daar in de verte ook niet al teveel kruisende paden nog opdoemen.

Veel van de campinggasten in dit boek lijken zich op dat punt te bevinden. Dat dode punt van gepasseerde stations en bijna geen kruisende paden meer. En dat is maar één van de vele opbeurende gedachten die Wortel haar lezers te bieden heeft.

Want Camping is geen situatie-komedie, en geen aapjes kijken of lachen met idioten, en ook is het niet een gemakzuchtig effectbejag door met banale treurigheden te strojen.

Nee.

Ver van dat alles bevindt zich Camping.

Ver van heel veel boeken die je ooit las, bevindt zich Camping.

Het is een schrijnend drama over de wereld. En het drama is dat het een wereld is met mensen erop. Het is mooi hoe Wortel op een manier die tegelijk onderkoeld en poëties is, en evenzeer sienies als liefdevol tot een totaal overrompelend orgelpunt komt. Het is mooi hoe ze alle laagjes wegkrabt en overduidelijk toont hoe ziek we allemaal zijn. Het is mooi hoe ze bijna en passant over oorlog praat, en milieuproblematiek, armoede, geweld, bio-industrie, criminaliteit; alsof het niet de problemen zijn maar slechts de symptomen van iets dat veel dieper gaat. Het is mooi hoe ze wat je dacht dat blijspel ging zijn voor je ogen steeds meer naar een pamflettistiese, keelsnoerende en hartverscheurende protestroman weet toe te schrijven. Het is mooi hoe je na lezing van Camping het liefst van een brug wil springen.

Het zit in je kleren in je haar in je hoofd en in je lijf. En je weet: dit raak je nooit meer helemaal kwijt.

Maartje Wortel Camping

Camping

  • Auteur: Maartje Wortel (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 20 september 2024
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Maartje Wortel

Na een onverwachte gebeurtenis koopt Victorien een camping midden in het bos, naast een militair oefenterrein. Voorwaarde van de eigenaars, twee zussen, is dat ze er zelf mogen blijven wonen.

Een keur aan gasten checkt in aan de lichtblauwe balie: van een militair met PTSS tot een drugscrimineel en een beroemdheid die de publiciteit wil ontvluchten. Wat voor de een vakantie is, is voor de ander bittere noodzaak. De gasten op de camping zijn tot elkaar veroordeeld maar hebben tegelijkertijd niets met elkaar van doen. Ze kunnen altijd weer weg, toch?

‘De essentie van de camping was voor haar om je te onttrekken aan je leven en tegelijkertijd was het haar leven. Altijd al geweest. Ze dacht: misschien heb ik mij nooit aan mijn leven kunnen onttrekken, ernaar kunnen kijken, en is het daarom nooit begonnen. Als ze de camping nu op zou blazen bleef er troep over. Voor haar was de essentie troep.’

Camping is een eigenzinnige, verontrustende roman van een van de meest originele schrijvers van Nederland.

Maartje Wortel (26 oktober 1982, Eemnes, Utrecht ) studeerde beeld en taal aan de Rietveld Academie. Inmiddels is ze als schrijver uitgegroeid tot een van de kenmerkendste van haar generatie. Voor haar debuut Dit is jouw huis ontving ze de Anton Wachterprijs. Haar roman IJstijd werd onderscheiden met de BNG Bank Literatuurprijs. Haar laatste boeken Dennie is een star en De groef werden met veel lof onthaald. Begin dit jaar debuteerde Wortel met een theatertekst voor Orkater.

Bijpassende boeken en informatie

Gertrud Jetten – Kijk, ik ben een pony!

Gertrud Jetten Kijk ik ben een pony recensie en informatie over de inhoud van het 7+ jaar kinderboek over paarden. Op 17 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Kluitman het nieuwe kinderboek van Gertrud Jetten over Saar en haar pony met tekeningen van Ina Hallemans. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Gertrud Jetten Kijk ik ben een pony recensie van Jolien Dalenberg ∗∗∗∗

Saar heeft een heerlijk leven in het dijkhuisje waar ze woont met haar vader, oma en de paarden. Tot haar vader Idris een ongeluk krijgt, tijdens zijn werk als stuntman. Dat betekent: minder geld. De vraag is of de paarden wel kunnen blijven. Misschien moeten ze zelfs gaan verhuizen! Het lijkt Saar verschrikkelijk. En daarom bedenkt ze een plan: ze heeft gehoord van een meisje dat in een paard veranderde, door het eten van paardensnoepjes. Wat als zijn nu een pony wordt  en samen met haar vader gaat optreden? Een superslim paard, dat kan rekenen en schrijven,  daar zullen mensen vast geld voor willen betalen. Saar heeft gelijk! Het wordt inderdaad een groot succes. Maar dat brengt ook heel veel aandacht met zich mee. Ook van mensen, met minder goede bedoelingen, die haar per se zélf willen hebben….

Als je houdt van boeken met veel fantasie en humor, is “Kijk, ik ben een pony”, absoluut een aanrader! Mensen die in paarden veranderen, óf andersom, paarden die in mensen veranderen, dat is natuurlijk een beetje vreemd. Het grappige is, dat veel andere aspecten van het verhaal, juist best realistisch zijn. Die mix, maakt het verhaal juist leuk.

De gesprekken die Saar heeft met haar paarden, zijn ontzettend grappig, maar ook leerzaam. Haar Shetlander Adam, van wie Saar dacht, dat hij super dom was, blijkt juist enorm intelligent. Hij zag gewoon het nut niet in, om te doen wat mensen hem vertelden te doen. Je kunt je helemaal voorstellen, dat er echt paarden zijn, die zo’n gevoel hebben. Het geeft ook wat stof tot nadenken: hoe normaal.is het, dat een paard (of welk dier dan ook), blindelings doet wat mensen zeggen?

Het is ook elke keer leerzaam als Gertrud Jetten de dieren een stem geeft: wat vinden ze leuk, en wat niet? Willen ze echt naar binnen als het regent? Of is dat meer iets van mensen, die niet zo’n mooie regenjas hebben als paarden.

Verder zijn de “slechteriken” van het verhaal zo dom en arrogant, dat ze weer grappig worden. Hoewel het er echt wel even benauwd uit ziet voor Saar, als haar avontuur als pony een wending neemt, die ze niet had voorzien. De naam alleen al, de familie Engerling, geeft genoeg weg.

Hoewel sommige wendingen misschien wat erg ongeloofwaardig of absurdistisch zijn, komt het verhaal er mee weg. “Hoera, ik ben een pony,” leest als een sneltrein. Al vanaf de eerste bladzijde zit je erin, wil je doorlezen en ga je van de personages houden. Er staat geen letter te veel, je hebt nergens de neiging om een stuk over te slaan. Een aanrader voor mensen die graag een fantasievol, goed geschreven paarden avontuur lezen! Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Gertrud Jetten Kijk ik ben een pony

Kijk, ik ben een pony!

