Categorie archieven: Recensie

Leonieke Baerwaldt – Dagen als vreemde symptomen

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie en informatie over de inhoud van de tweede roman van de Nederlandse schrijfster. Op 26 september 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie van Tim Donker

Dat het begint bij III. Dat het eindigt met I en II. Dat het begin na het einde komt. Dat. En meer nog.

Deze mijmer: “Ze kiest voor de caleidoscopische benadering. Veelvlakkigheid, al zou je het ook fragmentarisch kunnen noemen. Uit elk fragment poetst ze zichzelf tevoorschijn.” Zichzelf, ja, en Mia. Het gaat over dit. Het gaat hierover. Je leest over wat je aan het lezen bent. Dat vind je mooi. Dat. Ook dat. En meer nog.

De hoofdpersoon is gekend onder de naam Sisyphus. Wie was ookalweer Sisyphus? Was hij dat met die steen? Gedurende twee studies had ik een module over Griekse mythen en sagen. Eerst de ene studie, maar dat was niet wat ik er in meende te zoeken en toen wisselde ik van studie, en toen ging het toch weer een heel semester lang over die Griekse mythen en sagen. En nog is er ontstellend weinig van blijven hangen. Ik was er ook slecht in. Haalde altijd al die namen door elkaar. Het boeide me te weinig om het echt mijn volle aandacht te geven, onthield alleen de grote lijnen. En de grote lijnen waren altijd dat er een sterveling was die de goden vertoornd had. Vaak was er van verre of nabij een koning bij betrokken. Doorgaans had het iets met hoogmoed te maken. Of het lot, je lot, dat niet te ontkomen is. Wat het spreekt, wat het zegt dat de protagonist Sisyphus heten wil. Iets met ondraaglijke lasten misschien. Of was hij dat niet met die steen?

Of.

Neem het gekoer van duiven. Transponeer het naar morse. Dat kan een pagina zijn. Dat. Dat ook. En meer nog.

Of.

Alle dingen die hoop zijn. Een windvlaag. Een konkreet voornemen. Een leeglopende ballon. Een trage vierkwartsmaat. Een reflex. Een vangnet voor de ongelovige. Een zorgindicatie. Een vals gevoel van veiligheid. Een roestvrijstalen geluid. Een mantra. Iets wat alle ellende van mensen voortbrengt. Iets wat dope is. (hoop is een ding met veren).

Wel. Goed. Sisyphus dan. Hier is Sisyphus moeder geworden. Er is iets aan de hand met de baby. Er zijn meerdere dingen aan de hand met de baby. Vele onderzoeken later blijkt dat Mia, Sisyphus’ dochter, levenslang zorg nodig zal hebben. Meervoudig gehandicapt. Rolstoelafhankelijk. Noem het. Geef het een naam. Het betekent in ieder geval dat je als ouder altijd zal moeten blijven zorgen, een zorg zonder bestemming, een zorg die nooit zelfstandigheid als eindresultaat zal kennen. Misschien een vloek en tegelijkertijd misschien van welbepaalde schoonheid. De verzorger en de verzorgde staan in een complementaire relatie tot elkaar. Mijn kinderen zijn nu negen en elf, maar ik herinner me uit de tijd dat ze baby, dreumes, peuter, kleuter waren, en mij eerst bij alles en later bij heel erg veel nog nodig hadden, dat dat konkrete nodig zijn heel erg mooi was. Het aankleden, in bad doen, haren wassen, tanden poetsen, de hand vast houden, samen stappen zetten, leren fietsen, het bijna wiegende ritme van de dagen; hoe je hierbij, de ouder en het kind, bijna samenviel, hoe je samen een graad van intimiteit en vertrouwen bereikte die je met geen enkele volwassene in wat voor relatie dan ook ooit bereiken zal; hoe dat je dagen tot aan de rand vult en hoe dat langzaamaan weer leegloopt wanneer je bij minder, minder en minder, steeds minder een belangrijke rol hebt te spelen (of zelfs nog maar gewenst bent), en hoe je, of jij misschien niet maar ik wel, die kleuter-, peuter-, dreumes- en babydagen soms nog mist – ik was in elk geval nooit het soort vader dat het zorgen ooit moe werd, dat altijd maar riep “niet te kunnen wachten” tot ze zichzelf konden aankleden, ik zie de schoonheid in de zorgrol maar een veertienjarige moeten verschonen is allicht anders dan je baby een nieuwe luier omdoen. En de kinderwagen is niet de rolstoel. En de peuterspeelzaal niet het dagcentrum. Die tocht. Die dingen. De steen. Wat maakt dat je uiteindelijk moet verhuizen naar een drempelloos, gelijkvloers appartement in een deprimerende woontoren. Waar er nog andere dingen zijn. Andere dingen zijn de mensen. Die goedbedoelde maar schrijnende dingen zeggen. En Louis. Die ook tot de andere dingen behoort. Sisyphus’ man. Nogal een lul. Maar dat zijn de mensen die tot de andere dingen behoren wel vaker. De lul, dat zijn de andere dingen.

Dan daar dus. In de woontoren. Beter dan een huis zonder drempels gaat het niet meer worden. Het leven is een reeks verkeerde beslissingen.

Of. Bodemdrift. Daar stuit ik ineens op het woord bodemdrift. Zoiets kan mijn dag maken. Maandagochtend, een herfstzonnetje doorheen mijn raam, goede koffie, Mikaîl Aslan op de steerjoo en stuiten op het woord “bodemdrift”. Dan dus ook dat. En zoveel meer nog.

Het typografies wit. De leegte die ademt. De woorden als druppels. De druppels als water. Het water als overstromingen. “Regenzucht heeft ze,” staat daar (ja regenzucht ook al zoon woord), “behoefte aan overstromingen. Een koufront, onweer, clusterbuien. Dikke druppels die op stoffige stenen plenzen. Sneeuw, hagel, iets, iets, iets.//Kikkers voor mijn part, denkt Sisyphus. Of wat dan ook. Sprinkhanen, vissen. Ja! Laat het alsjeblieft vissen regenen. Flappende staarten, ontelbare ogen die hun glans verliezen. //Ze fantaseert over een straat die glinstert van gebroken schubben.”, en dan ben ik stil, dan ben ik prachtgeslagen stil, en dan komt even later ook nog de rode kruiwagen van William Carlos Williams voorbij!, (hoorden daar geen witte kippen bij? het was geloof ik niet gisteren dat ik dat gedicht nog las), en bij alles is Mia, niemand gaat verloren.

In een volgend deel is er misschien niemand meer. Behalve Dee, de huismeester en hospita van de deprimerende woontoren met het drempelloze en gelijkvloerse appartement; – Dee, die daarnaast ook nog vriendin is, en waarzegster of zigeunerheks of magiër of circe of priesteres of de mooiste engel die je ooit zag. Met haar heeft Sisyphus in eerste instantie alleen maar gesprekken, fantastiese gesprekken, de allermooiste gesprekken die je nooit voerde: “Er zijn altijd nieuwe idioten, zegt Sisyphus. Ha! Zo is het, zegt de hospita. Om te laten zien dat de oude idioten minder idioot waren dan je dacht. Onophoudelijke verplaatsing van de lat der idioterie, dat is wat de wereld naar de ondergang helpt. Ze zijn met zoveel ook. Vroeger was het al dringen, maar nu zit het hier echt tjokvol.”; hoe verder ik in deze roman kom hoe beter ik hem vind.

Daarna. Weeral een volgend deel, of is het het daarop volgende? Met Dee op een surrealistiese voettocht door de zeven sirkels van de hel, of is het toch de Hades? Was Sisyphus dan diegene die doolde door de Hades, die van dat omkijken, hoe zat dat ookalweer, ik herinner me op restaurant zijn met een vrouw, toen ik een jaar of vijfentwintig was en bezig met mijn nooit eindige afstudeerproject, in een of andere verre verte had zij iets met dat afstudeerproject te maken, maar ik weet niet meer wat, of wie ze was, alleen maar dat we op restaurant waren en de hele maaltijd lang bezig waren om manieren te bedenken hoe je uit de Hades naar de bovenwereld terug kon lopen en je je er heeldurtijd van kon vergewissen dat je lief nog achter je liep zonder één keer om te hoeven kijken, wat een geweldige avond was dat, we wisten niet dat er zoveel manier waren om zonder te kijken te weten wat er achter je gaande was, wie was die vrouw toch en waar is zij gebleven?

Dus ook: wat het wakker roept. Maar ook: zoveel, zo ontzettend veel meer nog.

De herinneringen aan een vakantie met Mia die er geen was, aan geluk dat nooit bestaan heeft – een vluchtig idee dat geluk verzinbaarder is dan ongeluk, en dan, wat je 222 bladzijden lang ziet aankomen en dan toch weer net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals altijd alles net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals de dingen steeds minimaal een sentimeter anders gaan dan je dacht dat ze zouden gaan.

Dat. En al het andere nog.

Dagen als vreemde symptomen is een ongrijpbare, poëtiese, filosofiese, ontroerende en magiese schittering van een roman. Andermaal flikt Leonie Baerwaldt het om af te komen met een boek dat me ontredderd, verbijsterd en naar adem snakkend achterlaat.

Dus dat. En zo eindeloos veel meer nog.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen

Dagen als vreemde symptomen

  • Auteur: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt

Op 26 september verschijnt de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt, een onthutsende, filosofische en ontroerende roman van de auteur van Hier komen wij vandaan.

Sisyphus doolt door de hel met een lege rolstoel en weet niet precies wat ze daar te zoeken heeft, behalve dat ze haar dochter, die meervoudig beperkt is, moet ophalen uit het dagcentrum. Een missie die telkens mislukt, waarna ze teleurgesteld terugkeert naar de aftandse benedenwoning van haar zonderlinge appartementencomplex. Wanneer haar hospita schijnbaar uit het niets na een eeuwigheid een praatje met haar aanknoopt, begint ze zich plotseling dingen te herinneren.

Dagen als vreemde symptomenis een gevecht tegen de verveling, een zoektocht naar de grenzen van het moederschap, van hoop en radeloosheid, van leven en dood. Deze roman is een ode aan het absurde.

Leonieke Baerwaldt (1985) studeerde filosofie en literatuurwetenschap. Korte verhalen van haar verschenen onder meer op Hard//hoofd en Papieren Helden en in Kluger HansDe Gids en De Revisor. In 2021 verscheen haar zeer lovend besproken roman Hier komen wij vandaan, die de longlists van de Libris Literatuur Prijs, de Boekenbon Literatuurprijs en de Hebban Debuutprijs haalde.

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan RecensieLeonieke Baerwaldt (Nederland) – Hier komen wij vandaan
Nederlandse debuutroman
Recensie van Tim Donker
In haar debuutroman verenigt Leonieke Baerwaldt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs…lees verder >

Bijpassende boeken

Maartje Wortel – Camping

Maartje Wortel Camping recensie en informatie nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Maartje Wortel. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maartje Wortel Camping recensie van Tim Donker

En het lezen een stap. En een stap. En een stap. Nog. Het stappen overheen zoveel. Je moet stappen overheen Prometheus, hij stal het vuur van de goden maar welk vuur en welke goden?, je moet stappen overheen Griet Op de Beel en Arie Boomsma en Herman Brusselmans en Connie Palmen en Esther Verhoef en Gijs Groenteman en Dean Koontz en Cornald Maas en Bas Heijne en alles zo weinig lezenswaard wie bij zijn goeje harses wil in godsnaam die stal in?, de titaan bracht de mensen kunst of was het rotzooi, & je moet stappen overheen de camping want wat is treuriger dan een camping, je moet zelfs stappen overheen de beginzin: “Victorien had de kanker met haar blote handen gevoeld.”, zowat de minst aantrekkelijke openingszin die je ooit gelezen hebt wil ik dit wel lezen waarom in de leesstoel met iets in mijn handen wat ik eigenlijk helemaal niet in mijn handen wil & ineens denk ik aan die regel uit dat liedje van the microphones: i have been told that my skin is exceptionally smooth / but what good is that going to do / when to get to my heart / you have to crawl through tight tunnels of sharp rocks, en waar nog meer doorheen, en het lezen wordt stappen en het stappen wordt kruipen, en dan.

Dan een etentje.

Laten we beginnen met een etentje. Eten doe je meestal zittend. Het kruipen wordt zitten. Dat is ook een goede houding om in te lezen. Ode en Victorien zijn negen jaar samen en vieren dat op restaurant, en de sommelier, ja een heuse sommelier, komt met de wijn en, anders dan de ober die de gerechten met veel omhaal opdiende, schenkt dus, de sommelier, die wijn zwijgend in. “Gelukkig zegt hij niets, zei Victorien tegen Ode. Ik proef al die woorden toch niet. Dat geldt voor jou, zei Ode. Voor veel gasten verrijkt een beetje context hun ervaring. Dat is er juist zo aanstootgevend aan, zei Victorien”, en niet alleen is dat een heerlijke dialoog, die Victorien-tiep plaudeert nog recht ook en niet krom, en ik mag haar meteen, en zittend blijf ik lezen, en zittend blijft het lezen gewoon lezen. Victorien laat niet af me aan te spreken met haar ontnuchterende, enigszins sieniese en vaak grappige blik op de wereld: “Alles wat Victorien wist van makelaars was wat iedereen van ze wist: hoe hun haar zat, op welke partij ze stemden, dat ze tijdens hun vakantie fotogenieke eilanden bezochten waar de zon op hun schouders brandde, dat ze scooters hadden en helmen droegen die van geen enkele invloed waren op hun kapsel. Met andere woorden: Victorien had nog nooit met een makelaar te maken gehad.” – ja, mensen, Victorien heeft me lachend, luidop lachend in mijn leesstoel.

Het lezen wordt vliegen, en het vliegen wordt eten, zinnen eten, zinnen vreten, alsmaar meer zinnen willen verorberen.

Waaraan de schrijfstijl van Wortel ook danig debet is. Die rare, prozaïsche, maar niettemin zeer prikkelende tussenzinnetjes als “Wat er daarna gebeurde was dit:”; “Hoe het verder ging:”, “Wat ze erover zeiden:”; “Wat ze nooit te weten zouden komen:”, heel maf, ik geloof dat ik nooit zoiets heb gelezen als dit, ik hou ervan iets te lezen dat me doet geloven dat ik zoiets nog nooit gelezen heb.

Het lezen wordt zingen.

