Categorie archieven: Poëzie

Kees Stip – Puntgaaf Gedundrukt

Kees Stip Puntgaaf Gedundrukt recensie en informatie over de inhoud van de selectie van gedichten, samengesteld door Ivo de Wijs. Op 28 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Van Oorschot de dichtbundel Puntgaaf van Kees Stip.

Kees Stip Puntgaaf Gedundrukt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Puntgaaf in de reeks Gedundrukt. Het boek is geschreven door Kees Stip. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bundel met gedichten van Kees Stip, verzameld door Ivo de Wijs.

Kees Stip Puntgaaf Gedundrukt Recensie

Puntgaaf

Het mooiste en grappigste van Kees Stip. verzameld door Ivo de Wijs

  • Schrijver: Kees Stip (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Van Oorschot
  • Reeks: Gedundrukt
  • Verschijnt: 28 oktober 2022
  • Omvang: 280 pagina’s
  • Uitgave: gebonden boek
  • Prijs: € 27,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de bundel van Kees Stip in de reeks Gedundrukt

Kees Stip is de puntdichter bij uitstek. Uit zijn duizenden gedichten maakte liefhebber en kenner Ivo de Wijs, bijgestaan door Jaap Bakker, een ruime selectie. Deze bundel Puntgaaf telt veel verzen van topkwaliteit die niet eerder in boekvorm verschenen zijn.

Kees Stip (1913–2001) studeerde klassieke letteren en debuteerde als onderduiker in 1943 met ‘Dieuwertje Diekema’, een persiflage op ‘Mária Lécina’ van J.W.F. Werumeus Buning, die anoniem en illegaal verspreid werd. Het was het begin van een grote carrière als puntdichter, met talloze virtuoze korte gedichten, waarin vaak dieren en plaatsnamen figureren. Na de oorlog was hij werkzaam voor onder meer de Volkskrant en NRC Handelsblad, en was hij redacteur van het Polygoonjournaal. Bovendien was Stip actief als scenarioschrijver van films voor de Rijksvoorlichtingsdienst en schreef hij teksten voor de radio en de reclame. In 1952 begon hij voor de Volkskrant nonsensicale dierenverzen te schrijven onder het aan Multatuli ontleende pseudoniem Trijntje Fop. Deze gedichten werden samengebracht in De dierkundige dichtoefeningen van Trijntje Fop (1955). In de decennia daarna publiceerde Stip nog acht van dergelijke bundels. Hij schreef daarnaast nogal wat maatschappijkritische sonnetten, onder andere gebundeld in Een kind met kikkerpoten (1987). Zijn verzamelde gedichten werden in 1993 uitgebracht onder de titel Lachen in een leeuw.

Bijpassende boeken en informatie

Rob van Essen – Alleen de warme dagen waren echt

Rob van Essen Alleen de warme dagen waren echt recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel. Op 15 september 2022 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de eerste bundel met gedichten van de Nederlandse schrijver Rob van Essen.

Rob van Essen Alleen de warme dagen waren echt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Alleen de warme dagen waren echt. Het boek is geschreven door Rob van Essen. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het poëziedebuut van de Nederlandse schrijver Rob van Essen als dichter.

Recensie van Tim Donker

Een fantastiese titel alleen is niet genoeg. Het lange haar en de bril en het duffe ringbaardje alleen zijn niet genoeg. Een redelijk gedicht op het achterplat alleen is niet genoeg. Ik wil dit zo graag geweldig vinden. Ik wil dit zo graag briljant vinden. Maar dan zegt de Rob, zegt de Van Essen: “alles was geschreven en er daalde / een grote rust neer op de wereld // achter hun bureau vergingen de schrijvers / langzaam tot stof dat door achteloze voeten / van huisgenoten over vloeren werd verspreid / en later over straat // met de regens stroomde het / via roosters de riolen binnen / waar je soms nog ’s nachts / als je goed luistert niets kan horen”

en denk ik hum denk ik ach denk ik tsja.