  • Schrijfster: Gertrud Jetten (Nederland)
  • Tekeningen: Ina Hallemans
  • Soort boek: kinderboek, paardenboek (7+ jaar)
  • Uitgever: Kluitman
  • Verschijnt: 17 september 2024
  • Omvang: 212 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Waardering redactie∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe kinderboek over Saar en haar pony van Gertrud Jetten

Het rustige leventje van Saar en haar vier paarden komt op zijn kop te staan als haar vader moet stoppen met werken. Hij deed als stuntman mee aan spectaculaire paardenshows, maar kan door een ongeluk niet meer optreden. Saar laat het er niet bij zitten en komt in actie…

Ze heeft gelezen over Lottie, een meisje dat na het eten van een paardensnoepje in een pony is veranderd. Als Saar nou zelf eens in een pony verandert, dan kan ze optreden en geld verdienen! Het lukt en Saar trekt volle zalen als Lexi de wonderpony. Ze is zelfs zo populair dat sommige mensen haar per se willen hebben, ook al is ze niet te koop.

Gertrud Jetten (21 juli 1963) is opgegroeid in Reuver, een klein dorp in Limburg tussen de Maas en de Duitse grens. Ze wilde altijd al haar liefde voor paarden en schrijven combineren. Ze begon haar carrière bij tijdschrift De Hoefslag waar ze heel veel artikelen voor heeft geschreven. Deze artikelen zijn later gebonden en uitgegeven als boek: Het paard, het bit en de ruiter. Hierna maakte Gertrud een overstap naar een baan binnen een uitgeverij. Ze heeft hier paardenboeken vertaald en schrijvers van advies voorzien. Na hier een aantal jaren te hebben gewerkt, is Gertrud een eigen uitgeverij begonnen genaamd Forte Uitgevers. Nadat ze hiermee stopte, is ze zelfpaardenboeken gaan schrijven voor kinderen.

Bijpassende boeken

Rosie Hewlett – De heks van Kolchis

Rosie Hewlett De heks van Kolchis recensie en informatie over de inhoud van de mythologische roman over Medea. Op 4 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Orlando de Nederlandse vertaling van Medea, de nieuwe roman van de Engelse schrijfster Rosie Hewlett. Hier lees je informatie over de inhoud van de mythologische roman, de schrijfster, de vertaalster en over de uitgave.

Rosie Hewlett De heks van Kolchis recensie en informatie

  • “Een roman vol hartstocht en drama, met in de hoofdrol een van de meest beruchte vrouwen uit de mythologie […] een fascinerende afdaling in de duisternis.” (Jennifer Saint)
  • “Een scherpzinnig en empathisch verhaal over Medea […] Deze superieure hervertelling behoort tot de beste in zijn soort.” (Publishers Weekly)

De heks van Kolchis recensie van onze redactie

“Weet je wie ik ben?”

“Een heks”

“Ik noem het liever tovenares”

Woorden die Circe spreekt als ze haar 8-jarige nichtje Medea ontmoet, nadat die haar ontluikende toverkracht heeft ingezet om haar broer Apsyrtos in een wild zwijn te veranderen. Circe wordt haar rolmodel. Tot Circe op een dag niet meer verschijnt… waarom niet?

Medea groeit op in angst – haar vader is altijd boos en heeft losse handjes. Haar moeder is er eigenlijk niet echt. Medea’s toverkracht wordt allesbehalve gewaardeerd – integendeel, iedereen walgt er van. Tot haar vader op een dag haar hulp inroept – ze moet met haar toverkracht het gulden vlies veilig stellen. En dat doet ze – ze vraagt in ruil daarvoor te mogen trouwen. Maar ook hier houdt vader zijn woord niet.

Op een dag verschijnt er een schip – het is Jason met zijn Argonauten. Medea besluit Jason te helpen in ruil voor haar vrijheid.

Als Medea voor de keuze komt te staan tussen Jason en tante Circe, kiest ze voor Jason. Ze kiest ook voor het pad van zwarte magie.

Rosie Hewlett vertelt het bekende Griekse verhaal van de held Jason en zijn Argonauten, die het gulden vlies weten te bemachtigen, maar deze keer vanuit de visie en beleving van Medea. Medea, die in de geschiedenis is weggezet als slechte en gevaarlijke vrouw en moeder, verandert in dit boek in krachtige vrouw met menselijke gevoelens en reacties op een zwaar traumatische jeugd. “Geweld voedt geweld”.

Medea’s verhaal is, op deze manier verteld, het verhaal van heel veel vrouwen, vroeger en soms nu nog steeds. Ze zijn te veel, of niet genoeg, te anders, te krachtig, gevaarlijk. Ze doen soms wanhopige pogingen om zichzelf zodanig te veranderen om liefde te mogen ontvangen. Ten koste van de liefde voor zichzelf.

“Ik werd de duisternis, zodat hij kon stralen”.

Medea weet het in deze verzie van het verhaal te uiteindelijk transformeren als ze uiteindelijk voor 100% accepteert wie ze is en verantwoordelijkheid neemt voor het levenspad wat ze heeft gekozen.

Een roman die vlot en meeslepend is geschreven – ik kon het boek werkelijk niet wegleggen! – en boordevol prachtige symboliek zit. Een film waardig! Het boek heeft een krachtige boodschap en een boek dat weer eens laat zien hoe verandering van perspectief een bekend verhaal in een compleet nieuw daglicht kan plaatsen. Een enorme aanrader die is gewaardeerd met de maximale ∗∗∗∗∗ (uitmuntend).

Recensie van Monique van der Hoeven

Rosie Hewlett De heks van Kolchis

De heks van Kolchis

Het verhaal van Medea

  • Schrijfster: Rosie Hewlett (Engeland)
  • Soort boek: mythologische roman
  • Origineel: Medea (2024)
  • Nederlandse vertaling: Saskia Peterzon-Kotte
  • Uitgever: Uitgeverij Orlando
  • Verschijnt: 4 september 2024
  • Omvang: 384 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (uitmuntend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman over Medea van Rosie Hewlett

Een episch verhaal over de meest verguisde heldin uit de mythologie: Medea.

Medea, prinses van Kolchis, verlangt naar een ander leven. Sinds haar kindertijd is ze gescheiden van haar zus, gemeden door haar moeder en gekweld door haar broer en vader. En dat allemaal vanwege een uniek en gevaarlijk talent: hekserij.

Wanneer de onstuimige jonge held Jason, met zijn Argonauten, arriveert om het befaamde Gulden Vlies op te eisen dat haar vader zo fel beschermt, ziet Medea haar kans schoon om te ontsnappen. Haar aanbod om Jason te helpen zet een reis in gang die al haar kracht, magie en loyaliteit op de proef zal stellen. Een reis waarin ze monsters zal bevechten en koningen zal onttronen. Maar wanneer Medea geconfronteerd wordt met het ultieme verraad, wordt ze gedreven tot een wanhoopsdaad die zo wreed is dat het de levens van alle betrokkenen verscheurt…

De heks van Kolchis is een meeslepende historische avonturenroman over liefde, moord en magie en over een van de machtigste en meest verguisde vrouwen uit de Griekse mythologie.

Rosie Hewlett studeerde klassieke literatuur en cultuur aan de universiteit van Birmingham. Ze heeft de Griekse mythologie grondig bestudeerd en is gepassioneerd over het ontdekken van sterke vrouwelijke stemmen in de klassieke wereld. Haar debuutroman Medusa won de Rubery Book of the Year Award.