Oké. Goed. Dus Victorien en Ode zijn een stel, en Ode wordt ziek, en gaat allicht dood, en dan gaat Ode toch niet dood, maar is ze wel, ineens, weg, en Victorien boos achtergebleven. Wat is er gebeurd, misschien voelde Odes onverwachte herstel voor haar als een herrijzenis; hoe gaan die dingen met mensen die de dood in de ogen hebben gezien: die voelen dat wat na de ziekte komt als een twede leven niet?, en waarom zou  je in je twede leven je eerste leven herhalen?; Alles Moet Anders dus, zoiets ofzo, weet ik veel, ik heb nooit de dood in de ogen gezien noch heb ik ooit iemand gekend die de dood in de ogen zag – in ieder geval niet iemand die het nog na kon vertellen. Het goede is, het Hele Goede Ding is, mensen, dat Wortel nergens vertelt wat er met Ode is gebeurd, waar ze nu is, waarom Victorien boos is, ze geeft de lezer het raden, en de lezer, hij raadt, en elke banale manier waarop hij die witte plek probeert in te vullen komt voort uit zijn eigen beperkte brein, daar komt de schrijver goed mee weg dus.

Dat is het goede ding.

Victorien wil haar wraak op Ode halen en daarom koopt ze een camping. Het was Odes droom. Ooit je eigen camping hebben. En haha!, daar gaat Victorien eventjes Odes droom van haar afnemen, dat zal haar leren, zoet is de wraak, de beste wraak is een gelukkig leven (maar dat zit er niet in). Het is een nogal vergezochte en licht idiote manier om wraak te nemen (waarom zou Ode niet alsnog een camping kunnen beginnen ook al heeft Victorien er al één, en hoe zou Ode überhaupt moeten weten dat Victorien een camping aan het uitbaten is, en hoe neem je wraak door iets te gaan doen wat je eigenlijk helemaal niet wil doen?) maar binnen de naar absurdisties neigende sfeer die Camping in het begin lijkt aan te nemen, past het prima.

En dan dus de camping. Het zingen wordt eten het eten wordt vliegen het vliegen wordt zitten; het zitten kruipen misschien.

Niets is treuriger dan een camping, ik zei. Of toch. Eén ding is treuriger dan een camping en dat is deze camping. Die van twee zussen is, die alles best vinden, koop maar, zolang zij maar er maar mogen blijven wonen. Want de camping is van hun vader geweest, die droomde ook ooit, maar de zussen hebben er niet meer affiniteit mee dan dat het de plek is waar ze opgegroeid zijn, heel hun leven gewoond hebben. Ze hebben nooit iets anders gekend dan dit, en nu zijn ze oud, en de camping ook, en een weinig verlept is alles. Zo’n soort camping dus, vlak naast een militair oefenterrein, buiten het seizoen, ja komaan is dat niet een beetje erg veel treurigheid bij elkaar? Is dat niet een beetje een te gemakkelijke manier om de tenen te doen krommen? En ook daar, op die camping, begint ieder op zijn eigen wijze te spreken. Nu hou ik van veelstemmigheid in een boek, perspectiefwisselingen, steeds weer zien doorheen andere ogen, kan een schrijver iets mojers geven aan zijn lezers?, iets mojers dan hem te laten kijken uit vele ogen, de eindeloos wisselende blik. Ja maar goed, op zo’n verlopen camping, zomaar een willekeurige tijd in het jaar, daar zitten natuurlijk alleen maar schimmige tiepes en mafkezen, sjee, gaan we die kant op Wortel?, de treurcamping als ekskuus om een bonte stoet aan idiote figuren uit uw pen te mogen slaan?

Maar lees!, zegt Wortel. Lees met uw ogen en niet met uw vooroordelen.

En ik lees van die man die Waldorf heet en die naar de camping gekomen is in de hoop dat de storm rondom een opgedoken sexteep zal luwen (Waldorf en een net iets te jong meisje, sex in de tuin, buren die het filmen) als hij eventjes “onvindbaar” blijft. Hij is een bekende Nederlander, een schrijver van populaire psychologieboeken. Of heet dat levenskunst? Boeken met gemakkelijke metafoortjes in die je leren hoe je gelukkig of succesvol of geliefd kan zijn. Graag gelezen door heel veel mensen zodat Waldorf vaak gevraagd wordt in praatprogramma’s. Wortel heeft ongetwijfeld veel lol gehad met het bedenken van Waldorfs “trekzaktheorie”, die ik niet ga uitleggen hier, lees dat zelf maar voor wie het nog niet gedaan heeft. Waldorf is alvast niet schimmig, geen mafkees, geen idioot. Een Victorien-achtige sieniekus misschien; Wortel laat hem rake dingen denken als “Mensen schrikken steeds vaker ergens van en altijd van het verkeerde”, ja dat is goed, misschien dat Waldorf daar nog eens een boek over schrijven gaat, ho ja, een goeje analyse van deze wereldwijde paniekmaatschappij, dat zou ik wel willen lezen, voor alles een alarm afgeven, en geef elke burger een militaire training ja want we moeten altijd op alles voorbereid zijn ja, voer de dienstplicht weer in want als straks De Russen voor de deur staan (ineens hebben landen deuren, wist ik ook niet), dan, ja dan, en doe ook maar weer grenscontroles, wie weet welke migrant het nog in zijn hoofd gaat halen hier binnen te willen (gijlie hoort hier niet!) (ons land!) (onze banen!) (onze dochters!), een enthousiast opveren in mijn leesstoel, vooraleer het echt goed indaalt dat Waldorf een fiktief karakter is en dat dat paniekmaatschappijboek er helemaal nooit komen gaat, althans niet van hem & juist van hem had ik het zo graag gelezen.

Het kruipen wordt weer lezen vliegen eten zingen. Wie de wereld zodanig mijn huiskamer in schrijft dat ik het kleinstwijle voor werkelijk hou, die schrijft er niet nevens nee.

Niet elk figuur spreekt zo duidelijk tot mij als Waldorf doet, maar elk figuur is daar en elk figuur is mooi. Een overgevoelige militair, een timide vrouw met psychische problemen, een vader met een huilbaby, een toneelcritica die ongeziene theaterstukken bespreekt (wat geen enkele redacteur of lezer opvalt) (want mensen willen toch alleen maar zien wat ze al kennen), een aartsluiaard die steeds nieuwe onderneminkjes begint om met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk geld te kunnen verdienen en daarom de onzinnigste dingen verzint (aangezien mensen een voorkeur hebben voor dingen die nergens voor nodig zijn) (wie was het ook alweer die zei dat de smartphone de beste oplossing is voor de problemen die je hebt als iedereen om je heen een smartphone heeft?, daar moest ik, dit boek lezende, even aan denken) (dit boek lezende moest ik steeds even aan heel veel dingen denken), een alleenstaande vrouw en haar minnaar, die – ofnee wacht even.

Nog een laatste keer stuitte donkerbruine vermoedens me in mijn leesvaart. Soms haken de bezigheden van één personage zich zo’n beetje in die van een ander. En dat deed mijn vermoeden zo donkerbruin ontluiken. O shit, dacht ik. O shit. Dit wordt toch geen situatie-komedie he?

Situatie-komedie is wanneer “de lach” niet eens meer door de idiotie van de personages gegenereerd wordt, en nog minder door de tragiek van het leven. Sterker nog: in situatie-komedie zijn de karakters tot op zekere hoogte uitwisselbaar. Misschien dat er één een beetje neurotieser aangezet moet worden, en de ander wat goedgeloviger om de handelingen en de daaruit voorkomende, vaak op misverstanden gebaseerde, toestanden wat geloofwaardiger te maken (want als we het maar geloven kunnen is het goed) maar de formule komt altijd neer op iets als dit: A en B hebben een conversatie, C vangt een paar woorden op en trekt daar verkeerde conclusies uit, van C’s navolgende gedragingen wordt D een onbedoeld slachtoffer, en A en B stellen al het verkeerde in werking om de rotzooi onder controle te krijgen maar die wordt daardoor alleen maar groter: START DE LACHBAND!

Maar weeral trekt Wortel me aan mijn haar. Lees en vlieg en vreet en zing en hou godsamme uw bakkes eens.

Ja. Bakkes houden en lezen.

Wortel laat de alleenstaande vrouw die met haar minnaar op de camping is zich op enig moment afvragen waarom ze op een punt in haar leven is gekomen waarop ze zich voornamelijk op plekken bevindt waar ze niet wil zijn. De gedachte sloeg niet per se op de camping of op de minnaar, maar het is naar mijn peins wel een sleutelgedachte in Camping.

Er was Ode en haar hernieuwde leven. Er was een droom die niet iedereens droom is. Er is een vader die er niet meer is, en twee vrouwen op een camping waar hun hart niet ten volste naar uitgaat. Is dit niet hoe levens gaan? Ooit was je jong, en je had al die potentiële levens in je, er waren al die wegen die je kon inslaan, en dan, opeens is befaamd veel later. Die positievelingen van Pink Floyd (hoorde John Peel het ooit “positieve muziek” noemen, zo had ik er tot dan toe nog niet naar geluisterd) hadden het over een dag waarop je “tien jaar” achter je vindt maar dat lijkt mij nog wat weinig: er is een dag waarop je het grootste gedeelte van je leven achter je vindt – en van al die potentiële levens heb je er maar één waargemaakt, en misschien niet eens het schoonste. Dus je bent niet met Dregke in Llanera gaan wonen om daar prakties van het land te leven, je bent geen maker van eksperimentele kortfilms geworden, je hebt niet samen met Antonio Kraakpen uitgebouwd tot een landelijk gekend fenomeen (het blijft, vind ik, een goed idee: een tijdschrift waarin alles kan en dat elke vorm aan kan nemen, het had maar zo een roemruchte serie cd’s, boeken, performances en dikke bladen vol kunst, literatuur, mjoeziek en filosofie kunnen worden), je bent, niet eens, een nu eens hier en dan weer daar en van de hand in de tand levende zwervende ziel geworden waar dat nog je hoogste ambisie was toen ge een kinderken waart; er is alleen maar dit wat er nu is en je ziet daar in de verte ook niet al teveel kruisende paden nog opdoemen.

Veel van de campinggasten in dit boek lijken zich op dat punt te bevinden. Dat dode punt van gepasseerde stations en bijna geen kruisende paden meer. En dat is maar één van de vele opbeurende gedachten die Wortel haar lezers te bieden heeft.

Want Camping is geen situatie-komedie, en geen aapjes kijken of lachen met idioten, en ook is het niet een gemakzuchtig effectbejag door met banale treurigheden te strojen.

Nee.

Ver van dat alles bevindt zich Camping.

Ver van heel veel boeken die je ooit las, bevindt zich Camping.

Het is een schrijnend drama over de wereld. En het drama is dat het een wereld is met mensen erop. Het is mooi hoe Wortel op een manier die tegelijk onderkoeld en poëties is, en evenzeer sienies als liefdevol tot een totaal overrompelend orgelpunt komt. Het is mooi hoe ze alle laagjes wegkrabt en overduidelijk toont hoe ziek we allemaal zijn. Het is mooi hoe ze bijna en passant over oorlog praat, en milieuproblematiek, armoede, geweld, bio-industrie, criminaliteit; alsof het niet de problemen zijn maar slechts de symptomen van iets dat veel dieper gaat. Het is mooi hoe ze wat je dacht dat blijspel ging zijn voor je ogen steeds meer naar een pamflettistiese, keelsnoerende en hartverscheurende protestroman weet toe te schrijven. Het is mooi hoe je na lezing van Camping het liefst van een brug wil springen.

Het zit in je kleren in je haar in je hoofd en in je lijf. En je weet: dit raak je nooit meer helemaal kwijt.

Maartje Wortel Camping

Camping

  • Auteur: Maartje Wortel (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 20 september 2024
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Maartje Wortel

Na een onverwachte gebeurtenis koopt Victorien een camping midden in het bos, naast een militair oefenterrein. Voorwaarde van de eigenaars, twee zussen, is dat ze er zelf mogen blijven wonen.

Een keur aan gasten checkt in aan de lichtblauwe balie: van een militair met PTSS tot een drugscrimineel en een beroemdheid die de publiciteit wil ontvluchten. Wat voor de een vakantie is, is voor de ander bittere noodzaak. De gasten op de camping zijn tot elkaar veroordeeld maar hebben tegelijkertijd niets met elkaar van doen. Ze kunnen altijd weer weg, toch?

‘De essentie van de camping was voor haar om je te onttrekken aan je leven en tegelijkertijd was het haar leven. Altijd al geweest. Ze dacht: misschien heb ik mij nooit aan mijn leven kunnen onttrekken, ernaar kunnen kijken, en is het daarom nooit begonnen. Als ze de camping nu op zou blazen bleef er troep over. Voor haar was de essentie troep.’

Camping is een eigenzinnige, verontrustende roman van een van de meest originele schrijvers van Nederland.

Maartje Wortel (26 oktober 1982, Eemnes, Utrecht ) studeerde beeld en taal aan de Rietveld Academie. Inmiddels is ze als schrijver uitgegroeid tot een van de kenmerkendste van haar generatie. Voor haar debuut Dit is jouw huis ontving ze de Anton Wachterprijs. Haar roman IJstijd werd onderscheiden met de BNG Bank Literatuurprijs. Haar laatste boeken Dennie is een star en De groef werden met veel lof onthaald. Begin dit jaar debuteerde Wortel met een theatertekst voor Orkater.

Bijpassende boeken en informatie

Gertrud Jetten – Kijk, ik ben een pony!

Gertrud Jetten Kijk ik ben een pony recensie en informatie over de inhoud van het 7+ jaar kinderboek over paarden. Op 17 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Kluitman het nieuwe kinderboek van Gertrud Jetten over Saar en haar pony met tekeningen van Ina Hallemans. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Gertrud Jetten Kijk ik ben een pony recensie van Jolien Dalenberg ∗∗∗∗

Saar heeft een heerlijk leven in het dijkhuisje waar ze woont met haar vader, oma en de paarden. Tot haar vader Idris een ongeluk krijgt, tijdens zijn werk als stuntman. Dat betekent: minder geld. De vraag is of de paarden wel kunnen blijven. Misschien moeten ze zelfs gaan verhuizen! Het lijkt Saar verschrikkelijk. En daarom bedenkt ze een plan: ze heeft gehoord van een meisje dat in een paard veranderde, door het eten van paardensnoepjes. Wat als zijn nu een pony wordt  en samen met haar vader gaat optreden? Een superslim paard, dat kan rekenen en schrijven,  daar zullen mensen vast geld voor willen betalen. Saar heeft gelijk! Het wordt inderdaad een groot succes. Maar dat brengt ook heel veel aandacht met zich mee. Ook van mensen, met minder goede bedoelingen, die haar per se zélf willen hebben….

Als je houdt van boeken met veel fantasie en humor, is “Kijk, ik ben een pony”, absoluut een aanrader! Mensen die in paarden veranderen, óf andersom, paarden die in mensen veranderen, dat is natuurlijk een beetje vreemd. Het grappige is, dat veel andere aspecten van het verhaal, juist best realistisch zijn. Die mix, maakt het verhaal juist leuk.

