Categorie archieven: Recensie

Anke Kranendonk – Brand

Anke Kranendonk Brand recensie en informatie nieuw 14+  jeugdroman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwste young adult boek van de uit Nederland afkomstige schrijfster Anke Kranendonk. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Anke Kranendonk Brand recensie van Jolien Dalenberg

Roman probeert het normale leven van een puber te leven. Biertjes drinken met zijn vrienden, leren voor school, zijn relatie met Celine. Als er vlakbij zijn school een gebouw in brand staat, waarvan hij de rook kan ruiken, lukt het niet helemaal meer met “gewoon doen”. Hij stottert zo nu en dan, voelt dat hij soms ineens dicht slaat. Zelfs de hort op met zijn vrienden, of in de buurt zijn van Celine, voelt niet meer goed. Het verlies van zijn zusje, nu vier jaar geleden, steekt meer en meer de kop op. Hij probeert er over te praten. Met zijn ouders, broers, vrienden, Celine. Maar de woorden willen niet komen. Als hij met een nieuwe vriend mee gaat naar een brandweeroefening, lijkt het verleden het heden in te halen.

Soms zijn er van die boeken, waar je uit nieuwsgierigheid even in bladert, en vervolgens niet meer kunt weg leggen. Zo’n boek is brand. Ontzettend toegankelijk geschreven, neemt Anke Kranendonk je mee in de gedachtewereld van Roman. Al vanaf de eerste zin, is het geloofwaardig en intrigerend. Wie is Roman? Wat houdt hem bezig. Hij blijkt een sympathieke jongen te zijn, met een groot trauma. De dynamiek van zijn gezin, wordt sterk beschreven. Niet door ellelange verhandelingen. Maar door een paar gebaren. Door wat er juist niet wordt gezegd. De afstand, de eilandjes, hoe iedereen op eieren loopt. Aan de oppervlakte lijkt er weinig aan de hand, maar dat er van alles broeit, is al snel duidelijk.

Deze spanning wordt knap opgebouwd. Je leeft mee met de personages, voelt je betrokken. Ondanks het feit dat Roman de hoofdpersoon is, en het verhaal vanuit hem vertelt wordt, krijgen ook de andere personages duidelijk vorm en inhoud.

Brand is een boek waarin in geen enorm plot speelt, maar wél een hoop gebeurt. Voor iedereen die boeken leest met boeiende, goed uitgewerkte personages, onderhuidse spanning, verpakt in een puberleven, zit hier goed. Ontroerend zonder vals sentiment, spannend zonder sensatiezucht. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Anke Kranendonk Brand

Brand

  • Auteur: Anke Kranendonk (Nederland)
  • Soort boek: jeugdroman (14+ jaar)
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van het nieuwste boek van Anke Kranendonk

Roman schrikt wanneer hij hoort dat er in de buurt van de school een gebouw in brand staat. Meteen komen de herinneringen van vier jaar geleden terug, toen zijn zusje omkwam in een brand. Thuis wordt over dit drama weinig gesproken. Iedereen rouwt op zijn eigen manier en in zijn eentje. Zelfs nu, wanneer haar verjaardag er staat aan te komen. De onverwachte vriendschap met een jonge brandweerman helpt Roman het stilzwijgen te doorbreken. Hij vindt eindelijk woorden voor hoe schuldig hij zich voelt over de dood van zijn zusje.

Een aangrijpend en tegelijk herkenbaar verhaal over een gewone puber met gewone puberproblemen, die daarbovenop ook een zwaar verlies te verwerken heeft.

Bijpassende boeken

Monica Sabolo – Een clandestien leven

Monica Sabolo Een clandestien leven recensie en informatie over de inhoud van de Franse roman. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij Uitgeverij Tzara de Nederlandse vertaling van de roman La vie clandestine van de uit Frankrijk afkomstige schrijfster Monica Sabolo. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Monica Sabolo Een clandestien leven recensie van Tim Donker

Moeilijk.

Is dat het woord?

Moeilijk.

Dat is het woord.

En dan is het stil. Je zit, je denkt. Vandaar die stilte. Vandaar die witregels. Dat is omdat je stil bent, omdat je denkt. Wit is denken.

Je zit daar met Een clandestien leven in je had, je voelt het boek, hardcover, dat is altijd mooi, je zit, je bladert, je ziet in het colofon staan: Uitgeverij TZARA schuine streep Standaard Uitgeverij bv, je denkt is TZARA een imprint van Standaard Uitgeverij?

Waarom denkt het besprekerken bij Standaard Uitgeverij altijd ogenblikkelijk aan Suske en Wiske? Wat niet erg is. Of misschien wel. Je zit daar met dit boek in je hand, je ziet de foto met een vaag meisje in bikini, ergens in een bos of een veld, een verrekijker voor haar gezicht, je denkt aan Standaard Uitgeverij, je ziet dat meisje maar in je hoofd zie je ook Lambik aan een tak hangen. Een associatie die niet direkt behulpzaam is om dit boek op waarde te schatten. Is dat dan het probleem?

Nee. Dat is niet het probleem. Als er al een probleem is.

Een clandestien leven heeft de allerrotslechtste beginzin denkbaar. “Ik weet niet meer hoe het is begonnen.” Afgezaagder kan een boek niet beginnen. Is het de vaakgebruikste beginzin die er is?, vraagt het besprekerken zich af? Hij zou niet weten hoe je zoiets moet nagaan. Als Lambik het probleem niet is, is een slechtgekozen beginzin dan het probleem?

Nee.

Als er al een probleem is.

Maar moeilijk blijft het woord.

Omdat het struikelt?

Nee.

Omdat het hinkt?

Nee.

Op teveel gedachten? Dat het dat is: dat het teveel wil?

Nee. Ja. Misschien.

Een vrouw gaat een boek schrijven. Daar begint het mee. Welja. Waarom niet. Een boek over iemand die een boek gaat schrijven, en de lezer bij dat schrijfproces betrekken. Komaan. Dat zagen we niet eerder. Maar toch. Waarom niet. De wens een boek te schrijven dient zich eerder aan dat het onderwerp. Je leest, je kunt nog denken dat het mooi gaat zijn. Het is de proloog, en de lezer stombelt zoon beetje met de schrijver mee doorheen haar aldagsleven. Opgezette dieren kopen via internet. Een afgebroken keukenkraan. Een boze onderbuurman. Telefoongesprekken met haar broer, over de schoonheid van het evangelie van Johannes; over existentialisme; over insisteren om te existeren; over Heidegger; over Jenseits von Gut und Böse. Dat moeten moje telefoongesprekken zijn, kun je als lezer nog denken, daar, in die proloog. Dan, “in de zompige donkerte” van haar appartement, de wens: “een boek schrijven over een makkelijk en overzichtelijk onderwerp, wat kans maakt[…] om goed te verkopen”. Gedichten, radicale stellingnames en persoonlijke ontboezemingen vallen af; het “ultieme” (?) idee komt als ze op een avond haar tanden poetst en naar een podcast luistert. Action Directe. Ja. Daarover moest het boek gaan, omdat, denkt ze, het “mijlenver” van haar af staat, makkelijk is, en sensationeel.

Action Directe. Dat had de lezer niet zien aankomen toen het nog over opgezette buizerds, boze buurmannen en Nietzsche ging.

Action Directe. Is dat waar het mis gaat? Daar, aan het einde van de proloog?

Nee. Ja. Misschien.

Action Directe. Dan zeg je extreemlinks. Dan zeg je terreur. Dan zeg je “stadsguerilla”. Dan zeg je marxisme, anti-kapitalisme, dan zeg je politiek gemotiveerd geweld. “Makkelijk” vond Monica Sabolo? Ik vind het zwaar en humorloos. Dus nu zit ik met zwaar, Lambik, humorloos, en een slechtgekozen beginzin.

Action Directe opereerde in eenzelfde sfeer als de allicht iets bekendere Rote Armee Fraktion. In de jaren tachtig pleegde “A.D.” diverse aanslagen, gemotiveerd vanuit hun “anarchocommunistische” idealen. Het zwaartepunt kwam te liggen bij de moord op een topman van Renault: op 17 november werd Georges Besse door leden van Action Directe vlak voor zijn huis doodgeschoten (naar het schijnt zag één van zijn kinderen het vanuit zijn slaapkamerraam gebeuren). En goed. Ik snap de weerzin tegen het kapitalisme. Tegen managers, ja die weerzin snap ik heel goed. Meedogenloze bedrijfs(her)bouwers, cententellers, winstvermeerders; elke sent die er verder uit zou kunnen geperst worden gaat vóór op het werkplezier van de mensen op de vloer (uiteindelijk diegenen die het bloed in de aderen van je bedrijf zijn), snijders, bespaarders, de mannen aan de top voor wie alles wat onder hen komt maar grondstoffen zijn, of dat nu het blik is waarvan je auto’s gemaakt zijn of de monteurs die van dat blik de auto’s maken. Besse was verantwoordelijk voor vele ontslagen. Niets telt, alleen geld. Ik snap hoe je dat haten kunt. Maar Besse was naast al het voorgaande ook mens. Een vader. Een echtgenoot. Is moord nou echt de beste manier om een punt te maken? Hoe kun je jouw ideeën belangrijker vinden dan een mensenleven? Andermans mensenleven, welteverstaan. Ben je dan niet een verkapte kapitalist, eigenlijk, die jouw heerlijke nieuwe wereld wil bouwen op de lichamen van diegenen die in die nieuwe wereld geen plaats meer mogen hebben?

Zoiets te willen snappen. Sabolo verwoordt het anders, maar komt, zeker in het begin van het boek, eenzelfde soort vragen tegen. Misschien daarom een boek schrijven. Of, in mijn geval, lezen.

Het kan. Lambik hangt niet meer aan de tak. De slechte beginzin is vergeten. Ik lees.

Gedurende haar onderzoek stuit de schrijfster op steeds meer parallellen tussen haar eigen geschiedenis en die van Action Directe. Is waar het ook gaat. Is waar het hinkt, misschien.

Is dat het?

Nee. Ja. Misschien.

De parallellen doen wat gezocht aan. De achtergrond van de terreurgroep waren de tachtiger jaren. Die worden in Een clandestien leven een tint grimmiger geschilderd dan ik me ze herinner. Ik was zeven toen de klok 1980 sloeg, ik ben een tijdgenoot van Sabolo, ik zag die jaren tachtig uit kinderogen eerst en later uit puberogen, ik ben nooit erg politiek geëngageerd geweest (ik voel meer voor een patafysisch “degagement”), maar ik heb wel iets mee gekregen van terreur, koude oorlog, wall street, yups, irak-iran, nucleaire dreiging, plo, ira, eta, “de bom”. De postapocalytische taferelen waarop Sabolo in dit boek haar licht werpt zijn echter langs me heen gegaan. Maar misschien was ik naïever, en kon mijn leven in het Stiphout van die dagen tellen als “beschermd” (of “afgeschermd” als je wil). Al kan ik me niet onttrekken aan de gedachte dat Sabolo Action Directe vooral wil laten strijden voor van alles dat in die dagen ook voor haar eigen voortbestaan op het spel heeft gestaan.

Maarja. Wie een kapitalist doodschiet, schiet daarmee nog niet het kapitalisme dood.

Naïviteit komt in verschillende vormen.

Verbindende figuur is vooral Sabolo’s vader, die heel het boek doorheen op afstandelijke wijze “Yves S.” genoemd wordt. Een vrijmetselaar met een diplomatieke betrekking, iets onduidelijks bij de Internationale Arbeidsorganisatie. Hing rond in de allerhoogste (politieke) kringen. Exorbitante rijkdom, feesten, kaviaar, diamanten. Het gezin verhuist vaak. Vader houdt zich bezig met schimmige zaakjes. Spionage, allicht. Later een snelle neergang, overal duiken mannen op die nog geld van vader krijgen. Sabolo’s jeugd had iets onwerkelijks, iets filmies; misschien datzelfde filmiese dat zij, haast romantiserend, toekent aan de vroege Action Directe-jaren (in ieder geval deden die achtervolgingen, schietpartijen, het leven in karig ingerichte appartementjes -zoals Sabolo het dagdagelijkse leven van de spilfiguren van Action Directe (Joëlle Aubron, Jean-Marc Rouillan en Nathalie Ménigon) uit die tijd beschrijft- me wel denken aan alle films die ik nooit zag). Plaatste “Yves S.” met zijn levensstijl Sabolo buiten de normaliteit zoals Action Directe zichzelf buiten de normaliteit plaatste? Moet ik het zo zien?

Ik weet het niet.

Er is meer nog.

De jonge Monica had een aquarium op haar slaapkamer, en zat ’s ochtends vroeg op een stoeleken naar de vissen te kijken. Vers uit bed, het huis nog in slaap. En dan kwam “Yves S.”, kwam vader binnen. En ik denk een aandoenlijke jeugdherinnering te gaan lezen. Ik ben alleen thuis, mijn dochter is met twee vriendinnen “naar het dorp”, om snoep te kopen en “rond te hangen”; mijn zoon, inmiddels al op de middelbare school, belde vanaf de fiets om te zeggen dat hij later kwam, en ik zit, en lees, en déficit des années antérieures is op de steerjoo, en ik heb wel behoefte aan een beetje tederheid, iets dat me misschien zal doen terugdenken aan de tijd dat mijn eigen kinderen nog klein waren, en hoe de ochtenden toen waren, en alles dat ik nu soms een beetje mis, maar ik lees iets heel anders, iets dat ik niet ganzelijk begrijp maar het heeft iets te maken met de hand van “Yves S.” tussen de benen van die dus piepjonge Monica.