Bijpassende boeken en informatie

Maria Perez-Talavera – Figures of Wood

Maria Perez-Talavera Figures of Wood review, recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Venezolaanse schrijfster. Op 17 oktober 2023 verschijnt bij What Books Press de Engelse vertaling van de debuutroman van de uit Venezuela afkomstige schrijfster María Pérez-Talavera. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maria Perez-Talavera Figures of Wood review en recensie van Tim Donker

Gaat hij nu. Zie hem gaan, als hij nog gaat, daar, lopend, als hij, t schrijverken, langs wegen van eertijds – het bospad waar hij haar hoopt te ontmoeten. Hij. t Schrijverken. Hoopt. Hoopt en loopt. Langs dat bospad waar hij ooit zoveel gelopen heeft, in andere tijden, toen de zon nog wat vaker scheen, toen de tijd nog ruimte was, een ruimte voor hem, onduidelijk maar veelbelovend. Misschien komt hij haar tegen. Haar. Dregke. Die ooit. Daar liep. Samen met hem. De kans is klein maar niet onbestaande. Een ommetje met de hond. Gewoon maar een slenter eindsweegs het bos in. Waarom niet. Ze zal hem zien staan, met dat boek in zijn hand. Dat boek. Figures of wood. De debuutroman van María Pérez-Talavera. Als hij haar ziet naderen, zal hij wapperen met het boek en ten spreken aanvangen alsof geen jaren voorbijgegaan zijn.

“Zie hier,” zal hij zeggen, “zie hier & dit boek. Figures of wood. María Pérez-Talavera. Feitelijk een vertaling. Eran de madera heette het orzjieneel, en het kwam in 2019 uit in, kpeins, Panama. Paul Filev vertaalde het naar het Engels – “ en hier zwijgt hij even. t Schrijverken. Zwijgt stil. Geheel momenteelderlijk houdt hij ernstig rekening met de mogelijkheid dat de peins bij Dregke nu is dat hij haar zelden sajer ontvangen heeft. Maar dit is wat hij te zeggen heeft, wat hij te zeggen heeft, en voortspreken moet hij voortspreken doet hij: “Hij vertaalt Spaanse en Macedonische boeken naar het Engels. Sommige mensen doen dat. Een kort biografietje achterin dit boek somt wat van zijn vertaalwerk op. Een boek over de vrouw van Gustav Mahler, geschreven door Sasho Dimoski. Van wie ik nog nooit gehoord had. Ik heb het even opgezocht, Dregke-lief, het is een erg dun boekje, het zou best interessant kunnen zijn. Biografiese fiksie. Ik stuitte op een zin. Jij had je muziek, ik had alleen maar jou. Dat vond ik geen onaardige zin, een beetje vet misschien, een beetje teveel melodrama misschien. Maar niet onaardig. En ook nog. Voort en vuts, die Filey. Een komenvanleeftijd-roman voor jong volwassenen van een of andere Venezolaan, de vertaling verscheen echter wel bij Turtle Point Press van wie geweten is dat ze int verlee al eens boeken uitgaven die niet half slecht waren. Een gefiksjonalizeerd verslag van de periode dat de Australiese schrijfster Miles Franklin als verpleegster diende tijdens de Eerste Wereldoorlog. Geschreven door een zeer oude Macedonische schrijver. Zulke boeken, Dregke, vertaalt hij. Er lijkt nauwelijks een plan, literatuuropvatting of zelfs maar voorkeur aan ten grondslag te liggen. Toevallige boeken. Misschien dat ik er daarom over begon. Toevallige boeken is wat het is, is wat dit is. Figures of wood. Een toevallig boek. Is waarom we hier staan. Op een bospad dat ik ons bospad durf noemen, uit een tijd, uit levens, die ook altijd alleen maar toevallig zijn.”

Staat hij nu. Als hij nog. Een beetje dik vond hij zijn woorden wel. Hij had er al bijna zijn tong aan geblesseerd. Maar nu moet hij verder, nu moet hij spreken, zolang ze daar nog staat, zijn Dregke. “Dat ik Figures of wood in handen kreeg is echter allerminst toevallig. Iemand sprak, iemand zei, waar ist werk van; iets met Amerikaanse pressers & lamplicht. En schijnen deed ik het licht dus maar op Amerikaanse pressers. Ik ken What Books wel zo’n beetje, en dat is wat je doet dan, nog maar eens kijken naar wat je al zo’n beetje kende, want dat is dan misschien de eigen blik en niet de blik van de stapels waar iemand stokken in steken wou. Of. Naja. Zelfs “een beetje” dient gerelativeerd. Gary Oldman is a building you must walk through van Forrest Roth is wat ik “zo’n beetje” ken. Een mooi boek, liefste Dregke, zeer lezenswaard, je zou eens, je moest eens. Er klonk op zo bitterzoet een klacht over waar ist werk van, en ik dacht aan What Books, nieuwsbrieven, dat is het dan, hoe gaan die dingen, ik wilde inmiddels zelf ook graag weten waart werk was van, en dan nieuwsbrieven, me, inschrijven op, de nieuwsbrieven van al die Amerikaanse pressers die ik al was het maar “zo’n beetje” kende. Het was toen dat ik iets vernam over Figures of wood.”

Een heel klein beetje toevallige wijn zou dit kompleter maken. Een zeer toevallige plaat zou dit mojer maken. Maar er is alleen maar bos, alleen maar pad, alleen maar Dregke en t schrijverken. Doch wat kan er mojer zijn, feitelijk?

“Dat omslag vond ik mooi, Dregke, zo oppervlakkig was het. Dat hoofdloze lichaam, alleen maar nek, Ge lult uit uwen nek zeiden wij vroeger in Helmond, hoofdloos lichaam, staand op, zo lijkt of was althans mijn assosjaasie, een giganties spiegelei waaruit ook nog twee ijle figuren voortkomen, een rood en en een zwart, deze bijna abstracte figurativiteit vond ik mooi. En de eerste zinnen spraken me aan: “It seems like Monday today because yesterday felt more like a dull Sunday to me. It rained in the afternoon and they brought me a pastry and a cup of hot chocolate to my room. The woman with the purple hair sat with me until I had finished the snack. Her eyes remind me of those physical maps that hang on classroom walls, fine veins streaking across the whites of her eyes like rivers. I ate and drank slowly, without talking or becoming distracted, savoring every bite and sip, licking my fingers and dabbing up all the crumbs of the plastic tray and then placing them on the tip of my tongue. Whenever I looked up, I met her watchful gaze.” Zie je? Van zo’n begin hou ik. Het heeft meteen al zoveel. Een zekere landerigheid, een sterke sfeer, iets banaals met die zever over dagen en waaraan je ze zou kunnen herkennen. Mysterie, ook. Wie is die ik?, en wie de vrouw met het paarse haar?, wat is dat voor iets vreemds om iemands ogen met landkaarten te vergelijken?, waar speelt dit alles zich af?, de schrijfster trekt de lezer naar zich toe en houdt hem tegelijk op afstand, dat vond ik sterk. Sterk genoeg om dit boek maar meteen te bestellen.”

En achter het bos: de wereld.
En verder: alles.
En hier: zwijgen, en zoeken naar woorden.