De gesprekken die Saar heeft met haar paarden, zijn ontzettend grappig, maar ook leerzaam. Haar Shetlander Adam, van wie Saar dacht, dat hij super dom was, blijkt juist enorm intelligent. Hij zag gewoon het nut niet in, om te doen wat mensen hem vertelden te doen. Je kunt je helemaal voorstellen, dat er echt paarden zijn, die zo’n gevoel hebben. Het geeft ook wat stof tot nadenken: hoe normaal.is het, dat een paard (of welk dier dan ook), blindelings doet wat mensen zeggen?

Het is ook elke keer leerzaam als Gertrud Jetten de dieren een stem geeft: wat vinden ze leuk, en wat niet? Willen ze echt naar binnen als het regent? Of is dat meer iets van mensen, die niet zo’n mooie regenjas hebben als paarden.

Verder zijn de “slechteriken” van het verhaal zo dom en arrogant, dat ze weer grappig worden. Hoewel het er echt wel even benauwd uit ziet voor Saar, als haar avontuur als pony een wending neemt, die ze niet had voorzien. De naam alleen al, de familie Engerling, geeft genoeg weg.

Hoewel sommige wendingen misschien wat erg ongeloofwaardig of absurdistisch zijn, komt het verhaal er mee weg. “Hoera, ik ben een pony,” leest als een sneltrein. Al vanaf de eerste bladzijde zit je erin, wil je doorlezen en ga je van de personages houden. Er staat geen letter te veel, je hebt nergens de neiging om een stuk over te slaan. Een aanrader voor mensen die graag een fantasievol, goed geschreven paarden avontuur lezen! Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Gertrud Jetten Kijk ik ben een pony

Kijk, ik ben een pony!

  • Schrijfster: Gertrud Jetten (Nederland)
  • Tekeningen: Ina Hallemans
  • Soort boek: kinderboek, paardenboek (7+ jaar)
  • Uitgever: Kluitman
  • Verschijnt: 17 september 2024
  • Omvang: 212 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Waardering redactie∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe kinderboek over Saar en haar pony van Gertrud Jetten

Het rustige leventje van Saar en haar vier paarden komt op zijn kop te staan als haar vader moet stoppen met werken. Hij deed als stuntman mee aan spectaculaire paardenshows, maar kan door een ongeluk niet meer optreden. Saar laat het er niet bij zitten en komt in actie…

Ze heeft gelezen over Lottie, een meisje dat na het eten van een paardensnoepje in een pony is veranderd. Als Saar nou zelf eens in een pony verandert, dan kan ze optreden en geld verdienen! Het lukt en Saar trekt volle zalen als Lexi de wonderpony. Ze is zelfs zo populair dat sommige mensen haar per se willen hebben, ook al is ze niet te koop.

Gertrud Jetten (21 juli 1963) is opgegroeid in Reuver, een klein dorp in Limburg tussen de Maas en de Duitse grens. Ze wilde altijd al haar liefde voor paarden en schrijven combineren. Ze begon haar carrière bij tijdschrift De Hoefslag waar ze heel veel artikelen voor heeft geschreven. Deze artikelen zijn later gebonden en uitgegeven als boek: Het paard, het bit en de ruiter. Hierna maakte Gertrud een overstap naar een baan binnen een uitgeverij. Ze heeft hier paardenboeken vertaald en schrijvers van advies voorzien. Na hier een aantal jaren te hebben gewerkt, is Gertrud een eigen uitgeverij begonnen genaamd Forte Uitgevers. Nadat ze hiermee stopte, is ze zelfpaardenboeken gaan schrijven voor kinderen.

Bijpassende boeken

Rosie Hewlett – De heks van Kolchis

Rosie Hewlett De heks van Kolchis recensie en informatie over de inhoud van de mythologische roman over Medea. Op 4 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Orlando de Nederlandse vertaling van Medea, de nieuwe roman van de Engelse schrijfster Rosie Hewlett. Hier lees je informatie over de inhoud van de mythologische roman, de schrijfster, de vertaalster en over de uitgave.

Rosie Hewlett De heks van Kolchis recensie en informatie

  • “Een roman vol hartstocht en drama, met in de hoofdrol een van de meest beruchte vrouwen uit de mythologie […] een fascinerende afdaling in de duisternis.” (Jennifer Saint)
  • “Een scherpzinnig en empathisch verhaal over Medea […] Deze superieure hervertelling behoort tot de beste in zijn soort.” (Publishers Weekly)

De heks van Kolchis recensie van onze redactie

“Weet je wie ik ben?”

“Een heks”

“Ik noem het liever tovenares”

Woorden die Circe spreekt als ze haar 8-jarige nichtje Medea ontmoet, nadat die haar ontluikende toverkracht heeft ingezet om haar broer Apsyrtos in een wild zwijn te veranderen. Circe wordt haar rolmodel. Tot Circe op een dag niet meer verschijnt… waarom niet?

Medea groeit op in angst – haar vader is altijd boos en heeft losse handjes. Haar moeder is er eigenlijk niet echt. Medea’s toverkracht wordt allesbehalve gewaardeerd – integendeel, iedereen walgt er van. Tot haar vader op een dag haar hulp inroept – ze moet met haar toverkracht het gulden vlies veilig stellen. En dat doet ze – ze vraagt in ruil daarvoor te mogen trouwen. Maar ook hier houdt vader zijn woord niet.

Op een dag verschijnt er een schip – het is Jason met zijn Argonauten. Medea besluit Jason te helpen in ruil voor haar vrijheid.

Als Medea voor de keuze komt te staan tussen Jason en tante Circe, kiest ze voor Jason. Ze kiest ook voor het pad van zwarte magie.

Rosie Hewlett vertelt het bekende Griekse verhaal van de held Jason en zijn Argonauten, die het gulden vlies weten te bemachtigen, maar deze keer vanuit de visie en beleving van Medea. Medea, die in de geschiedenis is weggezet als slechte en gevaarlijke vrouw en moeder, verandert in dit boek in krachtige vrouw met menselijke gevoelens en reacties op een zwaar traumatische jeugd. “Geweld voedt geweld”.

Medea’s verhaal is, op deze manier verteld, het verhaal van heel veel vrouwen, vroeger en soms nu nog steeds. Ze zijn te veel, of niet genoeg, te anders, te krachtig, gevaarlijk. Ze doen soms wanhopige pogingen om zichzelf zodanig te veranderen om liefde te mogen ontvangen. Ten koste van de liefde voor zichzelf.

“Ik werd de duisternis, zodat hij kon stralen”.

Medea weet het in deze verzie van het verhaal te uiteindelijk transformeren als ze uiteindelijk voor 100% accepteert wie ze is en verantwoordelijkheid neemt voor het levenspad wat ze heeft gekozen.

Een roman die vlot en meeslepend is geschreven – ik kon het boek werkelijk niet wegleggen! – en boordevol prachtige symboliek zit. Een film waardig! Het boek heeft een krachtige boodschap en een boek dat weer eens laat zien hoe verandering van perspectief een bekend verhaal in een compleet nieuw daglicht kan plaatsen. Een enorme aanrader die is gewaardeerd met de maximale ∗∗∗∗∗ (uitmuntend).

Recensie van Monique van der Hoeven

Rosie Hewlett De heks van Kolchis

De heks van Kolchis

Het verhaal van Medea

  • Schrijfster: Rosie Hewlett (Engeland)
  • Soort boek: mythologische roman
  • Origineel: Medea (2024)
  • Nederlandse vertaling: Saskia Peterzon-Kotte
  • Uitgever: Uitgeverij Orlando
  • Verschijnt: 4 september 2024
  • Omvang: 384 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗∗ (uitmuntend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman over Medea van Rosie Hewlett

Een episch verhaal over de meest verguisde heldin uit de mythologie: Medea.

Medea, prinses van Kolchis, verlangt naar een ander leven. Sinds haar kindertijd is ze gescheiden van haar zus, gemeden door haar moeder en gekweld door haar broer en vader. En dat allemaal vanwege een uniek en gevaarlijk talent: hekserij.

Wanneer de onstuimige jonge held Jason, met zijn Argonauten, arriveert om het befaamde Gulden Vlies op te eisen dat haar vader zo fel beschermt, ziet Medea haar kans schoon om te ontsnappen. Haar aanbod om Jason te helpen zet een reis in gang die al haar kracht, magie en loyaliteit op de proef zal stellen. Een reis waarin ze monsters zal bevechten en koningen zal onttronen. Maar wanneer Medea geconfronteerd wordt met het ultieme verraad, wordt ze gedreven tot een wanhoopsdaad die zo wreed is dat het de levens van alle betrokkenen verscheurt…

De heks van Kolchis is een meeslepende historische avonturenroman over liefde, moord en magie en over een van de machtigste en meest verguisde vrouwen uit de Griekse mythologie.

Rosie Hewlett studeerde klassieke literatuur en cultuur aan de universiteit van Birmingham. Ze heeft de Griekse mythologie grondig bestudeerd en is gepassioneerd over het ontdekken van sterke vrouwelijke stemmen in de klassieke wereld. Haar debuutroman Medusa won de Rubery Book of the Year Award.

Bijpassende boeken en informatie

Maria Perez-Talavera – Figures of Wood

Maria Perez-Talavera Figures of Wood review, recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Venezolaanse schrijfster. Op 17 oktober 2023 verschijnt bij What Books Press de Engelse vertaling van de debuutroman van de uit Venezuela afkomstige schrijfster María Pérez-Talavera. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maria Perez-Talavera Figures of Wood review en recensie van Tim Donker

Gaat hij nu. Zie hem gaan, als hij nog gaat, daar, lopend, als hij, t schrijverken, langs wegen van eertijds – het bospad waar hij haar hoopt te ontmoeten. Hij. t Schrijverken. Hoopt. Hoopt en loopt. Langs dat bospad waar hij ooit zoveel gelopen heeft, in andere tijden, toen de zon nog wat vaker scheen, toen de tijd nog ruimte was, een ruimte voor hem, onduidelijk maar veelbelovend. Misschien komt hij haar tegen. Haar. Dregke. Die ooit. Daar liep. Samen met hem. De kans is klein maar niet onbestaande. Een ommetje met de hond. Gewoon maar een slenter eindsweegs het bos in. Waarom niet. Ze zal hem zien staan, met dat boek in zijn hand. Dat boek. Figures of wood. De debuutroman van María Pérez-Talavera. Als hij haar ziet naderen, zal hij wapperen met het boek en ten spreken aanvangen alsof geen jaren voorbijgegaan zijn.

“Zie hier,” zal hij zeggen, “zie hier & dit boek. Figures of wood. María Pérez-Talavera. Feitelijk een vertaling. Eran de madera heette het orzjieneel, en het kwam in 2019 uit in, kpeins, Panama. Paul Filev vertaalde het naar het Engels – “ en hier zwijgt hij even. t Schrijverken. Zwijgt stil. Geheel momenteelderlijk houdt hij ernstig rekening met de mogelijkheid dat de peins bij Dregke nu is dat hij haar zelden sajer ontvangen heeft. Maar dit is wat hij te zeggen heeft, wat hij te zeggen heeft, en voortspreken moet hij voortspreken doet hij: “Hij vertaalt Spaanse en Macedonische boeken naar het Engels. Sommige mensen doen dat. Een kort biografietje achterin dit boek somt wat van zijn vertaalwerk op. Een boek over de vrouw van Gustav Mahler, geschreven door Sasho Dimoski. Van wie ik nog nooit gehoord had. Ik heb het even opgezocht, Dregke-lief, het is een erg dun boekje, het zou best interessant kunnen zijn. Biografiese fiksie. Ik stuitte op een zin. Jij had je muziek, ik had alleen maar jou. Dat vond ik geen onaardige zin, een beetje vet misschien, een beetje teveel melodrama misschien. Maar niet onaardig. En ook nog. Voort en vuts, die Filey. Een komenvanleeftijd-roman voor jong volwassenen van een of andere Venezolaan, de vertaling verscheen echter wel bij Turtle Point Press van wie geweten is dat ze int verlee al eens boeken uitgaven die niet half slecht waren. Een gefiksjonalizeerd verslag van de periode dat de Australiese schrijfster Miles Franklin als verpleegster diende tijdens de Eerste Wereldoorlog. Geschreven door een zeer oude Macedonische schrijver. Zulke boeken, Dregke, vertaalt hij. Er lijkt nauwelijks een plan, literatuuropvatting of zelfs maar voorkeur aan ten grondslag te liggen. Toevallige boeken. Misschien dat ik er daarom over begon. Toevallige boeken is wat het is, is wat dit is. Figures of wood. Een toevallig boek. Is waarom we hier staan. Op een bospad dat ik ons bospad durf noemen, uit een tijd, uit levens, die ook altijd alleen maar toevallig zijn.”

Staat hij nu. Als hij nog. Een beetje dik vond hij zijn woorden wel. Hij had er al bijna zijn tong aan geblesseerd. Maar nu moet hij verder, nu moet hij spreken, zolang ze daar nog staat, zijn Dregke. “Dat ik Figures of wood in handen kreeg is echter allerminst toevallig. Iemand sprak, iemand zei, waar ist werk van; iets met Amerikaanse pressers & lamplicht. En schijnen deed ik het licht dus maar op Amerikaanse pressers. Ik ken What Books wel zo’n beetje, en dat is wat je doet dan, nog maar eens kijken naar wat je al zo’n beetje kende, want dat is dan misschien de eigen blik en niet de blik van de stapels waar iemand stokken in steken wou. Of. Naja. Zelfs “een beetje” dient gerelativeerd. Gary Oldman is a building you must walk through van Forrest Roth is wat ik “zo’n beetje” ken. Een mooi boek, liefste Dregke, zeer lezenswaard, je zou eens, je moest eens. Er klonk op zo bitterzoet een klacht over waar ist werk van, en ik dacht aan What Books, nieuwsbrieven, dat is het dan, hoe gaan die dingen, ik wilde inmiddels zelf ook graag weten waart werk was van, en dan nieuwsbrieven, me, inschrijven op, de nieuwsbrieven van al die Amerikaanse pressers die ik al was het maar “zo’n beetje” kende. Het was toen dat ik iets vernam over Figures of wood.”

Een heel klein beetje toevallige wijn zou dit kompleter maken. Een zeer toevallige plaat zou dit mojer maken. Maar er is alleen maar bos, alleen maar pad, alleen maar Dregke en t schrijverken. Doch wat kan er mojer zijn, feitelijk?