Het is het openingsgedicht in Alleen de warme dagen waren echt (fantastiese titel) en ik denk hum & ach & tsja. Wat lees ik hier immers? De uiterste bagatellisering van (de waarde van) het schrijven. Denk ik. Klassiek is wat levenskrachtig is (zegt dingens) (wie?) (de hysterische uitgeverij geloof ik), maar hier vergaat alles tot stof, hier heeft uiteindelijk niets enige (houdbare) zeggingskracht. Alles is al gezegd, alles is al geschreven & het is verkruimeld en weggewaaid. Niets is er nog over. Waarom zou je een bundel hiermee openen? Waarom zou je als eerste een brevet van onvermogen afgeven, niet alleen voor jezelf maar voor alle schrijvers en dichters. Voor het geschreven woord. Als het alles geen (blijvend) belang heeft, waarom zou ik deze bundel dan eigenlijk nog lezen? Zelfs voor wie goed luistert heeft het niets te zeggen toch? Of moet ik “goed” cursiveren: als je goed luistert kun je niets horen, luister eens een beetje slechter, lees met je slechte oog, probeer niet zo fanatiek het allemaal te verstaan? Of is dit een of andere vorm van zelfspot wellicht, alle humor begint met zelfspot zei ik ooit tegen, ja tegen wie ook alweer?, maar ook zelfspot kun je te ver drijven misschien (alles kun je te ver drijven misschien) (en misschien is die Van Essen daar juist op uit: alles te ver drijven). Of neen, juist het tegenovergestelde allicht: de opgestoken middelvinger naar alle andere schrijvers: alleen hun woorden zijn zo vergankelijk. Maar als je pretendeert solidere woordbouwsels te kunnen creëren dan alle anderen, moet je wel met een hele goede bundel afkomen en is dit Alles was geschreven geen brevet van onvermogen maar daarentegen juist een onhaalbaar hoge lat. Of neen het tegenovergestelde juist: ook literatuur moeten we als louter vermaak, als wegwerpproduct gaan zien.

Shit, wat een irritant gedicht.

Ik kende hem niet, deze Rob, deze Van Essen. Toch heeft hij volgens het achterplat een rijk en indrukwekkend oeuvre, dat een volstrekt unieke plaats inneemt in de Nederlandse letteren. Sorry. Mijn fout. Ik heb het allemaal gemist. Dat rijke en indrukwekkende oeuvre. Die volstrekt unieke plaats (in de fucking Nederlandse letteren). Ik heb het helemaal over het hoofd gezien – er was een dichtbundel voor nodig om beter te kijken (Alleen de warme dagen waren echt is zijn eerste dichtbundel, zei ik dat al?). Tel ik veertien andere titels (allemaal proza dus)? Twee ervan zijn óók alvast fantasties. Hier wonen ook mensen en Een man met goede schoenen. Zeg nou zelf. Fantastiese titels, fantastiese titels.

Zoals ook dus Alleen de warme dagen waren echt (fantastiese titel, fantastiese titel) (waarom eigenlijk?) (hmm) (om de melankolie denk ik) (het doet denken aan) (vroeger, en) (eindeloze zomers, en) (de grote vakantie, en) (hoe het was als het warm was, echt warm) (en) (en, en, en, en eigenlijk was het precies andersom: die warme dagen, die echt warme dagen hadden iets dromerigs) (het licht scheen trager) (je bewoog je ronder) (de hoofden waren cinematografischer) (alsof alles net niet echt was) (alleen de warme dagen waren net niet echt)

(maar in bijna al mijn jeugdherinneringen schijnt de zon, dat dan weer wel)

(schreef ik eerst: …schrijnt de zon) (laten we het op een freudiaanse vertyping houden)

Alleen de warme dagen waren niet helemaal echt, en god weet dat ik dit goed wil vinden maar dat stomme openingsgedicht vind ik helemaal niet goed maar ik wil het zo graag dus ik lees door.

Ik wil fantasties. Ik wil subliem. Dus ik lees door.

En ik lees over een broodzak ter grootte van het universum, en ik lees over het zoemen van het geheugen, en ik lees over klasgenoten en dat jezus leeft, en over oude vrouw die in een natte winkelstraat uitglijdt over een flyer waarop korting korting korting staat (en dat stond des anderendaags nog in de krant ook) (dat van dat korting korting korting dan he).

Lees ik. Lees ik allemaal. En ik vind het aardig, aardig, aardig. Maar voor aardig aardig aardig lees ik dit verdorie toch niet. Ik lees dit om het fantasties te vinden.

En ik lees.

En dan. Is er. Een gedicht. Dat. Eerste liefde heet. En. Wel. Ja. Dat is het dan. Daar is het dan. Een fantasties gedicht. Een gedicht dat ik heel echt waar helemaal fantasties vind. Zijn herinneringen zijn ontsnapt uit de kliniek. En jullie kregen ruzie in de supermarkt bij het brood. En iemand wordt gebalsemd, en de herinneringen denken dat hij dood is en verlaten de kamer. Ja. Dat mag nu eens een briljant gedicht heten zeg.