Is dat het? Die zwaarte, steeds weer die topzwaarte die op me komt donderen als ik er het minst op ben voorbereid?

Nee. Ja. Misschien.

Misschien is het niet zwaar genog.

Het onderzoek gaat door. Is Een clandestien leven een roman of onderzoeksjournalistiek; fictie of geschiedschrijving? De Monica uit het boek, al of niet samenvallend met de Monica Sabolo de schrijfster, krijgt steeds meer mensen uit de kring rondom Action Directe te spreken: sympathisanten, mensen uit de periferie, leden, uiteindelijk zelfs Nathalie Ménigon. Opvallend genoeg regeert daar juist wel de tederheid. Van alle ex-terroristen wordt steeds opnieuw beschreven hoe warmhartig, verzorgend, opgewekt, lief, gastvrij, integer ze zijn. Ja. Allicht. Het zijn idealisten. Je kunt mensenlevens eisen omdat je gelooft in iets dat niet bestaat en er anderen zijn die verdorven genoeg zijn om niet te willen geloven in iets dat niet bestaat. Dan ben je totaal geschift. Je kunt ook mensenlevens eisen omdat je de wereld beter wil maken. Dan ben je extreem, dan ben je hard, maar dan doe je wel wat je doet omdat je het gros van de mensheid een wereld gunt waarin het fijn leven is. Dat is niks voor misantropen of nihilisten; dat is iets voor mensen die ergens (veel) goeds in zich hebben. Maar gemoord wordt er evengoed. En ik denk niet dat het nabestaanden heel veel uitmaakt vanwege welke intenties iemand die door hen liefgehad werd vermoord is. En Action Directe heeft gemoord, banken overvallen, aanslagen gepleegd – moet je nu met zoveel warmte, liefde, compassie schrijven over mensen die dat op hun geweten hebben? Ergens wringt iets. Van mij mag het menselijke gezocht worden achter welke onmenselijkheden dan ook. Maar Georges Besse is dood en wordt niet meer levend. Het is dus niet uit alle hoeken bekeken alleen maar gezellig bij Action Directe. Sabolo heeft zelf ook door dat ze partijdig aan het worden is. Maar je partijdigheid benoemen verexcuseert haar nog niet.

Driehonderd pagina’s. Ook dat nog.

En nog altijd weet ik niet.

Sabolo beschikt over een fenomenaal taalgevoel: delen van Een clandestien leven zijn zonder meer prachtig.
Andere delen vond ik moeilijk.

Die delen vond ik te dramaties.

Driehonderd pagina’s en niet alle even schoon.

Of sjee.

Ja.

Wat.

Sommige delen begreep ik niet. Wat deed Yves S. daar met zijn hand dat een levenslange woede rechtvaardigde?

Of.

Sommige delen deden me ongemakkelijk voelen. Hoe gezellig en lief en leuk het is bij mensen die anderen levenslang leed berokkenden. In die mensen al het goede kunnen zien, maar in de hand van Yves S. alleen het satanische.

Of waar het nu eigenlijk over gaat in dit boek.

In ieder geval kun je er dit over zeggen: Een clandestien leven is niet onopgemerkt aan me voorbij gegaan. Dit boek achtervolgde me zelfs tot in mijn dromen. Dan heb je als schrijver niet niets geschreven. Nee. Dan heb je echt wel iets geschreven. Maar wat? Dat blijft een open vraag.

Monica Sabolo Een clandestien leven

Een clandestien leven

  • Auteur: Monica Sabolo (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: La vie clandestine (2022)
  • Uitgever: Tzara
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Franse schrijfster Monica Sabolo

Een clandestien leven verkent op gracieuze wijze de complexiteit van het mens-zijn, onderzoekt waar geweld vandaan komt en wat de mogelijkheden tot vergiffenis zijn.

Monica Sabolo werkt aan een boek over de extreemlinkse Franse terreurgroep Action Directe. Het moet het verhaal worden van een groep jongeren die tientallen aanslagen en overvallen pleegde. Het wordt een spectaculair boek, en het zal erg ver van haar afstaan. Tot duidelijk wordt dat de essentie van het verhaal ook steeds die van haar eigen leven is geweest.

Het clandestiene leven is in de eerste plaats dat van Monica zelf, opgegroeid in de schaduw van een vader wiens activiteiten onder een sluier van zwijgen verdwijnen. Hoe kun je leven als je onherstelbare daden hebt begaan? En hoe doe je dat als je zulke daden hebt ondergaan? Van het Italië van de Rode Brigades tot het Frankrijk van de jaren tachtig, waar de droom van een grote revolutie uiteenspatte.

Monica Sabolo (27 juli 1971, Milaan Italië) schreef zeven romans, waarvan Summer ook in het Nederlands werd vertaald. Een clandestien leven haalde de shortlist van de drie belangrijkste Franse literaire prijzen: de Prix Goncourt, de Prix Renaudot en de Prix Médicis.

Bijpassende boeken en informatie

Dimitri Verhulst – Bechamel mucho

Dimitri Verhulst Bechamel mucho recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 20 juni 2024 verschijnt bij Atlas Contact de roman Bechamel mucho. Het boek is geschreven door de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Dimitri Verhulst Bechamel mucho recensie

Alex is een seizoen lang, animator in een Spaans clubhotel. Zijn voorbereiding: voornamelijk uitputtende danstrainingen, die o.a. resulteren in optredens in een pluche penispak en het swingend scheidsrechteren bij cocktailgames.  Maar hij is in meer markten thuis, ook in die van wellust en eenzaam genot.

Er zit vaart in dit boek van Dimitri Verhulst, je moet erbij blijven!  Drukke zinsopbouw, scherpe weerspiegelingen en cynisch beklag over Het -Zijn, de wereld, de liefde en de consumptiemaatschappij. Ook zijn visie op vrouwen is soms bot en plastisch, niet altijd even kies, maar voor mij als vrouw herkenbaar en zeer humoristisch. Hij beschrijft wat hij ziet, hij maakt het niet mooier.

Dan komt er weer ene Clarice voorbij, dan weer Pommelien, Mireille of … Alex verwent ze allemaal, althans verwennen. De vrouwen ontsnappen even aan hun eigen dagelijkse werkelijkheid; ze krijgen lichamelijke aandacht, instand-erkenning en Alex bedient ze allemaal , als een echte animator. Ze zijn minimaal bevredigend in hun zoektocht naar wat liefde, avontuur en doorbreking van hun dagelijkse sleur.

Overigens zou ieder personage een apart boek waard zijn. Het Spaanse clubhotel als decor van een man, een animator zoekend naar wie hij wil en mogelijk kan zijn.

 “Animatoren. Je denkt dat ze besneden zijn, maar in werkelijkheid is hun voorhuid versleten”.

De roman staat vol met dit soort zinnen, heerlijk. Ik heb genoten van dit boek, met als afsluiting van blz. 157 t/m 174  een bevlogen opsomming  van observaties genaamd: Onepisch Gedicht.

Als “toetje” zou ik de film RIMINI willen aanbevelen, een film uit 2022 van Ulrich Seidl. Deze gaat over Ritchie, een uitgerangeerde Oostenrijkse Slagerzanger, die in een hotel zijn grootste, voornamelijk oudere fans vermaakt en als gigolo wat extra geld probeert te verdienen. Dit is een nog mistroostiger decor, winter in het verlaten Rimini, oudere gasten, een zekere verloedering, maar een hoopvol einde. Er zijn zeker vergelijkingen te bespeuren.

De nieuwe roman van Dimitri Verhulst is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Recensie van Fons van Riet

Dimitri Verhulst Bechamel Mucho

Bechamel mucho

  • Auteur: Dimitri Verhulst (België)
  • Soort boek: Vlaamse roman
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 20 juni 2024
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst nieuwe roman van Dimitri Verhulst

In dit ultieme zomerboek volgen we Alex, entertainer bij een clubhotel op Mallorca. Wie zijn we als we niets hóeven? Geestig en ontroerend schetst Verhulst ons onvermogen om de boel de boel te laten.

Als twintiger was Dimitri Verhulst een zomer lang animator in een clubhotel op Mallorca. Hij had maar één taak: zorgen voor vermaak van vakantiegangers. Wat hij daar observeerde maakte een diepe indruk op hem, zozeer dat hij er nu, een kwarteeuw later, uit put voor zijn nieuwe roman Bechamel Mucho. Het verhaal begint als een zonnige diavoorstelling van een zorgeloze zomer. Maar schijn bedriegt, want al snel ontvouwt zich een scherpe en meeslepende schets van de consumptiemaatschappij. Even geestig als ontroerend toont Verhulst ons ieders onvermogen om werkelijk contact te maken. De kersverse weduwe, de alleenstaande moeder met kind, de vrouwelijke helft van een uitgeblust echtpaar, de jonge stewardess op zoek naar ontspanning, de fitte fietser, iedere gast heeft haar eigen verhaal. En allemaal willen ze, al dan niet voor een nacht, Alex. En het is Alex die aan het einde van het seizoen moet beslissen wat hij gaat doen. Of eigenlijk: wie hij wil zijn.

Bijpassende boeken en informatie

Naomi Rebekka Boekwijt – Stemmen

Naomi Rebekka Boekwijt Stemmen recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 18 juni 2024 verschijnt de nieuwste roman van de Nederlandse schrijfster Naomi Rebekka Boekweit bij uitgeverij Atlas Contact. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Naomi Rebekka Boekwijt Stemmen recensie van Tim Donker

Een roman binnenlopen. Jaja. Je weet het wel. Hoe het zijn kan. Een beetje zoals een eerste werkdag, niet? Je weet nog niet waar het koffiezetapparaat staat, en iedereen daar werkt er al langer dan jij. Je kent hun interactie nog niet, je wil wel meelachen met wat je vermoed dat hun vaste grappen zijn maar je weet niet waar de humor zit. Je stapt onzeker rond, je weet niet waar de gesprekken heen gaan, je kent de toespelingen niet, moet je er al wat van vinden of moet je nog even wachten met er dingen van te vinden?

En je komt Stemmen binnen, en het licht is er diffuus, en er klinkt wat, en het is je vaag bekend, en je weet het niet of je denkt te weten dat je het niet precies weet.

In ieder geval is er een ik. Maar die is er wel vaker in romans. De ik heeft, zo zegt ze, voordat ze binnenkwam haar gezicht binnenstebuiten aangetrokken zodat ene Hanne haar niet kan zien. Mij lijkt het dat je met je gezicht binnenstebuiten Hanne ook niet zou kunnen zien. De Hanne-figuur zal misschien denken dat het angst is, en : “[a]ls angst een kleur had, was het donkerblauw, zoals het uur tussen dag en nacht. Dat onbestemde uur waarin je niet weet of het vroeg of laat is. Alleen dat het tijd is.” Jaja. Je weet het wel. Daar vind je wel wat van. De uren waarin tijd voor even haar dwangneurose aflegt. Soms vertel ik mijn kinderen hoe ik als kind genoot van de momenten dat ik nog maar net in bed lag, mijn ouders hadden licht al uitgedaan, ik alleen in mijn kamer was, alleen in mijn bed, die momenten waren alleen van mij, niemand vroeg iets aan me, niemand wilde iets van me, niemand verwachtte iets van me, ik hoefde niks, alleen maar te liggen, alleen maar te wachten tot de slaap kwam – iets wat ik zelf niet in de hand had. Alle andere uren hadden zo’n dwingende betekenis. Schooltijd, etenstijd, tijd om je huiswerk te maken, tijd voor je favoriete programma op televisie. Bijna tijd voor dit, eigenlijk al te laat voor dat. Maar de uren in bed waren leeg. De meeste uren ervan sliep ik, en dan kon ik niet ten volle genieten van die leegte. Maar de momenten voordat de slaap kwam, waardeerde ik hogelijk. En je denkt al wat, en je begint al wat te vinden van dit boek, en je stapt misschien al wat vaster want je hebt iets wat de schrijfster zei mooi gevonden.

Het gewone zijn.

En dan, toch nog sneller dan verwacht, heb je je door het eerste hoofdstuk heen gewankeld.

“Psychiatrische roman”, zei het omslag. Jaja. Je dacht het wel. Na Eran de madera het twede boek dat je in korte tijd leest over een gehospitaliseerde ziel. Is dat wat Laurens Ham en Sven Vitse “fractievorming” noemden; de neiging alles van een noemer te voorzien, zodat het gepropt kan worden in één of ander (sub)genre’tje om zich reeds bij voorbaat te verzekeren van minstens een deel van het lezerspubliek? Was het daarom dat je niet zo goed wist hoe je deze roman moest binnengaan? Langs de andere kant is de hebbelijkheid om te snel patronen te ontwaren; alles uit te willen leggen als exemplaries voor een grotere beweging misschien wel één van de storendste deformaties van welk soort deskundigen dan ook.