“Dat omslag vond ik mooi, Dregke, zo oppervlakkig was het. Dat hoofdloze lichaam, alleen maar nek, Ge lult uit uwen nek zeiden wij vroeger in Helmond, hoofdloos lichaam, staand op, zo lijkt of was althans mijn assosjaasie, een giganties spiegelei waaruit ook nog twee ijle figuren voortkomen, een rood en en een zwart, deze bijna abstracte figurativiteit vond ik mooi. En de eerste zinnen spraken me aan: “It seems like Monday today because yesterday felt more like a dull Sunday to me. It rained in the afternoon and they brought me a pastry and a cup of hot chocolate to my room. The woman with the purple hair sat with me until I had finished the snack. Her eyes remind me of those physical maps that hang on classroom walls, fine veins streaking across the whites of her eyes like rivers. I ate and drank slowly, without talking or becoming distracted, savoring every bite and sip, licking my fingers and dabbing up all the crumbs of the plastic tray and then placing them on the tip of my tongue. Whenever I looked up, I met her watchful gaze.” Zie je? Van zo’n begin hou ik. Het heeft meteen al zoveel. Een zekere landerigheid, een sterke sfeer, iets banaals met die zever over dagen en waaraan je ze zou kunnen herkennen. Mysterie, ook. Wie is die ik?, en wie de vrouw met het paarse haar?, wat is dat voor iets vreemds om iemands ogen met landkaarten te vergelijken?, waar speelt dit alles zich af?, de schrijfster trekt de lezer naar zich toe en houdt hem tegelijk op afstand, dat vond ik sterk. Sterk genoeg om dit boek maar meteen te bestellen.”

En achter het bos: de wereld.
En verder: alles.
En hier: zwijgen, en zoeken naar woorden.

“En dan wachten op zo’n boek, liefste Dregke. Dat is wel weer anders dan de stapels, die gewoon komen, waarvan je nooit weet wat het brengt. Ouderwets wachten op een boek dat je besteld hebt, en waarop je je verheugd. Het kwam binnen op een woensdag. Alles komt altijd binnen op een woensdag. Het zat in één enveloppe met een dichtbundel van Kat Dixon, de enveloppe was veel platter dan ik bij voorzorg bedacht had. Ik dacht Dit is waarschijnlijk alleen de dichtbundel, Figures of wood komt later wel een keer. Wat ik nooit doe is zulke enveloppen meteen openmaken. Ik weet niet. Dat gaat tegen iets in. Daar zit een gretigheid in die me niet bevalt. Zo’n enveloppe moet eerst even liggen. Die open je eerst pas enkele dagen later, bij voorkeur midden in de nacht, bij voorkeur met iets goeds in je glas. Maar openen doe je hem wel, uiteindelijk. Jammer is dan dat het al direkt een teleurstelling brengt. De dichtbundel van Kat Dixon en Figures of wood pasten gemakkelijk allebei in een bedroevend platte enveloppe. Beide boeken waren veel dunner dan ik had gehoopt. Maar ja. Dan stilte. Want waarom hopen op dikke boeken? Er is geen enkele reden om aan te nemen dat een dik boek je meer te bieden heeft dan een dun boek. Integendeel. Gij kent de theorie over excipiens wel…”

t Schrijverken stelt zich voor dat Dregke spreken zou, nu, haar stem, haar moje stem, haar prachtigmoje stem, en dat ze “Pierre Michon” zegt, die naam, uit die mond, op een dag, op een bospad, de schoonheid van dat alles. Zo bepeinst t schrijverken zich het.

“Ja…” zegt hij aarzelend, haar stem nog proevend op zijn tong, een smaak die nog even moet blijven voor hij verder spreekt. “Ja. Maar niet gezegd is dat een dun boekje geen excipiens zou bevatten. Want ik ging lezen. En zo lang was het goed. Zo lang was het mooi. Dat wankele evenwicht tussen mysterie en dagdagelijksheid, dat weet Pérez-Talavera goed vasthouden. Aanvankelijk toch. Ze schakelt heen en weer tussen het verleden en het heden van een man die alleen gekend is bij de letter L. Zo ondertekent hij ook zijn eigen brieven. Dat er ergens in de tijd, ergens in dat verleden of in dat heden “iets” moet zijn gebeurd met L kan de lezer al vrij snel raden want in het heden zit L in een gevangenis, of, waarschijnlijker nog, een psychiatrische inrichting. Maar Pérez-Talavera laat veel in het vage, en dat is mooi. Zo blijft de reden van L’s collocatie lang onduidelijk. In de verledenlijn tekent zich een wat eenzame, dromerige, belezen en allicht niet onintelligente jongeman af die soms met enige verbazing naar de mensen om zich heen kijkt. Misschien is een neiging tot het obsessieve hem niet helemaal vreemd. L’s opa maakte samen met zijn opa houten figuurtjes gebaseerd op de figuren uit het dorp zoals het er in vervlogen jaren moet hebben uitgezien: er was een houten smid, een slager, een visser, een boer, enzoverder. Het zijn, ge peinst het reeds, deze figuren waaraan het boek zijn titel ontleent. Het was L’s enige speelgoed toen hij klein was en hij was er dol op. Hij nam de doos met de houten figuurtjes in zelfs een keer mee naar bed, want hem op boze woorden van zijn vader kwam te staan. Boze woorden en meer niet, hou dat vast.”

t Schrijverken ziet Dregke staan, met “boze woorden” in haar handen & zie die handen & zie die vingers & zie die Dregke.

“Troost. In zijn aan broers, zussen of vriendjes nogal arme jeugdjaren waren de houten figuurtjes vooral troost. Een troost die hij later zocht in boeken. Ja. L. En literatuur. Twee keer een L. Je mag in proza best af en toe platvloers zijn, zei een docente van mijn opleiding ooit eens tegen een medestudente. Misschien heette die wel María. Ha. Maar hoe ook, literatuur neemt stilaan de plek in van de houten figuurtjes. L komt vaak in de bibliotheek en leert daar buiten bibliothecaresse “Señorita Ritter” bijvoorbeeld ook Mikhail kennen. Daar komt die droge, lichtelijke wereldvreemde blik van L mooi naar voren. Mikhail spaart superheldenstrips, maar niet om ze te lezen. Dat bevreemdt L. Waarom zou je heel erg veel ergens van hebben om er vervolgens niks mee te doen? En elders, of, naja in de hedenlijn, valt het hem op dat twee mensen met elkaar praten maar dat de dingen die de eerste zegt niets te maken hebben met de dingen die de twede zegt, of andersom. Misschien moet je enige kennis van sociale situaties hebben om te snappen dat er verzamelen om het verzamelen bestaat, of gezwets om het gezwets; misschien moet je al eens uit je eigen wereld gestapt zijn om te weten dat niet alles een functie of een doel heeft. Dat er ook dingen louter om zichzelf bestaan. L heeft dat inzicht duidelijk niet en dat maakt hem af en toe -onbedoeld- erg komisch.”

En Dregke en de onbedoelde zon, en de onbedoelde dingen. Hoe Dregke daar staat, bijvoorbeeld, en in haar eentje een heel publiek is. Een publiek van anderen inclusief haarzelf, denkt t schrijverken onwillekeurig. Vraagt zich dan af waar hij die woorden ookalweer van kent. Overweegt het Dregke te vragen, weet het dan ineens weer, vraagt zich weer af of hij het Dregke zal vragen en of zij het ook weet en zeggen zal: “Het is de titel van een seedee van Flies Inside The Sun, schrijverken.”

“Dan is er nog Don Gastón. De apotheker. Ook zo iemand die L heeft leren kennen in de bibliotheek. Don Gastón is ouder dan L, die tegen deze tijd in het verhaal een puber is. De literatuurliefde van Don Gastón is dus gerijpter dan die van L, en hij treedt op als zoiets als een gids. Laat twee keer per maand een flink pakket boeken in bruin papier achter op de stoep van L’s huis. Zijn moeder vraagt hem nog een keer waarom die man zo vaak zoveel boeken aan L geeft en hoewel hij zeer veel namen en titels heeft leren kennen op deze manier (waar hij erg bij mee is) uiteindelijk voelt L zich bezwaard en vraagt Don Gastón te stoppen boeken achter te laten op zijn stoep. Zijn stapels. Ha. Steekt er zelf stokken in. Jaja.”

En denkend aan bladeren en aan gras zegt t schrijverken ineens: “Er zitten flink wat Walt Whitman-verwijzingen in dit boek trouwens. Sietaten aan het begin van de hoofdstukken, maar ook doorheen het verhaal. De houten figuurtjes worden ook met Whitman behangen. Een leven, dat van L, dat meer en meer van literatuur gemaakt lijkt. Anderzijds ook, beer in geest, een wat kwakkelend leven. Want ook Amerikaanse achterplatten staan dus klaarblijkelijk bol van de zever, Dregke. L’s condition worsens helemaal niet met ietsj peetsj; ook in de heden-lijn zien we een rustige, stabiele en helder denkende L. Tegen het eind wil de vrouw met het paarse haar -we komen nooit te weten wie zij precies is- er een keer bij zijn als L gaat douchen, iets dat L niet wil, hij weert haar af, is daarbij misschien iets hardhandiger dan hij wil. Dat komt hem duur te staan. Doktoren menen dat L agressief is, onhandelbaar, voortdurende observatie nodig heeft. Al zijn voorrechten, zoals alleen op zijn kamer eten, worden hem ontnomen, en iedereen beziet hem als een monster. Dáár wordt L een beetje paranoïde van, maar ja, kun je hem dat kwalijk nemen? Je had in Figures of wood een commentaar op de onredelijkheid van de psychiatrie kunnen lezen. Niet gericht op mensen, hulp, patiënten zorg, maar louter bestaand uit onverzettelijke theorieën en domme regeltjes.”

Hij zou kunnen losbarsten, t schrijverken, maar hij blijft rustig.

“Dat had ik zo graag willen doen, Dreggie. Dit boek voor Kafkaesk houden. Een jongmens wordt in een gesticht gesmeten, alleen maar omdat hij van literatuur houdt, een beetje wereldvreemd is en afwijkt van de massa. Dat je niet gek hoeft te zijn of gek gevonden te worden en hoe dat dan weer zelfvervullend wordt: in het gesticht wordt wie nog niet gek was wel gek gemaakt. Helaas had Pérez-Talavera een ander plan en niet alleen is dat een wat afgezaagd plan, ze werkt het ook nog eens slordig uit. Doorheen het boek komt een paar scenes die misschien moeten gelden als een voorafschaduwing van L’s gekte. Maar dat interpreteer je pas zo als het boek uit is; in het boek komen de scenes een beetje uit de lucht vallen en krijgen ook geen goede inbedding in het verdere verloop. Zo is er de keer dat L “Señorita Ritter” volgt naar huis. O. Ja. L is geïntrigeerd door “Señorita Ritter” maar een stalker zagen we toch nog niet in hem. Hij ziet overigens Don Gastón bij haar binnen gaan. Don Gastón, die zullen we later nog in een andere of zullen we zeggen dezelfde hoedanigheid tegenkomen. Het klopt niet, Dregke. Het wringt. Evenzo de keer dat L en zijn vader op een mannenweekendje gaan. Het is een heel gezellig weekend, waarin L zijn vader vrijer ziet dan ooit, en waarin ze alles doen wat ze willen doen. Ze eten ongezond, en L krijgt wat bier te drinken van zijn vader. Hij is te jong om te drinken, een leeftijd moet gegokt worden, ik zou het of veertien of vijftien houden, misschien behoren vaders dat niet te doen maar het is maar een beetje het is geen hele fles whisky ofzo en het heeft vooral symboliese waarde. Iets als een initiatie- of overgangsrite, weet ik veel; misschien dient het alleen maar om hun vrijheid te bezegelen. Eenmaal thuis voelt L zich heel erg schuldig ten opzichte van zijn moeder; zo schuldig dat hij slecht gegeten heeft, en zelfs bier gedronken!, dat hij er fysiek ziek van wordt. Kotsen en zo, welja, je weet het wel. Hij vertelt zijn moeder over de “overtredingen” van dat weekend, die is daar niet biezonder boos over, daarna voelt hij zich weer schuldig ten opzichte van zijn vader, omdat hij hun geheim verraden heeft.”

Even grijnzen de voormalige geliefden naar elkaar.

“Dit schuldgevoel komt nogal uit de lucht vallen. De ouders van L zijn geen onmensen, en ook niet overdreven strikt of streng. Zijn vader heeft een drukke baan, is weinig thuis. De moeder krijgt niet echt gestalte maar de lezer leert haar in ieder geval nergens kennen als een verstikkende vrouw die alleen maar bezig is L onder de duim te houden. Waarom is L zo bang voor mensen wier enige fout is dat ze misschien een beetje kleurloos zijn? L leek tot dan toe ook niet een jongen die zich heel erg druk maakt om wat anderen van hem denken. Het weekendje met zijn vader leek erg geslaagd, het gaf niet veel om op voorhand te vermoeden dat het zo dramaties zou eindigen. Ik weet het niet en jij, Dregke, weet het vast ook niet. Mijn peins is dat Pérez-Talavera L heeft willen neerzetten als een jongen die nogal snel uit balans te brengen is om zijn daad aan het einde begrijpelijker te maken maar ze komt er wel erg laat mee om verontrustende symptomen in L’s psyche aan te brengen: een groot gedeelte van het boek lijkt L zowel in de heden- als in de verleden-lijn een in psychisch opzicht kerngezond mens. En ik zie je denken –“

(t schrijverken ziet Dregke denken)

“Daad? Aan het eind? Hum. Ja. Ja, Dregke. Ineens is er het mes, en twee mensen in de slaapkamer. De moeder van L is of lijkt ziek, die onvermijdelijk Don Gastón komt er maar weer eens bij, dit keer als apotheker niet als literatuurliefhebber. Dat monneer Gastón het ontgelden moet als L hem met zijn broek op zijn enkels aantreft in de slaapkamer van zijn moeder kan ik nog verstaan van een jongen zonder erg veel levenservaring of überhaupt enige weet van wereldse zaken. Misschien denkt hij wel dat Don Gastón zijn moeder kwaad doet -is er wel sprake van (wederzijdse) sex?- of, op zijn minst, dat hij doet wat zijn vader in deze situatie gedaan zou hebben. Maar waarom moet het mes hiervoor nog kennis maken met een volstrekt onschuldige en zelfs erg lieve huishoudster? Het slaat niet echt ergens op, voor mij althans niet. En dan dat hele einde, dat echte einde, het eindigt in de heden-lijn want na de moorden zijn heden en verleden samengekomen, dat is wat moorden doen, die heden-lijn waarin L het grootste deel van het boek een tamelijk zinnig mens leek, ook dat op het einde, en totaal onverwacht, op de schop: wat ineens lijkt daar de suggestie te liggen dat L zijn geliefde houten figuurtjes (hij is ze altijd trouw gebleven, al speelden ze op een gegeven moment geen hoofdrol in zijn leven meer) als gelijkwaardige, in ieder geval levende en denkende, schepsels ziet. En ook daar gaf hij niet eerder blijk van.”

En wind en bomen en bospad en Dregke en die lippen van haar, god wat kuste hij graag die lippen van haar.

