Categorie archieven: Recensie

Joost Oomen – Het paradijs van slapen

Joost Oomen Het paradijs van slapen recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Nederlandse schrijver. Op 28 november 2024 verschijnt bij Uitgeverij Querido de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Joost Oomen. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver en over de uitgave.

Joost Oomen Het paradijs van slapen recensie van Tim Donker

Dan Joost Oomen. En dan het achterplat.

Om te beginnen met dat laatste: dit boek zou over euthanasie gaan. Het zou die Gerrit zijn, die “een rijk en mooi leven” achter de rug heeft, het nu wel als voltooid kan zien, en eruit wil voor de pijn, het lijden, de aftakeling hem gaan vinden. En het zou Theo Engel zijn die hem daar bij zou kunnen helpen misschien. “Een ode aan de schoonheid”, alsmede “een pleidooi voor euthanasie bij een voltooid leven”. Zei dus dat achterplat. En dat is goed, dacht ik. Dat is mooi, dacht ik. Daar heeft die Oomen een goed onderwerp bij het nekvel, dacht ik. Dacht ik allemaal.

Het leven is een gift. Een gift waar niemand om gevraagd heeft. Zomaar word je ineens dit bestaan in gesleurd. En dan is er al dat moeten, al die plichten, al dat gedoe waarin je helemaal geen zin hebt maar zich toch elke dag weer aandient. Omdat je de gift gekregen hebt. Ja. Mooie gift zeg. Heb je het bonnetje nog? En uiteindelijk wordt het je ook gewoon weer heel leuk ontnomen, waarschijnlijk net als je een beetje op je gemak begint te geraken (stel ik mij zo voor). Wat ik niet snap is waarom dat allemaal zo per se tachtig, negentig, misschien wel honderd jaar moet duren. Hoe mensen zelf altijd maar vast blijven houden, of in ieder geval denken dat te doen. Dat zit hem in droge januari, in dat maniakale rennen in belachelijke kledij, in de sportschool, in 0%-bier (als je zo nodig “gezond” denkt te moeten doen, kun je ook gewoon water drinken weet je), in de idee dat je lichaam je “tempel” is, alsof jij iets anders bent dan je lichaam, alsof je maar “toevallig” in dat lichaam woont ofzo en het verplicht bent aan de rechtmatige eigenaar (God?) om het zo lang mogelijk mee te laten gaan. En anders zijn de anderen er wel om ons te verbieden ziek te worden of dood te gaan. Symptomaties is zeker ook de verkrampte houding ten opzichte van euthanasie. Het “mag” ja, zo waar, maar dan moet het lijden wel uitzichtloos zijn, pijn ondraaglijk, verbetering niet meer te verwachten.

Dus dan is het goed. Dan is het goed als zo’n Oomen de diskussie op punt gaat zetten door een figuur op te voeren die niet lijdt, en zeker niet uitzichtloos, maar gewoon klaar is met het leven. Van mij had het zelfs nog scherper gemogen. Gerrit Blauw is een al wat oudere man, en zijn leven was goed en fijn en leuk en mooi, ik had het nog beter gevonden als die Oomen was afgekomen met een vent van vijftig met een kutleven. Of. Naja. Geen depressies ofzo, geen somberte, nee geen psychiatrisch geval, gewoon een man en zijn aldagsleven, gevuld met net iets te veel moeten, net iets te veel werk, net iets te veel verplichtingen, net iets te veel saaiheid, en net iets te weinig liefde, en dan op je vijftigste geen noodzaak zien om dat nog dertig of veertig jaar te laten voortduren. Maar voor nu neem ik genoegen met Gerrit Blauw en die euthanasiearts met zijn wat te vet aangezette achternaam. Voor nu ga ik lezen.

Kom ik na een ultrakort proloogje waarin inderdaad sprake is van een euthanasiearts terecht in wat me op het eerste gezicht aandoet als zo’n typisch Oomenboek. Gerrit Blauw is jong in de jaren zestig. Net scholier af, staat op het punt te beginnen met een studie rechten aan de universiteit in Groningen. Maar nu is de zomer nog heet in het Sneek waar hij geboren werd. Er is Douwe, zijn beste vriend. En er is Saartje, het meisje waarop hij straalverliefd is maar dat uiteindelijk een relatie zal krijgen met Douwe. Gedrieën leven ze dat typische jongerenleven op het kale kamertje dat Saartje huurt bij een hospita. De kachel, de muziek, de gesprekken, de dingen die gebeuren. Ik zal het u niet alles ganzelijk uitkauwen want u las dit al talloos vele malen eerder. Bij al die schrijvers die het daadwerkelijk in de zestiger jaren beleefden, opschreven en publikeerden maar ook in al die tijdperken daarna (want de zestiger jaren dienen voor een groot deel louter als achtergrond). Het komt naar Oomens hand te staan doordat de personages zo totaal oomenesk innemend, charmant en schattig zijn, en in de zomwijlen nogal vervelende metaforiek. Blauws gevoel voor Saartje wordt getypeerd als: “hoogst verliefd als een kleine ree of een kommetje yoghurt of een veldboeket”, en dat slaat natuurlijk als een lul op een drumstel, dat is alleen maar gezocht om de gezochtheid. Waarom een kleine ree, waarom een veldboeket? En dan dat kommetje yoghurt. Dat snotweke, doordeweekse, truttige, zure goedje – hoe heeft het in godsnaam met verliefdheid te maken? Maar dan denk ik natuurlijk te beperkt, ik moet me waarschijnlijk voorstellen op welke manier een kommetje yoghurt verliefd zou zijn. Naja, het zit om te beginnen al in een kommetje, niet eens in een teil waarin het nog een beetje kan klotsen en spetten en zich anderszins wild gedragen, en daarnaast is het snotweek en doordeweeks en truttig en zuur dus van zijn gevoelsleven stel ik me ook niet bijster veel voor. Maar het is Oomen en omdat het Oomen is vergeef ik het hem, pseudopoëties willen doen is immers zijn twede natuur, en bezijden, dat “een grijze man die een beetje op een boos potlood lijkt”, eindsweegs verderop, slaat evenmin ergens op maar dat bracht dan weer een hele brede grijns op mijn gezicht. Dus. Welaan. Ik lees voort.

Het eerste deel is uit, ik ben op eenderde, met euthanasie heeft het vooralsnog erg weinig van doen.

In het twede deel volgen we Theo Engel. De euthanasiearts ja. Dus daar gaat het. Engel blijkt een vermoeide, licht verbitterde veertiger. Wat is er van zijn arbeidzame leven geworden? “Elke maand meerdere mensen omleggen heeft weinig met beter maken te maken”, stelt hij cynisch vast, en ook dat vond ik grappig, daar moest ik zelfs eventjes om lachen, niet heel hard maar toch hard genoeg om mijn dochter, mijn moje lieve grappige negenjarige dochter, te laten opkijken en vragen Wat is er zo grappig pappa? Verdermeer een niet bijster aimabele man, die Engel, hij jat dingen van de patiënten voor wie hij het levenseinde verzorgt en als de nabestaanden maar blijven vragen waar de spullen zijn, geeft hij ze desnoods terug door ze dwars doorheen hun ruit te keilen (dat vond ik niet echt Oomen meer, dat vond ik meer iets voor iemand als Brusselmans). De ellende die hij tegenkomt, de droefnis. De allerduisterste zijden van de gift. Maar van enig kontakt tussen hem en Gerrit Blauw is nog altijd geen sprake.

Want eerst krijgen we nog een derde deel. Met Gerrit Blauw als volwassen man. Zijn studie rechten blijkt hij zeer voortijdig afgebroken te hebben, hij werd theatermaker, natuurlijk in Amsterdam, ik krijg wat van die stad. Maar vanwege de liefde voor vroeger tijden, trekt hij in dit deel weer noordwaarts, naar waar zijn wortels lagen, en noordelijker nog, naar waar de wortels lagen van zijn geadoreerde Saartje. Terschelling. Het Oerolfestival. Omdat Saartje ooit eens iets vertelde over een giraf op het strand, bedacht Blauw voor Oerol een theaterstuk met een giraf erin, een heusche giraf, hij heeft er voor de pers en voor de subsidiënten een politiekcorrect verhaal omheen geluld maar het is eigenlijk puur effectbejag, die giraf, een ode aan de Saartje die hij doorheen al die jaren nooit vergeten is. Daar zijn ze, theatermakers en festivalbezoekers, op de boot naar Terschelling als langszij komt de vrachtboot met de giraf erin, iedereen kijken, het water, de giraf, de boot, de wind, oké, die is ook weer aardig vet maar dat beeld, de giraf die op zijn vrachtboot de passagiersboot van de kijkers (het camerastandpunt, ha!) passeert, zit stevig in mijn kop om daar vermoedelijk de komende jaren nog wel te blijven. Op Terschelling dan gedoe met die giraf, weerzien met Saartje, gemekker met het festival, wat maakt het uit, we zijn op tweederde en Gerrit Blauw en Theo Engel hebben elkaar nog altijd niet ontmoet.

Dat komt pas in het laatste deel. Dat doet een beetje afgeraffeld aan. Als een schoolopstel, en de leerling komt er te laat achter dat zijn werk nog niet aan de opdracht voldoet, breit er dan nog maar wat aan vast opdat hij geen onvoldoende zal krijgen (gesproken daarvan: waarom moet het achterplat vermelden dat Oomen voor dit boek zijn vader interviewde? waarom moet hij toch altijd dat imago opgeplakt krijgen van een dromerige, onbeholpen schooljongen? die man is nu toch ook al ver in de dertig?). Het is jammer. We zijn weer wat decennia verder in de tijdlijn, Blauw ontmoet Engel, doet hem kondt van zijn leven (dat leven dat de lezer zojuist vernomen heeft), laat hem weten dat voor hem wel genoeg is zo, en dat hij er een eind aan wil, ook zonder pijn, ook zonder ondraaglijke somberte, ook zonder uitzichtloos lijden. Engel twijfelt, oppert bezwaren, maar doet het uiteindelijk toch.