Maar dat “psychiatrische roman” schreeuwde wel erg hard. Ik dacht aan Michel Mestrum, die gezeid haadt: “Schizofrenie is geen promiscue amusementsmachine noch een vaudeville”. P’sies ja. Waarom dan het “psychiatrische” als aandachtstrekker gebruiken? Was het daarom dat je niet zo goed wist hoe je deze roman moest binnengaan? Het had iets obsceens, alsof ik puur voor mijn eigen vermaak een ziekenhuis binnenstapte om me te gaan vergapen aan andermans leed.

Ja. Goed. Het gaat dus over Sis, een persoon die je misschien als psychiatrische patiënt kunt klasseren. Na een zelfmoordpoging komt ze in een soort van begeleidwonen-huis of hoe heet dat, iedereen zijn eigen kamer maar een gedeelde keuken enzo, en er zijn begeleiders, en die hebben namen als Johan en Linea. De bewoners zijn getroebleerd. Het soort van getroebleerdheid dat maakt dat ze zichzelf snijden, of niet uit hun kamer willen komen, of alleen maar daar zitten en niks zeggen, of dagenlang niet douchen. Sis is verdermeer onder behandeling en haar therapeut heet dus Hanne, ja die Hanne van dat begin met dat omgekeerde gezicht ja.

(dat vond ik een beetje toontellegenesk trouwens)

Het blijft tasten.

Want je weet het wel. Je weet psychische problemen wel, je weet pijn wel, je weet wel hoe het is een gemis te dragen. Je weet wel van een dregkevormig gat in de wereld, en ooit vond je het fijn te weten dat Dregke presies in dat gat paste maar toen ging Dregke weg en kwam niet terug en nu komt alle kou door dat gat naar binnen, en soms de duisternis ook, dat vloeit de duisternis over de vloer, over je voeten, kruipt het je lijf in. Je weet het wel. En je kijkt naar die Sis en je probeert haar pijn te peilen, het kleine duistere meisje in het bos waarvan ze spreekt, dat meisje woont in Sis en het bos woont daar ook, je wil het wel snappen, je wil de stemmen wel snappen, en soms snap je het ook. Omdat je pijn en verscheurdheid en leegte en gemis ook kent. Maar er is ook iets dat me vermoeit, zo heel erg sterk vermoeit, als ik lees, als ik kijk naar Sis, als ik het allemaal probeer te snappen – vooral, eigenlijk, in de passages die als uitleg lijken te willen fungeren.

Misschien behoefde het geen uitleg, is dat al het eerste. Niemand vraagt je ooit waarom je gezond bent, of waarom het je goed gaat, tenzij, misschien het extreem goed met je gaat, hoe doe je dat, willen de mensen dan misschien weten, maar malheur schijnt altoos een voetnoot te behoeven. Ziekte. Zo noemt Sis het zelf. Dat ze ziek werd. Oké, ziekte dus. Dingen bestaan. Ziekte bestaat, gaten bestaan, verdriet bestaan, stemmen in hoofden bestaan, meisjes bestaan, donkere bossen bestaan. Het is niet altijd interessant om te weten waarom iets bestaat. Zo’n gat is daar gewoon, en het was alleen maar toeval dat Dregke dat gat hermeties afsluiten kon. Nooit was dat gat een probleem tot er iemand kwam die precies in dat gat paste, en je eigenlijk-heel-kunnen-zijn daar voor je ogen voltrok, om er op een dag weer mee op te houden en toen viel het pas op hoeveel kou en donkerte er eigenlijk door dat gat naar binnen sijpelde. Maar kou bestaat en duisternis bestaat en met de dingen die bestaan heb je maar te leven. Dus. Welaan. Dacht ik. Dacht ik Stemmen te kunnen lezen als een gebruiksaanwijzing voor het leven, meer nog dan die van Perec, die, nog altijd ongelezen, in twee talen zelfs, in mijn boekenkast staat. Ik heb een Engelse versie en een Nederlandse versie en geen van beide heb ik ooit gelezen. Op een of andere manier lijkt de ongelezenheid ervan benadrukt te worden door die twee verschillende versies die ik ervan heb. Alsof je iets ook dubbel niet kan lezen, heronlezen. Maar dat is naast de kwestie gesproken, hier en nu, waar het gaat om Stemmen en hoe ik dacht dat het misschien het verslag kon ween van iemand die te leven had met de dingen die bestaan. Ook als die dingen vaker donker zijn dan licht, want ook dat bestaat: wanverhoudingen in lichtsterkte. Een reis door wanverhoudingen in lichtsterkte: allee, liet Stemmen daar dan over gaan. Maar ja. Nee. Weet je nog wat het omslag zei? En je weet ook het kliesjee over psychiatrie: alles te willen verklaren vanuit een of andere oergrond (wie sprak daar ookalweer ooit zijn wrevel over uit?), zijnde de jeugd. Jeugd zijnde de ouders.

De ouders hebben het altijd gedaan, zei je oudste zus ooit. Enigszins geërgerd. Toen jullie op restaurant zaten, nu alweer een jaar of twee geleden, op één van de eerste dagen van een jaar dat nieuw heette te zijn. Een Spaans restaurant, een goed restaurant wel, jullie zaten daar, even nog dacht je dat dit het soort restaurant was waar je ook best een keer met Dregke had willen zitten, het kwam door zus, die wilde geen fles wijn bestellen, zei ze, want, zei ze, meer dan één glas drink ik toch niet, en dus namen jullie maar allebei een glas, hoe povertjes, dacht je, en Dregke had wel een fles willen bestellen, dacht je.

Ergernis van een oudste zus op mijn bord. Vanwege hoe het gesprek gegaan was. Gesprekken die gingen zoals ze gingen omdat ik dat wel kende, ooit. Die boosheid. Die wrok. Ik meende, ooit, mijn ouders van alles te moeten verwijten, ik wist eigenlijk niet precies wat ik ze moest verwijten maar wel dat het veel was, wel dat het van alles was. Zo gaan die dingen in mensenlevens. Er is duisternis en kou, er is een dregkevormig gat dat alleen maar korte tijd afgesloten kon worden, de dingen gaan steeds weer niet zoals ze hadden moeten gaan, en je weet niet eens hoe de dingen dan wel hadden moeten gaan, ergens is er iets verkeerd gegaan, dat zal dan wel vroeger zijn geweest, dat zullen de ouders dan wel hebben veroorzaakt. En als ze het niet veroorzaakt hebben, dan hebben ze het toch in elk geval niet voorkomen.

Maar nu ben ik zelf ouder en nu weet ik niet meer zo goed hoe eerlijk mijn wijzend vingertje van toen was, en daarover trachtte ik plauderen met mijn zus aan een tafel in een restaurant waar ik misschien liever met Dregke had gezeten.

De vingers die wijzen, wijzen zelden naar de wijzer zelf. Of: hoe getroebleerdheid nogal eens een vrijbrief voor ongebreideld egocentrisme is.

Want dat is.
Dat is iets anders.
Dat is een andere moeilijkheid die ik met Stemmen had.

In Sis bevindt zich een grote weerzin tegen haar ouders. “De ouders hebben het altijd gedaan”, brom ik mijn zus na terwijl ik daar zit, in leesstoel, met een oude van Mercury Rev op de steerjoo, een oude, van toen ze nog goed waren. Maar wat die ouders nou eigenlijk gedaan hebben, wordt niet direkt duidelijk.

Klaarblijkelijk waren ze er vaak niet.
Klaarblijkelijk lieten ze Sis en haar broer Tijn vaak alleen.
Klaarblijkelijk waren er dingen.

Ouders bestaan. Weerzin bestaat. Wasstraathaar bestaat.

Op ongeveer tweederde van het boek komt een “groot verhaal”, een herinnering, iets dat Sis eigenlijk steeds te groot leek voor de spreekkamer van Hanne, en wel, daar komt iets.

De ouders. De broer. Sis. Zij allemaal. In de auto, op weg naar een paar dagen weg, het zal hen voeren naar een plek niet al te ver van huis. Een woonboerderij. Oud en stoffig. Er is een verdiep waar de ouders zullen slapen, daar staat een tweepersoonsbed en ook een eenpersoonsbed, en er is de zolder, waar Tijn en Sis zullen slapen. Daar staan heel veel bedden, en het is er stoffig, en vuil. En eng, het is er een beetje griezelig. Tijn en Sis leggen zich er ’s avonds neer, maar ze voelen zich er niet goed, ze gaan naar beneden, naar waar de ouders slapen, Tijn kaapt al gauw het enige bed dat daar is naast het tweepersoonsbed waarin de ouders liggen, Sis wil daar ook slapen, bij Tijn en de ouders maar er is geen bed meer over en haar moeder stuurt haar terug naar boven, waar ze nu alleen is, op die hele enge zolder.

Dat is het grote verhaal. Het hele grote verhaal. Het verhaal dat Sis te groot voor de spreekkamer van Hanne leek.
Is dat het grote verhaal? Het hele grote verheel? Het verhaal dat Sis te groot voor de spreekkamer van Hanne leek?

Toegegeven: de reactie van de moeder is muy kut. Zo zou ik als ouder nooit gereageerd hebben. Je laat niet één die bang is wel bij je slapen, en de ander die net zo goed bang is niet. Dat die ander ouder is, is geen argument. Niemand mag erover beslissen op welke leeftijd je welke angst ontgroeit zou moeten zijn. Op zijn allerminst had ik beiden weer naar boven gestuurd. Waarschijnlijker nog: ik zou  een matras van boven naar beneden hebben gesleept, met de belofte dat ik de volgende dag wel zou kijken of ik een bed van boven zou kunnen demonteren om het beneden weer in elkaar te zetten. Of, nog iets waarschijnlijker nog: ik had mijn plek in het tweepersoonsbed afgestaan en was zelf op die zolder gaan slapen. Al was Sis in dit verhaal geloof ik dertien; het is maar de vraag of iemand van dertien nog naast een ouder wil slapen.

Zus en broer in de tweepersoons dan en de andere ouder in die eenpersoons?

Tikveel. Ik zou geprobeerd hebben er uit te komen, ik had het iedereen zoveel mogelijk naar de zin willen maken, ik zou nooit één kind alleen naar een enge zolder teruggestuurd hebben.

Dus ja. De moeder reageert zonder een greintje empathie. Maar langs de andere kant. Het zijn ook maar twee ongemakkelijke nachten op een enge zolder, vele, zo heel erg veel vele mensen, hebben op enig moment in hun leven wel eens geslapen in een rottig bed in een rottige kamer, wie kent enge nachten niet, wie kent enge kamers niet, het mag nog niet direkt traumaties heten, het mag nog niet direkt voldoende zijn om jezelf van het leven te willen beroven. Ja, dat kwam niet door deze herinnering alleen, ik weet. Maar het is wel iets dat door Sis zelf “heel erg groot” genoemd wordt en dus acht ik het bepalend in de vorming van de latere Sis. De zieke Sis. Die niet meer wilde leven, die niet voor zichzelf kon zorgen.

Er zijn nog dingen, lange landerige middagen alleen zonder ouders, een zekere striktheid, een bepaald gebrek aan invoelingsvermogen, lullige dingen die gezegd zijn in de auto of waar dan ook, een middagje op het strand en Sis wordt bevangen door een onverklaarbare droefnis en zondert zich af, zit alleen, weg van de broer die in de waterlijn speelt, weg van de moeder die op een handdoek een kruiswoordraadsel aan het invullen is, niemand komt naar haar, geen moeder die op staat en He Sis zegt en Waarom zit je hier? vraagt en weten wil hoe het met je gaat, belangstelling toont. Misschien dacht ze dat je de afzondering wou, Sis, en wou ze je daarin niet storen. Misschien had ze niks in de gaten, bezig met haar kruiswoordraadsel, haar gedachten, haar eigen wereld, dat kan, Sis, ouders zijn mensen en mensen zijn imperfect, zijn er soms niet wanneer je ze nodig hebt of juist weer teveel wanneer je ze net niet gebruiken kan. Of een andere dag, ook naar het strand, de vader heeft vrij en wil per se met zijn dochter een lange strandwandeling maken; het stormt, de vader vindt dat geen beletsel voor het uitje dat hij met zijn dochter gepland heeft, allicht vindt Sis al die wind wel vervelend en misschien ziet de vader dat niet of vindt hij zijn eigen behoefte aan een activiteit met zijn kind belangrijker dan de wil van dat kind zelf, het kan. Mijn dochter, toen nog niet schoolgaand, en ik hadden ooit een picknick in het park in ons hoofd, samen met mijn zoon die haar broer is, de hele ochtend waren we aan het plannen, broodjes kopen bij de bakker, flesjes drinken, wat namen we mee, wat gingen we doen, frisbee mee, ander speelgoed mee, de hele ochtend waren we ons aan het verkneukelen, de hele vrije woensdagmiddag zouden we met ons drieën in het park zijn, toen gingen we mijn zoon  die haar broer is uit school halen, we kregen nog bijna ruzie over wie het mocht vertellen van de picknick, maar de zoon de broer had geen zin, die wilde liever met een vriendje afspreken, teleurstelling allerwege, uiteindelijk gingen we toch picknicken maar het begon al met gehuil en chagrijn, goed bedoeld was het, weten wij veel hoe mijn zoon zich dit later herinneren zal? Als hij in de twintig is en boeken schrijft, en dit voorval tot fragment bombardeert, wie weet gaat het dan wel over een vader die hem tegen wil en dank naar het park sleurde, hij huilend, de vader briesend, wie weet, herinneringen zijn nooit gelijk aan wat er eigenlijk gebeurd is.