“Hoe prachtig was het boek geweest minus een scene of drie of vier. Die zogenaamde er met de haren bij gesleepte gekte van L verzwakt op diverse punten een in zichzelf geweldige vertelling. Dat kafkaeske wat ik er in het begin in zag, dat had kunnen zijn. Of een mysterieroman. In het begin ontmoeten de houten figuurtjes en L’s ontluikende boekenliefde elkaar. Omdat hij weet dat de opa en de opa van zijn opa de houten figuurtjes baseerden op mensen die indertijd echt in het dorp woonden waar L en zijn ouders overigens nog steeds wonen, besteedt L zijn vroege bibliotheekdagen vooral aan onderzoek naar zijn dorpsgenoten en hun genealogie. Dat dacht ik ook nog even. Dat L wellicht in het gesticht gesmeten was omdat hij een of andere onfrisse geschiedenis aangaande zijn dorp op het spoor gekomen was. Het bleek zoveel banaler, een banaliteit die dan ook nog eens tamelijk onhandig het verhaal in gepropt is. Dat is dan een besteld boek, een boek dat ik zelf zocht, een boek dat geniaal had kunnen zijn en ergens in midden eindigt, gewoon maar een toevallig boek is, een beetje mooi, een beetje niet mooi. Zo zijn de dingen, zo zijn de boeken immers meestal. Het licht komt niet per se van de eigen blik. Het licht komt soms van de eigen blik. Soms van de stapels. Al het andere zweeft daar maar zoon beetje tussenin.”

En tussenin zwevende dingen.
En toevalligheid.
En t schrijverken. En Dregke. En bospad.

En dan niks.
En dan zwijgen.

Misschien een slenter. Over bospad. Misschien zal t schrijverken She cried van Frank Yamma neuriën. Misschien zal hij, zachter dan zacht, kaum verstaanbaar eigenlijk, zingen Yo seré tu hermano de sangre, y tu refugio en el infierno. Misschien zullen Dregke en hij elkaars handen vasthouden. Misschien zal de tocht, geheel toevallig natuurlijk, voeren naar het huis waar t schrijverken ooit woonde. Waarvan de deur uitnodigend zal openstaan. Uitnodigingen zijn er om op in te gaan, en binnen zullen ze alles aantreffen als het ooit was. Zoals een toevallige fles roodwijn, en een toevallige plaat. Daydreaming van Rafael Anton Irisarri bijvoorbeeld, of Dead seas van Head of Wantastiquet. Of Quitar o aire van Caamaño & Ameixeiras. Of anders andere volstrekt toevallige platen. En dan stilte. Tot toevallige tijden geboorte zullen geven aan nog meer toevallige boeken. Een volgend boek van María Pére-Talavera bijvoorbeeld, dat, heel misschien wél geniaal zou zijn.

Maria Perez-Talavera Figures of Wood

Figures of Wood

  • Auteur: María Pérez-Talavera (Venezuela)
  • Soort boek: Venezolaanse roman
  • Origineel: Eran de Madera (2019)
  • Engelse vertaling: Paul Filev
  • Uitgever: What Books Press
  • Verschijnt: 17 oktober 2023
  • Omvang: 158 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 17,99 / € 7,99
  • Boek bestellen bij: Amazon / Bol

Flaptekst van de eerste roman van de Venezolaanse schrijfster María Pérez-Talavera

Figures of Woodthe debut novel by Venezuelan writer María Pérez-Talavera, is a thought-provoking and gripping novel that delves into the mind of L, a young man questioning his own guilt and sanity in a sanatorium. Told in diary form, the story is set in an unnamed place and time, leaving the reader to question the reliability of L’s entries as his perceptions seem to grow more distorted. The novel explores love and betrayal, shame and guilt, and the searing pain of feeling alone in the world. Lines from Whitman’s Leaves of Grass weave through the narrative, introducing and echoing these complex themes.

María Pérez-Talavera is a writer, librarian, and information science professional. She is born in Venezulea. Her debut novel Eran de Madera (Figures of Wood) won the VI Foro/taller Sagitario Ediciones Prize for a Short Novel in Panama in 2019. Her short story collection Umbrales líquidos (Liquid Thresholds) was published by Foro/taller Sagitario Ediciones in 2015. Other stories, poetry, and essays have been published in various anthologies, magazines, newspapers, and online publications. She lives in Vientiane, Laos.

Bijpassende boeken en informatie

Anke Kranendonk – Brand

Anke Kranendonk Brand recensie en informatie nieuw 14+  jeugdroman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwste young adult boek van de uit Nederland afkomstige schrijfster Anke Kranendonk. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Anke Kranendonk Brand recensie van Jolien Dalenberg

Roman probeert het normale leven van een puber te leven. Biertjes drinken met zijn vrienden, leren voor school, zijn relatie met Celine. Als er vlakbij zijn school een gebouw in brand staat, waarvan hij de rook kan ruiken, lukt het niet helemaal meer met “gewoon doen”. Hij stottert zo nu en dan, voelt dat hij soms ineens dicht slaat. Zelfs de hort op met zijn vrienden, of in de buurt zijn van Celine, voelt niet meer goed. Het verlies van zijn zusje, nu vier jaar geleden, steekt meer en meer de kop op. Hij probeert er over te praten. Met zijn ouders, broers, vrienden, Celine. Maar de woorden willen niet komen. Als hij met een nieuwe vriend mee gaat naar een brandweeroefening, lijkt het verleden het heden in te halen.

Soms zijn er van die boeken, waar je uit nieuwsgierigheid even in bladert, en vervolgens niet meer kunt weg leggen. Zo’n boek is brand. Ontzettend toegankelijk geschreven, neemt Anke Kranendonk je mee in de gedachtewereld van Roman. Al vanaf de eerste zin, is het geloofwaardig en intrigerend. Wie is Roman? Wat houdt hem bezig. Hij blijkt een sympathieke jongen te zijn, met een groot trauma. De dynamiek van zijn gezin, wordt sterk beschreven. Niet door ellelange verhandelingen. Maar door een paar gebaren. Door wat er juist niet wordt gezegd. De afstand, de eilandjes, hoe iedereen op eieren loopt. Aan de oppervlakte lijkt er weinig aan de hand, maar dat er van alles broeit, is al snel duidelijk.

Deze spanning wordt knap opgebouwd. Je leeft mee met de personages, voelt je betrokken. Ondanks het feit dat Roman de hoofdpersoon is, en het verhaal vanuit hem vertelt wordt, krijgen ook de andere personages duidelijk vorm en inhoud.

Brand is een boek waarin in geen enorm plot speelt, maar wél een hoop gebeurt. Voor iedereen die boeken leest met boeiende, goed uitgewerkte personages, onderhuidse spanning, verpakt in een puberleven, zit hier goed. Ontroerend zonder vals sentiment, spannend zonder sensatiezucht. Het boek is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Anke Kranendonk Brand

Brand

  • Auteur: Anke Kranendonk (Nederland)
  • Soort boek: jeugdroman (14+ jaar)
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,99 / € 11,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van het nieuwste boek van Anke Kranendonk

Roman schrikt wanneer hij hoort dat er in de buurt van de school een gebouw in brand staat. Meteen komen de herinneringen van vier jaar geleden terug, toen zijn zusje omkwam in een brand. Thuis wordt over dit drama weinig gesproken. Iedereen rouwt op zijn eigen manier en in zijn eentje. Zelfs nu, wanneer haar verjaardag er staat aan te komen. De onverwachte vriendschap met een jonge brandweerman helpt Roman het stilzwijgen te doorbreken. Hij vindt eindelijk woorden voor hoe schuldig hij zich voelt over de dood van zijn zusje.

Een aangrijpend en tegelijk herkenbaar verhaal over een gewone puber met gewone puberproblemen, die daarbovenop ook een zwaar verlies te verwerken heeft.

Bijpassende boeken

Monica Sabolo – Een clandestien leven

Monica Sabolo Een clandestien leven recensie en informatie over de inhoud van de Franse roman. Op 20 augustus 2024 verschijnt bij Uitgeverij Tzara de Nederlandse vertaling van de roman La vie clandestine van de uit Frankrijk afkomstige schrijfster Monica Sabolo. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Monica Sabolo Een clandestien leven recensie van Tim Donker

Moeilijk.

Is dat het woord?

Moeilijk.

Dat is het woord.

En dan is het stil. Je zit, je denkt. Vandaar die stilte. Vandaar die witregels. Dat is omdat je stil bent, omdat je denkt. Wit is denken.

Je zit daar met Een clandestien leven in je had, je voelt het boek, hardcover, dat is altijd mooi, je zit, je bladert, je ziet in het colofon staan: Uitgeverij TZARA schuine streep Standaard Uitgeverij bv, je denkt is TZARA een imprint van Standaard Uitgeverij?

Waarom denkt het besprekerken bij Standaard Uitgeverij altijd ogenblikkelijk aan Suske en Wiske? Wat niet erg is. Of misschien wel. Je zit daar met dit boek in je hand, je ziet de foto met een vaag meisje in bikini, ergens in een bos of een veld, een verrekijker voor haar gezicht, je denkt aan Standaard Uitgeverij, je ziet dat meisje maar in je hoofd zie je ook Lambik aan een tak hangen. Een associatie die niet direkt behulpzaam is om dit boek op waarde te schatten. Is dat dan het probleem?

Nee. Dat is niet het probleem. Als er al een probleem is.

Een clandestien leven heeft de allerrotslechtste beginzin denkbaar. “Ik weet niet meer hoe het is begonnen.” Afgezaagder kan een boek niet beginnen. Is het de vaakgebruikste beginzin die er is?, vraagt het besprekerken zich af? Hij zou niet weten hoe je zoiets moet nagaan. Als Lambik het probleem niet is, is een slechtgekozen beginzin dan het probleem?

Nee.

Als er al een probleem is.

Maar moeilijk blijft het woord.

Omdat het struikelt?

Nee.

Omdat het hinkt?

Nee.

Op teveel gedachten? Dat het dat is: dat het teveel wil?

Nee. Ja. Misschien.

Een vrouw gaat een boek schrijven. Daar begint het mee. Welja. Waarom niet. Een boek over iemand die een boek gaat schrijven, en de lezer bij dat schrijfproces betrekken. Komaan. Dat zagen we niet eerder. Maar toch. Waarom niet. De wens een boek te schrijven dient zich eerder aan dat het onderwerp. Je leest, je kunt nog denken dat het mooi gaat zijn. Het is de proloog, en de lezer stombelt zoon beetje met de schrijver mee doorheen haar aldagsleven. Opgezette dieren kopen via internet. Een afgebroken keukenkraan. Een boze onderbuurman. Telefoongesprekken met haar broer, over de schoonheid van het evangelie van Johannes; over existentialisme; over insisteren om te existeren; over Heidegger; over Jenseits von Gut und Böse. Dat moeten moje telefoongesprekken zijn, kun je als lezer nog denken, daar, in die proloog. Dan, “in de zompige donkerte” van haar appartement, de wens: “een boek schrijven over een makkelijk en overzichtelijk onderwerp, wat kans maakt[…] om goed te verkopen”. Gedichten, radicale stellingnames en persoonlijke ontboezemingen vallen af; het “ultieme” (?) idee komt als ze op een avond haar tanden poetst en naar een podcast luistert. Action Directe. Ja. Daarover moest het boek gaan, omdat, denkt ze, het “mijlenver” van haar af staat, makkelijk is, en sensationeel.

Action Directe. Dat had de lezer niet zien aankomen toen het nog over opgezette buizerds, boze buurmannen en Nietzsche ging.

Action Directe. Is dat waar het mis gaat? Daar, aan het einde van de proloog?

Nee. Ja. Misschien.

Action Directe. Dan zeg je extreemlinks. Dan zeg je terreur. Dan zeg je “stadsguerilla”. Dan zeg je marxisme, anti-kapitalisme, dan zeg je politiek gemotiveerd geweld. “Makkelijk” vond Monica Sabolo? Ik vind het zwaar en humorloos. Dus nu zit ik met zwaar, Lambik, humorloos, en een slechtgekozen beginzin.

Action Directe opereerde in eenzelfde sfeer als de allicht iets bekendere Rote Armee Fraktion. In de jaren tachtig pleegde “A.D.” diverse aanslagen, gemotiveerd vanuit hun “anarchocommunistische” idealen. Het zwaartepunt kwam te liggen bij de moord op een topman van Renault: op 17 november werd Georges Besse door leden van Action Directe vlak voor zijn huis doodgeschoten (naar het schijnt zag één van zijn kinderen het vanuit zijn slaapkamerraam gebeuren). En goed. Ik snap de weerzin tegen het kapitalisme. Tegen managers, ja die weerzin snap ik heel goed. Meedogenloze bedrijfs(her)bouwers, cententellers, winstvermeerders; elke sent die er verder uit zou kunnen geperst worden gaat vóór op het werkplezier van de mensen op de vloer (uiteindelijk diegenen die het bloed in de aderen van je bedrijf zijn), snijders, bespaarders, de mannen aan de top voor wie alles wat onder hen komt maar grondstoffen zijn, of dat nu het blik is waarvan je auto’s gemaakt zijn of de monteurs die van dat blik de auto’s maken. Besse was verantwoordelijk voor vele ontslagen. Niets telt, alleen geld. Ik snap hoe je dat haten kunt. Maar Besse was naast al het voorgaande ook mens. Een vader. Een echtgenoot. Is moord nou echt de beste manier om een punt te maken? Hoe kun je jouw ideeën belangrijker vinden dan een mensenleven? Andermans mensenleven, welteverstaan. Ben je dan niet een verkapte kapitalist, eigenlijk, die jouw heerlijke nieuwe wereld wil bouwen op de lichamen van diegenen die in die nieuwe wereld geen plaats meer mogen hebben?

Zoiets te willen snappen. Sabolo verwoordt het anders, maar komt, zeker in het begin van het boek, eenzelfde soort vragen tegen. Misschien daarom een boek schrijven. Of, in mijn geval, lezen.

Het kan. Lambik hangt niet meer aan de tak. De slechte beginzin is vergeten. Ik lees.

Gedurende haar onderzoek stuit de schrijfster op steeds meer parallellen tussen haar eigen geschiedenis en die van Action Directe. Is waar het ook gaat. Is waar het hinkt, misschien.

Is dat het?

Nee. Ja. Misschien.

De parallellen doen wat gezocht aan. De achtergrond van de terreurgroep waren de tachtiger jaren. Die worden in Een clandestien leven een tint grimmiger geschilderd dan ik me ze herinner. Ik was zeven toen de klok 1980 sloeg, ik ben een tijdgenoot van Sabolo, ik zag die jaren tachtig uit kinderogen eerst en later uit puberogen, ik ben nooit erg politiek geëngageerd geweest (ik voel meer voor een patafysisch “degagement”), maar ik heb wel iets mee gekregen van terreur, koude oorlog, wall street, yups, irak-iran, nucleaire dreiging, plo, ira, eta, “de bom”. De postapocalytische taferelen waarop Sabolo in dit boek haar licht werpt zijn echter langs me heen gegaan. Maar misschien was ik naïever, en kon mijn leven in het Stiphout van die dagen tellen als “beschermd” (of “afgeschermd” als je wil). Al kan ik me niet onttrekken aan de gedachte dat Sabolo Action Directe vooral wil laten strijden voor van alles dat in die dagen ook voor haar eigen voortbestaan op het spel heeft gestaan.