Wel. Ja. Helaas. Een “pleidooi voor euthanasie bij een voltooid leven” kan ik dit niet noemen, en ook niet echt een “ode aan de schoonheid”. Blauws grote oog voor schoonheid is werd aan haren getrokken om er nog bij te kunnen zijn, en is sowieso licht flauwig. Ja je hoeft je kop maar uit het raam te steken om iets moois te zien, je hoeft je kop maar weer uit dat raam terug te trekken om weer iets moois te zien. En ja, de moje dingen hebben jou niet nodig om gezien te worden – maar is dat echt een sterk argument voor een doodswens? Een goed ding is dat die Blauw volgens mij helemaal niet zo’n “rijk en mooi leven” achter de rug heeft. Douwe was al heel lang dood en met Saartje is het nooit tot een echte relatie gekomen, en dat waren dan de twee allerbelangrijkste mensen uit zijn leven. Hij had bijzonder moje jaren als scholier, en als beginnende student. Toegegeven. Maar is niet iedereen het gelukkigst tussen pakweg zijn zeventiende en pakweg zijn twintigste? Als theatermaker vierde hij wat successen, en je kunt je afvragen of het vieren van successen een leven rijk of mooi maakt. Wat er na Oerol gebeurde laat Oomen over aan de lezer, wel deze lezer maakt er in zijn reconstructie geen noemenswaard fantasties leven van, iets als gemiddeld, met tijden die mooi waren en tijden die gewoon tijden waren. Daarom is het des te jammer dat de gesprekken van Theo Engel en Gerrit Blauw zo weinig ruimte krijgen. De vraag wanneer een leven ten einde “mag” zijn, is zeer relevant. Maar wordt er hier in minder dan twintig pagina’s doorheen gejast, twintig pagina’s die eigenlijk vooral aandacht voor details hebben. Waarom niet meer aandacht gegeven aan Engels twijfels? Wat is moreel handelen? Hoe ethisch is euthanasie, hoe ethisch is hulp bij zelfdoding? Waar eindigt euthanasie en waar begint hulp bij zelfdoding? Hoe lang moet een leven geduurd hebben om voltooid te mogen heten? Wat is lijden, wat is uitzichtloos, wat is ondraaglijk? Hoe hard zijn zulke grenzen te stellen, en wie stelt die dan? Het leven is een gift, wat moet je ermee als je na enkele decennia denkt te weten dat je die gift helemaal niet hebben wil? Wat als je dood wil maar niks voor zelfmoord voelt, omdat je graag zo pijnloos en zo waardig mogelijk wil gaan? Wat betekent het om arts te zijn? Moet je er altijd op uit zijn om iemand te “redden”, en betekent dit redden altijd de levensduur rekken? Vallen er wel harde wetten te maken rondom euthanasie? Het paradijs van slapen laat veel liggen. Het had bespiegelingen kunnen bevatten. Filosofie. Overpeinzingen. Het is er niet, het is er nauwelijks. Waarom zijn er zoveel pagina’s gebruikt voor Blauws voorgeschiedenis terwijl die, gezien wat volgens het achterplat het thema zou zijn, nauwelijks ter zake doet? Ik kan niet helpen te denken aan Gerrit Blauw zelve, en de plek van de giraf in zijn theaterstuk. Die was alleen maar om zijn Saartje naar Oerol te lokken. Maar om het uit te kunnen voeren, moest Blauw er een sausje overheen gieten dat pers en geldverstrekkers zou aanspreken.

Zoiets.

Het paradijs van slapen is een typische Joost Oomen-roman. Maar om het meer te laten zijn dan een typische Joost Oomen-roman is de euthanasie-thematiek er maar zo’n beetje doorheen geweven.

Wat niet meteen slecht is. Als ge zien kondet: het roept wel vragen en overpeinzingen op. Al is het dan voor het grootste gedeelte een vrij gemiddelde roman over, laten we zeggen onvermogen en onmogelijke liefde, in handen van Joost Oomen wordt het gemiddelde altijd net iets meer. Wat je eraan overhoudt? Onbeantwoorde vragen. En enkele beelden die je misschien nooit meer vergeet.

Joost Oomen Het paradijs van slapen

Het paradijs van slapen

  • Auteur: Joost Oomen (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt 28 november 2024
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 12,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Joost Oomen

Een man is oud. Hij schreef, maakte theater, leefde een leven in dienst van kunst en poëzie. Nu kijkt hij terug op dat leven, niet uit weemoed, maar om zijn huisarts ervan te overtuigen dat ‘het boeltje voltooid is’. Dat je na een leven vol schoonheid en liefde het recht hebt er een punt achter te zetten, juist wanneer het geloof in die twee verdwijnt.

Zijn steeds ouder en zieker wordende plattelandspatiënten maken grote indruk op de huisarts. Wat kun je voor ze betekenen? En hoe zorg je dat je eigen hart niet steeds stiller wordt?

Het paradijs van slapenis een roman over de liefde en de dood. Over Friesland, Terschelling, kunst en euthanasie. Een boek over de in sterk vergrijzend Nederland steeds actuelere vraag wanneer iemand dood mag en welke rol schoonheid daarin speelt.

Joost Oomen is geboren 18 november 1990 in De Bilt. Hij is schrijver, dichter en theatermaker. Zijn debuutroman Het Perenlied werd genomineerd voor de Anton Wachterprijs. In verscheen zijn boek Visjes (∗∗∗∗)met reisverhalen van het Italiaanse eiland Salina. Hij speelde op Oerol en Lowlands en in vrijwel elk theater van Nederland, hij schrijft columns voor de noordelijke dagbladen en is regelmatig te gast bij radio en televisie. Lievegedicht, zijn vorig jaar verschenen dichtbundel, beleefde herdruk na herdruk, voor poëzie ongekend. Zijn vader is arts bij het Expertisecentrum Euthanasie. Oomen interviewde hem daarover voor De Groene Amsterdammer. Het inspireerde het voor zijn roman Het paradijs van slapen.

Bijpassende boeken en informatie

Tove Ditlevsen – Vilhelms kamer

Tove Ditlevsen Vilhelms kamer recensie en informatie over de inhoud van de Deense roman. Op 13 november 2024 verschijnt bij uitgeverij Das Mag de Nederlandse vertaling van Vilhelms værelse de laatste roman uit 1975 van de uit Denemarken afkomstige schrijfster Tove Ditlevsen. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster, de vertaler en over de uitgave.

Tove Ditlevsen Vilhelms kamer recensie

  • “Niemand kan zo luchtig over zulke vreselijke ellende schrijven als Tove Ditlevsen.” (Connie Palmen)
  • “Misschien wel de meest spectaculaire herontdekking van de afgelopen jaren.” (Der Spiegel)

Begin jaren tachtig van de vorige eeuw maakte ik kennis met het werk van de Deense schrijfster Tove Ditlevsen. Haar werk verscheen in Duitse vertaling in de sobere pockets die Suhrkamp Verlag op de markt bracht. Als lezer geïnteresseerd in Scandinavische literatuur was je in die jaren aanwezen op  vertaling in Duits want Nederlandse uitgevers hadden op een enkele uitzondering na nauwelijks interesse in.

Dat is inmiddels heel anders geworden. Op de golf van de populaire Scandithrillers is er ook veel meer aandacht gekomen voor literatuur uit Scandinavië. Elke zichzelf serieus nemende uitgeverij brengt jaarlijks één of meerdere boeken uit van auteurs uit Scandinavië. En op die golf wordt er ook meer en meer werk dat jarenlang over het hoofd is gezien in vertaling uitgebracht.

De romans van de Deense schrijfster Tove Ditlevsen zijn hiervan misschien wel het meest duidelijke voorbeeld. Wereldwijd zijn haar boeken inmiddels bestsellers en dat terwijl ze zelf in al op 17 maart 1976 overleed nadat ze voor de vijfde keer een zelfmoordpoging ondernam.

Ditlevesen ging nogal gebukt onder de zwaarte van het leven en daarmee is haar werk dan ook grotendeels doordrenkt. In Vilhelms værelse dat een jaar voor haar dood verscheen doet ze op literaire en indringende wijze verslag van haar zeer moeizame huwelijk met Victor Andreasen.

Het bijzondere van de roman is dat deze bol staat van relationele gruwelijkheden maar dat Ditlevsen hierover bijna lichtvoetig schrijft. Maar ondanks al de ze perikelen blijf je geboeid doorlezen. Vilhelms kamer wordt naast de driedelige Kopenhagen trilogie gezien als haar beste werk en dat is volkomen terecht. De roman is inmiddels vijftig jaar oud maar heeft in die halve eeuw niets aan actualiteit en intensiteit verloren. De roman is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Vilhelms kamer

  • Auteur: Tove Ditlevsen (Denemarken)
  • Soort boek: Deense roman
  • Origineel: Vilhelms værelse (1975)
  • Nederlandse vertaling: Lammie Post-Oostenbrink
  • Uitgever: Das Mag
  • Verschijnt: 13 november 2024
  • Omvang: 220 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 23,50 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de laatste roman van Tove Ditlevsen

Lise en Vilhelm – zij een instabiele kinderboekenauteur, hij een opvliegende krantenman – hebben oprechte strijd en minstens zo oprechte verzoeningen. Maar na twintig jaar van aantrekken en afstoten lijkt hun huwelijk finaal te knappen wanneer Vilhelm daadwerkelijk zijn biezen pakt om er met zijn zoveelste minnares vandoor te gaan en zijn kamer leeg komt te staan.

In Vilhelms kamer ontmaskert Tove Ditlevsen het huwelijk als een loopgravenoorlog waar zelfs de liefde niet kan overwinnen. Wie vernietig je eerst: jezelf of de ander? Het is Ditlevsens meest gewaagde roman en wordt, samen met de Kopenhagen-trilogie gezien als haar meesterwerk.

Tove Ditlevsen (14 december 1917, Kopenhagen – 7 maart 1976, Kopenhagen) werd jarenlang gezien als een schrijver die niet in de literaire kringen van haar tijd paste: ze was een huisvrouw uit de arbeidersklasse, met vier gestrande huwelijken en een sluimerende drugsverslaving, die zichzelf en haar naasten genadeloos gebruikte in haar schrijven. In haar tijd werd ze zowel omarmd als neergesabeld, en tegenwoordig is haar rauwe en springlevende oeuvre wereldwijd herontdekt: haar vermaarde, autobiografische Kopenhagen-trilogie wordt in 36 landen uitgegeven.

Bijpassende boeken en informatie

Karin Smirnoff – Mijn moeder

Karin Smirnoff Mijn moeder recensie en informatie over de inhoud van de Zweedse roman, Op 12 november 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de roman van de Zweedse schrijfster Karin Smirnoff. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster, de vertaler en over de uitgave.

Karin Smirnoff Mijn moeder recensie van Tim Donker

Dat niets is wat het lijkt, is even afgezaagd als onwaar. Al te vaak blijken de dingen precies zo te zijn als je op grond van hun voorkomen al verwacht had – net dat is wat de dingen zo vervelend maakt. Maar Karin Smirnoff hier, had me toch even flink op het verkeerde been. Dit was het been, en het was verkeerd: het was, dacht ik, dat het met Mijn moeder wel helemaal niks zou gaan worden. Omdat. Vanwege. En wel hierom. Dat de titel bijvoorbeeld. Zeg zelf. Wat kun je verwachten van een boek dat Mijn moeder heet? Wie schrijft er nu een boek met zo’n domme titel. Of. Smirnoff schreef deel 7 van de Millennium-reeks. Wat kun je verwachten van een schrijfster die meewerkt aan de Millennium-reeks? Of dat. Op de eerste bladzijde zijn de hoofdpersonen aan het vertrekken, ik hou niet zo van boeken die beginnen met weggaan, en dan is er bij dat weggaan ook nog veel aandacht voor een hond, wat kun je verwachten van een boek dat geschreven is door een hondenliefhebber, ik hou van katten en niet van honden, je moet al aardig geweldig zijn wil je als hondenbezitter mijn aandacht krijgen.