“En dan wachten op zo’n boek, liefste Dregke. Dat is wel weer anders dan de stapels, die gewoon komen, waarvan je nooit weet wat het brengt. Ouderwets wachten op een boek dat je besteld hebt, en waarop je je verheugd. Het kwam binnen op een woensdag. Alles komt altijd binnen op een woensdag. Het zat in één enveloppe met een dichtbundel van Kat Dixon, de enveloppe was veel platter dan ik bij voorzorg bedacht had. Ik dacht Dit is waarschijnlijk alleen de dichtbundel, Figures of wood komt later wel een keer. Wat ik nooit doe is zulke enveloppen meteen openmaken. Ik weet niet. Dat gaat tegen iets in. Daar zit een gretigheid in die me niet bevalt. Zo’n enveloppe moet eerst even liggen. Die open je eerst pas enkele dagen later, bij voorkeur midden in de nacht, bij voorkeur met iets goeds in je glas. Maar openen doe je hem wel, uiteindelijk. Jammer is dan dat het al direkt een teleurstelling brengt. De dichtbundel van Kat Dixon en Figures of wood pasten gemakkelijk allebei in een bedroevend platte enveloppe. Beide boeken waren veel dunner dan ik had gehoopt. Maar ja. Dan stilte. Want waarom hopen op dikke boeken? Er is geen enkele reden om aan te nemen dat een dik boek je meer te bieden heeft dan een dun boek. Integendeel. Gij kent de theorie over excipiens wel…”

t Schrijverken stelt zich voor dat Dregke spreken zou, nu, haar stem, haar moje stem, haar prachtigmoje stem, en dat ze “Pierre Michon” zegt, die naam, uit die mond, op een dag, op een bospad, de schoonheid van dat alles. Zo bepeinst t schrijverken zich het.

“Ja…” zegt hij aarzelend, haar stem nog proevend op zijn tong, een smaak die nog even moet blijven voor hij verder spreekt. “Ja. Maar niet gezegd is dat een dun boekje geen excipiens zou bevatten. Want ik ging lezen. En zo lang was het goed. Zo lang was het mooi. Dat wankele evenwicht tussen mysterie en dagdagelijksheid, dat weet Pérez-Talavera goed vasthouden. Aanvankelijk toch. Ze schakelt heen en weer tussen het verleden en het heden van een man die alleen gekend is bij de letter L. Zo ondertekent hij ook zijn eigen brieven. Dat er ergens in de tijd, ergens in dat verleden of in dat heden “iets” moet zijn gebeurd met L kan de lezer al vrij snel raden want in het heden zit L in een gevangenis, of, waarschijnlijker nog, een psychiatrische inrichting. Maar Pérez-Talavera laat veel in het vage, en dat is mooi. Zo blijft de reden van L’s collocatie lang onduidelijk. In de verledenlijn tekent zich een wat eenzame, dromerige, belezen en allicht niet onintelligente jongeman af die soms met enige verbazing naar de mensen om zich heen kijkt. Misschien is een neiging tot het obsessieve hem niet helemaal vreemd. L’s opa maakte samen met zijn opa houten figuurtjes gebaseerd op de figuren uit het dorp zoals het er in vervlogen jaren moet hebben uitgezien: er was een houten smid, een slager, een visser, een boer, enzoverder. Het zijn, ge peinst het reeds, deze figuren waaraan het boek zijn titel ontleent. Het was L’s enige speelgoed toen hij klein was en hij was er dol op. Hij nam de doos met de houten figuurtjes in zelfs een keer mee naar bed, want hem op boze woorden van zijn vader kwam te staan. Boze woorden en meer niet, hou dat vast.”

t Schrijverken ziet Dregke staan, met “boze woorden” in haar handen & zie die handen & zie die vingers & zie die Dregke.

“Troost. In zijn aan broers, zussen of vriendjes nogal arme jeugdjaren waren de houten figuurtjes vooral troost. Een troost die hij later zocht in boeken. Ja. L. En literatuur. Twee keer een L. Je mag in proza best af en toe platvloers zijn, zei een docente van mijn opleiding ooit eens tegen een medestudente. Misschien heette die wel María. Ha. Maar hoe ook, literatuur neemt stilaan de plek in van de houten figuurtjes. L komt vaak in de bibliotheek en leert daar buiten bibliothecaresse “Señorita Ritter” bijvoorbeeld ook Mikhail kennen. Daar komt die droge, lichtelijke wereldvreemde blik van L mooi naar voren. Mikhail spaart superheldenstrips, maar niet om ze te lezen. Dat bevreemdt L. Waarom zou je heel erg veel ergens van hebben om er vervolgens niks mee te doen? En elders, of, naja in de hedenlijn, valt het hem op dat twee mensen met elkaar praten maar dat de dingen die de eerste zegt niets te maken hebben met de dingen die de twede zegt, of andersom. Misschien moet je enige kennis van sociale situaties hebben om te snappen dat er verzamelen om het verzamelen bestaat, of gezwets om het gezwets; misschien moet je al eens uit je eigen wereld gestapt zijn om te weten dat niet alles een functie of een doel heeft. Dat er ook dingen louter om zichzelf bestaan. L heeft dat inzicht duidelijk niet en dat maakt hem af en toe -onbedoeld- erg komisch.”

En Dregke en de onbedoelde zon, en de onbedoelde dingen. Hoe Dregke daar staat, bijvoorbeeld, en in haar eentje een heel publiek is. Een publiek van anderen inclusief haarzelf, denkt t schrijverken onwillekeurig. Vraagt zich dan af waar hij die woorden ookalweer van kent. Overweegt het Dregke te vragen, weet het dan ineens weer, vraagt zich weer af of hij het Dregke zal vragen en of zij het ook weet en zeggen zal: “Het is de titel van een seedee van Flies Inside The Sun, schrijverken.”

“Dan is er nog Don Gastón. De apotheker. Ook zo iemand die L heeft leren kennen in de bibliotheek. Don Gastón is ouder dan L, die tegen deze tijd in het verhaal een puber is. De literatuurliefde van Don Gastón is dus gerijpter dan die van L, en hij treedt op als zoiets als een gids. Laat twee keer per maand een flink pakket boeken in bruin papier achter op de stoep van L’s huis. Zijn moeder vraagt hem nog een keer waarom die man zo vaak zoveel boeken aan L geeft en hoewel hij zeer veel namen en titels heeft leren kennen op deze manier (waar hij erg bij mee is) uiteindelijk voelt L zich bezwaard en vraagt Don Gastón te stoppen boeken achter te laten op zijn stoep. Zijn stapels. Ha. Steekt er zelf stokken in. Jaja.”

En denkend aan bladeren en aan gras zegt t schrijverken ineens: “Er zitten flink wat Walt Whitman-verwijzingen in dit boek trouwens. Sietaten aan het begin van de hoofdstukken, maar ook doorheen het verhaal. De houten figuurtjes worden ook met Whitman behangen. Een leven, dat van L, dat meer en meer van literatuur gemaakt lijkt. Anderzijds ook, beer in geest, een wat kwakkelend leven. Want ook Amerikaanse achterplatten staan dus klaarblijkelijk bol van de zever, Dregke. L’s condition worsens helemaal niet met ietsj peetsj; ook in de heden-lijn zien we een rustige, stabiele en helder denkende L. Tegen het eind wil de vrouw met het paarse haar -we komen nooit te weten wie zij precies is- er een keer bij zijn als L gaat douchen, iets dat L niet wil, hij weert haar af, is daarbij misschien iets hardhandiger dan hij wil. Dat komt hem duur te staan. Doktoren menen dat L agressief is, onhandelbaar, voortdurende observatie nodig heeft. Al zijn voorrechten, zoals alleen op zijn kamer eten, worden hem ontnomen, en iedereen beziet hem als een monster. Dáár wordt L een beetje paranoïde van, maar ja, kun je hem dat kwalijk nemen? Je had in Figures of wood een commentaar op de onredelijkheid van de psychiatrie kunnen lezen. Niet gericht op mensen, hulp, patiënten zorg, maar louter bestaand uit onverzettelijke theorieën en domme regeltjes.”