Maarja. Wie een kapitalist doodschiet, schiet daarmee nog niet het kapitalisme dood.

Naïviteit komt in verschillende vormen.

Verbindende figuur is vooral Sabolo’s vader, die heel het boek doorheen op afstandelijke wijze “Yves S.” genoemd wordt. Een vrijmetselaar met een diplomatieke betrekking, iets onduidelijks bij de Internationale Arbeidsorganisatie. Hing rond in de allerhoogste (politieke) kringen. Exorbitante rijkdom, feesten, kaviaar, diamanten. Het gezin verhuist vaak. Vader houdt zich bezig met schimmige zaakjes. Spionage, allicht. Later een snelle neergang, overal duiken mannen op die nog geld van vader krijgen. Sabolo’s jeugd had iets onwerkelijks, iets filmies; misschien datzelfde filmiese dat zij, haast romantiserend, toekent aan de vroege Action Directe-jaren (in ieder geval deden die achtervolgingen, schietpartijen, het leven in karig ingerichte appartementjes -zoals Sabolo het dagdagelijkse leven van de spilfiguren van Action Directe (Joëlle Aubron, Jean-Marc Rouillan en Nathalie Ménigon) uit die tijd beschrijft- me wel denken aan alle films die ik nooit zag). Plaatste “Yves S.” met zijn levensstijl Sabolo buiten de normaliteit zoals Action Directe zichzelf buiten de normaliteit plaatste? Moet ik het zo zien?

Ik weet het niet.

Er is meer nog.

De jonge Monica had een aquarium op haar slaapkamer, en zat ’s ochtends vroeg op een stoeleken naar de vissen te kijken. Vers uit bed, het huis nog in slaap. En dan kwam “Yves S.”, kwam vader binnen. En ik denk een aandoenlijke jeugdherinnering te gaan lezen. Ik ben alleen thuis, mijn dochter is met twee vriendinnen “naar het dorp”, om snoep te kopen en “rond te hangen”; mijn zoon, inmiddels al op de middelbare school, belde vanaf de fiets om te zeggen dat hij later kwam, en ik zit, en lees, en déficit des années antérieures is op de steerjoo, en ik heb wel behoefte aan een beetje tederheid, iets dat me misschien zal doen terugdenken aan de tijd dat mijn eigen kinderen nog klein waren, en hoe de ochtenden toen waren, en alles dat ik nu soms een beetje mis, maar ik lees iets heel anders, iets dat ik niet ganzelijk begrijp maar het heeft iets te maken met de hand van “Yves S.” tussen de benen van die dus piepjonge Monica.

Is dat het? Die zwaarte, steeds weer die topzwaarte die op me komt donderen als ik er het minst op ben voorbereid?

Nee. Ja. Misschien.

Misschien is het niet zwaar genog.

Het onderzoek gaat door. Is Een clandestien leven een roman of onderzoeksjournalistiek; fictie of geschiedschrijving? De Monica uit het boek, al of niet samenvallend met de Monica Sabolo de schrijfster, krijgt steeds meer mensen uit de kring rondom Action Directe te spreken: sympathisanten, mensen uit de periferie, leden, uiteindelijk zelfs Nathalie Ménigon. Opvallend genoeg regeert daar juist wel de tederheid. Van alle ex-terroristen wordt steeds opnieuw beschreven hoe warmhartig, verzorgend, opgewekt, lief, gastvrij, integer ze zijn. Ja. Allicht. Het zijn idealisten. Je kunt mensenlevens eisen omdat je gelooft in iets dat niet bestaat en er anderen zijn die verdorven genoeg zijn om niet te willen geloven in iets dat niet bestaat. Dan ben je totaal geschift. Je kunt ook mensenlevens eisen omdat je de wereld beter wil maken. Dan ben je extreem, dan ben je hard, maar dan doe je wel wat je doet omdat je het gros van de mensheid een wereld gunt waarin het fijn leven is. Dat is niks voor misantropen of nihilisten; dat is iets voor mensen die ergens (veel) goeds in zich hebben. Maar gemoord wordt er evengoed. En ik denk niet dat het nabestaanden heel veel uitmaakt vanwege welke intenties iemand die door hen liefgehad werd vermoord is. En Action Directe heeft gemoord, banken overvallen, aanslagen gepleegd – moet je nu met zoveel warmte, liefde, compassie schrijven over mensen die dat op hun geweten hebben? Ergens wringt iets. Van mij mag het menselijke gezocht worden achter welke onmenselijkheden dan ook. Maar Georges Besse is dood en wordt niet meer levend. Het is dus niet uit alle hoeken bekeken alleen maar gezellig bij Action Directe. Sabolo heeft zelf ook door dat ze partijdig aan het worden is. Maar je partijdigheid benoemen verexcuseert haar nog niet.

Driehonderd pagina’s. Ook dat nog.

En nog altijd weet ik niet.

Sabolo beschikt over een fenomenaal taalgevoel: delen van Een clandestien leven zijn zonder meer prachtig.
Andere delen vond ik moeilijk.

Die delen vond ik te dramaties.

Driehonderd pagina’s en niet alle even schoon.

Of sjee.

Ja.

Wat.

Sommige delen begreep ik niet. Wat deed Yves S. daar met zijn hand dat een levenslange woede rechtvaardigde?

Of.

Sommige delen deden me ongemakkelijk voelen. Hoe gezellig en lief en leuk het is bij mensen die anderen levenslang leed berokkenden. In die mensen al het goede kunnen zien, maar in de hand van Yves S. alleen het satanische.

Of waar het nu eigenlijk over gaat in dit boek.

In ieder geval kun je er dit over zeggen: Een clandestien leven is niet onopgemerkt aan me voorbij gegaan. Dit boek achtervolgde me zelfs tot in mijn dromen. Dan heb je als schrijver niet niets geschreven. Nee. Dan heb je echt wel iets geschreven. Maar wat? Dat blijft een open vraag.

Monica Sabolo Een clandestien leven

Een clandestien leven

  • Auteur: Monica Sabolo (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: La vie clandestine (2022)
  • Uitgever: Tzara
  • Verschijnt: 20 augustus 2024
  • Omvang: 304 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Franse schrijfster Monica Sabolo

Een clandestien leven verkent op gracieuze wijze de complexiteit van het mens-zijn, onderzoekt waar geweld vandaan komt en wat de mogelijkheden tot vergiffenis zijn.

Monica Sabolo werkt aan een boek over de extreemlinkse Franse terreurgroep Action Directe. Het moet het verhaal worden van een groep jongeren die tientallen aanslagen en overvallen pleegde. Het wordt een spectaculair boek, en het zal erg ver van haar afstaan. Tot duidelijk wordt dat de essentie van het verhaal ook steeds die van haar eigen leven is geweest.

Het clandestiene leven is in de eerste plaats dat van Monica zelf, opgegroeid in de schaduw van een vader wiens activiteiten onder een sluier van zwijgen verdwijnen. Hoe kun je leven als je onherstelbare daden hebt begaan? En hoe doe je dat als je zulke daden hebt ondergaan? Van het Italië van de Rode Brigades tot het Frankrijk van de jaren tachtig, waar de droom van een grote revolutie uiteenspatte.

Monica Sabolo (27 juli 1971, Milaan Italië) schreef zeven romans, waarvan Summer ook in het Nederlands werd vertaald. Een clandestien leven haalde de shortlist van de drie belangrijkste Franse literaire prijzen: de Prix Goncourt, de Prix Renaudot en de Prix Médicis.

Bijpassende boeken en informatie

Dimitri Verhulst – Bechamel mucho

Dimitri Verhulst Bechamel mucho recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 20 juni 2024 verschijnt bij Atlas Contact de roman Bechamel mucho. Het boek is geschreven door de Vlaamse schrijver Dimitri Verhulst. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Dimitri Verhulst Bechamel mucho recensie

Alex is een seizoen lang, animator in een Spaans clubhotel. Zijn voorbereiding: voornamelijk uitputtende danstrainingen, die o.a. resulteren in optredens in een pluche penispak en het swingend scheidsrechteren bij cocktailgames.  Maar hij is in meer markten thuis, ook in die van wellust en eenzaam genot.

Er zit vaart in dit boek van Dimitri Verhulst, je moet erbij blijven!  Drukke zinsopbouw, scherpe weerspiegelingen en cynisch beklag over Het -Zijn, de wereld, de liefde en de consumptiemaatschappij. Ook zijn visie op vrouwen is soms bot en plastisch, niet altijd even kies, maar voor mij als vrouw herkenbaar en zeer humoristisch. Hij beschrijft wat hij ziet, hij maakt het niet mooier.

Dan komt er weer ene Clarice voorbij, dan weer Pommelien, Mireille of … Alex verwent ze allemaal, althans verwennen. De vrouwen ontsnappen even aan hun eigen dagelijkse werkelijkheid; ze krijgen lichamelijke aandacht, instand-erkenning en Alex bedient ze allemaal , als een echte animator. Ze zijn minimaal bevredigend in hun zoektocht naar wat liefde, avontuur en doorbreking van hun dagelijkse sleur.

Overigens zou ieder personage een apart boek waard zijn. Het Spaanse clubhotel als decor van een man, een animator zoekend naar wie hij wil en mogelijk kan zijn.

 “Animatoren. Je denkt dat ze besneden zijn, maar in werkelijkheid is hun voorhuid versleten”.

De roman staat vol met dit soort zinnen, heerlijk. Ik heb genoten van dit boek, met als afsluiting van blz. 157 t/m 174  een bevlogen opsomming  van observaties genaamd: Onepisch Gedicht.

Als “toetje” zou ik de film RIMINI willen aanbevelen, een film uit 2022 van Ulrich Seidl. Deze gaat over Ritchie, een uitgerangeerde Oostenrijkse Slagerzanger, die in een hotel zijn grootste, voornamelijk oudere fans vermaakt en als gigolo wat extra geld probeert te verdienen. Dit is een nog mistroostiger decor, winter in het verlaten Rimini, oudere gasten, een zekere verloedering, maar een hoopvol einde. Er zijn zeker vergelijkingen te bespeuren.

De nieuwe roman van Dimitri Verhulst is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Recensie van Fons van Riet

Dimitri Verhulst Bechamel Mucho

Bechamel mucho

  • Auteur: Dimitri Verhulst (België)
  • Soort boek: Vlaamse roman
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 20 juni 2024
  • Omvang: 176 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst nieuwe roman van Dimitri Verhulst

In dit ultieme zomerboek volgen we Alex, entertainer bij een clubhotel op Mallorca. Wie zijn we als we niets hóeven? Geestig en ontroerend schetst Verhulst ons onvermogen om de boel de boel te laten.

Als twintiger was Dimitri Verhulst een zomer lang animator in een clubhotel op Mallorca. Hij had maar één taak: zorgen voor vermaak van vakantiegangers. Wat hij daar observeerde maakte een diepe indruk op hem, zozeer dat hij er nu, een kwarteeuw later, uit put voor zijn nieuwe roman Bechamel Mucho. Het verhaal begint als een zonnige diavoorstelling van een zorgeloze zomer. Maar schijn bedriegt, want al snel ontvouwt zich een scherpe en meeslepende schets van de consumptiemaatschappij. Even geestig als ontroerend toont Verhulst ons ieders onvermogen om werkelijk contact te maken. De kersverse weduwe, de alleenstaande moeder met kind, de vrouwelijke helft van een uitgeblust echtpaar, de jonge stewardess op zoek naar ontspanning, de fitte fietser, iedere gast heeft haar eigen verhaal. En allemaal willen ze, al dan niet voor een nacht, Alex. En het is Alex die aan het einde van het seizoen moet beslissen wat hij gaat doen. Of eigenlijk: wie hij wil zijn.

Bijpassende boeken en informatie

Naomi Rebekka Boekwijt – Stemmen

Naomi Rebekka Boekwijt Stemmen recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse roman. Op 18 juni 2024 verschijnt de nieuwste roman van de Nederlandse schrijfster Naomi Rebekka Boekweit bij uitgeverij Atlas Contact. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Naomi Rebekka Boekwijt Stemmen recensie van Tim Donker

Een roman binnenlopen. Jaja. Je weet het wel. Hoe het zijn kan. Een beetje zoals een eerste werkdag, niet? Je weet nog niet waar het koffiezetapparaat staat, en iedereen daar werkt er al langer dan jij. Je kent hun interactie nog niet, je wil wel meelachen met wat je vermoed dat hun vaste grappen zijn maar je weet niet waar de humor zit. Je stapt onzeker rond, je weet niet waar de gesprekken heen gaan, je kent de toespelingen niet, moet je er al wat van vinden of moet je nog even wachten met er dingen van te vinden?

En je komt Stemmen binnen, en het licht is er diffuus, en er klinkt wat, en het is je vaag bekend, en je weet het niet of je denkt te weten dat je het niet precies weet.

In ieder geval is er een ik. Maar die is er wel vaker in romans. De ik heeft, zo zegt ze, voordat ze binnenkwam haar gezicht binnenstebuiten aangetrokken zodat ene Hanne haar niet kan zien. Mij lijkt het dat je met je gezicht binnenstebuiten Hanne ook niet zou kunnen zien. De Hanne-figuur zal misschien denken dat het angst is, en : “[a]ls angst een kleur had, was het donkerblauw, zoals het uur tussen dag en nacht. Dat onbestemde uur waarin je niet weet of het vroeg of laat is. Alleen dat het tijd is.” Jaja. Je weet het wel. Daar vind je wel wat van. De uren waarin tijd voor even haar dwangneurose aflegt. Soms vertel ik mijn kinderen hoe ik als kind genoot van de momenten dat ik nog maar net in bed lag, mijn ouders hadden licht al uitgedaan, ik alleen in mijn kamer was, alleen in mijn bed, die momenten waren alleen van mij, niemand vroeg iets aan me, niemand wilde iets van me, niemand verwachtte iets van me, ik hoefde niks, alleen maar te liggen, alleen maar te wachten tot de slaap kwam – iets wat ik zelf niet in de hand had. Alle andere uren hadden zo’n dwingende betekenis. Schooltijd, etenstijd, tijd om je huiswerk te maken, tijd voor je favoriete programma op televisie. Bijna tijd voor dit, eigenlijk al te laat voor dat. Maar de uren in bed waren leeg. De meeste uren ervan sliep ik, en dan kon ik niet ten volle genieten van die leegte. Maar de momenten voordat de slaap kwam, waardeerde ik hogelijk. En je denkt al wat, en je begint al wat te vinden van dit boek, en je stapt misschien al wat vaster want je hebt iets wat de schrijfster zei mooi gevonden.

Het gewone zijn.

En dan, toch nog sneller dan verwacht, heb je je door het eerste hoofdstuk heen gewankeld.