En.

Ik weet het wel. De originele titel was Vi for upp med mor, google translate maakt daar “We zijn met moeder naar boven gegaan” van, wat nog steeds geen fantastiese titel is maar toch al werelden beter dan Mijn moeder.

En ik weet wel. Dat ik inderdaad geen letter gelezen heb in de Millennium-reeks, het zijn allemaal vooroordelen, ik vind dat daar niks verkeerd aan is, ik hou van mijn vooroordelen, ik koester mijn vooroordelen, mijn vooroordelen helpen mij te navigeren doorheen mijn leven, dankzij mijn vooroordelen hoef ik niet elk steentje op te rapen en drie keer om te drajen om zeker te weten dat dit niet het prachtigste steentje is dat je ooit gezien hebt maar sta ik mezelf toe te denken dat wie één steentje gezien heeft, ze allemaal wel kent.

Maar het mooiste met mijn vooroordelen vind ik nog wel dat ze op harde realiteiten kapot kunnen vallen. Of op een boek. Op een heel hard boek, hoe hard is een boek, dit was een heel hard boek.

Jana heeft een broer (die door iedereen, niet alleen Jana zelf maar ook alle andere verhaalfiguren simpelweg “Broer” genoemd wordt), en een moeder. En nu is de moeder dood. Het was haar wens begraven te worden in haar geboortedorp in het noorden van Zweden. Kukkojärvi, zo heet het naar waar Jana en Broer gaan moeten. De dorpsbewoners zijn achterdochtig, intolerant, licht agressief, benepen, seksistisch, bekrompen, xenofoob, hypocriet, misogyn, incestueus, achterbaks, een klein beetje gluiperig, vroom en zo religieus als de sodemieter. Jana moet niks van ze hebben, en wil het liefst zo snel mogelijk, direct na de begrafenis bijvoorbeeld, weer weg. Maar Broer valt voor de “saamhorigheid”, en de hechtheid van de gemeenschap, geraakt al snel ingesponnen in het kleverige web van de dorpsbewoners, past zich helemaal aan, kleurt mee, neemt zich zelfs al vrij snel een huwelijk voor. Jana krijgt Broer niet meer mee terug naar hun oude, stadse leven, maar kan, als tweelingzus ook niet zonder hem. Ze blijft dus ook maar zo’n beetje rondhangen in het dorp, inwonend bij Jussi, nog de meest vrijgevochten ziel in het dorp, wachtend tot Broer zijn verstand weer terug vindt. Ze heeft wat baantjes, als juf op een school, als alleskunner in een hotel, wordt om de meest kleinzielige redenen ontslagen, geraakt nogal eens in bizarre situaties verzeild, en kampt ondertussen met demonen uit het verleden. Haar horkerige, gewelddadige ex van wie ze toch maar niet goed los kan komen, en haar ouders. De jeugd van Jana en Broer was hard en liefdeloos. Mishandeling. Een vieze, donkere kelder waar ze nachtenlang in werden opgesloten. Een halfzus die als een geest bleef rondwaren. Moeder had op jonge leeftijd een meisje gekregen, het was direct na de geboorte bij haar weggehaald omdat men er -overigens abusievelijk- vanuit ging dat het verwekt zou zijn door haar eigen vader; de moeder hield meer van dit afwezige kind dan van Jana en Broer en maakte daar ook geen geheimen van.

Het verhaal is sterk. De beelden zijn sterk. De sfeer is sterk. De beklemming in het Noord-Zweedse dorp, de dreiging. Overal ontspoorde dronkaards. Kille, afwijzende mensen. Vieze dominees. Vuile huizen. De onbehaaglijkheid. Smirnoff weet het allemaal zo sterk op te roepen. Hoe sinister de meeste dorpelingen zich gedragen, wat al in het kortste gesprekje tot uiting komt. Overheen alles hangt een duister, een angstaanjagend sluier. Broer te verliezen aan zulke mafkezen; een gemeenschap waar niks mag, geen boeken, geen muziek, de man boven alles, de vrouw alleen goed om zoveel mogelijk kinderen te baren, en alleen wie zich helemaal aan die regels overgeeft mag erbij horen. De frustratie. Je voelt het als lezer allemaal. Ook in Jana woekert het. De herinneringen, die in flitsen onophoudelijk boven blijven komen. Haar geschifte ouders. Maar ook nu nog, haar volwassen leven. Twijfels, verdeeldheid, onvermogen. Een wil, en tevens een grote angst om zich over te geven aan de liefde die ze stilaan voor Jussi begint te voelen. Er is sprake van een inmiddels volwassen dochter die Jana niet zelf opgevoed heeft en die nu contact met haar wil, en Jana wil dat zo graag, en Jana wil dat ook helemaal niet. Niet weten wat aan te moeten met zichzelf. Ook dat maakt Smirnoff zeer voelbaar. Een boek om in enkele grote rukken uit te lezen, welhaast in een roes (maar wat wil je als de schrijver zo’n achternaam heeft).

Het is die pen die het boek uiteindelijk briljant maakt. Smirnoff gebruikt vrijwel geen interpunksie, zodat niet altijd meteen duidelijk is of iets een herinnering is of een gedachte of directe rede, of wie er wat zegt. Voornamen en achternamen worden aan elkaar geschreven, als één woord, zonder hoofdletter. Net zoals boek- en filmtitels. Het boek ademt, de woorden pulzeren, de tekst leeft. Het kapselt in, het drukt op de borst. Je beleeft dit boek als een nachtmerrie. Een wonderschone nachtmerrie, dat wel. In haar ademende woorden laat Smirnoff de lugubere, broeierige scènes over elkaar heen buitelen wat even hallucinant als verwarrend werkt. Al weet ik niet goed of het feit dat ik niet alles even goed kon plaatsen (wat ik heerlijk vind als ik een boek lees, dat niet alles me almeteens helder is) er misschien ook niet mee te maken kon hebben dat Mijn moeder het twede deel uit een trilogie is, begonnen met Mijn broer en dat eerste deel heb ik dus even gemist (en na het einde van Mijn moeder vraag ik me af hoe het in Godsnaam verder moet want beide hoofdrolspelers lijken – ofnee wacht lees dat zelf maar).

Prachtige verontrusting. Bloedmoje ontzetting. Wonderschone angstaanjagendheid. Ik heb dit boek gelezen met huivers op mijn lijf en met niets dat bewondering in mijn kop voor deze schrijfkunst. Je komt niet vaak een boek tegen dat zowel beeldend is, alsook op een overweldigende manier talig. Ik neig. Ademloos. Aangedaan. Op de vloer liggen de scherven van mijn vooroordelen.

Karin Smirnoff Mijn moeder

Mijn moeder

  • Auteur: Karin Smirnoff (Zweden)
  • Soort boek: Zweedse roman
  • Origineel: Vi for upp med mor (2019)
  • Nederlandse vertaling: Bart Kraamer
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 12 november 2024
  • Omvang: 368 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van Karin Smirnoff

De moeder van Jana en Broer is dood en zal worden begraven in haar geboortedorp in Noord-Zweden. De tweeling ontdekt al snel dat het leven in Kukkojärvi anders is dan ze hadden verwacht als ze haar huis erven. Het huis wordt bewoond door huurders die niet willen verhuizen, en die leven volgens strikte religieuze regels. Jana is vanaf het begin wantrouwend, maar Broer voelt zich aangetrokken tot de hechte dorpsgemeenschap, waar de nadruk ligt op gezinswaarden en mannelijke overheersing. Jana moet de strijd aangaan om niet alleen het huis maar ook haar broer terug te winnen, terwijl ze tegelijkertijd probeert haar destructieve relatie te beëindigen.

Mijn moeder (het vervolg op Karin Smirnoffs veelgeprezen debuut Mijn broer) is een weergaloos geschreven rauw en warm verhaal over Jana Kippo en het leven in een Zweeds dorp met duistere geheimen.

Karin Smirnoff Mijn broer RecensieKarin Smirnoff (Zweden) – Mijn broer
Zweedse psychologische roman
Uitgever: Querido
Verschijnt: 24 augustus 2021

Bijpassende boeken en informatie

Malachy Tallack – Die mooie Atlantische wals

Malachy Tallack Die mooie Atlantische wals recensie, review en informatie over de inhoud van de roman over de Shetlandeilanden. Op 1 oktober 2024 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de Nederlandse vertaling van That Beautiful Atlantic Waltz de roman over Shetland van de Schotse schrijver Malachy Tallack. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijver, de vertaler en over de uitgave.

Malachy Tallack Die mooie Atlantische wals recensie

Soms kruipt een roman waarin een leven wordt beschreven waarin niet al te veel lijkt te gebeuren toch onder de huid. De roman van de Schotse schrijver Malachy Tallack is een prachtig voorbeeld hiervan. Jack de hoofdpersoon van het boek leeft een teruggetrokken leven op de kleine boerderij op het rauwe Shetland. Zijn verlegenheid is spreekwoordelijk en zijn enige passie is de muziek en countrymuziek in het bijzonder. Als er door een onbekende een kitten voor zijn deur wordt achtergelaten verandert zijn leven. Of hij het nu wil of niet, hij krijgt de zorg voor het dier en dat verandert zijn leven.

In het kort is dat het verhaal van de roman. Maar Malachy Tallack weet er veel meer in te verstoppen. Liefdevol en met compassie beschrijft hij het leven en de geschiedenis van Jack die meer blijkt te hebben meegemaakt dan op het eerste gezicht lijkt. In een mooie, poëtische stijl maar zonder opsmuk en superlatieven wordt de lezer geraakt door dit boeiende, soms schrijnende maar toch ook hoopvolle levensverhaal van een teruggetrokken levende zestiger op Shetland. Gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Malachy Tallack Die mooie Atlantische wals

Die mooie Atlantische wals

  • Auteur: Malachy Tallack (Schotland)
  • Soort boek: roman over de Shetlandeilanden
  • Origineel: That Beautiful Atlantic Waltz (2024)
  • Nederlandse vertaling: Jeske van der Velden
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 29 oktober 2024
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 12,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol Libris

Flaptekst van de roman over Shetland van Malachy Tallack

De Atlantische Oceaan, 1957. Na jaren in de walvisvaart keert Sonny terug naar de Shetlandeilanden. Hij bouwt een bestaan op met zijn vrouw en zoon, maar het leven op zee is niet eenvoudig achter te laten.