En Kamer 346 en Deze episode vind ik goed niet fantasties maar goed en goed is meer dan aardig aardig aardig en langzamerhand begint me iets aan de poëzie van Van Essen te bevallen.

Iets?

Ja. Dat er maten van ingesneeuwdheid bestaan bijvoorbeeld. Wij zijn zo draadbloot. Versleten. Dan liggen de draden bloot. Zulk iets. En andere ietsen.

De ietsen die zijn dat er geen paarden onder het raam staan (weet je Lucky Luke nog?) zodat de lichamen te pletter slaan. De ietsen die zijn dat je je huis in brand moet steken om de ijskast te ontdojen. De ietsen die zijn dat hij überhaupt ijskast zegt en niet dat vervelende koelkast, hoed je voor mensen die koelkast zeggen, loop weg bij mensen die jouw ijskast “verbeteren” in koelkast.

Zulke en andere ietsen.

De planten smeken om dorst te krijgen zodat je water kunt geven. Of een foto maken van de eenzaamheid zodat je haar de volgende keer ten minste eindelijk eens op tijd zult herkennen. De ietsen die schrapen, die schuren, die dit een lofzang op de onvolmaaktheid laten zijn. De ietsen die tikjes geven, of soms al eens een behoorlijke mep. En anders strelingen misschien, of kietelingen. Noem het maar raak. Iets met verkeerde benen zou je kunnen zeggen maar daar hou ik niet zo van.

Andere ietsen zijn er ook. Vervelende ietsen. Want zoon soort dichter is hij wel. Om badinerend te doen over de waarde van alles dat geschreven werd ja, meteen aan het begin van zijn bundel. Kijk mij daar eens de rebel zijn. Maar het kan nóg vervelender, geloof het of niet. De Dood in de magere billen kijken, en dat het daar dan stinkt naar schimmel en kak (he bah Ome Willem). Want zoon soort dichter is hij wel. Of dat het gras gemaaid is door aliens. Dat zal dan wel grappig zijn. Of schokkend. Of rijk en indrukwekkend en uniek, weetikveel. Voor mijn ogen vergaan zulke woorden al lezende reeds tot stof. En als ik goed luister hoor ik niets.

Rob van Essen, dichter van ietsen. Fijne ietsen. Vervelende ietsen. Nikserige ietsen.

Rob van Essen, dichter met fantastiese titels.
Dichter met bril, dichter met haar, dichter met een duf ringbaardje.

Rob van Essen. Dichter van geniale gedichten. Naast Eerste liefde vond ik ook Wat leuk dat jullie even komen kijken nog geweldig. Dat huis met boekenkast, eethoek, kapstok, werkruimte en oorlog.

Of Zon en maan. Dat ging over mensen geloof ik.

Of Straatrumoer. O. Ja. Vooral Straatrumoer. Dat was mooi. Een gedicht over omwonenden. In swingend ritme. Ik zei toch al dat poëzie jazz kon zijn.

Maar het langste gedicht in de bundel gaat over David Bowie, de meest overschatte mens uit de geschiedenis van de popmuziek nee de meest overschatte mens ooit. En het is geen slecht gedicht nee het is een goed gedicht maar het had niet over David Bowie moeten gaan (niets zou over David Bowie moeten gaan – zelfs deze zin niet).

De winter komt. Meer is er niet.

En ik lees Rob van Essen, lees Alleen de warme dagen waren echt en ik denk dat hij het zou kunnen, dat hij het in zich heeft, ooit, hij, de Rob, de Van Essen, ooit: een dichtbundel schrijven met alleen maar fijne ietsen en geniale gedichten in. O. Die dichtbundel wil ik lezen.


Rob van Essen Alleen de warme dagen waren echt Recensie

Alleen de warme dagen waren echt

  • Schrijver: Rob van Essen (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Atlas Contact
  • Verschijnt: 15 september 2022
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 19,99 / € 8,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de eerste dichtbundel van Rob van Essen

Met ‘Alleen de warme dagen waren echt’ debuteert Rob van Essen als dichter. Elke overeenkomst met zijn romans en verhalenbundels berust op toeval, al is er ook hier sprake van ontregeling en herkenning, melancholie en ontroering. Van Essens poëzie is toegankelijk maar niet zonder verborgen betekenissen, met aandacht voor de mensen op straat en de bewegingen van het eigen hart. Leven, liefde, dood en doem – niets blijft onbesproken. Een melodische, troostrijke bundel waarin zomerse en winterse dagen elkaar afwisselen en het besef van eindigheid wordt bestreden met verdriet, aanstekelijke vrolijkheid en serene berusting.