“Psychiatrische roman”, zei het omslag. Jaja. Je dacht het wel. Na Eran de madera het twede boek dat je in korte tijd leest over een gehospitaliseerde ziel. Is dat wat Laurens Ham en Sven Vitse “fractievorming” noemden; de neiging alles van een noemer te voorzien, zodat het gepropt kan worden in één of ander (sub)genre’tje om zich reeds bij voorbaat te verzekeren van minstens een deel van het lezerspubliek? Was het daarom dat je niet zo goed wist hoe je deze roman moest binnengaan? Langs de andere kant is de hebbelijkheid om te snel patronen te ontwaren; alles uit te willen leggen als exemplaries voor een grotere beweging misschien wel één van de storendste deformaties van welk soort deskundigen dan ook.

Maar dat “psychiatrische roman” schreeuwde wel erg hard. Ik dacht aan Michel Mestrum, die gezeid haadt: “Schizofrenie is geen promiscue amusementsmachine noch een vaudeville”. P’sies ja. Waarom dan het “psychiatrische” als aandachtstrekker gebruiken? Was het daarom dat je niet zo goed wist hoe je deze roman moest binnengaan? Het had iets obsceens, alsof ik puur voor mijn eigen vermaak een ziekenhuis binnenstapte om me te gaan vergapen aan andermans leed.

Ja. Goed. Het gaat dus over Sis, een persoon die je misschien als psychiatrische patiënt kunt klasseren. Na een zelfmoordpoging komt ze in een soort van begeleidwonen-huis of hoe heet dat, iedereen zijn eigen kamer maar een gedeelde keuken enzo, en er zijn begeleiders, en die hebben namen als Johan en Linea. De bewoners zijn getroebleerd. Het soort van getroebleerdheid dat maakt dat ze zichzelf snijden, of niet uit hun kamer willen komen, of alleen maar daar zitten en niks zeggen, of dagenlang niet douchen. Sis is verdermeer onder behandeling en haar therapeut heet dus Hanne, ja die Hanne van dat begin met dat omgekeerde gezicht ja.

(dat vond ik een beetje toontellegenesk trouwens)

Het blijft tasten.

Want je weet het wel. Je weet psychische problemen wel, je weet pijn wel, je weet wel hoe het is een gemis te dragen. Je weet wel van een dregkevormig gat in de wereld, en ooit vond je het fijn te weten dat Dregke presies in dat gat paste maar toen ging Dregke weg en kwam niet terug en nu komt alle kou door dat gat naar binnen, en soms de duisternis ook, dat vloeit de duisternis over de vloer, over je voeten, kruipt het je lijf in. Je weet het wel. En je kijkt naar die Sis en je probeert haar pijn te peilen, het kleine duistere meisje in het bos waarvan ze spreekt, dat meisje woont in Sis en het bos woont daar ook, je wil het wel snappen, je wil de stemmen wel snappen, en soms snap je het ook. Omdat je pijn en verscheurdheid en leegte en gemis ook kent. Maar er is ook iets dat me vermoeit, zo heel erg sterk vermoeit, als ik lees, als ik kijk naar Sis, als ik het allemaal probeer te snappen – vooral, eigenlijk, in de passages die als uitleg lijken te willen fungeren.

Misschien behoefde het geen uitleg, is dat al het eerste. Niemand vraagt je ooit waarom je gezond bent, of waarom het je goed gaat, tenzij, misschien het extreem goed met je gaat, hoe doe je dat, willen de mensen dan misschien weten, maar malheur schijnt altoos een voetnoot te behoeven. Ziekte. Zo noemt Sis het zelf. Dat ze ziek werd. Oké, ziekte dus. Dingen bestaan. Ziekte bestaat, gaten bestaan, verdriet bestaan, stemmen in hoofden bestaan, meisjes bestaan, donkere bossen bestaan. Het is niet altijd interessant om te weten waarom iets bestaat. Zo’n gat is daar gewoon, en het was alleen maar toeval dat Dregke dat gat hermeties afsluiten kon. Nooit was dat gat een probleem tot er iemand kwam die precies in dat gat paste, en je eigenlijk-heel-kunnen-zijn daar voor je ogen voltrok, om er op een dag weer mee op te houden en toen viel het pas op hoeveel kou en donkerte er eigenlijk door dat gat naar binnen sijpelde. Maar kou bestaat en duisternis bestaat en met de dingen die bestaan heb je maar te leven. Dus. Welaan. Dacht ik. Dacht ik Stemmen te kunnen lezen als een gebruiksaanwijzing voor het leven, meer nog dan die van Perec, die, nog altijd ongelezen, in twee talen zelfs, in mijn boekenkast staat. Ik heb een Engelse versie en een Nederlandse versie en geen van beide heb ik ooit gelezen. Op een of andere manier lijkt de ongelezenheid ervan benadrukt te worden door die twee verschillende versies die ik ervan heb. Alsof je iets ook dubbel niet kan lezen, heronlezen. Maar dat is naast de kwestie gesproken, hier en nu, waar het gaat om Stemmen en hoe ik dacht dat het misschien het verslag kon ween van iemand die te leven had met de dingen die bestaan. Ook als die dingen vaker donker zijn dan licht, want ook dat bestaat: wanverhoudingen in lichtsterkte. Een reis door wanverhoudingen in lichtsterkte: allee, liet Stemmen daar dan over gaan. Maar ja. Nee. Weet je nog wat het omslag zei? En je weet ook het kliesjee over psychiatrie: alles te willen verklaren vanuit een of andere oergrond (wie sprak daar ookalweer ooit zijn wrevel over uit?), zijnde de jeugd. Jeugd zijnde de ouders.

De ouders hebben het altijd gedaan, zei je oudste zus ooit. Enigszins geërgerd. Toen jullie op restaurant zaten, nu alweer een jaar of twee geleden, op één van de eerste dagen van een jaar dat nieuw heette te zijn. Een Spaans restaurant, een goed restaurant wel, jullie zaten daar, even nog dacht je dat dit het soort restaurant was waar je ook best een keer met Dregke had willen zitten, het kwam door zus, die wilde geen fles wijn bestellen, zei ze, want, zei ze, meer dan één glas drink ik toch niet, en dus namen jullie maar allebei een glas, hoe povertjes, dacht je, en Dregke had wel een fles willen bestellen, dacht je.

Ergernis van een oudste zus op mijn bord. Vanwege hoe het gesprek gegaan was. Gesprekken die gingen zoals ze gingen omdat ik dat wel kende, ooit. Die boosheid. Die wrok. Ik meende, ooit, mijn ouders van alles te moeten verwijten, ik wist eigenlijk niet precies wat ik ze moest verwijten maar wel dat het veel was, wel dat het van alles was. Zo gaan die dingen in mensenlevens. Er is duisternis en kou, er is een dregkevormig gat dat alleen maar korte tijd afgesloten kon worden, de dingen gaan steeds weer niet zoals ze hadden moeten gaan, en je weet niet eens hoe de dingen dan wel hadden moeten gaan, ergens is er iets verkeerd gegaan, dat zal dan wel vroeger zijn geweest, dat zullen de ouders dan wel hebben veroorzaakt. En als ze het niet veroorzaakt hebben, dan hebben ze het toch in elk geval niet voorkomen.

Maar nu ben ik zelf ouder en nu weet ik niet meer zo goed hoe eerlijk mijn wijzend vingertje van toen was, en daarover trachtte ik plauderen met mijn zus aan een tafel in een restaurant waar ik misschien liever met Dregke had gezeten.

De vingers die wijzen, wijzen zelden naar de wijzer zelf. Of: hoe getroebleerdheid nogal eens een vrijbrief voor ongebreideld egocentrisme is.

Want dat is.
Dat is iets anders.
Dat is een andere moeilijkheid die ik met Stemmen had.

In Sis bevindt zich een grote weerzin tegen haar ouders. “De ouders hebben het altijd gedaan”, brom ik mijn zus na terwijl ik daar zit, in leesstoel, met een oude van Mercury Rev op de steerjoo, een oude, van toen ze nog goed waren. Maar wat die ouders nou eigenlijk gedaan hebben, wordt niet direkt duidelijk.

Klaarblijkelijk waren ze er vaak niet.
Klaarblijkelijk lieten ze Sis en haar broer Tijn vaak alleen.
Klaarblijkelijk waren er dingen.

Ouders bestaan. Weerzin bestaat. Wasstraathaar bestaat.

Op ongeveer tweederde van het boek komt een “groot verhaal”, een herinnering, iets dat Sis eigenlijk steeds te groot leek voor de spreekkamer van Hanne, en wel, daar komt iets.

De ouders. De broer. Sis. Zij allemaal. In de auto, op weg naar een paar dagen weg, het zal hen voeren naar een plek niet al te ver van huis. Een woonboerderij. Oud en stoffig. Er is een verdiep waar de ouders zullen slapen, daar staat een tweepersoonsbed en ook een eenpersoonsbed, en er is de zolder, waar Tijn en Sis zullen slapen. Daar staan heel veel bedden, en het is er stoffig, en vuil. En eng, het is er een beetje griezelig. Tijn en Sis leggen zich er ’s avonds neer, maar ze voelen zich er niet goed, ze gaan naar beneden, naar waar de ouders slapen, Tijn kaapt al gauw het enige bed dat daar is naast het tweepersoonsbed waarin de ouders liggen, Sis wil daar ook slapen, bij Tijn en de ouders maar er is geen bed meer over en haar moeder stuurt haar terug naar boven, waar ze nu alleen is, op die hele enge zolder.

Dat is het grote verhaal. Het hele grote verhaal. Het verhaal dat Sis te groot voor de spreekkamer van Hanne leek.
Is dat het grote verhaal? Het hele grote verheel? Het verhaal dat Sis te groot voor de spreekkamer van Hanne leek?

Toegegeven: de reactie van de moeder is muy kut. Zo zou ik als ouder nooit gereageerd hebben. Je laat niet één die bang is wel bij je slapen, en de ander die net zo goed bang is niet. Dat die ander ouder is, is geen argument. Niemand mag erover beslissen op welke leeftijd je welke angst ontgroeit zou moeten zijn. Op zijn allerminst had ik beiden weer naar boven gestuurd. Waarschijnlijker nog: ik zou  een matras van boven naar beneden hebben gesleept, met de belofte dat ik de volgende dag wel zou kijken of ik een bed van boven zou kunnen demonteren om het beneden weer in elkaar te zetten. Of, nog iets waarschijnlijker nog: ik had mijn plek in het tweepersoonsbed afgestaan en was zelf op die zolder gaan slapen. Al was Sis in dit verhaal geloof ik dertien; het is maar de vraag of iemand van dertien nog naast een ouder wil slapen.

Zus en broer in de tweepersoons dan en de andere ouder in die eenpersoons?

Tikveel. Ik zou geprobeerd hebben er uit te komen, ik had het iedereen zoveel mogelijk naar de zin willen maken, ik zou nooit één kind alleen naar een enge zolder teruggestuurd hebben.

Dus ja. De moeder reageert zonder een greintje empathie. Maar langs de andere kant. Het zijn ook maar twee ongemakkelijke nachten op een enge zolder, vele, zo heel erg veel vele mensen, hebben op enig moment in hun leven wel eens geslapen in een rottig bed in een rottige kamer, wie kent enge nachten niet, wie kent enge kamers niet, het mag nog niet direkt traumaties heten, het mag nog niet direkt voldoende zijn om jezelf van het leven te willen beroven. Ja, dat kwam niet door deze herinnering alleen, ik weet. Maar het is wel iets dat door Sis zelf “heel erg groot” genoemd wordt en dus acht ik het bepalend in de vorming van de latere Sis. De zieke Sis. Die niet meer wilde leven, die niet voor zichzelf kon zorgen.

Er zijn nog dingen, lange landerige middagen alleen zonder ouders, een zekere striktheid, een bepaald gebrek aan invoelingsvermogen, lullige dingen die gezegd zijn in de auto of waar dan ook, een middagje op het strand en Sis wordt bevangen door een onverklaarbare droefnis en zondert zich af, zit alleen, weg van de broer die in de waterlijn speelt, weg van de moeder die op een handdoek een kruiswoordraadsel aan het invullen is, niemand komt naar haar, geen moeder die op staat en He Sis zegt en Waarom zit je hier? vraagt en weten wil hoe het met je gaat, belangstelling toont. Misschien dacht ze dat je de afzondering wou, Sis, en wou ze je daarin niet storen. Misschien had ze niks in de gaten, bezig met haar kruiswoordraadsel, haar gedachten, haar eigen wereld, dat kan, Sis, ouders zijn mensen en mensen zijn imperfect, zijn er soms niet wanneer je ze nodig hebt of juist weer teveel wanneer je ze net niet gebruiken kan. Of een andere dag, ook naar het strand, de vader heeft vrij en wil per se met zijn dochter een lange strandwandeling maken; het stormt, de vader vindt dat geen beletsel voor het uitje dat hij met zijn dochter gepland heeft, allicht vindt Sis al die wind wel vervelend en misschien ziet de vader dat niet of vindt hij zijn eigen behoefte aan een activiteit met zijn kind belangrijker dan de wil van dat kind zelf, het kan. Mijn dochter, toen nog niet schoolgaand, en ik hadden ooit een picknick in het park in ons hoofd, samen met mijn zoon die haar broer is, de hele ochtend waren we aan het plannen, broodjes kopen bij de bakker, flesjes drinken, wat namen we mee, wat gingen we doen, frisbee mee, ander speelgoed mee, de hele ochtend waren we ons aan het verkneukelen, de hele vrije woensdagmiddag zouden we met ons drieën in het park zijn, toen gingen we mijn zoon  die haar broer is uit school halen, we kregen nog bijna ruzie over wie het mocht vertellen van de picknick, maar de zoon de broer had geen zin, die wilde liever met een vriendje afspreken, teleurstelling allerwege, uiteindelijk gingen we toch picknicken maar het begon al met gehuil en chagrijn, goed bedoeld was het, weten wij veel hoe mijn zoon zich dit later herinneren zal? Als hij in de twintig is en boeken schrijft, en dit voorval tot fragment bombardeert, wie weet gaat het dan wel over een vader die hem tegen wil en dank naar het park sleurde, hij huilend, de vader briesend, wie weet, herinneringen zijn nooit gelijk aan wat er eigenlijk gebeurd is.