In het heden woont Jack, een muzikale, introverte man, in zijn geboortehuis vol herinneringen op de Shetlandeilanden. Op een avond als alle andere wordt er bij hem iets bezorgd, wat het ritme en de routine van zijn eenzame bestaan op onverwachte wijze verstoort.

Door deze verhaallijnen te verweven toont Malachy Tallack op ontroerende wijze de troostende kracht van muziek en wat verlangen en vriendschap vermogen.

Jen Hadfield Storm Pegs recensie en reviewJen Hadfield – Storm Pegs
A Life Made in Shetland
memoir
Uitgever: Picador
Verschijnt: 11 juli 2024

Bijpassende boeken en informatie

Grethe Bøe – Zwaar geschut

Grethe Bøe Zwaar geschut recensie, review en informatie van de nieuwe Noorse thriller die zich op Spitsbergen afspeelt. Op 22 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Volt de de tweede Ylva Nordahl-thriller van de uit Noorwegen afkomstige schrijfster Grethe Bøe. Hier lees je informatie over de inhoud van de thriller, de schrijfster, de vertalers en over de uitgave.

Grethe Bøe Zwaar geschut recensie en review

Zwaar geschut, van de Noorse schrijfster is de tweede actiethriller van de Noorse schrijfster Grethe Bøe met pilote Ylva Nordahl is de hoofdrol. Na het geslaagde eerste deel in de reeks, Mayday, overtuigt Grete Bøe opnieuw.

In een nieuw verhaal waarin haar held in Ylva Nordahl verzeilt in een complot dat raakt aan de strijd tussen wereldmachten, volgen de actiescenes en plotwendingen elkaar snel op. Ondanks het feit dat het verhaal zich op het randje van ongeloofwaardigheid ontwikkelt, ga je er als lezer in mee. De vrouwelijke insteek en de keuze van de locaties geven het boek net dat extra spannende met vooral de actiescenes op het afgelegen Noordelijke eiland Spitsbergen, waar Europa, Rusland en de Verenigde Staten elkaar letterlijk raken als hoogtepunt.

Als met al is Zwaar geschut, een geslaagde en gelaagde actiethriller met een duidelijke vrouwelijke touch die de liefhebber van het genre zeker zal aanspreken. Het boek is door de redactie gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Grethe Bøe Zwaar geschut

Zwaar geschut

Ylva Nordahl-thriller 2

  • Auteur: Grethe Bøe (Noorwegen)
  • Soort boek: Noorse thriller, actiethriller
  • Origineel: Snøleoparden (2023)
  • Nederlandse vertaling: Janke Klok, erica Weeda
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 22 oktober 2024
  • Omvang: 320 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 11,99
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de Ylva Nordahl-thriller deel 2 van Grethe Bøe

Een onderzeeër vol kernwapens. Een duivels plan. En een race tegen de klok om een ramp te voorkomen.

In een NAVO-onderzeeër in het Arctische gebied vindt een explosie plaats. De schade blijkt aanzienlijk, hoewel het erger had gekund: de onderzeeboot is gevuld met kernwapens. De bemanning heeft geen andere keus dan een noodstop te maken in Spitsbergen, een gebied waar de Russen naar eigen zeggen de meeste aanspraak op hebben, en waar de aanwezigheid van de NAVO en de VS omstreden is.

Ondertussen komt gevechtspiloot Ylva Nordahl een gevaarlijke samenzwering op het spoor: een alliantie van partijen die het Westen als hun gemeenschappelijke vijand zien en een terroristische aanslag beramen. Helaas weet zij veel minder over haar tegenstanders dan andersom het geval is…

Zwaar geschut is een spannende actiethriller die zich afspeelt tegen het verraderlijke landschap van het Noordpoolgebied, en de nog verraderlijkere achtergrond van de wereldpolitiek.

Grethe Bøe Mayday RecensieGrethe Bøe (Noorwegen) – Mayday
Noorse thriller
Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
Uitstekend en overtuigend thrillerdebuut met actualiteitswaarde en hoog realiteitsgehalte over een grensconflict tussen Rusland en Noorwegen…lees verder >

Bijpassende boeken en informatie

Elvin Post – Een aardig meisje

Elvin Post Een aardig meisje recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe Nederlandse thriller. Op 8 oktober 2024 verschijnt bij Uitgeverij Ambo | Anthos het nieuwe boek van de Nederlandse thrillerschrijver Elvin Post. Hier lees je informatie over de inhoud van de thriller, de schrijver en over de uitgave.

Elvin Post Een aardig meisje recensie en informatie

Dat Elvin Post inmiddels behoort tot een de selecte groep van uit stekende Nederlandse thrillerschrijvers zal bij de liefhebber van het genre ongetwijfeld bekend zijn. Maar het het niveau vasthouden dat is een uitdaging en lang niet altijd vanzelfsprekend. Toch lijkt Post er elke keer opnieuw in te slagen.

Ook zijn nieuwste thriller is zeer geslaagd. Het verhaal is klein en speelt zich af in een klein complex met zes in Rotterdam. Achter de voordeur spelen zich de levens af die met elkaar verweven raken. Bovendien spelen zaken als huiselijk geweld, pesten, overspel en sterfelijkheid een noodlottige rol.

Elvin Post bouwt zijn verhaal en plot op zeer kundige wijze door de bewoners elk hun verhaal te laten doen. Perspectiefwisselingen en plotwendingen krijgen op natuurlijke wijze de ruimte. Hierdoor ontspint zich een een spannend en uitstekend geschreven verhaal dat boeit, kwaad maakt en zelfs ontroert. De thriller is gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Elvin Post Een aardig meisje

Een aardig meisje

  • Auteur: Elvin Post (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse thriller
  • Uitgever: Ambo | Anthos
  • Verschijnt: 8 oktober 2024
  • Omvang: 344 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
  • Prijs: € 23,99 / € 12,99 / € 14,99
  • Boek bestellen bij: Boekenwereld / Bol / Libris
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)

Flaptekst van de nieuwe thriller van Elvin Post

Een aardig meisje van Elvin Post is een spannende whodunit waarin je continu op het verkeerde been wordt gezet. Megan Smit is een aardig meisje. Helaas is het leven tot nu toe niet zo aardig voor háár. Op jonge leeftijd verloor ze haar vader, ze liep haar gedroomde carrière als filmactrice mis en haar moeder wil maar niet begrijpen waarom ze een einde maakte aan de disfunctionele relatie met haar ex-vriend Rex. Wanneer Megan een nieuw appartement betrekt in Rotterdam, lijkt het leven haar eindelijk toe te lachen. Lijkt. Want nog geen vijf maanden later ligt haar buurman dood in het trappenhuis en wordt ze beschuldigd van moord.

Is Megan onschuldig, zoals ze beweert, of liegt ze en is ze opgehouden een aardig meisje te zijn?

Elvin Post (25 november 1973, Rotterdam) won met zijn debuut Groene vrijdag (2004) direct de Gouden Strop. Het was het veelbelovende begin van een rijk oeuvre, met als recentste thrillers De cursus en Breek punt. Hij oogstte de afgelopen jaren ook succes met zijn youngadultboeken. Het werk van Post is uitgegeven in het Duits, Frans, Spaans, Turks, Hebreeuws, Arabisch en Indonesisch.

Bijpassende boeken

Eveline Baar – De Gouden IJscoupe

Eveline Baar De Gouden IJscoupe recensie en informatie over de inhoud van het kinderboek over Italië voor lezers van 10+ jaar met illustraties van Karin van der Vegt. Op 11 juni 2024 verschijnt bij Uitgeverij Volt het nieuwe zomerse kinderboek over Italiaans ijs van schrijfster Eveline Baar. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Eveline Baar De Gouden IJscoupe recensie van Jolien Dalenberg

Vito zijn vader is ijsmaker. Het is de bedoeling dat Vito later de zaak zaak overnemen en zijn vader op zal volgen als ijsmaker. Alleen… dat ziet hij eigenlijk niet zo zitten! Ja, hij houdt van ijs, en hij helpt ook echt wel mee als hij vrij is. Maar hij wil liever andere dingen doen. Nieuwe smaken bedenken bijvoorbeeld. Als zijn vader weigert mee te doen aan de jaarlijkse wedstrijd om de Gouden IJscoupe, bedenkt Vito een plan. Geholpen door snippers uit het verleden van zijn plotseling verdwenen opa en zijn beste vriendin Aiko, gaat hij in Italië op zoek naar het oudste ijsrecept. Alleen, er zijn kapers op de kust. Een andere familie ijsbereiders probeert ze te slim af te zijn en het recept vinden. Of te stelen.

Het verhaal is duidelijk met ontzettend veel liefde geschreven. Dat blijkt ook uit het nawoord, waarin Eveline Baar vertelt over haar tijd als zaterdag hulp bij een ijssalon in Amersfoort, en hoe ze daar onderdeel werd van de familie. Dat gevoel van één grote familie komt in het verhaal sterk naar voren. De saamhorigheid, het kopje koffie of de pan pasta die altijd klaar staat, maken dat extra voelbaar. Vito, zijn oma en zijn beste vriendin Aiko worden overal met open armen ontvangen.

De Gouden IJscoupe brengt ook het nodige avontuur met zich mee. De sporen die ze terugvinden van opa, een andere familie die ze telkens dwars zit, geven het verhaal een spannend tintje. Er is een prettige balans tussen de zoektocht naar het recept, en de innerlijke reis van Vito – die liever niet in de voetsporen van zijn vader wil treden. Maar wel graag gezien wil worden voor wie hij is.

Een mooi verhaal, dat je ook nog eens meeneemt op ontdekking door Italië, gewaardeerd met ∗∗∗∗ (uitstekend).

Eveline Baar De Gouden IJscoupe

De Gouden IJscoupe

  • Schrijfster: Eveline Baar  (Nederland)
  • Soort boek: kinderboek 10+ jaar)
  • Uitgever: Uitgeverij Volt
  • Verschijnt: 11 juni 2024
  • Omvang: 212 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Waardering redactie: ∗∗∗∗ (uitstekend)
  • Boek bestellen bij: BoekenwereldBol

Flaptekst van het kinderboek over Italië van Eveline Baar

Een zomerse zoektocht naar het oudste recept voor Italiaans ijs.

Vito woont met zijn familie boven hun ijssalon. Als de uitnodiging voor de belangrijkste ijswedstrijd van het jaar wordt bezorgd, verandert alles. Om de vijftigste Gouden IJscoupe te winnen, moet Vito’s vader het oudste recept voor Italiaans ijs ooit maken.

Vito verzamelt al zijn moed en gaat op zoek naar het recept, samen met zijn beste vriendin en zijn oma. Wint zijn familie na al die jaren dan eindelijk De Gouden IJscoupe? En wat heeft opa’s verdwijning lang geleden met de wedstrijd te maken?

Ga mee op reis door Italië in dit warme verhaal over vriendschap, familie en mogen zijn wie je bent.