Goed bedoeld zei ik net en daarover zegt Sis ook iets: “goede bedoelingen zijn bij ons thuis niet genoeg geweest”, en dat articuleert f’domme p’sies mijn ongemak met dit boek. Dat de vader, in wiens borst de vinger net iets minder hard gepriemd wordt dan in die van de moeder (die wordt zelfs als moeder miskend: voor Sis komt therapeut Hanne nog het dichtste bij een moeder), het eigenlijk allemaal best goed meende, ziet Sis wel in. In veel van haar jeugdherinneringen komt de vader als u het mij vraagt (u vraagt het mij niet en daarom zeg ik het toch maar) als een tamelijk lieve man naar voren. Zo maakte hij een zoekgeraakt puzzelstukje eens zo goed na dat het exact in Sis heur puzzel paste. Dat is toch van ontroerende liefheid, meent u niet? Nu, na alle (onterechte?)(?) boosheid, na de wrokjes die ik als zieke diertjes in me koesterde, ja nu: als ik nu terugkijk op mijn jeugd, zie ik heel veel warmte, heel veel (p’don) gezelligheid, heel veel lol ook (in geen gezin werd er volgens mij zoveel gelachen als in het onze; ik heb nooit meer in mijn hele leven zo vaak zo hard gelachen als in mijn kinder- en tienerjaren met mijn ouders en mijn twee zussen), maar zoiets zouden mijn vader noch mijn moeder gedaan hebben, die zouden gewoon gezegd hebben dat het maar jammer was van dat puzzelstukje dat kwijt was, en dat ik beter op mijn spullen moest letten.

(en ook ik, als vader, zou dit niet zo snel doen; wel, als mijn kinderen er om zouden vragen zou ik het meteen doen, ik doe alles voor ze, misschien wel teveel, maar ik zou uit mezelf nooit op het idee gekomen om het probleem van een missend puzzelstukje op deze manier op te lossen)

Maar al die bedoelingen van haar vader, goed of anderszins, zijn voor Sis nooit genoeg geweest. En daar heb je het. Uiteindelijk vind ik, als lezer, Sis een heel klein beetje onsympathiek. Een malkontent, drammerig, nukkig kind voor wie alles nooit goed genoeg is, en die meent dat elk grasveld een diepere tint van groen aannemen kan dan haar eigen minne veldje. Die omdat ze ziek is, zich klaarblijkelijk lomp en onbenaderbaar mag opstellen tegen alles en iedereen: haar vriendin, haar therapeut, haar ouders, ze hebben allemaal maar begripvol te zijn want hee, Sis is ziek en Sis is zielig en Sis moet met handschoentjes worden aangevat.

En omdat ik mijn oude zelf in haar herken, zie ik misschien het onsympathieke in mijzelf in haar terug en dan is het met terugwerkende kracht nog een toer geweest van Naomi Rebekka Boekwijt. Maar ik heb een donkerbruin vermoeden dat Sis niet bedoeld is als negatief spiegelbeeld; dat, met andere woorden, het ongemakkelijke gevoel waar Stemmen me herhaaldelijk liet zitten niet beoogd werd.

Soms is Stemmen heel erg mooi, en ontroerend, en lief, en zacht. Soms wil je het boek in je armen nemen en wiegen en toezingen, soms wil je het mee op kaffee nemen om tesaam het glas te heffen op de kloterij en de schoonheid die leven heet, soms wil je het in een hoek smijten en het daar voor altijd laten liggen.

Een boek als een eindeloze eerste werkdag en je weet nog altijd niet of je daar wel werken wil.
Ofnee. Een boek tastend doorheen te gaan, ofnee, een boek dat tastend door jou heen gaat.
Ofnee. Een boek om te lezen. En dan weer niet. En dan, toch, weer wel.

Naja. Laat ik er dit van zeggen. Stemmen is niet onopgemerkt door me heen gegaan. Een zeker soort kracht kan de schriftuur van Naomi Rebekka Boekwijt dus zeker niet ontzegd worden.

Naomi Rebekka Boekwijt Stemmen

Stemmen

  • Auteur: Naomi Rebekka Boekwijt (Nederland)
  • Soort boek: psychiatrische roman
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 18 juni 2024
  • Omvang: 272 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Naomi Rebekka Boekwijt

Intense en persoonlijke roman over hoe belangrijk een hulpverlener in de psychiatrie kan zijn. Maar hoever mag je gaan om iemand te laten ontdooien die zich bevroren houdt?

Sis is een jonge vrouw die zich afgesloten voelt van de wereld en mensen hoort en ziet die er niet zijn. Wanneer ze Hanne ontmoet, de eerste zorgverlener in lange tijd met wie ze een vertrouwensband opbouwt, begint Sis’ beklemmende situatie te veranderen. Als ze in een woongroep gaat wonen treft ze eindelijk mensen bij wie ze zich thuis kan voelen. Tegelijkertijd heeft ook Hanne haar redenen waarom Sis voor haar die éne patiënt is. Naomi Rebekka Boekwijt laat in deze intense en persoonlijke roman zien hoe belangrijk een hulpverlener kan zijn. Een warm pleidooi voor medemenselijkheid en het elkaar de hand reiken. Maar hoe ver mag je gaan om iemand te laten ontdooien die zich bevroren houdt?

Bijpassende boeken

Arnon Grunberg – Zevenpoot

Arnon Grunberg Zevenpoot recensie en informatie over het nieuwe boek met een vertelling en geïllustreerd door Thé Tjong-Khing. Op 18 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe vertelling van Arnon Grunberg met tekeningen van Thé Tjong-Khing. Hier lees je uitgebreide informatie over de inhoud van de vertelling, de auteur, de illustrator en over de uitgave.

Arnon Grunberg Zevenpoot recensie van Tim Donker

Kwam de les erna. Iedereen zuchten, hakkelen, hoe goed hoe mooi hoe geniaal het was. Dat waren dan de mensen die geacht werden je medestudenten te zijn. De gast die nogmaals naar voren bracht dat hij had horen zeggen dat Grunberg nu in New York woonde sloeg je (in gedachten natuurlijk) op zijn bakkes.

Eén eigenschap van de jaren negentiennegentig was dat ze eindig waren. Het werd 1999, en toen stopte het de jaren negentiennegentig te zijn, toen stopte het een millennium te zijn, een ander millennium brak aan en zette schreden en toen het zo’n beetje eindjeweegs op streek was kwam ik te wonen waar ik nu niet meer woon naast een mens die nu niet meer mijn buurman is. Sergio, zo noemde ik diene mens al heette hij anders. Gedurende een jaar of drie dacht ik dat hij mijn broer was. Hij was ook postbode. Hij hield ook van muziek en zijn muziekliefde en de mijne wandelden voor een deel gelijkstaps al hield hij naar mijn smaak een beetje teveel van postpunk en deed hij naar mijn smaak een beetje teveel mee aan de niet geheel terechte overwaardering van Joy Division als “meest zwartgallige muziek” ooit (is dat niet ook het maakgeloof vanwege het uiteindelijke zelfverkozen lot van die Curtis, mensen?) (en ook: hoe serieus kun je iemand muzieksmaak eigenlijk nemen als hij Vampire Weekend goed vind?). Hij was ook literatuurliefhebber, wat ik waarderen kon, alleen maar om de literatuur, zelfs al deed zijn smaak in boeken mijn wenkbrauwen vaker wel dan niet fronsen. Ja. Ook hij. Liefhebber van. Die eeuwige Grunberg. Ook weer, ook nu.

Weeral sloten zich de jaren tot een lange rij aaneen, en toen. Een stevige griep woekerde en men zag daarin een goede reden. Men zag aanleiding. Men zag manieren. Om in een virus een totalitaire staat te funderen. Iedereen leek dat goed te vinden. Iedereen meende dat gepast. Arnon Grunberg zei er echter sympathiekere dingen over & iets daarin nam me voor hem in, en ik dacht. Ik moet misschien toch eens. Ik moet misschien eens. Misschien moet ik toch eens meer van die man gaan lezen.

Hoe gaat dat met voornemens. Die steken in je kop, die vormen geen blokkades, die lossen weer op, zijn ineens geen voornemen meer.

Maar de voorzienigheid is er altijd. En de voorzienigheid drukt mij Zevenpoot in de hand.

Zevenpoot?

Ja. Zevenpoot. Een sage, of nee, een groteske over de aan achondroplasie lijdende achtbenige Mom. Hij is klein, erg klein, en hij heeft acht benen. Later zeven, vandaar de titel, het waren de kunstenmakers, de roekeloze kunstenmakers, altijd weer de kunstenmaker. Die Mom iets kostten. In dit geval een been.

Dit door Thé Tjong-Khing geïllustreerde leesboek nee voelboek nee veelboek is misschien zoveel als een kinderboek voor volwassenen, dat heet, een grootboek om zich terug klein te voelen.

Want stel je voor hoe het is. Stel je voor hoe het is als je twee mensen bent. Stel, je bent twee mensen, je bent, lawwezeggûh, wat naïef, je bent, lawwezeggûh, wat wereldvreemd. Maar je bent samen, en samen vorm je iets, je weet niet wat, is dat liefde?, en stel dat daar een kind van komt maar dat kind is niet zoals alle andere kinderen, het is kleiner, veel kleiner, en het heeft acht benen in plaats van twee.

Wat je dan doet.

Overgenomen worden. Is wat je dan doet. Door kunstenmakers, door instanties, door de overheid, door een nogal agressieve ietser.

Daarover gaat dit boek. Over de overgenomenheid van iedereen die niet goed begrijpt waardoor ze nu eigenlijk overgenomen zijn. Grunberg beschrijft dat goed. Grunberg beschrijft dat meesterlijk. Al vanaf het eerste hoofdstuk.

De gynaecoloog. Mevrouw Knoblauch die alleen nog maar zwanger is. Gemeten wordt, bekeken wordt, ingeschaald wordt, de gemeten mens, en dat wat in haar groeit ook. “Een arts is gewoon een mens die met andermans gezondheid speculeert”; sjee, een raker kenschetsing van de godganselijke medische stand las ik nergens; “een sterveling die zich tegen het menselijk noodlot aan bemoeit”, heet het later; een schone, een fijne relativering van het al te lang al te hoog geachte “idee” der dokter.

&. Wie geen dokter is, of geen titel heeft en überhaupt niet heel goed begrijpt wie hij is. “Mevrouw Knoblauch voelde zich niet in topvorm. Ze had een snotneus. De schilfers hingen eraan. Overigens heette ze niet mevrouw Knoblauch, ze heette Hilde Geertruide Sabine Maria Stampielinokovski-Marinowicz, maar aangezien vrijwel niemand de achternaam Stampielinokovski-Marinowicz kon uitspreken, had ze de naam van haar echtgenoot aangenomen. Dat was niet feministisch, maar als je Geertruide Sabine Maria Stampielinokovski-Marinowicz heet moet je soms concessies doen. Haar echtgenoot Maximilian Knoblauch was evenmin in topvorm. Zijn schouder deed pijn en over zijn rechterknie maakte hij zich ook zorgen. Hij had tijdens het voetballen een paar akelige trappen gekregen, zijn rechterknie en het linkerscheenbeen waren beplakt met pleisters. Hij voetbalde al jaren, maar zijn hobby kwam er voornamelijk op neer dat hij elke zondagmiddag getrapt en heel soms ook geslagen werd. Niet alleen door de spelers van de tegenpartij, dat kon hij nog billijken, maar soms ook door zijn teamgenoten. Een enkele keer trapte hij terug, maar dat haalde doorgaans weinig uit. De Knoblauchs hadden gelukkig een buurman met een EHBO-cursus. Zo’n man doet zo’n cursus niet voor niks. Die wil de buren graag een handje helpen met het ontsmetten en verbinden van wonden. De blessures van meneer Knoblauch hadden hem nader tot de buurman gebracht.”;

die. De mensen die altijd concessies moeten doen. De vertrapten. De verdrukten. De mensen die alleen maar wonden hebben om voor hen te spreken. Zulke mensen. Zulke mensen als de Knoblauchs zijn. En de wereld waarin zij wonen.

Zij geven geboorte aan een veel te klein kind dat veel te veel benen heeft.

Zij wonen in een wereld waar de supermarkt een slagveld is; de tram een door voetbalsupporters geteisterd oorlogsgebied is; en zo ongeveer alles en iedereen hen de baas is. Hun kind wordt tot kunstwerk gebombardeerd, de koning is een kat, witte privileges moeten te lijf gegaan worden, en iedereen, zelfs vijfjarigen, kan zonder het te weten een (potentiële) pedofiel zijn.