Bijpassende boeken en informatie

Annemarie Estor – Nanopaarden megasteden

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 26 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Wereldbibliotheek het boek met nieuwe gedichten van Annemarie Estor.

Annemarie Estor Nanopaarden megasteden recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Nanopaarden megasteden. Het boek is geschreven door Annemarie Estor. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud het nieuwe boek met gedichten van Annemarie Estor.

Recensie van Tim Donker

Dat het draafde, was wat ik dacht. Dat het hoger draafde. Weer zo één, was wat ik dacht. Weer zo één die maar meteen gans de aarde in woorden vatten wil. De Oldowan en de Awen en de An sunnan satta selitha sina. Een dichter uit Wales, een kloof in Tanzania, een Oudnederfrankische psalm, ja hoor. En dan zijn de paginanummers nog eens een keer van die pretentieuze romeinse sijfers ook. Weer zo één die op elke bladzijde met nadruk moet laten blijken dat waj niet fan de straat is. Is wat ik dacht, toen ik ja mompelde en zuchtte en deze bundel terzijde smeet. En dat is ook waar de bundel bleef: terzijde. Wekenlang. Tot ik hem weer oppakte. Een even kleine als zinloze reorganisatie van mijn recenseertafel (feitelijk een secretaire) had de bundel weer bovenaan de stapel gebracht en ik had hum gezegd en door mijn baard geraspt (want het was donderdag en scheerdag is vrijdag), en gedacht dat poëzie altijd vele kansen verdient, en dat de titel bovendien niet onaardig is, en de kansen van poëzie zijn oneindig. Dus ik open weer, ik heropen, ik zit weer, ik ga weer zitten en lees verder bij Zelfontsnapper. Want daar stak de boekenlegger uit. Had klaarblijkelijk maar drie gedichten gelezen toen ik terzijde smeet. En watdoetjijweten? Zelfontsnapper is voorwaar lang niet slecht. Geen idee waar we zijn maar ik meen te mogen vaststellen dat het niet Wales of Tanzania of Oudnederfrankië is. Weet ook niet zo heel erg goed waar het over gaat maar het wemelt in dat Zelfontsnapper wel van de verleidelijke, fantastiese, geweldige prachtzinnen. “Nog nooit hadden we een lijk gekust. // We vochten. / We bewapenden hele bataljons strontvliegen / met liefde en tuberculose.” is hoe het opent en zeg nou zelf: je zult menige bibliotheek moeten doorploegen om een gedicht te vinden dat mojer opent dan dit. Of misschien niet menige bibliotheek maar toch wel menige boekenkast. Of misschien niet menige boekenkast maar toch wel menige boekenplank. Of. Naja. Het is een sterke opener, laat ik het daar op houden. En ik was weer wakker, en ik was mee, en ik las door. “Het leven was een eindeloos schadeformulier”, lees ik even verderop, en: “We waren blind geworden voor winkels. / Hebben en geld diende nergens meer toe. / Nu we geen winperextensions meer wilden, / specialiseerden we ons in zelfontsnapping. // Nu pas sliep de hommel / in de paarse artisjokkenbloem. // De hommel was dronkener in dieperslaap daar / dan in weer zo’n loft / van een gladjakker in een witte Opel Insignia.”, en: “We kochten een ruïne. / Althans, we soort van kochten een ruïne. // Een hut om in te schuilen. / Tegen woorden. / Tegen concepten. / Tegen het woord ‘conceptueel’.”, en dan ook weer het einde: “Ooit hadden we tuberculose / en lief / en verachtten we / de dood in de bergen.”, en ik is wow (al had ik misschien een fraksie liever gezien: Hebben en geld dienden nergens meer toe), en ik is plat op de grond, liggend, bijkomen van zoveel schoonheid. Dit voel ik wel. Ja deze taal voel ik branden. En wat is poëzie anders dan een poging de taal tot ontbranding te brengen.