Bijpassende boeken en informatie

Edouard Leve – Zelfportret

Edouard Leve Zelfportret recensie en informatie over de inhoud van de roman van de Franse schrijver, fotograaf en kunstenaar. Op 26 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Koppernik de Nederlandse vertaling van de roman Autoportrait van de uit Frankrijk afkomstige schrijver, kunstenaar en fotograaf Édouard Levé. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de auteur, de vertaalster en over de uitgave.

Édouard Levé Zelfportret recensie en informatie

  • “Een zeer uitzonderlijk werk in het Franse literaire landschap, het behoort evenwel tot de zeer gesloten clan van belangrijke boeken.” (Le Midi Libre)
  • “Met zijn Zelfportret vindt Éduoard Levé een nieuwe vorm van het ik-verhaal uit. Levé schrijft banale dingen met gewone woorden, en toch is het buitengewoon.” (Libération)

Zelfportret recensie van Tim Donker

Zie. Daar. Bijna had ik iets gehaats gezegd. Levé komt af met een egodocument, misschien zoiets als een autobiografie maar dan wel een hele rare, misschien zoiets als een zelfportret maar dan wel geschreven en niet getekend. En bijna had ik het gezegd, bijna had ik er zelfs de bespreking mee geopend: Levé moet het weer eens anders doen hoor. Maar toen dacht ik aan mijn tante, mijn lievelingstante dan nog, ook zij nu dood, die over mijn moeder, haar zus, na haar dood altijd maar zei Se mos altijd allus andus doen as un anduh, En dat haatte ik. Dan mocht het nog honderd keer mijn lievelingstante zijn, ik haatte die uitspraak. Omdat mijn moeder dood was en met rust gelaten moest worden, omdat ik helemaal niet zo zeker weet of iemand zo nodig “andus” “mot” zijn “as een anduh”; is iedereen niet gewoon is zoals die is, en dat kan toevallig ook niet-gemiddeld zijn (terwijl het juist veel gemakkelijk is gemiddeld te zijn omdat de hele wereld is ingesteld op gemiddelde smaken, gemiddelde karakters, gemiddelde voorkeuren, gemiddelde neigingen en gemiddelde behoeften), omdat ik dat wantrouwen ten opzichte van alles dat afwijkt van de norm ernstig wantrouw, omdat het mogelijk moet zijn om er andere ideeën op na te houden (en bijvoorbeeld te weigeren je te laten inspuiten met een of ander experimenteel serum waarvan niemand de effecten op langere termijn kan voorspellen) zonder direct als een paria, een aansteller, een clown, een asociaal of een opruier gezien te worden. En toch. Ondanks mijn diepe haat tegen die uitspraak had ik m bijna zelf gebezigd. Bijna gezegd. Bijna geschreven. Édouard Levé moet het weer eens anders doen hoor.

Wat doet Levé eigenlijk? Hij maakt een zelfportret. Hij schrijft over zichzelf. Levé over Levé, honderdtien bladzijden lang, sommigen zouden dat een autobiografie noemen. Maar hij begint niet bij een begin. Vertellend over zijn jeugd, belangrijke gebeurtenissen, verhalend over de wegen die hem hebben geleid tot waar hij nu is. Zelfportret kent geen chronologie, geen narratief en geen verloop. Zelfportret is een opsomming. Een honderdtien bladzijden lange opsomming. Door Levé. Van karaktereigenschappen, eigenaardigheden, hebbelijkheden, ideeën, overtuigingen, waarnemingen, herinneringen. Van Levé.

Ik dacht aan David Markson. Ook bij hem regende het immers feiten. Geen actie, geen personages, slechts de gestage opeenvolging van feiten. Maar Markson plunderde encyclopedieën, of liet zijn, in dat geval ontzagwekkende, parate kennis langzaam over de pagina’s leegstromen, om het ik juist te laten verdwijnen onder een berg trivia over componisten, schrijvers, kunstenaars, filosofen, wetenschappers en andere publieke figuren; het weinige “ik” dat nog zichtbaar bleef, maskeerde hij met neutrale aliassen als “Reader”, “Writer” of “Novelist”. Levé laat de hele opsomming over hemzelf gaan. Er bevinden zich ook wel enkele opmerkingen tussen die gaan over familieleden of vrienden, maar dan is het uiteraard veelzeggend dat Levé juist dit of dat zegt over juist die-en-die, net zoals “se mos altijd allus andus doen as un anduh” uiteindelijk meer zegt over die tante dan over mijn moeder.

Een project als dit kent zijn gelijke niet. Misschien Seth Abramson, de enige andere literator waaraan ik moest denken. “Iets als dit” ondernam Abramson ooit. Maar dan als gedicht, en ook nog in de derde persoon (bij hem ging het geloof ik om uitspraken die anderen over hem gedaan hadden). Op boeklengte is dit echter nog vervreemdender. Nou is het wel niet zo’n heel erg dik boek, maar toch, het zijn toch heel erg veel losse, niet-chronologische en onsamenhangende uitspraken die allemaal over Édouard Levé gaan – een mens waarvan ik eigenlijk slechts één ander, ook al niet al te dik, boek ken.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?
Wat moet je doen om niet te vervallen in “Édouard Levé moet het weer eens anders doen hoor”?

Je kunt er niet eens een behoorlijke psychoanalyse op los laten, als je zoiets debiels al zou willen, want slechts een enkele keer wordt er iets gemeld dat als min of meer veelzeggend valt aan te merken. In “Ik verveel me liever alleen dan met zijn tweeën” of “Als voorbereiding op het koffers pakken maak ik een uitputtende lijst van wat ik meeneem, aangezien ik altijd hetzelfde meeneem sla ik die op in een map op mijn pc” tekent zich een man af; je kunt wijzen en zeggen Ja, dat tiepeert iemand. Maar veel vaker regeert de willekeur. “Ik hoop dat ik nooit een oor vind in een weiland” zal hij wel opgeschreven hebben toen hij Blue Velvet zat te kijken; aan “Ik zal maar één keer zonder te liegen ‘Ik sterf’ kunnen zeggen” is weinig particuliers te ontdekken en “Ik eet driemaal daags” gaat ook al voor heel veel mensen op.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Vooral kun je er veel niet over zeggen. Zelfportret is niet meteen heel ritmies: sommige zinnen zijn erg kort, andere juist weer ellenlang. Het kent ook geen uitgedachte opbouw in sfeer of kleuring: na een tragiese, zware, bedachtzame of dramatiese uitspraak volgt met hetzelfde gemak een luchtige, een onzinnige, een triviale, een absurde, of, meer dan eens, een extreem grappige. En hoewel het dus met nadruk niets gecomponeerds heeft, is Zelfportret toch in hoge mate muzikaal: het dwingt, het vangt, het golft en na verloop van maar een paar pagina’s hypnotiseert het zelfs, zodat je blijft lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen en lezen.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dat je niet weet met welk idee Zelfportret geschreven zou kunnen zijn? Daar zijn momenten waarop je je kunt herkennen in wat Levé schrijft. Of. Ik in ieder geval. Heftig knikkend lees ik “Ik heb zelden spijt van handelen en steevast spijt van niet handelen. Ik denk terug aan de pijn van geschiedenissen die niet plaatsvonden”; Ja denkend, Zo is het denkend, aan alles denkend wat wellicht had kunnen zijn als ik niet te angstig te beschroomd te gekwetst te bescheten te klein te onbeholpen was geweest of om welke reden dan ook maar niet stappen wist over welke lullige emotie dan ook. Maar dat “o dat heb ik ook” kan niet, zal niet de reden zijn geweest waarom Levé Zelfportret schreef. En. Daar zijn ook momenten waarop ik me van dit boek, dit projekt, van Levé wens af te keren. “Ik denk niet dat ik nieuwe pareltjes in de klassieke muziek zal ontdekken,” schrijft hij, “maar ik weet zeker dat ik tot mijn dood zal genieten van deze die ik al ken”; en: “Ik weet niet of er nog iets te verbeteren valt aan de muziek van Bach” en zucht denk ik dan en o denk ik dan en daar gaan we weer denk ik dan, altijd weer die klassieke muziek, het zou eens fijn zijn een schrijver te lezen met een bredere muzieksmaak dan dat, gelukkig zegt hij verderop ook moje dingen die niet over rock of over Portishead niet meteen de allerbeste band die ik ken maar toch, of dat hij honden verkiest boven katten, ja, ook al zoiets, die hondenliefhebbers, mijn ganse schoonfamielje bestaat uit hondenliefhebbers en hoe zij zijn is precies hoe ik de hondenliefhebber zie: braaf, saai, doorsnee, burgerlijk, normatief, fantasieloos, volgzaam, klootloos. Maar ik denk ook niet dat Levé Zelfportret geschreven heeft met het doel zijn lezers te ergeren. De momenten dat je als lezer “Nee, echt?” denkt, “Meen je dat nou?” denkt, zijn gewoon maar inherent aan een projekt als dit: als wie dan ook in één gulp alles zou openbaren wat hij meent, denkt, vindt, voelt, doet, wil, haat, verlangt, afwijst, droomt, heeft en kan, zal daar altijd wel iets tussen zitten wat (lichte) weerzin wekt.

Dus.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dit is het boek dat je zelf geschreven wou hebben. Maarja. Nu is het er al. Waarom zou je een boek als dit dan nog schrijven. Is dat niet het geniale aan dat wat waarlijk uniek is: op het moment dat het verschijnt, laat het zich met niets vergelijken, en al het gelijkende wat erna nog verschijnt zal gezien worden al na-aperij. Ondertussen, echter, vraag ik me wel af wat ik erin gezet zou hebben als ik een boek als Zelfportret had geschreven. Want dat is nog iets anders dat zo geweldig is aan dit boek. Ik vermoed maar zo dat Édouard Levé een tumultueuzer leven gehad heeft dan ik, en toch zijn de confidenties in Zelfportret zelden spectaculair te noemen. Het is vrijwel alles tamelik dagdagelijks, wat je hier leest kon ook slaan op de buurman of op je collega of op jouzelf. Dat is er ook de kracht van. Misschien dat alleen Levé’s sexuele escapades een slag pikanter zijn dan bij de meeste mensen het geval is (de momenten dat hij zulks ter sprake brengt zijn ook de enige momenten waarop je de schrijver voor een snoever zou houden); vooral, hier, ik-mededelingen van een zeer gangbaar tiepe, dingen die je zelf misschien als terzijde hebt gebezigd in gesprek met een van die vage bekenden die je op straat tegenkomt; de landen die je hebt bezocht, het eten dat je graag eet, dingen die je wel eens doet als je je verveelt (doelloos door het telefoonboek bladeren bijvoorbeeld). Waarin Zelfportret zo overweldigend, onthutsend, betoverend is, is dat er zo ontzettend veel van dit soort “nikserige” ik-mededelingen achter elkaar zijn gezet. Terwijl je steeds het gevoel blijft houden dat jij ook, ook jij, honderdtien bladzijden had kunnen vullen met zulke informatie over jezelf.