Grunberg neemt in deze groteske veel op de hak. De vermeende ruimdenkendheid van kunstenaars en intellectuelen; de belachelijkheid van hoogwaardigheidsbekleders; het “engagement” in kunst; de “verhevenheid” van woke; het “begrip” voor alles en nog niks van de intelligentsia – van al de dingen waar je als weldenkend mens graag deel van zou willen uitmaken laat de schrijver weinig heel. Dat maakt Zevenpoot tot een bijzonder humoristies boek. Al lezende lachte ik enkele malen luidop, bulderend – iets wat me niet heel vaak overkomt bij het lezen van een boek. De grijns ja, de gniffel ook, een flukse grinnik misschien maar de onbeschaamde bulderlach? Nee. Niet vaak.

Dus. Ten dele een revanche voor Grunberg. Op dat eertijdse Blauwe maandagen, en mijn eertijdse buurman. Ten dele zeg ik, want naar het einde toe lijken de zottigheden steeds meer te mogen gelden als een vrijbrief. Een vrijbrief voor steeds meer zottigheden, en daar gaat het boek toch een beetje inboeten aan zeggingskracht. Maar ik las een Grunberg en ik vond het leuk. Het was een middag, ergens in een tijd, de jaren negentiennegentig waren langvervlogen, ik las een Grunberg, ik vond het leuk, de zon scheen, de koffie smaakte me, ik had gelachen, en bijna, bijna ja, had ik een bericht naar mijn vroegere buurman gestuurd. Wat meer is dan de meeste boeken met me doen. Niet veel meer, maar toch zeker wel een beetje meer.

Arnon Grunberg Zevenpoot

Zevenpoot

  • Auteur: Arnon Grunberg (Nederland)
  • Tekeningen: Thé Tjong-Khing
  • Soort boek: vertelling
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 18 juni 2024
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 23,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Arnon Grunberg

‘Onze liefde overwint alles,’ zeggen mevrouw en meneer Knoblauch wanneer ze een piepklein zoontje met acht beentjes krijgen, ‘we houden van hem zoals hij is.’ Maar de buitenwereld heeft haar bedenkingen. Is de achtbener moderne kunst? Een medisch wonder? Een vreemdeling?

Onder de titel Wit privilege met zeven benen (eentje brak per ongeluk af) wordt hij tentoongesteld in het Stedelijk Museum. Toch wil het met zijn maatschappelijke acceptatie niet vlotten. Nadat de ouders hun spaargeld kwijtraken aan een alternatieve genezer, ervaart de jongen in Ter Apel barmhartigheid, misschien ook dankzij zijn vader, die hem heeft voorgehouden: waarheid is wat de mensen willen horen.

Uiteindelijk overwint de liefde alles, maar altijd anders dan je denkt.

Deze speelse en satirische vertelling, in de geest van Rabelais, is ook een zachtaardig commentaar op kunst, cultuur, ideologie en maatschappij. Wie van mensen wil houden moet de zotheid omarmen.

Bijpassende boeken en informatie

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie van Tim Donker en informatie over de inhoud van het filosofieboek met een nieuwe theorie van alles.

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie van Tim Donker

En erbij zijn. Staan en leven en kijken en zien hoe het groeit.

De revoluties in het denken. Die altijd plaatsvinden als je net even de andere kant op kijkt. Of, vaker nog, voor je geboren werd. De omwentelingen. Maar nu kan je het zien gebeuren. Nu kan je erbij zijn. Nu kan je zien hoe het wentelt.

Een paleisrevolutie: welaan. Zo kenschetst filosoof Arjen Kleinherenbrink de “Object-Oriented Ontology”(OOO) waar het in dit boek van Graham Harman om gaat. Een relatief nieuwe stroming waarvan Harman een van de grondleggers is. Het is nieuw. Het is aan het ontstaan. Het groeit waar je bij staat. En ik lees dat. Ik hou het boek in trillende handen. Trillend van opwinding. De geboorte van een gedachte. Een nieuwe theorie van alles.

Nu ben ik nooit zo verzot geweest op unificerende theorieën. Al te makkelijk loopt het uit op een onbuigzaam totalitarisme waaraan alles moet opgeofferd worden. En filosofie had ik eigenlijk ook al bijna achter me gelaten. Ooit wilde ik het studeren. Dertig jaar geleden ofzo. Maar een huisgenoot raadde het me af. Hij stak een lang verhaal af over hoe saai die studie feitelijk was, hetgeen hij illustreerde door de uitputtende, bijna mathematische analyses van subject-object relaties te vermelden die je volgens hem ging moeten maken. Hij propte daarmee zoveel slechts in één zin dat hij me almeteens genas van een ambitie. Geen idee waar hij het vandaan had, hij studeerde zelf geen filosofie, hij studeerde niks, een blauwe maandag theaterwetenschappen maar daar was hij tegen dat ik daar kwam wonen allang mee opgehouden. Maar wat me aan filosofie aantrok, was de liefde voor het denken. Het denken buitenom modellen en rasters. Een denken dat niet kon samen gaan met wiskunde, leek me. Wiskunde was geen denken, wiskunde was volgen. Ook twijfelde ik er toen al aan of een object altijd een subject moet hebben om door waarneming in zijn zijn bevestigd te worden. Ik ging geen filosofie studeren. Ik bleef het wel lezen, al nam ook die interesse in de loop de jaren af. Pas in de voorbije jaren hebben denkers met durf, zoals Slavoj Žižek, Giorgio Agamben (die met name gedurende de coronahysterie als een van de weinige academici helder bleef denken) en Timothy Morton de inmiddels wat sluimerende liefde voor filosofie weer wakker geschud.

Harmans boek komt in mijn persoonlijke leven dus precies op tijd. Dit wilde ik lezen. Hier wilde ik bij zijn. Deze revolutie moest ik meemaken.

Is Object georiënteerde ontologie een revolutie? Ik zou denken van wel, vandaar mijn opwinding.

Zeer bevrijdend is het gegeven dat OOO een “platte ontologie” is. Ontologie is in de manier waarop zich het bezig houdt met al het zijnde, al te lang gericht geweest op een tweedeling. Tijden waren, ooit, dat theologie en filosofie zozeer verknoopt waren dat God nodig was om elk denken sluitend te maken. Er was God, en er was al het andere. Maar toen geraakte de mens verlicht, en God ging dood, en een meer wetenschappelijk wereldbeeld was daar. Dat verloste de filosofie nog niet van de tweedeling: de mens nam de plaats in van God. Er was de wereld, en die had de mens nodig om gezien, begrepen en uitgelegd te worden. Er waren wel dingen-op-zichzelf maar daar had geen mens toegang toe en waarover men niet spreken kan daarover moet men zwijgen. Het waargenomene kon het niet buiten waarnemers stellen en dus nam de mens tot op bijna dit eigenste moment “de helft van de ontologie in beslag” zoals Graham Harman dat uitdrukt. OOO vindt dat, begrijpelijkerwijs, een beetje teveel eer voor de mens die maar een zijnde is naast talloze andere zijnden. De platte ontologie die OOO voor staat houdt in dat alle zijnden in gelijke mate substanties zijn, hoe groot de onderlinge verschillen ook mogen zijn. Niemand meer het subject met wiens waarneming alles staat of valt, maar allemaal evenzeer object. Het objectbegript van OOO is daarenboven erg ruim: niet alleen mensen, dieren en planten worden als object gezien maar ook gebeurtenissen, huwelijken, oorlogen en festivals. Alleen dit allereerste gegeven al, nam me zeer voor OOO in. Ik heb nooit de logica begrepen achter een vraag als “Als in een bos midden in de nacht een boom omvalt en er is niemand om het te zien of te horen, maakt die boom dan nog geluid?”; alsof het geluid van een omvallende boom een schreeuw om hulp zou zijn, gericht aan ons, de mens, en, meer nog, alsof de hele wereld een voorstelling is ter ere van die mens, die zogenaamde verrekte kroon op de schepping, onder wiens ogen en oren alles pas echt wordt.

Weg met het subject, sorry Immanuel, alleen nog objecten, de emancipatie van al het niet-menselijke, waren daar nu zoveel duizenden jaren filosofie voor nodig? OO redt meer, en beschermt objecten tegen wat Harman “ondermijnende” en “overmijnende” methoden noemt. In de ondermijnende zienswijze wordt elk object gereduceerd tot waaruit het is samengesteld. Naar een gedacht van Heidegger moet er iets “hamerachtigs” zijn aan een hamer met een gebroken steel waardoor we het tuig nog steeds als hamer herkennen, zij het een kapotte. Hoeveel delen van een object kun je wegnemen tot het object ophoudt zichzelf te zijn? Ook kan wijn niet herleidt worden, zoals Daniel Dennett volgens Harman lijkt te denken, tot een chemische analyse. Objecten zijn simpelweg nooit “slechts” hun gebundelde eigenschappen.

Overmijnende zienswijzen daarentegen benaderen objecten door te kijken naar de effecten en uitwerkingen die het op andere objecten heeft. Een huisgenoot, diezelfde die me filosofie afraadde ja, zei me ooit dat “je” (hij bedoelde de/een mens) slechts bestaat in relatie tot anderen. Wat je bent, komt dus pas tot uitdrukking in wat je voor anderen bent. Indertijd vond ik dat een hele rake, diepe uitspraak, ik heb hem zelfs nog -letterlijk- een tijdje aan mijn muur gehangen. Inmiddels vind ik het de grootste lulkoek die er maar bestaat. Wie zijn we dan op de momenten dat we alleen zijn, wie zijn we als we ervoor kiezen kluizenaar te zijn, wie zijn we als dat wat anderen in ons zien volgens onszelf totaal niet klopt bij hoe we onszelf zien? Elk object is ook iets autonooms, iets dat op zichzelf staat.

Zodus definiëert OOO “object” als volgt: alles wat meer is dan zijn delen en minder dan zijn effecten. Objecten kunnen nooit naar onder of naar boven gereduceerd worden. Dat dat geen keihard uitgangspunt is zodat er gevallen zullen zijn, misschien wel veel gevallen ook, waarin de objectheid van iets open is voor discussie, zelfs binnen OOO zelve, is misschien net de bedoeling. De stroming wijst ook het bestaan of misschien zelfs wel de wenselijkheid van kennis als het juiste verstaan van het reële af. Dit hangt samen met hun afkeer van letterlijk taalgebruik, omdat volgens OOO een indirecte beschrijving veel nader kan komen tot wat een object op zichzelf genomen -zonder menselijke waarneming- is. Er zijn volgens OOO maar twee fundamentele vormen van kennis: waar een ding van gemaakt is en wat het doet, en dat is nu net dat “ondermijnen” en “overmijnen” waartegen OOO zo fel gekant is.

Tot zover was ik aan boord. Tot zover was ik helemaal aan boord, en wilde ik allen die nog niet aan boord waren ferm naar binnen trekken. Wie kan zeggen wat “leven” is? Een wetenschapper die je alles haarfijn en tot achter de komma zal vertellen, of een prachtplaat die je laat zinderen tot in je tenen? De esthetica beschouwen als het fundament van alle filosofie – als Graham Harman indertijd mijn huisgenoot was geweest, was ik het wel gaan studeren. Want in wat OOO afwijst zit alles wat mij weerhield van natuurwetenschappen en uiteindelijk dus ook (in de beschrijving van die huisgenoot) filosofie: de idee dat alles wat bestaat uit fysieke materie moet bestaan (zodat er nooit gesproken kan worden over dromen, zielen, jungiaanse archetypen, niet aan aanwijsbare plekken of personen gebonden verenigingen); dat alles wat bestaat fundamenteel en enkelvoudig moet zijn (“ondermijnen”, geen plek laten voor emergentie); dat alles wat bestaat echt moet zijn (waarmee films en boeken worden uitgesloten, of de ficties van Hans Vaihinger) (die gek genoeg nergens in dit boek genoemd wordt); dat alles wat bestaat in letterlijke taal gevat moet kunnen worden (waar letterlijkheid, zoals OOO zeer terecht opmerkt, altijd simplificaties met zich meebrengt); verlost van deze struikelblokken zou de universiteit zeker gelonkt hebben voor mij.

Het venijn zit hem hier in de pretentie een theorie van alles te zijn. Hoe prachtig ik het ook vind als alles vanaf nu op een OOO-manier benaderd zou gaan worden, het is ook waar Objectgeoriënteerde ontologie begint te manken. Het gaat mis bij een kwadrant. Waarom gaat alles altijd mis bij een kwadrant? Objecten zijn volgens OOO altijd viervoudig: ze zijn een reëel object (RO) met reële eigenschappen (RE) en tevens een sensueel object (SO) met sensuele eigenschappen (SE). Reële objecten met hun eigenschappen bestaan op zichzelf (Kants Ding-an-sich); sensuele objecten en hun eigenschappen bestaan alleen -ah daar hebben we de huisgenoot van vroeger weer!- in relatie tot een ander reëel object (Harman noemt dat een correlaat). In het spanningsveld tussen deze vier gegevens (dat een sensueel object klaarblijkelijk reële eigenschappen kan hebben maakt alles nog een slagje onnavolgbaarder) ontstaan volgens OOO ruimte en tijd; de oorsprong van alle beweging en stilstand in de wereld. En ineens las ik geen filosofie meer, ineens zat ik een ontstaansmythe te lezen.