Hij zou kunnen losbarsten, t schrijverken, maar hij blijft rustig.

“Dat had ik zo graag willen doen, Dreggie. Dit boek voor Kafkaesk houden. Een jongmens wordt in een gesticht gesmeten, alleen maar omdat hij van literatuur houdt, een beetje wereldvreemd is en afwijkt van de massa. Dat je niet gek hoeft te zijn of gek gevonden te worden en hoe dat dan weer zelfvervullend wordt: in het gesticht wordt wie nog niet gek was wel gek gemaakt. Helaas had Pérez-Talavera een ander plan en niet alleen is dat een wat afgezaagd plan, ze werkt het ook nog eens slordig uit. Doorheen het boek komt een paar scenes die misschien moeten gelden als een voorafschaduwing van L’s gekte. Maar dat interpreteer je pas zo als het boek uit is; in het boek komen de scenes een beetje uit de lucht vallen en krijgen ook geen goede inbedding in het verdere verloop. Zo is er de keer dat L “Señorita Ritter” volgt naar huis. O. Ja. L is geïntrigeerd door “Señorita Ritter” maar een stalker zagen we toch nog niet in hem. Hij ziet overigens Don Gastón bij haar binnen gaan. Don Gastón, die zullen we later nog in een andere of zullen we zeggen dezelfde hoedanigheid tegenkomen. Het klopt niet, Dregke. Het wringt. Evenzo de keer dat L en zijn vader op een mannenweekendje gaan. Het is een heel gezellig weekend, waarin L zijn vader vrijer ziet dan ooit, en waarin ze alles doen wat ze willen doen. Ze eten ongezond, en L krijgt wat bier te drinken van zijn vader. Hij is te jong om te drinken, een leeftijd moet gegokt worden, ik zou het of veertien of vijftien houden, misschien behoren vaders dat niet te doen maar het is maar een beetje het is geen hele fles whisky ofzo en het heeft vooral symboliese waarde. Iets als een initiatie- of overgangsrite, weet ik veel; misschien dient het alleen maar om hun vrijheid te bezegelen. Eenmaal thuis voelt L zich heel erg schuldig ten opzichte van zijn moeder; zo schuldig dat hij slecht gegeten heeft, en zelfs bier gedronken!, dat hij er fysiek ziek van wordt. Kotsen en zo, welja, je weet het wel. Hij vertelt zijn moeder over de “overtredingen” van dat weekend, die is daar niet biezonder boos over, daarna voelt hij zich weer schuldig ten opzichte van zijn vader, omdat hij hun geheim verraden heeft.”

Even grijnzen de voormalige geliefden naar elkaar.

“Dit schuldgevoel komt nogal uit de lucht vallen. De ouders van L zijn geen onmensen, en ook niet overdreven strikt of streng. Zijn vader heeft een drukke baan, is weinig thuis. De moeder krijgt niet echt gestalte maar de lezer leert haar in ieder geval nergens kennen als een verstikkende vrouw die alleen maar bezig is L onder de duim te houden. Waarom is L zo bang voor mensen wier enige fout is dat ze misschien een beetje kleurloos zijn? L leek tot dan toe ook niet een jongen die zich heel erg druk maakt om wat anderen van hem denken. Het weekendje met zijn vader leek erg geslaagd, het gaf niet veel om op voorhand te vermoeden dat het zo dramaties zou eindigen. Ik weet het niet en jij, Dregke, weet het vast ook niet. Mijn peins is dat Pérez-Talavera L heeft willen neerzetten als een jongen die nogal snel uit balans te brengen is om zijn daad aan het einde begrijpelijker te maken maar ze komt er wel erg laat mee om verontrustende symptomen in L’s psyche aan te brengen: een groot gedeelte van het boek lijkt L zowel in de heden- als in de verleden-lijn een in psychisch opzicht kerngezond mens. En ik zie je denken –“

(t schrijverken ziet Dregke denken)

“Daad? Aan het eind? Hum. Ja. Ja, Dregke. Ineens is er het mes, en twee mensen in de slaapkamer. De moeder van L is of lijkt ziek, die onvermijdelijk Don Gastón komt er maar weer eens bij, dit keer als apotheker niet als literatuurliefhebber. Dat monneer Gastón het ontgelden moet als L hem met zijn broek op zijn enkels aantreft in de slaapkamer van zijn moeder kan ik nog verstaan van een jongen zonder erg veel levenservaring of überhaupt enige weet van wereldse zaken. Misschien denkt hij wel dat Don Gastón zijn moeder kwaad doet -is er wel sprake van (wederzijdse) sex?- of, op zijn minst, dat hij doet wat zijn vader in deze situatie gedaan zou hebben. Maar waarom moet het mes hiervoor nog kennis maken met een volstrekt onschuldige en zelfs erg lieve huishoudster? Het slaat niet echt ergens op, voor mij althans niet. En dan dat hele einde, dat echte einde, het eindigt in de heden-lijn want na de moorden zijn heden en verleden samengekomen, dat is wat moorden doen, die heden-lijn waarin L het grootste deel van het boek een tamelijk zinnig mens leek, ook dat op het einde, en totaal onverwacht, op de schop: wat ineens lijkt daar de suggestie te liggen dat L zijn geliefde houten figuurtjes (hij is ze altijd trouw gebleven, al speelden ze op een gegeven moment geen hoofdrol in zijn leven meer) als gelijkwaardige, in ieder geval levende en denkende, schepsels ziet. En ook daar gaf hij niet eerder blijk van.”

En wind en bomen en bospad en Dregke en die lippen van haar, god wat kuste hij graag die lippen van haar.

“Hoe prachtig was het boek geweest minus een scene of drie of vier. Die zogenaamde er met de haren bij gesleepte gekte van L verzwakt op diverse punten een in zichzelf geweldige vertelling. Dat kafkaeske wat ik er in het begin in zag, dat had kunnen zijn. Of een mysterieroman. In het begin ontmoeten de houten figuurtjes en L’s ontluikende boekenliefde elkaar. Omdat hij weet dat de opa en de opa van zijn opa de houten figuurtjes baseerden op mensen die indertijd echt in het dorp woonden waar L en zijn ouders overigens nog steeds wonen, besteedt L zijn vroege bibliotheekdagen vooral aan onderzoek naar zijn dorpsgenoten en hun genealogie. Dat dacht ik ook nog even. Dat L wellicht in het gesticht gesmeten was omdat hij een of andere onfrisse geschiedenis aangaande zijn dorp op het spoor gekomen was. Het bleek zoveel banaler, een banaliteit die dan ook nog eens tamelijk onhandig het verhaal in gepropt is. Dat is dan een besteld boek, een boek dat ik zelf zocht, een boek dat geniaal had kunnen zijn en ergens in midden eindigt, gewoon maar een toevallig boek is, een beetje mooi, een beetje niet mooi. Zo zijn de dingen, zo zijn de boeken immers meestal. Het licht komt niet per se van de eigen blik. Het licht komt soms van de eigen blik. Soms van de stapels. Al het andere zweeft daar maar zoon beetje tussenin.”