Goed bedoeld zei ik net en daarover zegt Sis ook iets: “goede bedoelingen zijn bij ons thuis niet genoeg geweest”, en dat articuleert f’domme p’sies mijn ongemak met dit boek. Dat de vader, in wiens borst de vinger net iets minder hard gepriemd wordt dan in die van de moeder (die wordt zelfs als moeder miskend: voor Sis komt therapeut Hanne nog het dichtste bij een moeder), het eigenlijk allemaal best goed meende, ziet Sis wel in. In veel van haar jeugdherinneringen komt de vader als u het mij vraagt (u vraagt het mij niet en daarom zeg ik het toch maar) als een tamelijk lieve man naar voren. Zo maakte hij een zoekgeraakt puzzelstukje eens zo goed na dat het exact in Sis heur puzzel paste. Dat is toch van ontroerende liefheid, meent u niet? Nu, na alle (onterechte?)(?) boosheid, na de wrokjes die ik als zieke diertjes in me koesterde, ja nu: als ik nu terugkijk op mijn jeugd, zie ik heel veel warmte, heel veel (p’don) gezelligheid, heel veel lol ook (in geen gezin werd er volgens mij zoveel gelachen als in het onze; ik heb nooit meer in mijn hele leven zo vaak zo hard gelachen als in mijn kinder- en tienerjaren met mijn ouders en mijn twee zussen), maar zoiets zouden mijn vader noch mijn moeder gedaan hebben, die zouden gewoon gezegd hebben dat het maar jammer was van dat puzzelstukje dat kwijt was, en dat ik beter op mijn spullen moest letten.

(en ook ik, als vader, zou dit niet zo snel doen; wel, als mijn kinderen er om zouden vragen zou ik het meteen doen, ik doe alles voor ze, misschien wel teveel, maar ik zou uit mezelf nooit op het idee gekomen om het probleem van een missend puzzelstukje op deze manier op te lossen)

Maar al die bedoelingen van haar vader, goed of anderszins, zijn voor Sis nooit genoeg geweest. En daar heb je het. Uiteindelijk vind ik, als lezer, Sis een heel klein beetje onsympathiek. Een malkontent, drammerig, nukkig kind voor wie alles nooit goed genoeg is, en die meent dat elk grasveld een diepere tint van groen aannemen kan dan haar eigen minne veldje. Die omdat ze ziek is, zich klaarblijkelijk lomp en onbenaderbaar mag opstellen tegen alles en iedereen: haar vriendin, haar therapeut, haar ouders, ze hebben allemaal maar begripvol te zijn want hee, Sis is ziek en Sis is zielig en Sis moet met handschoentjes worden aangevat.

En omdat ik mijn oude zelf in haar herken, zie ik misschien het onsympathieke in mijzelf in haar terug en dan is het met terugwerkende kracht nog een toer geweest van Naomi Rebekka Boekwijt. Maar ik heb een donkerbruin vermoeden dat Sis niet bedoeld is als negatief spiegelbeeld; dat, met andere woorden, het ongemakkelijke gevoel waar Stemmen me herhaaldelijk liet zitten niet beoogd werd.

Soms is Stemmen heel erg mooi, en ontroerend, en lief, en zacht. Soms wil je het boek in je armen nemen en wiegen en toezingen, soms wil je het mee op kaffee nemen om tesaam het glas te heffen op de kloterij en de schoonheid die leven heet, soms wil je het in een hoek smijten en het daar voor altijd laten liggen.

Een boek als een eindeloze eerste werkdag en je weet nog altijd niet of je daar wel werken wil.
Ofnee. Een boek tastend doorheen te gaan, ofnee, een boek dat tastend door jou heen gaat.
Ofnee. Een boek om te lezen. En dan weer niet. En dan, toch, weer wel.

Naja. Laat ik er dit van zeggen. Stemmen is niet onopgemerkt door me heen gegaan. Een zeker soort kracht kan de schriftuur van Naomi Rebekka Boekwijt dus zeker niet ontzegd worden.

Naomi Rebekka Boekwijt Stemmen

Stemmen

  • Auteur: Naomi Rebekka Boekwijt (Nederland)
  • Soort boek: psychiatrische roman
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 18 juni 2024
  • Omvang: 272 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Naomi Rebekka Boekwijt

Intense en persoonlijke roman over hoe belangrijk een hulpverlener in de psychiatrie kan zijn. Maar hoever mag je gaan om iemand te laten ontdooien die zich bevroren houdt?

Sis is een jonge vrouw die zich afgesloten voelt van de wereld en mensen hoort en ziet die er niet zijn. Wanneer ze Hanne ontmoet, de eerste zorgverlener in lange tijd met wie ze een vertrouwensband opbouwt, begint Sis’ beklemmende situatie te veranderen. Als ze in een woongroep gaat wonen treft ze eindelijk mensen bij wie ze zich thuis kan voelen. Tegelijkertijd heeft ook Hanne haar redenen waarom Sis voor haar die éne patiënt is. Naomi Rebekka Boekwijt laat in deze intense en persoonlijke roman zien hoe belangrijk een hulpverlener kan zijn. Een warm pleidooi voor medemenselijkheid en het elkaar de hand reiken. Maar hoe ver mag je gaan om iemand te laten ontdooien die zich bevroren houdt?

Bijpassende boeken

Arnon Grunberg – Zevenpoot

Arnon Grunberg Zevenpoot recensie en informatie over het nieuwe boek met een vertelling en geïllustreerd door Thé Tjong-Khing. Op 18 juni 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe vertelling van Arnon Grunberg met tekeningen van Thé Tjong-Khing. Hier lees je uitgebreide informatie over de inhoud van de vertelling, de auteur, de illustrator en over de uitgave.

Arnon Grunberg Zevenpoot recensie van Tim Donker

Kwam de les erna. Iedereen zuchten, hakkelen, hoe goed hoe mooi hoe geniaal het was. Dat waren dan de mensen die geacht werden je medestudenten te zijn. De gast die nogmaals naar voren bracht dat hij had horen zeggen dat Grunberg nu in New York woonde sloeg je (in gedachten natuurlijk) op zijn bakkes.

Eén eigenschap van de jaren negentiennegentig was dat ze eindig waren. Het werd 1999, en toen stopte het de jaren negentiennegentig te zijn, toen stopte het een millennium te zijn, een ander millennium brak aan en zette schreden en toen het zo’n beetje eindjeweegs op streek was kwam ik te wonen waar ik nu niet meer woon naast een mens die nu niet meer mijn buurman is. Sergio, zo noemde ik diene mens al heette hij anders. Gedurende een jaar of drie dacht ik dat hij mijn broer was. Hij was ook postbode. Hij hield ook van muziek en zijn muziekliefde en de mijne wandelden voor een deel gelijkstaps al hield hij naar mijn smaak een beetje teveel van postpunk en deed hij naar mijn smaak een beetje teveel mee aan de niet geheel terechte overwaardering van Joy Division als “meest zwartgallige muziek” ooit (is dat niet ook het maakgeloof vanwege het uiteindelijke zelfverkozen lot van die Curtis, mensen?) (en ook: hoe serieus kun je iemand muzieksmaak eigenlijk nemen als hij Vampire Weekend goed vind?). Hij was ook literatuurliefhebber, wat ik waarderen kon, alleen maar om de literatuur, zelfs al deed zijn smaak in boeken mijn wenkbrauwen vaker wel dan niet fronsen. Ja. Ook hij. Liefhebber van. Die eeuwige Grunberg. Ook weer, ook nu.

Weeral sloten zich de jaren tot een lange rij aaneen, en toen. Een stevige griep woekerde en men zag daarin een goede reden. Men zag aanleiding. Men zag manieren. Om in een virus een totalitaire staat te funderen. Iedereen leek dat goed te vinden. Iedereen meende dat gepast. Arnon Grunberg zei er echter sympathiekere dingen over & iets daarin nam me voor hem in, en ik dacht. Ik moet misschien toch eens. Ik moet misschien eens. Misschien moet ik toch eens meer van die man gaan lezen.

Hoe gaat dat met voornemens. Die steken in je kop, die vormen geen blokkades, die lossen weer op, zijn ineens geen voornemen meer.

Maar de voorzienigheid is er altijd. En de voorzienigheid drukt mij Zevenpoot in de hand.

Zevenpoot?

Ja. Zevenpoot. Een sage, of nee, een groteske over de aan achondroplasie lijdende achtbenige Mom. Hij is klein, erg klein, en hij heeft acht benen. Later zeven, vandaar de titel, het waren de kunstenmakers, de roekeloze kunstenmakers, altijd weer de kunstenmaker. Die Mom iets kostten. In dit geval een been.

Dit door Thé Tjong-Khing geïllustreerde leesboek nee voelboek nee veelboek is misschien zoveel als een kinderboek voor volwassenen, dat heet, een grootboek om zich terug klein te voelen.

Want stel je voor hoe het is. Stel je voor hoe het is als je twee mensen bent. Stel, je bent twee mensen, je bent, lawwezeggûh, wat naïef, je bent, lawwezeggûh, wat wereldvreemd. Maar je bent samen, en samen vorm je iets, je weet niet wat, is dat liefde?, en stel dat daar een kind van komt maar dat kind is niet zoals alle andere kinderen, het is kleiner, veel kleiner, en het heeft acht benen in plaats van twee.

Wat je dan doet.

Overgenomen worden. Is wat je dan doet. Door kunstenmakers, door instanties, door de overheid, door een nogal agressieve ietser.

Daarover gaat dit boek. Over de overgenomenheid van iedereen die niet goed begrijpt waardoor ze nu eigenlijk overgenomen zijn. Grunberg beschrijft dat goed. Grunberg beschrijft dat meesterlijk. Al vanaf het eerste hoofdstuk.

De gynaecoloog. Mevrouw Knoblauch die alleen nog maar zwanger is. Gemeten wordt, bekeken wordt, ingeschaald wordt, de gemeten mens, en dat wat in haar groeit ook. “Een arts is gewoon een mens die met andermans gezondheid speculeert”; sjee, een raker kenschetsing van de godganselijke medische stand las ik nergens; “een sterveling die zich tegen het menselijk noodlot aan bemoeit”, heet het later; een schone, een fijne relativering van het al te lang al te hoog geachte “idee” der dokter.

&. Wie geen dokter is, of geen titel heeft en überhaupt niet heel goed begrijpt wie hij is. “Mevrouw Knoblauch voelde zich niet in topvorm. Ze had een snotneus. De schilfers hingen eraan. Overigens heette ze niet mevrouw Knoblauch, ze heette Hilde Geertruide Sabine Maria Stampielinokovski-Marinowicz, maar aangezien vrijwel niemand de achternaam Stampielinokovski-Marinowicz kon uitspreken, had ze de naam van haar echtgenoot aangenomen. Dat was niet feministisch, maar als je Geertruide Sabine Maria Stampielinokovski-Marinowicz heet moet je soms concessies doen. Haar echtgenoot Maximilian Knoblauch was evenmin in topvorm. Zijn schouder deed pijn en over zijn rechterknie maakte hij zich ook zorgen. Hij had tijdens het voetballen een paar akelige trappen gekregen, zijn rechterknie en het linkerscheenbeen waren beplakt met pleisters. Hij voetbalde al jaren, maar zijn hobby kwam er voornamelijk op neer dat hij elke zondagmiddag getrapt en heel soms ook geslagen werd. Niet alleen door de spelers van de tegenpartij, dat kon hij nog billijken, maar soms ook door zijn teamgenoten. Een enkele keer trapte hij terug, maar dat haalde doorgaans weinig uit. De Knoblauchs hadden gelukkig een buurman met een EHBO-cursus. Zo’n man doet zo’n cursus niet voor niks. Die wil de buren graag een handje helpen met het ontsmetten en verbinden van wonden. De blessures van meneer Knoblauch hadden hem nader tot de buurman gebracht.”;

die. De mensen die altijd concessies moeten doen. De vertrapten. De verdrukten. De mensen die alleen maar wonden hebben om voor hen te spreken. Zulke mensen. Zulke mensen als de Knoblauchs zijn. En de wereld waarin zij wonen.

Zij geven geboorte aan een veel te klein kind dat veel te veel benen heeft.

Zij wonen in een wereld waar de supermarkt een slagveld is; de tram een door voetbalsupporters geteisterd oorlogsgebied is; en zo ongeveer alles en iedereen hen de baas is. Hun kind wordt tot kunstwerk gebombardeerd, de koning is een kat, witte privileges moeten te lijf gegaan worden, en iedereen, zelfs vijfjarigen, kan zonder het te weten een (potentiële) pedofiel zijn.

Grunberg neemt in deze groteske veel op de hak. De vermeende ruimdenkendheid van kunstenaars en intellectuelen; de belachelijkheid van hoogwaardigheidsbekleders; het “engagement” in kunst; de “verhevenheid” van woke; het “begrip” voor alles en nog niks van de intelligentsia – van al de dingen waar je als weldenkend mens graag deel van zou willen uitmaken laat de schrijver weinig heel. Dat maakt Zevenpoot tot een bijzonder humoristies boek. Al lezende lachte ik enkele malen luidop, bulderend – iets wat me niet heel vaak overkomt bij het lezen van een boek. De grijns ja, de gniffel ook, een flukse grinnik misschien maar de onbeschaamde bulderlach? Nee. Niet vaak.

Dus. Ten dele een revanche voor Grunberg. Op dat eertijdse Blauwe maandagen, en mijn eertijdse buurman. Ten dele zeg ik, want naar het einde toe lijken de zottigheden steeds meer te mogen gelden als een vrijbrief. Een vrijbrief voor steeds meer zottigheden, en daar gaat het boek toch een beetje inboeten aan zeggingskracht. Maar ik las een Grunberg en ik vond het leuk. Het was een middag, ergens in een tijd, de jaren negentiennegentig waren langvervlogen, ik las een Grunberg, ik vond het leuk, de zon scheen, de koffie smaakte me, ik had gelachen, en bijna, bijna ja, had ik een bericht naar mijn vroegere buurman gestuurd. Wat meer is dan de meeste boeken met me doen. Niet veel meer, maar toch zeker wel een beetje meer.

Arnon Grunberg Zevenpoot

Zevenpoot

  • Auteur: Arnon Grunberg (Nederland)
  • Tekeningen: Thé Tjong-Khing
  • Soort boek: vertelling
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 18 juni 2024
  • Omvang: 120 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 23,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het nieuwe boek van Arnon Grunberg

‘Onze liefde overwint alles,’ zeggen mevrouw en meneer Knoblauch wanneer ze een piepklein zoontje met acht beentjes krijgen, ‘we houden van hem zoals hij is.’ Maar de buitenwereld heeft haar bedenkingen. Is de achtbener moderne kunst? Een medisch wonder? Een vreemdeling?

Onder de titel Wit privilege met zeven benen (eentje brak per ongeluk af) wordt hij tentoongesteld in het Stedelijk Museum. Toch wil het met zijn maatschappelijke acceptatie niet vlotten. Nadat de ouders hun spaargeld kwijtraken aan een alternatieve genezer, ervaart de jongen in Ter Apel barmhartigheid, misschien ook dankzij zijn vader, die hem heeft voorgehouden: waarheid is wat de mensen willen horen.

Uiteindelijk overwint de liefde alles, maar altijd anders dan je denkt.

Deze speelse en satirische vertelling, in de geest van Rabelais, is ook een zachtaardig commentaar op kunst, cultuur, ideologie en maatschappij. Wie van mensen wil houden moet de zotheid omarmen.

Bijpassende boeken en informatie