Hoe objecten ontstaan.

Een gedachte: alles wat bestaat moet ooit ontstaan zijn, en alles wat ooit ontstaan is moet een keer weer vergaan. Dan lijkt het plausibel dat OOO komt met de idee van de geboorte van een object. Elk object -en beer in geest hoe ruim het objectbegrip van OOO is!- wordt geboren, komt tot volwassenheid, rijpt, vervalt, sterft. Ook dat leek aanvankelijk een prikkelende gedachte. Vroeg in het boek noemt Harman in een terzijde The Beatles. Dat ik samen met dominee Kees (die ik hierbij broederlijk groet) (hai Kees!) van mening ben dat The Beatles een van de meest overschatte bands allertijden is, doet hier niet terzake. “[E]lk van de vier leden van de band [was] een object voordat hij bij de band kwam,” zegt Harman, “en de groep als geheel [is] ook een object (een object dat het verlies van ten minste twee leden kon doorstaan voordat Ringo erbij kwam).” – en dan gaat het me met name om wat  daar eventjes tussen haakjes wegemoffelt staat. Er zijn bands die een ontzettend groot verloop kennen, zoveel ledenwisselingen dat er op het laatst misschien geen enkel oorspronkelijk lid meer in zit. Er zijn bands die ook, door het verloop of door andere redenen, in de loop der jaren heel anders zijn gaan klinken om uiteindelijk misschien zelfs wel uit te komen bij een compleet andere muziekstijl. Wat is de geboorte van het object “band”? De oprichting? Het eerste succes? Het vinden van hun “definitieve”  geluid? Waar zit de volwassenheid van dit object, waar het verval, waar de dood? Is de objectheid van een band verankerd in de naam, zodat dit object het ook wel zonder elk oprichtend lid kan stellen? Is een band die eerst -zeg- punk speelde en enkele platen later suikerzoete radiopop maakt allang dood, of gereïncarneerd misschien? En gesproken over dat laatste: kan een object zijn eigen dood doorstaan?

Ik was vervuld met vragen.

Ik was vervuld van enthousiasme.

Ik zat te wippen op mijn leesstoel.

Maar het eindigde in een deceptie.

Om de idee van de geboorte, de volwassenheid, de rijping, het verval en de dood van een object te illustreren grijpt Graham Harman naar de Amerikaanse burgeroorlog. Een “object” (ja) waar ik niets van weet en totaal niet in geïnteresseerd ben (hoewel ik na lezing van deze pagina’s in Objectgeoriënteerde ontologie wel achterbleef met een zekere goesting om toch iets meer te weten over deze burgeroorlog dan dat “het iets met slavernij te maken had”). Dit beslaat een groot gedeelte van het derde hoofdstuk, Samenleving en politiek. Niet alleen werd OOO me daar in plaats van een filosofie iets als krijgskunde – dat zou nog tot daar aan toe geweest zijn, men kan zich ommers altijd verdiepen in nieuwe terreinen. Een groter probleem is dat door mijn afstand tot het onderwerp, de functie die het had als illustratie teloor ging. In mijn ogen roept Harman compleet willekeurige momenten in de burgeroorlog uit tot beslissende punten in de geboorte, de volwassenheid, de rijping, het verval en de dood van de burgeroorlog. Hiermee oogst hij bij mijn geen gelijk – slechts verveling (wel vraag ik me af of deze analyse van OOO slechts in retrospect werkt of dat er een OOO-geïnspireerde krijgskunst mogelijk is die in staat is te voorspellen op welk moment van zijn ontwikkeling het object oorlog zich nu bevindt; zou, met andere woorden, OOO kunnen zeggen of de oorlog in de Oekraïne op dit moment reeds “volwassen” of al “in verval” is?, en zouden deze voorspelling ook pro-actief ingezet kunnen worden? Zou een generaal via OOO een oorlog doelbewust op haar dood kunnen aansturen? In dat geval is Graham Harman natuurlijk alsnog nobelprijswaardig).

Uiteraard komt de keuze -naast, ongetwijfeld, persoonlijke interesse- voort uit een vooronderstelde bekendheid van het Amerikaanse lezerspubliek met dit onderwerp, maar voor mij, als Europeaan en in het bezit van een grote aversie van alles wat met oorlog te maken heeft, is het waar OOO me ineens wat potsierlijk werd. De geboorte, de volwassenheid, de rijping, het verval en de dood van een oorlog? Een dood die Harman lijkt te willen situeren voor het werkelijke einde? Inderdaad leven dingen soms alleen in naam nog voort; relaties kennen soms een nasleep; dingen kunnen afgelopen zijn nog voor iedereen zich daar bewust van is: het zou, met elk ander onderwerp als voorbeeld, een belangwekkend punt kunnen zijn maar nu genereerde het bij mij alleen een zekere dosis scepsis. Objectgeoriënteerde ontologie weet op meer momenten niet te overtuigen op punten waarbij ik haast op voorhand al overtuigd leek.

Niet alleen over krijgskunde of het ontstaan van ruimte en tijd heeft OOO wat te zeggen, ook op gebieden als politiek en ethiek acht de beweging zichzelf toepasbaar. Aanvankelijk leek me de politieke visie van OOO me baanbrekend. Leunend op een idee van Noortje Marres, gaat OOO uit van politieke kwesties die zij zien als ketens van gegevens waarin ook niet-menselijke objecten een belangrijke plaats dienen te krijgen. Als ik dat goed begrijp, rekent OOO af met links en rechts, of met een andere, volgens Harman links en rechts doorkruisende, tweedeling te weten waarheidspolitiek en machtspolitiek. In Nederland zouden de uitgangspunten van OOO het einde van politieke partijen kunnen betekenen in zoverre dat elke kwestie op basis van zijn specifieke “keten” om een nieuwe plaatsbepaling vraagt en standpunten a priori, voortkomend uit de door politieke kleur bepaalde verworven kennis, niet wenselijk lijkt. Wat spreken moet, is wat in elk geval raadzaam is, niet wat het beste bij de grondslagen van de partij past. Wat mij geen verkeerde gedachtegang leek. Dat alles wat bij toeval géén mens is hierbij ook in ogenschouw genomen moet worden, is in het antropoceen zeer wenselijk. Als het tenminste de bedoeling is dat planeet aarde het ook overleeft.

Maar milieuproblematiek is misschien niet eens het eerste wat OOO op het oog heeft: “[P]olitiek [gaat] niet primair over mensen”, heet het. “[D]e menselijke samenleving [overstijgt] de bavianensamenleving […] door het […] gebruik van stabilisatoren. In tegenstelling tot bavianen hoeven wij mensen niet elke dag opnieuw te onderhandelen over onze sociale posities, maar zijn deze posities vastgelegd in de vorm van geboorteaktes, rijbewijzen, bankrekeningen, functieomschrijvingen, vaste woonadressen enzovoorts.” Hieruit blijkt volgens Harman dat niet-menselijke factoren ook een groot belang zouden moeten hebben in het politieke denken (elders noemt hij in een gelijkaardig verband nog gebouwen en autowegen en, godbetere het, trouwringen (!) als het soort objecten “waaraan wij oneindig veel verschuldigd zijn”).

En ik lees dat.
En ik denk ho.
En ik lees dat.
En ik denk hum.
En ik lees dat.
En ik denk ho-hum.

Ruiterlijk zal ik toegeven dat ik geen bioloog ben, maar toch twijfel ik eraan of bavianen echt wel dagelijks moeten onderhandelen over hun positie. Maar zelfs al zou dat waar zijn, en omwille van de diskussie wil ik dat als niet-bioloog best aannemen, dan nog kan een mens zich afvragen of dat in zekere zin niet eerlijker is dan te rusten op de niet altijd via onmiskenbare kwaliteiten verkregen lauweren. Daarnaast zijn alle genoemde objecten gemaakt door mensen en, meer dan dat, ook alleen waardevol voor mensen. Meer specifiek: in menselijke relaties. Nog specifieker: in menselijke relaties binnen zeer specifieke menselijke samenlevingen. Wat me reden genoeg om objecten als deze, hoewel strikt genomen niet-menselijk, toch tot het menselijke te rekenen.

En ook in “geciviliseerde” samenleving (mogen wij even lachen?) hebben deze objecten overigens slechts waarde “tot de voordeur”. Ik denk aan de hoofdpersoon in het geniale Ipso facto van Iegor Gran (verplichte kost voor iedereen met twee ogen in zijn kop) (één oog mag ook) die bij een promotie zijn eindexamendiploma moet kunnen voorleggen wat hij niet kan omdat hij het niet kan vinden. Daardoor raakt hij baan, huis, vrouw en alle aanzien kwijt – onze “sociale posities” berusten, meer nog dan bij bavianen misschien, op los zand. Maar we hoeven ons niet per se tot fictie te wenden om dit punt te maken: de coronahysterie met zijn overtrokken maatregelen heeft duidelijk genoeg laten zien hoezeer iets dat voorheen volslagen onbelangrijk en in elk geval geheel privé leek, namelijk een mens z’n medische dossier, vanuit het niet ineens het toelatingsdocument werd tot het publieke domein. Het woonadres, de functieomschrijving, de bankrekening; het maakte allemaal niet zoveel meer uit niet? Als je maar bereid was je te laten inspuiten met een experimenteel serum waarvan niemand wist -of weet- wat het op langere termijn in een menselijk lichaam gaat aanrichten. Ook lichamelijke integriteit heeft klaarblijkelijk een houdbaarheidsdatum.

Maar wat me het meest dwars zat was dat de mens, WIJ mensen, volgens Harman de bavianensamenleving zouden hebben “overstegen”. We hebben met onze mensenbreintjes dingetjes bedacht en die hebben ons “verder” gebracht waar bavianen zijn achtergebleven. En ik die me zo aangetrokken voelde tot de platte ontologie van OOO. Die de emancipatorische en hiërarchieloze werking daarvan zo verfrissend vond. En nu is die hiërarchie via de achterdeur weer terug. De mens is dan toch “de kroon op de schepping”? Of in ieder geval toch een soort die met godverdomde trouwringen iets heeft “overstegen” dat andere objecten niet hebben kunnen “overstijgen”?

Een bepaalde zin voor hiërarchie zag ik al in Harmans kritische bespreking van de onder andere door Bruno Latour (voor de eerder genoemde Marres geen onbekende!) (hoe krijg je dat voor elkaar, Noortje, Bruno Latour als co-promotor voor je academisch proefschrift?) ontwikkelde actor-netwerktheorie (ANT). Een theorie waarin sociale fenomenen worden geanalyseerd op eenzelfde manier als OOO doet; de theorie gaat ervan uit dat de “actoren” binnen elk gegeven netwerk net zo goed menselijk als niet-menselijk kunnen zijn. Evenals bij OOO zou ANT middels hun uitgangspunten “alles” kunnen verklaren (of in elk geval analyseren). Volgens Latour blijft zelfs een lang netwerk op alle punten lokaal: er is dus geen goede reden om binnen een door ANT geanalyseerd geheel het ene gegeven als belangrijker te zien dan het andere. Harman past dit toe op het “object” Napoleon en komt enigszins lacherig tot de conclusie dat volgens ANT dus een haar die van Napoleons hoofd valt een even grote gebeurtenis zou zijn als de Slag bij Jena (wat heeft die Harman met oorlogsvoering?). Maar ook hier geldt dat het verschil in gewicht tussen beide gebeurtenissen alleen voor mensen bestaat, en dan, weeral, alleen voor specifieke mensen in specifieke samenlevingen. Hier aan mijn keukentafel, waar ik deze woorden tiep, hebben beide gebeurtenissen inderdaad een soortgelijk gewicht en voor de kat van de buren zal dat ook wel gelden. Dat Harman toch hard wil maken dat de ene gebeurtenis “groter” is dan de andere doet, zeker binnen de uitgangspunten van OOO zoals ik die in Objectgeoriënteerde ontologie meen te leren hebben kennen, vreemd aan. Ook de diverse schimpscheuten aan het adres van Donald Trump maken Graham Harman niet perse mojer. Het boek is geschreven onder diens ambtsperiode, oké, maar hij blijft een net iets te makkelijk slachtoffer gezien de consensus onder weldenkenden, intellectuelen, academici, hogeropgeleiden, hoe je zo ook wil noemen, dat die man -evenals Wilders en Baudet bij ons- slechts hoon verdient. Maar ook dwazen kunnen soms rake dingen zeggen. Dan vind ik het een spannendere onderneming om het -zoals Slavoj Žižek – proberen op te nemen voor Trump. Dat de -inmiddels voormalig- president een potsierlijke mafkees was, kon iedereen zonder hulp ook wel inzien. Naar voren  brengen wat misschien voor hem pleit, vereist meer denkkracht.