En tussenin zwevende dingen.
En toevalligheid.
En t schrijverken. En Dregke. En bospad.

En dan niks.
En dan zwijgen.

Misschien een slenter. Over bospad. Misschien zal t schrijverken She cried van Frank Yamma neuriën. Misschien zal hij, zachter dan zacht, kaum verstaanbaar eigenlijk, zingen Yo seré tu hermano de sangre, y tu refugio en el infierno. Misschien zullen Dregke en hij elkaars handen vasthouden. Misschien zal de tocht, geheel toevallig natuurlijk, voeren naar het huis waar t schrijverken ooit woonde. Waarvan de deur uitnodigend zal openstaan. Uitnodigingen zijn er om op in te gaan, en binnen zullen ze alles aantreffen als het ooit was. Zoals een toevallige fles roodwijn, en een toevallige plaat. Daydreaming van Rafael Anton Irisarri bijvoorbeeld, of Dead seas van Head of Wantastiquet. Of Quitar o aire van Caamaño & Ameixeiras. Of anders andere volstrekt toevallige platen. En dan stilte. Tot toevallige tijden geboorte zullen geven aan nog meer toevallige boeken. Een volgend boek van María Pére-Talavera bijvoorbeeld, dat, heel misschien wél geniaal zou zijn.

Maria Perez-Talavera Figures of Wood

Figures of Wood

  • Auteur: María Pérez-Talavera (Venezuela)
  • Soort boek: Venezolaanse roman
  • Origineel: Eran de Madera (2019)
  • Engelse vertaling: Paul Filev
  • Uitgever: What Books Press
  • Verschijnt: 17 oktober 2023
  • Omvang: 158 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 17,99 / € 7,99
  • Boek bestellen bij: Amazon / Bol

Flaptekst van de eerste roman van de Venezolaanse schrijfster María Pérez-Talavera

Figures of Woodthe debut novel by Venezuelan writer María Pérez-Talavera, is a thought-provoking and gripping novel that delves into the mind of L, a young man questioning his own guilt and sanity in a sanatorium. Told in diary form, the story is set in an unnamed place and time, leaving the reader to question the reliability of L’s entries as his perceptions seem to grow more distorted. The novel explores love and betrayal, shame and guilt, and the searing pain of feeling alone in the world. Lines from Whitman’s Leaves of Grass weave through the narrative, introducing and echoing these complex themes.

María Pérez-Talavera is a writer, librarian, and information science professional. She is born in Venezulea. Her debut novel Eran de Madera (Figures of Wood) won the VI Foro/taller Sagitario Ediciones Prize for a Short Novel in Panama in 2019. Her short story collection Umbrales líquidos (Liquid Thresholds) was published by Foro/taller Sagitario Ediciones in 2015. Other stories, poetry, and essays have been published in various anthologies, magazines, newspapers, and online publications. She lives in Vientiane, Laos.

Bijpassende boeken en informatie

Anke Kranendonk – Brand

Anke Kranendonk Brand recensie en informatie nieuw 14+  jeugdroman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwste young adult boek van de uit Nederland afkomstige schrijfster Anke Kranendonk. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Anke Kranendonk Brand recensie van Jolien Dalenberg

Roman probeert het normale leven van een puber te leven. Biertjes drinken met zijn vrienden, leren voor school, zijn relatie met Celine. Als er vlakbij zijn school een gebouw in brand staat, waarvan hij de rook kan ruiken, lukt het niet helemaal meer met “gewoon doen”. Hij stottert zo nu en dan, voelt dat hij soms ineens dicht slaat. Zelfs de hort op met zijn vrienden, of in de buurt zijn van Celine, voelt niet meer goed. Het verlies van zijn zusje, nu vier jaar geleden, steekt meer en meer de kop op. Hij probeert er over te praten. Met zijn ouders, broers, vrienden, Celine. Maar de woorden willen niet komen. Als hij met een nieuwe vriend mee gaat naar een brandweeroefening, lijkt het verleden het heden in te halen.

Soms zijn er van die boeken, waar je uit nieuwsgierigheid even in bladert, en vervolgens niet meer kunt weg leggen. Zo’n boek is brand. Ontzettend toegankelijk geschreven, neemt Anke Kranendonk je mee in de gedachtewereld van Roman. Al vanaf de eerste zin, is het geloofwaardig en intrigerend. Wie is Roman? Wat houdt hem bezig. Hij blijkt een sympathieke jongen te zijn, met een groot trauma. De dynamiek van zijn gezin, wordt sterk beschreven. Niet door ellelange verhandelingen. Maar door een paar gebaren. Door wat er juist niet wordt gezegd. De afstand, de eilandjes, hoe iedereen op eieren loopt. Aan de oppervlakte lijkt er weinig aan de hand, maar dat er van alles broeit, is al snel duidelijk.

Deze spanning wordt knap opgebouwd. Je leeft mee met de personages, voelt je betrokken. Ondanks het feit dat Roman de hoofdpersoon is, en het verhaal vanuit hem vertelt wordt, krijgen ook de andere personages duidelijk vorm en inhoud.

Brand is een boek waarin in geen enorm plot speelt, maar wél een hoop gebeurt. Voor iedereen die boeken leest met boeiende, goed uitgewerkte personages, onderhuidse spanning, verpakt in een puberleven, zit hier goed. Ontroerend zonder vals sentiment, spannend zonder sensatiezucht. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Anke Kranendonk Brand

Brand

  • Auteur: Anke Kranendonk (Nederland)
  • Soort boek: jeugdroman (14+ jaar)
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van het nieuwste boek van Anke Kranendonk

Roman schrikt wanneer hij hoort dat er in de buurt van de school een gebouw in brand staat. Meteen komen de herinneringen van vier jaar geleden terug, toen zijn zusje omkwam in een brand. Thuis wordt over dit drama weinig gesproken. Iedereen rouwt op zijn eigen manier en in zijn eentje. Zelfs nu, wanneer haar verjaardag er staat aan te komen. De onverwachte vriendschap met een jonge brandweerman helpt Roman het stilzwijgen te doorbreken. Hij vindt eindelijk woorden voor hoe schuldig hij zich voelt over de dood van zijn zusje.

Een aangrijpend en tegelijk herkenbaar verhaal over een gewone puber met gewone puberproblemen, die daarbovenop ook een zwaar verlies te verwerken heeft.

Bijpassende boeken

Monica Sabolo – Een clandestien leven

Monica Sabolo Een clandestien leven recensie en informatie over de inhoud van de Franse roman. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij Uitgeverij Tzara de Nederlandse vertaling van de roman La vie clandestine van de uit Frankrijk afkomstige schrijfster Monica Sabolo. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Monica Sabolo Een clandestien leven recensie van Tim Donker

Moeilijk.

Is dat het woord?

Moeilijk.

Dat is het woord.

En dan is het stil. Je zit, je denkt. Vandaar die stilte. Vandaar die witregels. Dat is omdat je stil bent, omdat je denkt. Wit is denken.