Wat moet je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Of. Ja. Iets anders nog. Na-aperij ten spijt. Waarom zou dit niet een nieuw zjanrûh kunnen worden, komaan, er is vast ook iemand geweest die als allereerste een autobiografie schreef, die voor het eerst memoires te boek stelde. En dat was nog iets dat door mijn hoofd spookte toen ik Zelfportret las. Niet alleen hoe het kan dan zoveel banaals bij elkaar zo fascinerend kan zijn; en ook, niet alleen bleven als zeepbellen zinnen in mijn hoofd opkomen van het soort dat ik geschreven had in mijn hoogsteigen Zelfportret; ook dacht ik na over navolging. Stel dat Levé school maakt. Stel dat dit een nieuwe vorm van autobiografies schrijven wordt. Van welke schrijvers zou ik graag een boek als Zelfportret lezen? Van welke schrijvers vooral niet? De brutale eerlijkheid van Levé schrikt hier en daar af, maar hij maakt zich er zelf als figuur niet mee kapot. Ook dat is ongelooflijk. De meeste mensen zijn me al onherstelbaar antipathiek als ze maar twee of drie bekentenissen over zichzelf doen; Levé gaat ermee door en door zonder noemenswaardige imagoschade op te lopen. Wie doet hem dat na? Wie doet hem dit na? Wie doet er ooit nog iets na dit?

Wat met je hier over zeggen?
Hoe moet je dit bespreken?

Dit is één van de allermafste boeken die ik ooit gelezen heb, en ik heb ongelooflijk veel maffe boeken gelezen, echt waar, kom zelf eens een blik in mijn boekenkast werpen, en tegelijkertijd ook één van de meest intrigerende, misschien ook wel in een top zoveel of zoveel van de mooiste (ik noem geen nummers, daarvoor zijn het er teveel).

Dus.
Wat moet je hier verder nog over zeggen?
Hoe moet je een bespreking als dit afronden?

Niet. Je zegt gewoon “fantastisch”. En daarna doe je er het zwijgen toe.

Edouard Leve Zelfportret

Zelfportret

  • Auteur: Édouard Levé (Frankrijk)
  • Soort boek: Franse roman
  • Origineel: Autoportrait (2005)
  • Nederlandse vertaling: Karien Vandenberghe
  • Uitgever: Koppernik
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 112 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de roman van de Franse schrijver Édouard Levé

In dit briljante en ontnuchterende zelfportret verbergt Édouard Levé niets voor zijn lezers en schetst hij, min of meer willekeurig, zijn hele leven. Zelfportret is een fysieke, psychologische, seksuele, politieke en filosofische triomf. Naast ‘oprechtheid’ streeft Levé naar een objectiviteit die zo radicaal is dat deze zou kunnen doorgaan voor grofheid, trivialiteit en zelfs banaliteit – de auteur heeft zichzelf blootgelegd. Levés boek lijkt in eerste instantie een autobiografie zonder sentiment, alsof het door een machine is geschreven, totdat we door de opeenstapeling van details en de droge, spottende toon merken dat we ontwapend zijn, geboeid en verrukt door niets minder dan perfecte fictie… die geheel uit feiten is opgebouwd.

Édouard Levé (1 januari 1965, Neuilly-sur-Seine – 15 oktober 2007, Parijs) was een veelzijdige kunstenaar in de traditie van het conceptualisme. Hij debuteerde met Œuvres (2002), dat minutieuze beschrijvingen bevat van 533 niet-verwezenlijkte installatie- en performanceprojecten. Zelfportret verscheen oorspronkelijk in 2005. Zelfmoord, zijn laatste boek, kwam in 2021 uit bij Koppernik.

Bijpassende boeken en informatie

Leonieke Baerwaldt – Dagen als vreemde symptomen

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie en informatie over de inhoud van de tweede roman van de Nederlandse schrijfster. Op 26 september 2024 verschijnt bij uitgeverij Querido de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt. Hier lees je informatie over de inhoud van het boek, de schrijfster en over de uitgave.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen recensie van Tim Donker

Dat het begint bij III. Dat het eindigt met I en II. Dat het begin na het einde komt. Dat. En meer nog.

Deze mijmer: “Ze kiest voor de caleidoscopische benadering. Veelvlakkigheid, al zou je het ook fragmentarisch kunnen noemen. Uit elk fragment poetst ze zichzelf tevoorschijn.” Zichzelf, ja, en Mia. Het gaat over dit. Het gaat hierover. Je leest over wat je aan het lezen bent. Dat vind je mooi. Dat. Ook dat. En meer nog.

De hoofdpersoon is gekend onder de naam Sisyphus. Wie was ookalweer Sisyphus? Was hij dat met die steen? Gedurende twee studies had ik een module over Griekse mythen en sagen. Eerst de ene studie, maar dat was niet wat ik er in meende te zoeken en toen wisselde ik van studie, en toen ging het toch weer een heel semester lang over die Griekse mythen en sagen. En nog is er ontstellend weinig van blijven hangen. Ik was er ook slecht in. Haalde altijd al die namen door elkaar. Het boeide me te weinig om het echt mijn volle aandacht te geven, onthield alleen de grote lijnen. En de grote lijnen waren altijd dat er een sterveling was die de goden vertoornd had. Vaak was er van verre of nabij een koning bij betrokken. Doorgaans had het iets met hoogmoed te maken. Of het lot, je lot, dat niet te ontkomen is. Wat het spreekt, wat het zegt dat de protagonist Sisyphus heten wil. Iets met ondraaglijke lasten misschien. Of was hij dat niet met die steen?

Of.

Neem het gekoer van duiven. Transponeer het naar morse. Dat kan een pagina zijn. Dat. Dat ook. En meer nog.

Of.

Alle dingen die hoop zijn. Een windvlaag. Een konkreet voornemen. Een leeglopende ballon. Een trage vierkwartsmaat. Een reflex. Een vangnet voor de ongelovige. Een zorgindicatie. Een vals gevoel van veiligheid. Een roestvrijstalen geluid. Een mantra. Iets wat alle ellende van mensen voortbrengt. Iets wat dope is. (hoop is een ding met veren).

Wel. Goed. Sisyphus dan. Hier is Sisyphus moeder geworden. Er is iets aan de hand met de baby. Er zijn meerdere dingen aan de hand met de baby. Vele onderzoeken later blijkt dat Mia, Sisyphus’ dochter, levenslang zorg nodig zal hebben. Meervoudig gehandicapt. Rolstoelafhankelijk. Noem het. Geef het een naam. Het betekent in ieder geval dat je als ouder altijd zal moeten blijven zorgen, een zorg zonder bestemming, een zorg die nooit zelfstandigheid als eindresultaat zal kennen. Misschien een vloek en tegelijkertijd misschien van welbepaalde schoonheid. De verzorger en de verzorgde staan in een complementaire relatie tot elkaar. Mijn kinderen zijn nu negen en elf, maar ik herinner me uit de tijd dat ze baby, dreumes, peuter, kleuter waren, en mij eerst bij alles en later bij heel erg veel nog nodig hadden, dat dat konkrete nodig zijn heel erg mooi was. Het aankleden, in bad doen, haren wassen, tanden poetsen, de hand vast houden, samen stappen zetten, leren fietsen, het bijna wiegende ritme van de dagen; hoe je hierbij, de ouder en het kind, bijna samenviel, hoe je samen een graad van intimiteit en vertrouwen bereikte die je met geen enkele volwassene in wat voor relatie dan ook ooit bereiken zal; hoe dat je dagen tot aan de rand vult en hoe dat langzaamaan weer leegloopt wanneer je bij minder, minder en minder, steeds minder een belangrijke rol hebt te spelen (of zelfs nog maar gewenst bent), en hoe je, of jij misschien niet maar ik wel, die kleuter-, peuter-, dreumes- en babydagen soms nog mist – ik was in elk geval nooit het soort vader dat het zorgen ooit moe werd, dat altijd maar riep “niet te kunnen wachten” tot ze zichzelf konden aankleden, ik zie de schoonheid in de zorgrol maar een veertienjarige moeten verschonen is allicht anders dan je baby een nieuwe luier omdoen. En de kinderwagen is niet de rolstoel. En de peuterspeelzaal niet het dagcentrum. Die tocht. Die dingen. De steen. Wat maakt dat je uiteindelijk moet verhuizen naar een drempelloos, gelijkvloers appartement in een deprimerende woontoren. Waar er nog andere dingen zijn. Andere dingen zijn de mensen. Die goedbedoelde maar schrijnende dingen zeggen. En Louis. Die ook tot de andere dingen behoort. Sisyphus’ man. Nogal een lul. Maar dat zijn de mensen die tot de andere dingen behoren wel vaker. De lul, dat zijn de andere dingen.

Dan daar dus. In de woontoren. Beter dan een huis zonder drempels gaat het niet meer worden. Het leven is een reeks verkeerde beslissingen.

Of. Bodemdrift. Daar stuit ik ineens op het woord bodemdrift. Zoiets kan mijn dag maken. Maandagochtend, een herfstzonnetje doorheen mijn raam, goede koffie, Mikaîl Aslan op de steerjoo en stuiten op het woord “bodemdrift”. Dan dus ook dat. En zoveel meer nog.

Het typografies wit. De leegte die ademt. De woorden als druppels. De druppels als water. Het water als overstromingen. “Regenzucht heeft ze,” staat daar (ja regenzucht ook al zoon woord), “behoefte aan overstromingen. Een koufront, onweer, clusterbuien. Dikke druppels die op stoffige stenen plenzen. Sneeuw, hagel, iets, iets, iets.//Kikkers voor mijn part, denkt Sisyphus. Of wat dan ook. Sprinkhanen, vissen. Ja! Laat het alsjeblieft vissen regenen. Flappende staarten, ontelbare ogen die hun glans verliezen. //Ze fantaseert over een straat die glinstert van gebroken schubben.”, en dan ben ik stil, dan ben ik prachtgeslagen stil, en dan komt even later ook nog de rode kruiwagen van William Carlos Williams voorbij!, (hoorden daar geen witte kippen bij? het was geloof ik niet gisteren dat ik dat gedicht nog las), en bij alles is Mia, niemand gaat verloren.

In een volgend deel is er misschien niemand meer. Behalve Dee, de huismeester en hospita van de deprimerende woontoren met het drempelloze en gelijkvloerse appartement; – Dee, die daarnaast ook nog vriendin is, en waarzegster of zigeunerheks of magiër of circe of priesteres of de mooiste engel die je ooit zag. Met haar heeft Sisyphus in eerste instantie alleen maar gesprekken, fantastiese gesprekken, de allermooiste gesprekken die je nooit voerde: “Er zijn altijd nieuwe idioten, zegt Sisyphus. Ha! Zo is het, zegt de hospita. Om te laten zien dat de oude idioten minder idioot waren dan je dacht. Onophoudelijke verplaatsing van de lat der idioterie, dat is wat de wereld naar de ondergang helpt. Ze zijn met zoveel ook. Vroeger was het al dringen, maar nu zit het hier echt tjokvol.”; hoe verder ik in deze roman kom hoe beter ik hem vind.