Misschien is OOO ondanks de platheid van hun ontologie toch een beetje elitair? Ook de poging om ethiek zodanig te verbreden dat het niet-menselijke objecten omvat, zag ik, ondanks -weeral weeral- mijn aanvankelijke enthousiasme stranden op een raar soort snobisme. “[D]e filosoof Alphonso Lingis betoogt dat […] onbezielde objecten van ons eisen dat we ze op een bepaalde gepaste manier behandelen, zodat het of een of andere manier ethisch gezien slecht is om dure chocolade te eten terwijl je Coca-Cola drinkt en het evenzo slecht is om met je koptelefoon naar popmuziek te luisteren tijdens prachtige sneeuwval bij een tempel in Kyoto.” Goed, Harman vervolgt: “Maar laten we het voorlopig eens zijn met Kant dat ethiek alleen gaat over hoe we andere mensen behandelen, en dat er helemaal geen ethische dimensie is aan hoe we louter dingen behandelen.”, maar hoe zou ethiek er volgens OOO er eigenlijk uit komen te zien?

Lingis’ voorbeelden tonen meteen het problematiese van een “ethiek der louter dingen” aan. Die dure chocola bijvoorbeeld? Moet een ethiek der dingen gegrondvest worden in prijs? Mag je wel Coca-Cola drinken als je goedkope chocola eet? En waarom eigenlijk chocola? Welk object verdraagt welk andere object? Persoonlijk vind ik Coca-Cola en chocola allebei rotzooi, duur of goedkoop. Hoe zit het met macademianoten, cabrales, vijgenbrood, curry, olijven? Wat is ethisch gezien verenigbaar met Coca-Cola en wat niet? En hoe zit het met bier, en maakt het dat nog uit of het “pils” is of een of ander speciaalbier, dat soms ook op kan lopen tot twintig of dertig euro voor een flesje (als prijs klaarblijkelijk een reden is om iets hoger te achten dan het andere)? Of wijn? Supermarktwijn? Andere wijn? En die sneeuwval, en die tempel, en die popmuziek? Goed, ik neem aan dat het iets is als gokspelletjes doen op je telefoon terwijl je in een hele moje grot bent. Het gaat, in een ethiek der dingen, waarschijnlijk om de dingen je volle aandacht te schenken. Maar wat verdient alle aandacht, en wat kan wel met zo’n beetje verdeelde aandacht toe? Valt de sneeuw mojer in Kyoto dan hier in mijn achtertuin in Vleuten? En wat verstaat een mens, verstaat een Alphonso Lingis, onder popmuziek? Mag “klassieke muziek” wel samen met “prachtige sneeuwval bij een tempel in Kyoto”? En als popmuziek alles is wat geen klassieke muziek is, en het dus country, blues, jazz, folk, techno, hiphop, soul, rock en alle subgenres hiervan omvat dan zit daar heel veel tussen dat mijns inziens de sneeuw in Kyoto alleen maar mojer zou laten vallen. Naar aanleiding van Snowy in F# minor van Tindersticks hadden een toenmalige vriendin en ik het vaak over sneeuwen in f mineur. Sneeuw en muziek zijn tamelijk complementair hoor Alphonso Lingis.

Kun je je überhaupt op ethische wijze verhouden tot een object dat zelf geen ethiek kent? Het antwoord kan geen onomwonden “neen” zijn, want anders zou dierenrechtenactivisme nergens op slaan. Maar morele objecten kunnen immorele of a-morele objecten niet hetzelfde behandelen als morele objecten: tegenover “iets” dat “niet beter weet” gedraag je je anders dan tegenover “iets” dat “beter had moeten weten”. Goed misschien ben ik onder invloed van Alphonso Lingis hier zijwegen ingeslagen die Graham Harman noch OOO ooit bedoeld hebben maar een op een platte ontologie gegrondveste “theorie van alles” zal zich vroeger of later toch over vragen als deze moeten buigen.

En ik lees dat.
En ik denk.
Ik denk over die dingen na.
Ik denk na over dingen.

Walter Lippman, ja de man die het woord stereotype muntte, zei dat het (Amerikaanse) onderwijssysteem opleidt tot robotachtige idioten. Inderdaad is het doel van elk schools leren om reproductiemachines te maken van mensen, niet in staat tot zelfstandig nadenken maar slechts tot het zo ongeschonden mogelijk oprochelen van voorgekauwde kennis. Het is niet gek dat OOO kennis wantrouwt, en esthetica in het sentrum van het denken plaatst. De objectgerichte ontologie vereist een nieuwe manier van kijken, en een nieuwe manier van denken. Eindelijk weer een echte filosofie, zou ik bijna zeggen, en niet een verkapte poging tot harde wetenschap. Dat OOO met dit boek nog niet helemaal op punt lijkt te staan, is niet verrassend. Het is nieuw, en nu zijn we erbij. Je kunt het zien groejen, zelfs binnen het boek. De “relaties” die niet-menselijke objecten volgens OOO met elkaar aangaan, vervulden me in eerste ook met wantrouwen. Hoe “kennen” rails en trein elkaar? Maar op het eind, waar Harman werk van de grondleggers en enkele sympathisanten van OOO bespreekt, haalt hij prachtige woorden van Timothy Morton aan die elke reserve in één keer stuk slaan: “Het bamboebos is een gigantisch windklokkenspel, die de wind moduleert naar “bamboeaans”. Het bamboebos “bamboe-morft” de wind meedogenloos en vertaalt de druk van de wind naar beweging en geluid. Het is een afgrond van bamboe-wind.” Hier wordt het wezen van een platte ontologie verwoord. Geen mens komt er aan te pas en het spreekt in alle talen. Stap terug mens en word object onder zoveel andere objecten.

Dat Objectgerichte ontologie me tegenspraak ontlokte, wil alleen maar zeggen wat een mooi en krachtig boek dit is. Het is een bescheiden overzicht waar filosofie ons tot nog toe gebracht heeft. En een glorieuze blik op waar het ons nog brengen zal. Voor wie nog denken wil.

Graham Harman Objectgeoriënteerde ontologie recensie

Objectgeoriënteerde ontologie

  • Auteur: Graham Harman (Verenigde Staten)
  • Soort boek: filosofieboek
  • Origineel: Object-Oriented Ontologie (2018)
  • Nederlandse vertaling: Niels Hexspoor, Michiel Poorthuis
  • Uitgever: Boom
  • Verschijnt: 14 april 2024
  • Omvang: 272 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 24,90
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek over Objectgeoriënteerde ontologie

Als de mens nu eens niet de maat is van alle dingen, maar slechts een ‘object’, niet meer of minder belangrijk dan alle andere objecten? De nieuwe filosofische stroming van de objectgeoriënteerde ontologie (OOO) presenteert een radicale herziening van de manier waarop we de werkelijkheid begrijpen. OOO maakt een einde aan de bevoorrechte positie van de mens binnen de filosofie, zoals die tot zelfs in het denken van postmoderne filosofen als Michel Foucault, Jacques Derrida en Judith Butler heeft doorgewerkt.

Objectgeoriënteerde ontologie biedt een omvattend en fascinerend overzicht van deze nieuwe filosofische stroming. In heldere, toegankelijke taal verbindt Graham Harman, de belangrijkste vertegenwoordiger van OOO, zijn opvatting van esthetica aan een nieuwe fundering van de wetenschappen. Hij pleit voor een grondige herziening van ons begrip van kunst en architectuur, en ontwikkelt een grensverleggende visie op ethiek. Met zijn radicaal nieuwe opvatting van objecten plaatst hij OOO tegenover de grote filosofische tradities van de twintigste eeuw. OOO kan dan ook met recht een nieuwe theorie van alles genoemd worden.

Voor deze Nederlandse editie verzorgde filosoof Arjen Kleinherenbrink een nawoord.

Graham Harman (Iowa City, Verenigde Staten, 9 mei 1968) is de bekendste vertegenwoordiger van het speculatief realisme, een filosofische stroming die rond de millenniumwisseling opkwam. Speculatief realisten proberen met innovatieve metafysische systemen nieuwe perspectieven op de realiteit te genereren. Harmans versie daarvan, de objectgeoriënteerde ontologie, is sinds haar ontstaan mateloos populair.

Bijpassende boeken en informatie

Arnaldur Indriðason – Het uurwerk

Arnaldur Indriðason Het uurwerk recensie en informatie over de inhoud van de historische roman van de IJslandse schrijver. Op 6 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij Volt de nieuwe historische roman van de uit IJslands afkomstige schrijver Arnaldur Indriðason. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Arnaldur Indriðason Het uurwerk recensie

Als er in de media een boekbespreking of recensie verschijnt van Het uurwerk, de nieuwe roman van de IJslandse schrijver Arnaldur Indriðason, dan besteden we er op deze pagina aandacht aan.

  • “Aangrijpend en buitengewoon goed verteld.” (Morgunblaðið, ∗∗∗∗∗)
  • “Indriðason weeft ingenieuze plots […] Het uurwerk is episch en spannend.” (Livres Hebdo)

∗∗∗∗ Recensie van Het uurwerk van Arnaldur Indriðason door de redactie

Alhoewel inmiddels een aantal van de historische roman van de IJslandse thrillerschrijver Arnaldur Indriðason inmiddels in het Nederlands vertaald zijn, kunnen lijken deze boeken toch een minder groot lezerspubliek te trekken. Zeer onterecht zoals hij met Het uurwerk bewijst. Van huis uit is Indriðason ook historicus en daarmee niet verbazingwekkend dat hij zich op dit terrein gemakkelijk beweegt.

In Het uurwerk neemt hij de lezer mee naar het IJsland en Denemarken van eind 18e eeuw, begin 19e eeuw en vertelt het verhaal van een ontmoetingen van de Deense koning Christiaan VII en een klokkenmaker uit IJsland. De klokkenmaker vertelt aan de koning het verhaal van het trieste lot van zijn vader en huishoudster die mede door beslissingen van de koning zijn onthoofd.

Maar wat Arnaldur Indriðason eigenlijk vertelt is het grotere verhaal van koloniale uitbuiting en machtsverhoudingen die de Deense heersers en hun vazallen uitoefenden in het IJsland van de achttiende eeuw en de uitwassen en ellende die dit veroorzaakte. De roman is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Arnaldur Indriðason Het uurwerk

Het uurwerk

  • Auteur: Arnaldur Indriðason (IJsland)
  • Soort boek: historische roman
  • Origineel: Sigurverkið (2021)
  • Nederlandse vertaling: Adriaan Faber
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 6 juni 2024
  • Omvang: 320 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,50 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van de nieuwe historische roman van Arnaldur Indriðason

Een IJslandse klokkenmaker is in het koninklijk paleis te Kopenhagen bezig met de restauratie van een oude, beroemde klok. Op een avond komt de koning, Christiaan VII, zelf bij hem binnenvallen. In naam is Christiaan nog steeds de regerende vorst, maar geestelijk is hij zeer labiel, en in feite is hij door zijn zoon en de hofhouding aan de kant geschoven. De beide mannen raken met elkaar in gesprek en zo vertelt de klokkenmaker aan Zijne Majesteit de trieste geschiedenis van zijn vader en diens huishoudster, die op bevel van de vorige koning, Christiaans vader, zijn geëxecuteerd.

Het uurwerk is een historische roman die zich afspeelt in de achttiende eeuw, deels in de IJslandse Westfjorden en deels in Kopenhagen. Een veelzijdig en tragisch verhaal, dat een scherp beeld geeft van het bittere lot van gewone mensen en de macht waaraan ze zijn onderworpen.

Arnaldur Indriðason is al tientallen jaren de populairste IJslandse schrijver. Het uurwerk is zijn vijfentwintigste roman. In dit boek is hij een nieuwe weg ingeslagen: dit is zijn eerste historische roman waarin hij gedeeltelijk ware gebeurtenissen en personen beschrijft. Zo ontrolt zich een zeer geloofwaardig en aangrijpend verhaal.

Bijpassende boeken

Tim Hofman – Goede moed

Tim Hofman Goede moed recensie en informatie nieuwe boek met een pleidooi voor een minder bang bestaan. Op 28 mei 2024 verschijnt bij uitgeverij Meulenhoff het nieuwste boek van de Nederlandse tv-maker en schrijver Tim Hofman. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Tim Hofman Goede moed recensie van Mare

In het boek Goede moed neemt Tim Hofman je mee in de wereld van angsten. Van zijn persoonlijke hypochondrie tot onze maatschappelijke angst voor stilstand.

Door angsten op het gebied van ons persoonlijk, wij als mens en wij als samenleving uiteen te zetten en te betogen waarom het goed zou zijn als we voorbij die angst kunnen komen, krijg je een kijkje in het hoofd van de onderzoeksjournalist en programmamaker.

Het begin focust op de persoonlijke angsten van Tim. Met de herkenbaarheid van zijn angsten verkleint hij de afstand tussen hemzelf en jou als lezer en leer je hem goed kennen. Dat biedt een fijne basis voor het verdere lezen van het boek.

Tim heeft het ook over fouten die hijzelf gemaakt heeft en de gevolgen daarvan. Ik denk dat het van sterke zelfreflectie betuigt dat hij dat kan en ik denk dat heel veel mensen, inclusief mijzelf, daarvan kunnen leren.

Het beschrijven van de angsten op maatschappelijk gebied doet Tim op zijn eigen bekende wijze. Hij is kritisch en betoogt welke gemeenschappelijke angsten ons als samenleving in de weg zitten en waarom het beter zou zijn als we voorbij die angsten zouden gaan.