Je zit daar met Een clandestien leven in je had, je voelt het boek, hardcover, dat is altijd mooi, je zit, je bladert, je ziet in het colofon staan: Uitgeverij TZARA schuine streep Standaard Uitgeverij bv, je denkt is TZARA een imprint van Standaard Uitgeverij?

Waarom denkt het besprekerken bij Standaard Uitgeverij altijd ogenblikkelijk aan Suske en Wiske? Wat niet erg is. Of misschien wel. Je zit daar met dit boek in je hand, je ziet de foto met een vaag meisje in bikini, ergens in een bos of een veld, een verrekijker voor haar gezicht, je denkt aan Standaard Uitgeverij, je ziet dat meisje maar in je hoofd zie je ook Lambik aan een tak hangen. Een associatie die niet direkt behulpzaam is om dit boek op waarde te schatten. Is dat dan het probleem?

Nee. Dat is niet het probleem. Als er al een probleem is.

Een clandestien leven heeft de allerrotslechtste beginzin denkbaar. “Ik weet niet meer hoe het is begonnen.” Afgezaagder kan een boek niet beginnen. Is het de vaakgebruikste beginzin die er is?, vraagt het besprekerken zich af? Hij zou niet weten hoe je zoiets moet nagaan. Als Lambik het probleem niet is, is een slechtgekozen beginzin dan het probleem?

Nee.

Als er al een probleem is.

Maar moeilijk blijft het woord.

Omdat het struikelt?

Nee.

Omdat het hinkt?

Nee.

Op teveel gedachten? Dat het dat is: dat het teveel wil?

Nee. Ja. Misschien.

Een vrouw gaat een boek schrijven. Daar begint het mee. Welja. Waarom niet. Een boek over iemand die een boek gaat schrijven, en de lezer bij dat schrijfproces betrekken. Komaan. Dat zagen we niet eerder. Maar toch. Waarom niet. De wens een boek te schrijven dient zich eerder aan dat het onderwerp. Je leest, je kunt nog denken dat het mooi gaat zijn. Het is de proloog, en de lezer stombelt zoon beetje met de schrijver mee doorheen haar aldagsleven. Opgezette dieren kopen via internet. Een afgebroken keukenkraan. Een boze onderbuurman. Telefoongesprekken met haar broer, over de schoonheid van het evangelie van Johannes; over existentialisme; over insisteren om te existeren; over Heidegger; over Jenseits von Gut und Böse. Dat moeten moje telefoongesprekken zijn, kun je als lezer nog denken, daar, in die proloog. Dan, “in de zompige donkerte” van haar appartement, de wens: “een boek schrijven over een makkelijk en overzichtelijk onderwerp, wat kans maakt[…] om goed te verkopen”. Gedichten, radicale stellingnames en persoonlijke ontboezemingen vallen af; het “ultieme” (?) idee komt als ze op een avond haar tanden poetst en naar een podcast luistert. Action Directe. Ja. Daarover moest het boek gaan, omdat, denkt ze, het “mijlenver” van haar af staat, makkelijk is, en sensationeel.

Action Directe. Dat had de lezer niet zien aankomen toen het nog over opgezette buizerds, boze buurmannen en Nietzsche ging.

Action Directe. Is dat waar het mis gaat? Daar, aan het einde van de proloog?

Nee. Ja. Misschien.

Action Directe. Dan zeg je extreemlinks. Dan zeg je terreur. Dan zeg je “stadsguerilla”. Dan zeg je marxisme, anti-kapitalisme, dan zeg je politiek gemotiveerd geweld. “Makkelijk” vond Monica Sabolo? Ik vind het zwaar en humorloos. Dus nu zit ik met zwaar, Lambik, humorloos, en een slechtgekozen beginzin.

Action Directe opereerde in eenzelfde sfeer als de allicht iets bekendere Rote Armee Fraktion. In de jaren tachtig pleegde “A.D.” diverse aanslagen, gemotiveerd vanuit hun “anarchocommunistische” idealen. Het zwaartepunt kwam te liggen bij de moord op een topman van Renault: op 17 november werd Georges Besse door leden van Action Directe vlak voor zijn huis doodgeschoten (naar het schijnt zag één van zijn kinderen het vanuit zijn slaapkamerraam gebeuren). En goed. Ik snap de weerzin tegen het kapitalisme. Tegen managers, ja die weerzin snap ik heel goed. Meedogenloze bedrijfs(her)bouwers, cententellers, winstvermeerders; elke sent die er verder uit zou kunnen geperst worden gaat vóór op het werkplezier van de mensen op de vloer (uiteindelijk diegenen die het bloed in de aderen van je bedrijf zijn), snijders, bespaarders, de mannen aan de top voor wie alles wat onder hen komt maar grondstoffen zijn, of dat nu het blik is waarvan je auto’s gemaakt zijn of de monteurs die van dat blik de auto’s maken. Besse was verantwoordelijk voor vele ontslagen. Niets telt, alleen geld. Ik snap hoe je dat haten kunt. Maar Besse was naast al het voorgaande ook mens. Een vader. Een echtgenoot. Is moord nou echt de beste manier om een punt te maken? Hoe kun je jouw ideeën belangrijker vinden dan een mensenleven? Andermans mensenleven, welteverstaan. Ben je dan niet een verkapte kapitalist, eigenlijk, die jouw heerlijke nieuwe wereld wil bouwen op de lichamen van diegenen die in die nieuwe wereld geen plaats meer mogen hebben?

Zoiets te willen snappen. Sabolo verwoordt het anders, maar komt, zeker in het begin van het boek, eenzelfde soort vragen tegen. Misschien daarom een boek schrijven. Of, in mijn geval, lezen.

Het kan. Lambik hangt niet meer aan de tak. De slechte beginzin is vergeten. Ik lees.

Gedurende haar onderzoek stuit de schrijfster op steeds meer parallellen tussen haar eigen geschiedenis en die van Action Directe. Is waar het ook gaat. Is waar het hinkt, misschien.

Is dat het?

Nee. Ja. Misschien.

De parallellen doen wat gezocht aan. De achtergrond van de terreurgroep waren de tachtiger jaren. Die worden in Een clandestien leven een tint grimmiger geschilderd dan ik me ze herinner. Ik was zeven toen de klok 1980 sloeg, ik ben een tijdgenoot van Sabolo, ik zag die jaren tachtig uit kinderogen eerst en later uit puberogen, ik ben nooit erg politiek geëngageerd geweest (ik voel meer voor een patafysisch “degagement”), maar ik heb wel iets mee gekregen van terreur, koude oorlog, wall street, yups, irak-iran, nucleaire dreiging, plo, ira, eta, “de bom”. De postapocalytische taferelen waarop Sabolo in dit boek haar licht werpt zijn echter langs me heen gegaan. Maar misschien was ik naïever, en kon mijn leven in het Stiphout van die dagen tellen als “beschermd” (of “afgeschermd” als je wil). Al kan ik me niet onttrekken aan de gedachte dat Sabolo Action Directe vooral wil laten strijden voor van alles dat in die dagen ook voor haar eigen voortbestaan op het spel heeft gestaan.

Maarja. Wie een kapitalist doodschiet, schiet daarmee nog niet het kapitalisme dood.

Naïviteit komt in verschillende vormen.