Daarna. Weeral een volgend deel, of is het het daarop volgende? Met Dee op een surrealistiese voettocht door de zeven sirkels van de hel, of is het toch de Hades? Was Sisyphus dan diegene die doolde door de Hades, die van dat omkijken, hoe zat dat ookalweer, ik herinner me op restaurant zijn met een vrouw, toen ik een jaar of vijfentwintig was en bezig met mijn nooit eindige afstudeerproject, in een of andere verre verte had zij iets met dat afstudeerproject te maken, maar ik weet niet meer wat, of wie ze was, alleen maar dat we op restaurant waren en de hele maaltijd lang bezig waren om manieren te bedenken hoe je uit de Hades naar de bovenwereld terug kon lopen en je je er heeldurtijd van kon vergewissen dat je lief nog achter je liep zonder één keer om te hoeven kijken, wat een geweldige avond was dat, we wisten niet dat er zoveel manier waren om zonder te kijken te weten wat er achter je gaande was, wie was die vrouw toch en waar is zij gebleven?

Dus ook: wat het wakker roept. Maar ook: zoveel, zo ontzettend veel meer nog.

De herinneringen aan een vakantie met Mia die er geen was, aan geluk dat nooit bestaan heeft – een vluchtig idee dat geluk verzinbaarder is dan ongeluk, en dan, wat je 222 bladzijden lang ziet aankomen en dan toch weer net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals altijd alles net even anders blijkt te zitten dan je vermoedde, zoals de dingen steeds minimaal een sentimeter anders gaan dan je dacht dat ze zouden gaan.

Dat. En al het andere nog.

Dagen als vreemde symptomen is een ongrijpbare, poëtiese, filosofiese, ontroerende en magiese schittering van een roman. Andermaal flikt Leonie Baerwaldt het om af te komen met een boek dat me ontredderd, verbijsterd en naar adem snakkend achterlaat.

Dus dat. En zo eindeloos veel meer nog.

Leonieke Baerwaldt Dagen als vreemde symptomen

Dagen als vreemde symptomen

  • Auteur: Leonieke Baerwaldt (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 26 september 2024
  • Omvang: 224 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt

Op 26 september verschijnt de nieuwe roman van Leonieke Baerwaldt, een onthutsende, filosofische en ontroerende roman van de auteur van Hier komen wij vandaan.

Sisyphus doolt door de hel met een lege rolstoel en weet niet precies wat ze daar te zoeken heeft, behalve dat ze haar dochter, die meervoudig beperkt is, moet ophalen uit het dagcentrum. Een missie die telkens mislukt, waarna ze teleurgesteld terugkeert naar de aftandse benedenwoning van haar zonderlinge appartementencomplex. Wanneer haar hospita schijnbaar uit het niets na een eeuwigheid een praatje met haar aanknoopt, begint ze zich plotseling dingen te herinneren.

Dagen als vreemde symptomenis een gevecht tegen de verveling, een zoektocht naar de grenzen van het moederschap, van hoop en radeloosheid, van leven en dood. Deze roman is een ode aan het absurde.

Leonieke Baerwaldt (1985) studeerde filosofie en literatuurwetenschap. Korte verhalen van haar verschenen onder meer op Hard//hoofd en Papieren Helden en in Kluger HansDe Gids en De Revisor. In 2021 verscheen haar zeer lovend besproken roman Hier komen wij vandaan, die de longlists van de Libris Literatuur Prijs, de Boekenbon Literatuurprijs en de Hebban Debuutprijs haalde.

Leonieke Baerwaldt Hier komen wij vandaan RecensieLeonieke Baerwaldt (Nederland) – Hier komen wij vandaan
Nederlandse debuutroman
Recensie van Tim Donker
In haar debuutroman verenigt Leonieke Baerwaldt het onverenigbare tot iets geloofwaardigs…lees verder >

Bijpassende boeken

Maartje Wortel – Camping

Maartje Wortel Camping recensie en informatie nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster. Op 20 september 2024 verschijnt bij Uitgeverij Prometheus de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Maartje Wortel. Hier lees je informatie over de inhoud van de roman, de schrijfster en over de uitgave.

Maartje Wortel Camping recensie van Tim Donker

En het lezen een stap. En een stap. En een stap. Nog. Het stappen overheen zoveel. Je moet stappen overheen Prometheus, hij stal het vuur van de goden maar welk vuur en welke goden?, je moet stappen overheen Griet Op de Beel en Arie Boomsma en Herman Brusselmans en Connie Palmen en Esther Verhoef en Gijs Groenteman en Dean Koontz en Cornald Maas en Bas Heijne en alles zo weinig lezenswaard wie bij zijn goeje harses wil in godsnaam die stal in?, de titaan bracht de mensen kunst of was het rotzooi, & je moet stappen overheen de camping want wat is treuriger dan een camping, je moet zelfs stappen overheen de beginzin: “Victorien had de kanker met haar blote handen gevoeld.”, zowat de minst aantrekkelijke openingszin die je ooit gelezen hebt wil ik dit wel lezen waarom in de leesstoel met iets in mijn handen wat ik eigenlijk helemaal niet in mijn handen wil & ineens denk ik aan die regel uit dat liedje van the microphones: i have been told that my skin is exceptionally smooth / but what good is that going to do / when to get to my heart / you have to crawl through tight tunnels of sharp rocks, en waar nog meer doorheen, en het lezen wordt stappen en het stappen wordt kruipen, en dan.

Dan een etentje.

Laten we beginnen met een etentje. Eten doe je meestal zittend. Het kruipen wordt zitten. Dat is ook een goede houding om in te lezen. Ode en Victorien zijn negen jaar samen en vieren dat op restaurant, en de sommelier, ja een heuse sommelier, komt met de wijn en, anders dan de ober die de gerechten met veel omhaal opdiende, schenkt dus, de sommelier, die wijn zwijgend in. “Gelukkig zegt hij niets, zei Victorien tegen Ode. Ik proef al die woorden toch niet. Dat geldt voor jou, zei Ode. Voor veel gasten verrijkt een beetje context hun ervaring. Dat is er juist zo aanstootgevend aan, zei Victorien”, en niet alleen is dat een heerlijke dialoog, die Victorien-tiep plaudeert nog recht ook en niet krom, en ik mag haar meteen, en zittend blijf ik lezen, en zittend blijft het lezen gewoon lezen. Victorien laat niet af me aan te spreken met haar ontnuchterende, enigszins sieniese en vaak grappige blik op de wereld: “Alles wat Victorien wist van makelaars was wat iedereen van ze wist: hoe hun haar zat, op welke partij ze stemden, dat ze tijdens hun vakantie fotogenieke eilanden bezochten waar de zon op hun schouders brandde, dat ze scooters hadden en helmen droegen die van geen enkele invloed waren op hun kapsel. Met andere woorden: Victorien had nog nooit met een makelaar te maken gehad.” – ja, mensen, Victorien heeft me lachend, luidop lachend in mijn leesstoel.

Het lezen wordt vliegen, en het vliegen wordt eten, zinnen eten, zinnen vreten, alsmaar meer zinnen willen verorberen.

Waaraan de schrijfstijl van Wortel ook danig debet is. Die rare, prozaïsche, maar niettemin zeer prikkelende tussenzinnetjes als “Wat er daarna gebeurde was dit:”; “Hoe het verder ging:”, “Wat ze erover zeiden:”; “Wat ze nooit te weten zouden komen:”, heel maf, ik geloof dat ik nooit zoiets heb gelezen als dit, ik hou ervan iets te lezen dat me doet geloven dat ik zoiets nog nooit gelezen heb.

Het lezen wordt zingen.

Oké. Goed. Dus Victorien en Ode zijn een stel, en Ode wordt ziek, en gaat allicht dood, en dan gaat Ode toch niet dood, maar is ze wel, ineens, weg, en Victorien boos achtergebleven. Wat is er gebeurd, misschien voelde Odes onverwachte herstel voor haar als een herrijzenis; hoe gaan die dingen met mensen die de dood in de ogen hebben gezien: die voelen dat wat na de ziekte komt als een twede leven niet?, en waarom zou  je in je twede leven je eerste leven herhalen?; Alles Moet Anders dus, zoiets ofzo, weet ik veel, ik heb nooit de dood in de ogen gezien noch heb ik ooit iemand gekend die de dood in de ogen zag – in ieder geval niet iemand die het nog na kon vertellen. Het goede is, het Hele Goede Ding is, mensen, dat Wortel nergens vertelt wat er met Ode is gebeurd, waar ze nu is, waarom Victorien boos is, ze geeft de lezer het raden, en de lezer, hij raadt, en elke banale manier waarop hij die witte plek probeert in te vullen komt voort uit zijn eigen beperkte brein, daar komt de schrijver goed mee weg dus.

Dat is het goede ding.

Victorien wil haar wraak op Ode halen en daarom koopt ze een camping. Het was Odes droom. Ooit je eigen camping hebben. En haha!, daar gaat Victorien eventjes Odes droom van haar afnemen, dat zal haar leren, zoet is de wraak, de beste wraak is een gelukkig leven (maar dat zit er niet in). Het is een nogal vergezochte en licht idiote manier om wraak te nemen (waarom zou Ode niet alsnog een camping kunnen beginnen ook al heeft Victorien er al één, en hoe zou Ode überhaupt moeten weten dat Victorien een camping aan het uitbaten is, en hoe neem je wraak door iets te gaan doen wat je eigenlijk helemaal niet wil doen?) maar binnen de naar absurdisties neigende sfeer die Camping in het begin lijkt aan te nemen, past het prima.

En dan dus de camping. Het zingen wordt eten het eten wordt vliegen het vliegen wordt zitten; het zitten kruipen misschien.