Al met al zet het boek je aan het denken over onderwerpen op verschillende vlakken. Het zet aan tot kritisch nadenken op de samenleving, maar waar ik meer uit haalde was het kritisch kijken naar jezelf. Fouten durven toegeven en daar van leren en jezelf verbeteren. Vanwege de kijk naar angsten op een breed spectrum, zit er voor iedereen wel een aanknopingspunt bij en is het boek geschikt voor jong en oud.

Meer recensies en reviews

  • “Tim Hofman laat, als hij onrecht ruikt, niet meer los.” (de Volkskrant)
  • “Omroepen staan voor de taak de nieuwe mediacultuur waar Hofman de exponent van is, ruim baan te geven (…). Een mediacultuur waarin transparantie en ethiek hoger worden aangeslagen dan betovering en sterrendom.” (NRC)
  • “Hofman heeft laten zien welke potentie onafhankelijke journalistiek heeft buiten de traditionele mediakanalen om.” (Villamedia.nl)

Tim Hofman Goede moed

Goede moed

Pleidooi voor een minder bang bestaan

  • Auteur: Tim Hofman (Nederland)
  • Soort boek: non-fictie, levenskunstboek
  • Uitgever; Meulenhoff
  • Verschijnt: 28 mei 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Tim Hofman

Tim Hofman heeft zich in zijn tien jaar als onderzoeksjournalist en programmamaker van onder andere BOOSPak De Macht en Over Mijn Lijk steeds beziggehouden met de vraag: Als we ervoor zorgen dat angst een minder grote rol speelt in ons bestaan, welke ruimte levert dat dan op?

In Goede moed onderzoekt en bespreekt Tim Hofman angsten die onze samenleving stevig in de weg zitten. Hij zoomt in op onze persoonlijke angsten en overwegingen; waarom zijn we zo verslaafd aan persoonlijke groei, en is stilstand echt zo eng? Is deugen misschien niet zo spannend als men doet lijken? En hoe ga je om met faalangst (bijvoorbeeld als John de Mol op je zit te wachten)?

Daarnaast zoomt hij uit, om zo onze maatschappij met een kritisch oog te bekijken. Want wat brengt bange politiek eigenlijk teweeg? Hoe gaan we met z’n allen door met vechten voor waar we voor staan als we daarbij voortdurend verbale klappen ontvangen, bijvoorbeeld op sociale media? En is de dood toch niet een verre vriend, in plaats van een almaar aanwezige vijand?

Goede moed is een uitdaging om onszelf en onze omgeving eens te bekijken met frisse ogen, en te breken met vaste patronen en oude ideeën. Een boek gevuld met wat hoop en optimisme, maar ook met het nodige verzet tegen heersende opvattingen.

Bijpassende boeken

Frank Westerman – Zeven dieren bijten terug

Frank Westerman Zeven dieren bijten terug recensie en informatie over de inhoud van het nieuwe boek met Arctische reisverhalen. Op 28 mei 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido Factor het nieuwe boek van Frank Westerman, deze keer het verslag van een reis naar het noorden met een zoektocht naar zeven magnifieke beesten. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijver en over de uitgave.

Frank Westerman Zeven dieren bijten terug recensie ∗∗∗∗

Non-fictie schrijver Frank Westerman slaagt er eigenlijk altijd in om de lezer op de een of andere wijze te fascineren. Ook zijn nieuwste boek over zeven zeer bijzondere dieren die het noorden kenmerken en de relaties die de mensen ermee heeft sinds de tijd dat Willem Barentsz overwinterde op Nova Zembla in de zestiende eeuw. Hij legt verbanden tussen heden en verleden en legt de wijze van handelen bloot die de mens zo kenmerkt en noodlottig kan zij voor de dieren. Geschiedenis, wetenschap, reisbeschrijvingen en persoonlijke mijmeringen lopen op harmonieuze wijze in elkaar overs en Westerman houdt de regie strak in handen. Hij is nooit echt belerend en schrijft in een prachtige stijl die niet onderdoet voor die van de beste prozaschrijvers. Ook zijn nieuwste boek is weer een uitstekende leeservaring. Lezen dit prachtige en soms confronterende boek dat is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Frank Westerman Zeven dieren bijten terug

Zeven dieren bijten terug

  • Auteur: Frank Westerman (Nederland)
  • Soort boek: reisboek, literaire non-fictie
  • Uitgever: Querido Facto
  • Verschijnt: 28 mei 2024
  • Omvang: 288 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Shortlist Boekenbon Literatuurprijs 2024
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Frank Westerman

Wie de bewoonde wereld verlaat, krijgt oog voor de dieren. Op reis noordwaarts in het kielzog van Willem Barentsz ontmoet Frank Westerman zeven magnifieke beesten: de lemming, de narwal, de paling, de ijsbeer, de rotgans, het rendier en de koningskrab. Terwijl wij de temperatuur op aarde opvoeren, houden zij ons een spiegel voor. Met z’n zevenen drukken ze ons met de neus op de feiten. De inzet is hoog: wat kunnen wij van deze dieren opsteken?

In ‘Zeven dieren bijten terug’ zijn de Hollandse ijszeeverkenners van de zestiende eeuw de randfiguren. Hun overwintering in het Behouden Huys op Nova Zembla is het decor van een boek over leven en dood in de eenentwintigste eeuw. In een sprankelende stijl waaiert dit reisverslag uit van Texel en Terschelling tot voorbij de Noordkaap. Onderweg raakt de lezer gebiologeerd door de overlevingskunst en de doodsstrijd van zeven pooldieren. Hun lot blijkt onlosmakelijk verbonden met het bestaan op onze eigen breedtegraad.

Zeven dieren bijten terug is een eigentijds bestiarium: een beestenboek met een bijtende urgentie.

Bijpassende boeken

Astrid Lampe – Zachte landing op leeuwenpootjes

Astrid Lampe Zachte landing op leeuwenpootjes recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse dichteres die in 2024 P.C. Hooftprijs 2024 kreeg toegekend. Op 16 mei 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe dichtbundel van de Nederlandse dichteres Astrid Lampe. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Astrid Lampe Zachte landing op leeuwenpootjes recensie van Tim Donker

Dat was nog eens een plek waar je altijd tevreden buitenstapte, niet?

En de bespreking is al begonnen, en ik zit, en licht valt door het raam, en het is een mooi licht, het is het licht van de lente, en het is mooi, en de bespreking is al begonnen, en zachte klanken zweven door mijn kamer, en het kon Birch Book zijn of Monta of Red Sparowes misschien, en tijd van weleer liggen hier, boven op, boven op mijn tafel.

Waar je altijd tevreden buitenstapte ja ja ik weet het nog wel, er was een tijd, en nog niet eens zo gek lang geleden, dat elke (middel)grote plaats in Nederland ruimte bood aan een boekwinkel van meerdere verdiepingen, je kon er lopen, van verdieping naar verdieping, wat er verkocht werd was veelal tweedehands, maar ook wel ramsj, je kon daar lopen, ik liep daar, van verdieping naar verdieping, met een tas vol boeken en altijd tevreden ging ik daar weer weg, ik denk aan de keer dat ik er diverse bundels van Astrid Lampe had gevonden, de meeste tweedehands maar ik geloof dat er ook wat ramsj tussen zat deze keer, eigenlijk was dat tegen een of ander onduidelijk principe al wist ik niet welk, maar ramsj kocht je niet, dat was zo iets, dat leek ik te vinden, dat leek ik te moeten vinden, daar was iets oneties aan, zo ging je niet om met kunst, maar ik had het toch niet kunnen laten liggen en weeral tevreden, ook die keer, stapte ik buiten.

En een Astrid schimmerde door het doorzichtig-witte tasje waar het in zat, en daar, aan de reling, waar ik mijn fiets aan vast gemaakt had, de reling van de gracht, sprak een vrouw me aan, de vrouw was bijna in tranen, o meneer verkopen ze hier dichtbundels van Astrid, en enthousiast wou ik al beginnen, zo blij was ook ik met mijn vondst, maar de vrouw bleek te denken dat het om Astrid Lindgren ging en dit was een andere Astrid dit was Astrid Lampe.

Die ik kende sinds dat StorrieStorrieStorrieStorrieStorrieStorrieStorri of hoe heette dat ook alweer, en waar stond het in, in een Raster natuurlijk, ik geloof in die Ultrakort & Langer, ik las het, ooit, eens, ik geloof in ergens een buitenland, ik meen op een eiland, misschien was het elders, misschien was mijn zoon al geboren, misschien niet, ik las, ik kreeg lief, ik kreeg Astrid Lampe lief, ik kreeg haar gedichten lief, ik bleef haar volgen, een tijd lang, elke nieuwe bundel, een tijd lang, en toen verloor ik haar uit het oog, en, nu, hier.

Zachte landing op leeuwenpootjes lijkt mij verder te gaan waar het laatste dat ik van haar las stopte, ik denk dat dat Lil was, dus toch alweer best lang geleden, hoe gaat dat met tijd, de tijd doet altijd dingen met je die achteraf niet lijken te kloppen, dat het een jaar of vijf geleden is dat ik nog niets nieuws van Astrid Lampe las wil ik geloven, maar veertien jaar, nee, en toch, hier, nu, en.

En Zachte landing op leeuwenpootjes, mijn dochter vond het omslag alvast fantasties, toen moest ik nog gaan lezen, dat deed ik later, later die avond of later de volgende dag, of later die week, het was later, het is altijd later, het wordt altijd later, en het was een binnenkomen.

Een binnenkomen in een veelheid. Pagina negen. Eerste gedicht. En ik weet al meteen niet waar ik ben. Waar we zijn. De lezer. We. U. En ik. Wij zijn lezers. We lezen, en we zijn. In een huis misschien. Het huis bevat koninkrijken en tijdperken. Voorbij de hondenschoonloopmat bloedt reeds het licht van de staats-tv. Het is alles staats-tv sinds 2019, niet? Waar de journalistiek het woord van de heren spreekt. Niet de heere, dat ware maar een fraksie beter geweest. De paleishond steelt alle harten. Het gebak is moskovisch & in de gloed van de oven rijst een continent. Warme luchtstromen strijken ook thuis. Maar dat is wat diertjes doen. Strijken wordt strelen. In het heelal bij u thuis. Dan ben je nog maar één gedicht ver, dan ben je nog maar op pagina negen, en dan heb je je al werelden gedacht, ja dat is hoe ik me Astrid Lampe herinner.

Een nooit te stillen beeldhonger. De kou boekt een kamer. Supermarktfolders. Het raam op Rusland. Alles waait door elkaar.

Is het oorlog, of is het de kladversie van een oorlog? Ook in de supermarkt broeit iets. Er worden dingen gedoneerd. Bottelwater en melkpoeder. Dat laatste door agressors. Misschien voor internetbruiden. Wie weet. De menselijke waarden bereiken ons niet. Suikers verstoppen zich. Of niet. Het wasmiddel vreet stroom als vanouds.

Alles agressie, alles oorlog, of alles toch maar een te consumeren goed?

Misschien.

Lampe hanteert stevig een sterk geconcentreerde taal. Wat niet gezegd wordt, wordt wel gesuggereerd. De ware woorden staan tussenin de andere. Er precies tussenin.

(misschien is dit een oorlogsroman in verzen)

Dromen worden elektrisch. (elektrische ekstaze, was dat niet precies het probleem van die jongemannen?) (ik vroeg haar alleen maar om een kauwgumpje) De zon komt op onder een militaire schuilnaam.

(misschien is dit een of ander manifest)

De kennis van eetbare paddenstoelen –

(misschien is dit een handleiding van enig soort)

Diensten heulen met vreemde medeplichtigen: is dit waartoe de mens gekomen is? Alles ingeschaald op basis van bruikbaarheid of potentieel gevaar?

Ja. Dit is hoe ik me Lampe herinner. Het zegt niets het zegt alles het suggereert meer dan het zegt het zegt zoveel en het zegt niet wat het zegt. Mooi, verwarrend en verontrustend. Ja. Dat is hoe ik me Astrid Lampe herinner.

De moederliefde in de oplader

&

bij welk loket moet je je eigenlijk melden?

Astrid Lampe Zachte landing op leeuwenpootjes

Zachte landing op leeuwenpootjes

  • Auteur: Astrid Lampe (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 16 mei 2024
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Astrid Lampe

Voorouders werken door in het heden. Een heden waarin de narratieven opnieuw worden opgetuigd, want aan onze schermpjes geplakt raken we wellicht wat kort van memorie. De Taiga wordt herinnerd, de Taag bezongen, en de oorlog die niet met naam genoemd wordt kruipt in de krasloten.

Astrid Lampe, geboren op 22 december 1955 in Tilburg, publiceerde de eigenzinnigste dichtbundels van ons taalgebied. In 2003 ontving ze Ida Gerhardt Poëzieprijs voor de bundel Spuit je ralkleur en in 2020 schreef ze het alternatieve Poëzieweekgeschenk. Haar voorlaatste dichtbundel Tulpenwodka, verscheen in 2021.In dit jaar, kreeg ze de P.C. Hoof-prijs 2024 toegekend voor haar hele poëtische oeuvre.

Bijpassende boeken en informatie