Verbindende figuur is vooral Sabolo’s vader, die heel het boek doorheen op afstandelijke wijze “Yves S.” genoemd wordt. Een vrijmetselaar met een diplomatieke betrekking, iets onduidelijks bij de Internationale Arbeidsorganisatie. Hing rond in de allerhoogste (politieke) kringen. Exorbitante rijkdom, feesten, kaviaar, diamanten. Het gezin verhuist vaak. Vader houdt zich bezig met schimmige zaakjes. Spionage, allicht. Later een snelle neergang, overal duiken mannen op die nog geld van vader krijgen. Sabolo’s jeugd had iets onwerkelijks, iets filmies; misschien datzelfde filmiese dat zij, haast romantiserend, toekent aan de vroege Action Directe-jaren (in ieder geval deden die achtervolgingen, schietpartijen, het leven in karig ingerichte appartementjes -zoals Sabolo het dagdagelijkse leven van de spilfiguren van Action Directe (Joëlle Aubron, Jean-Marc Rouillan en Nathalie Ménigon) uit die tijd beschrijft- me wel denken aan alle films die ik nooit zag). Plaatste “Yves S.” met zijn levensstijl Sabolo buiten de normaliteit zoals Action Directe zichzelf buiten de normaliteit plaatste? Moet ik het zo zien?

Ik weet het niet.

Er is meer nog.

De jonge Monica had een aquarium op haar slaapkamer, en zat ’s ochtends vroeg op een stoeleken naar de vissen te kijken. Vers uit bed, het huis nog in slaap. En dan kwam “Yves S.”, kwam vader binnen. En ik denk een aandoenlijke jeugdherinnering te gaan lezen. Ik ben alleen thuis, mijn dochter is met twee vriendinnen “naar het dorp”, om snoep te kopen en “rond te hangen”; mijn zoon, inmiddels al op de middelbare school, belde vanaf de fiets om te zeggen dat hij later kwam, en ik zit, en lees, en déficit des années antérieures is op de steerjoo, en ik heb wel behoefte aan een beetje tederheid, iets dat me misschien zal doen terugdenken aan de tijd dat mijn eigen kinderen nog klein waren, en hoe de ochtenden toen waren, en alles dat ik nu soms een beetje mis, maar ik lees iets heel anders, iets dat ik niet ganzelijk begrijp maar het heeft iets te maken met de hand van “Yves S.” tussen de benen van die dus piepjonge Monica.

Is dat het? Die zwaarte, steeds weer die topzwaarte die op me komt donderen als ik er het minst op ben voorbereid?

Nee. Ja. Misschien.

Misschien is het niet zwaar genog.

Het onderzoek gaat door. Is Een clandestien leven een roman of onderzoeksjournalistiek; fictie of geschiedschrijving? De Monica uit het boek, al of niet samenvallend met de Monica Sabolo de schrijfster, krijgt steeds meer mensen uit de kring rondom Action Directe te spreken: sympathisanten, mensen uit de periferie, leden, uiteindelijk zelfs Nathalie Ménigon. Opvallend genoeg regeert daar juist wel de tederheid. Van alle ex-terroristen wordt steeds opnieuw beschreven hoe warmhartig, verzorgend, opgewekt, lief, gastvrij, integer ze zijn. Ja. Allicht. Het zijn idealisten. Je kunt mensenlevens eisen omdat je gelooft in iets dat niet bestaat en er anderen zijn die verdorven genoeg zijn om niet te willen geloven in iets dat niet bestaat. Dan ben je totaal geschift. Je kunt ook mensenlevens eisen omdat je de wereld beter wil maken. Dan ben je extreem, dan ben je hard, maar dan doe je wel wat je doet omdat je het gros van de mensheid een wereld gunt waarin het fijn leven is. Dat is niks voor misantropen of nihilisten; dat is iets voor mensen die ergens (veel) goeds in zich hebben. Maar gemoord wordt er evengoed. En ik denk niet dat het nabestaanden heel veel uitmaakt vanwege welke intenties iemand die door hen liefgehad werd vermoord is. En Action Directe heeft gemoord, banken overvallen, aanslagen gepleegd – moet je nu met zoveel warmte, liefde, compassie schrijven over mensen die dat op hun geweten hebben? Ergens wringt iets. Van mij mag het menselijke gezocht worden achter welke onmenselijkheden dan ook. Maar Georges Besse is dood en wordt niet meer levend. Het is dus niet uit alle hoeken bekeken alleen maar gezellig bij Action Directe. Sabolo heeft zelf ook door dat ze partijdig aan het worden is. Maar je partijdigheid benoemen verexcuseert haar nog niet.

Driehonderd pagina’s. Ook dat nog.

En nog altijd weet ik niet.

Sabolo beschikt over een fenomenaal taalgevoel: delen van Een clandestien leven zijn zonder meer prachtig.
Andere delen vond ik moeilijk.

Die delen vond ik te dramaties.

Driehonderd pagina’s en niet alle even schoon.

Of sjee.

Ja.

Wat.

Sommige delen begreep ik niet. Wat deed Yves S. daar met zijn hand dat een levenslange woede rechtvaardigde?

Of.

Sommige delen deden me ongemakkelijk voelen. Hoe gezellig en lief en leuk het is bij mensen die anderen levenslang leed berokkenden. In die mensen al het goede kunnen zien, maar in de hand van Yves S. alleen het satanische.

Of waar het nu eigenlijk over gaat in dit boek.

In ieder geval kun je er dit over zeggen: Een clandestien leven is niet onopgemerkt aan me voorbij gegaan. Dit boek achtervolgde me zelfs tot in mijn dromen. Dan heb je als schrijver niet niets geschreven. Nee. Dan heb je echt wel iets geschreven. Maar wat? Dat blijft een open vraag.

Monica Sabolo Een clandestien leven

Een clandestien leven

  • Auteur: Monica Sabolo (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: La vie clandestine (2022)
  • Uitgever: Tzara
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Franse schrijfster Monica Sabolo

Een clandestien leven verkent op gracieuze wijze de complexiteit van het mens-zijn, onderzoekt waar geweld vandaan komt en wat de mogelijkheden tot vergiffenis zijn.

Monica Sabolo werkt aan een boek over de extreemlinkse Franse terreurgroep Action Directe. Het moet het verhaal worden van een groep jongeren die tientallen aanslagen en overvallen pleegde. Het wordt een spectaculair boek, en het zal erg ver van haar afstaan. Tot duidelijk wordt dat de essentie van het verhaal ook steeds die van haar eigen leven is geweest.

Het clandestiene leven is in de eerste plaats dat van Monica zelf, opgegroeid in de schaduw van een vader wiens activiteiten onder een sluier van zwijgen verdwijnen. Hoe kun je leven als je onherstelbare daden hebt begaan? En hoe doe je dat als je zulke daden hebt ondergaan? Van het Italië van de Rode Brigades tot het Frankrijk van de jaren tachtig, waar de droom van een grote revolutie uiteenspatte.

Monica Sabolo (27 juli 1971, Milaan Italië) schreef zeven romans, waarvan Summer ook in het Nederlands werd vertaald. Een clandestien leven haalde de shortlist van de drie belangrijkste Franse literaire prijzen: de Prix Goncourt, de Prix Renaudot en de Prix Médicis.

Bijpassende boeken en informatie