Niets is treuriger dan een camping, ik zei. Of toch. Eén ding is treuriger dan een camping en dat is deze camping. Die van twee zussen is, die alles best vinden, koop maar, zolang zij maar er maar mogen blijven wonen. Want de camping is van hun vader geweest, die droomde ook ooit, maar de zussen hebben er niet meer affiniteit mee dan dat het de plek is waar ze opgegroeid zijn, heel hun leven gewoond hebben. Ze hebben nooit iets anders gekend dan dit, en nu zijn ze oud, en de camping ook, en een weinig verlept is alles. Zo’n soort camping dus, vlak naast een militair oefenterrein, buiten het seizoen, ja komaan is dat niet een beetje erg veel treurigheid bij elkaar? Is dat niet een beetje een te gemakkelijke manier om de tenen te doen krommen? En ook daar, op die camping, begint ieder op zijn eigen wijze te spreken. Nu hou ik van veelstemmigheid in een boek, perspectiefwisselingen, steeds weer zien doorheen andere ogen, kan een schrijver iets mojers geven aan zijn lezers?, iets mojers dan hem te laten kijken uit vele ogen, de eindeloos wisselende blik. Ja maar goed, op zo’n verlopen camping, zomaar een willekeurige tijd in het jaar, daar zitten natuurlijk alleen maar schimmige tiepes en mafkezen, sjee, gaan we die kant op Wortel?, de treurcamping als ekskuus om een bonte stoet aan idiote figuren uit uw pen te mogen slaan?

Maar lees!, zegt Wortel. Lees met uw ogen en niet met uw vooroordelen.

En ik lees van die man die Waldorf heet en die naar de camping gekomen is in de hoop dat de storm rondom een opgedoken sexteep zal luwen (Waldorf en een net iets te jong meisje, sex in de tuin, buren die het filmen) als hij eventjes “onvindbaar” blijft. Hij is een bekende Nederlander, een schrijver van populaire psychologieboeken. Of heet dat levenskunst? Boeken met gemakkelijke metafoortjes in die je leren hoe je gelukkig of succesvol of geliefd kan zijn. Graag gelezen door heel veel mensen zodat Waldorf vaak gevraagd wordt in praatprogramma’s. Wortel heeft ongetwijfeld veel lol gehad met het bedenken van Waldorfs “trekzaktheorie”, die ik niet ga uitleggen hier, lees dat zelf maar voor wie het nog niet gedaan heeft. Waldorf is alvast niet schimmig, geen mafkees, geen idioot. Een Victorien-achtige sieniekus misschien; Wortel laat hem rake dingen denken als “Mensen schrikken steeds vaker ergens van en altijd van het verkeerde”, ja dat is goed, misschien dat Waldorf daar nog eens een boek over schrijven gaat, ho ja, een goeje analyse van deze wereldwijde paniekmaatschappij, dat zou ik wel willen lezen, voor alles een alarm afgeven, en geef elke burger een militaire training ja want we moeten altijd op alles voorbereid zijn ja, voer de dienstplicht weer in want als straks De Russen voor de deur staan (ineens hebben landen deuren, wist ik ook niet), dan, ja dan, en doe ook maar weer grenscontroles, wie weet welke migrant het nog in zijn hoofd gaat halen hier binnen te willen (gijlie hoort hier niet!) (ons land!) (onze banen!) (onze dochters!), een enthousiast opveren in mijn leesstoel, vooraleer het echt goed indaalt dat Waldorf een fiktief karakter is en dat dat paniekmaatschappijboek er helemaal nooit komen gaat, althans niet van hem & juist van hem had ik het zo graag gelezen.

Het kruipen wordt weer lezen vliegen eten zingen. Wie de wereld zodanig mijn huiskamer in schrijft dat ik het kleinstwijle voor werkelijk hou, die schrijft er niet nevens nee.

Niet elk figuur spreekt zo duidelijk tot mij als Waldorf doet, maar elk figuur is daar en elk figuur is mooi. Een overgevoelige militair, een timide vrouw met psychische problemen, een vader met een huilbaby, een toneelcritica die ongeziene theaterstukken bespreekt (wat geen enkele redacteur of lezer opvalt) (want mensen willen toch alleen maar zien wat ze al kennen), een aartsluiaard die steeds nieuwe onderneminkjes begint om met zo min mogelijk inspanning zoveel mogelijk geld te kunnen verdienen en daarom de onzinnigste dingen verzint (aangezien mensen een voorkeur hebben voor dingen die nergens voor nodig zijn) (wie was het ook alweer die zei dat de smartphone de beste oplossing is voor de problemen die je hebt als iedereen om je heen een smartphone heeft?, daar moest ik, dit boek lezende, even aan denken) (dit boek lezende moest ik steeds even aan heel veel dingen denken), een alleenstaande vrouw en haar minnaar, die – ofnee wacht even.

Nog een laatste keer stuitte donkerbruine vermoedens me in mijn leesvaart. Soms haken de bezigheden van één personage zich zo’n beetje in die van een ander. En dat deed mijn vermoeden zo donkerbruin ontluiken. O shit, dacht ik. O shit. Dit wordt toch geen situatie-komedie he?

Situatie-komedie is wanneer “de lach” niet eens meer door de idiotie van de personages gegenereerd wordt, en nog minder door de tragiek van het leven. Sterker nog: in situatie-komedie zijn de karakters tot op zekere hoogte uitwisselbaar. Misschien dat er één een beetje neurotieser aangezet moet worden, en de ander wat goedgeloviger om de handelingen en de daaruit voorkomende, vaak op misverstanden gebaseerde, toestanden wat geloofwaardiger te maken (want als we het maar geloven kunnen is het goed) maar de formule komt altijd neer op iets als dit: A en B hebben een conversatie, C vangt een paar woorden op en trekt daar verkeerde conclusies uit, van C’s navolgende gedragingen wordt D een onbedoeld slachtoffer, en A en B stellen al het verkeerde in werking om de rotzooi onder controle te krijgen maar die wordt daardoor alleen maar groter: START DE LACHBAND!

Maar weeral trekt Wortel me aan mijn haar. Lees en vlieg en vreet en zing en hou godsamme uw bakkes eens.

Ja. Bakkes houden en lezen.

Wortel laat de alleenstaande vrouw die met haar minnaar op de camping is zich op enig moment afvragen waarom ze op een punt in haar leven is gekomen waarop ze zich voornamelijk op plekken bevindt waar ze niet wil zijn. De gedachte sloeg niet per se op de camping of op de minnaar, maar het is naar mijn peins wel een sleutelgedachte in Camping.

Er was Ode en haar hernieuwde leven. Er was een droom die niet iedereens droom is. Er is een vader die er niet meer is, en twee vrouwen op een camping waar hun hart niet ten volste naar uitgaat. Is dit niet hoe levens gaan? Ooit was je jong, en je had al die potentiële levens in je, er waren al die wegen die je kon inslaan, en dan, opeens is befaamd veel later. Die positievelingen van Pink Floyd (hoorde John Peel het ooit “positieve muziek” noemen, zo had ik er tot dan toe nog niet naar geluisterd) hadden het over een dag waarop je “tien jaar” achter je vindt maar dat lijkt mij nog wat weinig: er is een dag waarop je het grootste gedeelte van je leven achter je vindt – en van al die potentiële levens heb je er maar één waargemaakt, en misschien niet eens het schoonste. Dus je bent niet met Dregke in Llanera gaan wonen om daar prakties van het land te leven, je bent geen maker van eksperimentele kortfilms geworden, je hebt niet samen met Antonio Kraakpen uitgebouwd tot een landelijk gekend fenomeen (het blijft, vind ik, een goed idee: een tijdschrift waarin alles kan en dat elke vorm aan kan nemen, het had maar zo een roemruchte serie cd’s, boeken, performances en dikke bladen vol kunst, literatuur, mjoeziek en filosofie kunnen worden), je bent, niet eens, een nu eens hier en dan weer daar en van de hand in de tand levende zwervende ziel geworden waar dat nog je hoogste ambisie was toen ge een kinderken waart; er is alleen maar dit wat er nu is en je ziet daar in de verte ook niet al teveel kruisende paden nog opdoemen.

Veel van de campinggasten in dit boek lijken zich op dat punt te bevinden. Dat dode punt van gepasseerde stations en bijna geen kruisende paden meer. En dat is maar één van de vele opbeurende gedachten die Wortel haar lezers te bieden heeft.

Want Camping is geen situatie-komedie, en geen aapjes kijken of lachen met idioten, en ook is het niet een gemakzuchtig effectbejag door met banale treurigheden te strojen.

Nee.

Ver van dat alles bevindt zich Camping.

Ver van heel veel boeken die je ooit las, bevindt zich Camping.

Het is een schrijnend drama over de wereld. En het drama is dat het een wereld is met mensen erop. Het is mooi hoe Wortel op een manier die tegelijk onderkoeld en poëties is, en evenzeer sienies als liefdevol tot een totaal overrompelend orgelpunt komt. Het is mooi hoe ze alle laagjes wegkrabt en overduidelijk toont hoe ziek we allemaal zijn. Het is mooi hoe ze bijna en passant over oorlog praat, en milieuproblematiek, armoede, geweld, bio-industrie, criminaliteit; alsof het niet de problemen zijn maar slechts de symptomen van iets dat veel dieper gaat. Het is mooi hoe ze wat je dacht dat blijspel ging zijn voor je ogen steeds meer naar een pamflettistiese, keelsnoerende en hartverscheurende protestroman weet toe te schrijven. Het is mooi hoe je na lezing van Camping het liefst van een brug wil springen.

Het zit in je kleren in je haar in je hoofd en in je lijf. En je weet: dit raak je nooit meer helemaal kwijt.

Maartje Wortel Camping

Camping

  • Auteur: Maartje Wortel (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Prometheus
  • Verschijnt: 20 september 2024
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Maartje Wortel

Na een onverwachte gebeurtenis koopt Victorien een camping midden in het bos, naast een militair oefenterrein. Voorwaarde van de eigenaars, twee zussen, is dat ze er zelf mogen blijven wonen.

Een keur aan gasten checkt in aan de lichtblauwe balie: van een militair met PTSS tot een drugscrimineel en een beroemdheid die de publiciteit wil ontvluchten. Wat voor de een vakantie is, is voor de ander bittere noodzaak. De gasten op de camping zijn tot elkaar veroordeeld maar hebben tegelijkertijd niets met elkaar van doen. Ze kunnen altijd weer weg, toch?

‘De essentie van de camping was voor haar om je te onttrekken aan je leven en tegelijkertijd was het haar leven. Altijd al geweest. Ze dacht: misschien heb ik mij nooit aan mijn leven kunnen onttrekken, ernaar kunnen kijken, en is het daarom nooit begonnen. Als ze de camping nu op zou blazen bleef er troep over. Voor haar was de essentie troep.’

Camping is een eigenzinnige, verontrustende roman van een van de meest originele schrijvers van Nederland.

Maartje Wortel (26 oktober 1982, Eemnes, Utrecht ) studeerde beeld en taal aan de Rietveld Academie. Inmiddels is ze als schrijver uitgegroeid tot een van de kenmerkendste van haar generatie. Voor haar debuut Dit is jouw huis ontving ze de Anton Wachterprijs. Haar roman IJstijd werd onderscheiden met de BNG Bank Literatuurprijs. Haar laatste boeken Dennie is een star en De groef werden met veel lof onthaald. Begin dit jaar debuteerde Wortel met een theatertekst voor Orkater.

Bijpassende boeken en informatie