En dan begint het stilaan, of anders met een knal. Ik laat me meevoeren door Estor, op dwaaltocht, langsheen uithoeken, verten, het nimmer geziene. Of dat nu hier is, of daar, of elders (kan het nooit goed aanschouwde nabije immers niet evenzeer als uithoek gelden?). Als spinnendraden blijven in haar vrijwel steeds door slagschaduwen verdeemsterde poëzie zinnen aan mijn gelaat kleven. Zinnen en beelden. Mensen die overgojen met harde schijven bijvoorbeeld. Een koning die met vleesmessen een aan hun oren aan waslijnen opgehangen koor van konijnen staat te dirigeren. Een rat die een maf liedje zingt: “Koop is om / Be is dorven / Eer lik on / Ver komt het valst (herh. ad infinit., smorz.)”. Of de idee dat we allemaal wolken zullen zijn: “We zullen allemaal wolken worden, / paspoortloos drijvend over de aarde / paspoortloos rondjes drijvend om de aarde / regenend op wie we maar willen.” – stel je voor dat je boven gaat (want laat & naar bed moet je ook eens) en dat je in de badkamerspiegel kijkt en je ziet dat allemaal aan je gelaat kleven (waarom gelaat waarom niet gezicht), dan weet je dat je iets goeds hebt gelezen. En als je weet dat je iets goeds hebt gelezen dan weet je dat je iets goeds hebt gedronken. En als je weet dat je iets goeds hebt gedronken is het alvast geen verloren dag geweest.

Estor slaat bodems weg, zaait twijfel. Twijfel groeit immers het best op weggeslagen bodems. Ik weet niet meer wat het zijn is van het zijnde dat het karakter heeft van het erzijn, ik ken onder niet meer uit boven, en ik weet ook niet meer hoe laat het is. Maar het meest trek ik nog in twijfel hoe benoembaar alles is. Deze teksten hier in die Nanopaarden megasteden, hoe zou je die noemen? Het omslag houdt het op “gedichten”. Maar je kunt evengoed spreken van eindetijdsverhalen, ontstaansmythen, ontspoord dagboekproza, tot woorden gestolde dreampop (of dark ambient of coldwave of free jazz voor die materie), parabels, omleidingen, berichten om bestwil, parasociaal surrealisme, lucide sprookjes, sardoniese reisverslagen of een verzameling pilromans. Alles beweegt, niets staat stil, een mij iets te gezwollen zin als “De grendel ging / op de achterdeur van de tijd.” kan gevolgd worden door transludieke bemerkingen als: “Ik was de planning vergeten, / de pagina’s met meetuitslagen, / de geheugenkaarten, / mijn oplaadsnoer / en mijn verzameling / van de meest wiskundige partituren van Bach. // Ik had het dakraam open laten staan. // De complottheorieën, / de farmaceutische industrie, / de toeslagenaffaire, / het institutioneel racisme, / kometen, fruitvliegjes, alles, / ja echt alles / kon zomaar binnen komen vallen. // Op het bureau had ik gewoon / de mythen en de satire laten liggen / vlak naast een kilo jarig gehakt. // Maar vooral was ik vergeten mee te nemen, / nog vruchtbaarder dan mijn urine: / mijn weemoed.”

Ik bracht in deze bespreking, op subtiele en minder subtiele wijze, Nanopaarden en megasteden al een aantal keer in verband met het werk van Gust Gils. Dat soort van Zuid-Amerikaanse Vlaamsheid bezit bijvoorbeeld ook een zin als “Wie om het laatst in zijn graf ligt / draagt de goudste tanden.”, maar bij “Ze nam zich voor: Vanavond / om 24 minuten, 4 seconden, / en 36 milliseconden over 8, / zal ik / voor het eerst van mijn leven / de realiteit binnentreden./ Dan ga ik door zijn vliegengordijn, / bestijg ik zijn gekromde trap / en laat ik mij verblinden / door wat daar maar staat.” moest ik dan weer sterk denken aan het fantastiese My shit and my love van Walasse Ting denken (leeft Walasse Ting nog eigenlijk?) (zoiets is tegenwoordig natuurlijk gemakkelijk genoeg uit te zoeken met de wiki en de pedia en de google en de internet maar ik laat de vraag liever in de lucht hangen) (zolang de vragen nog in de lucht hangen leven we nog) (feitelijk een kunstschilder geloof ik, die Ting) (wel zag ik ooit dat eigenste My shit and my love op een veilingsite aangeboden worden voor honderddrieënveertig dollar, wil je wel geloven dat ik mijn eigen exemplaar vele jaren geleden uit de kringloop viste voor weinig meer dan een paar senten?).

Doch stuk, waarlijk stuk, ging ik op een gedicht (tekst?) (verschuiving?) (entiteit?) (rorschachtest?) met als titel Ziener, zapper, haruspex. De ongemene rijkdom van de woordkunstenarij daarin had niet misstaan in de Operaties-trilogie van Jacq Firmin Vogelaar. Ow. Hoorde je wat ik zei, Estor? De Operaties-trilogie. Dus. Kaleidiafragmenten en Raadsels van het rund en Alle vlees. Deze drie boeken mogen tot het beste gerekend worden dat de hele Nederlandse literatuurgeschiedenis heeft opgeleverd en zijn sowieso de allermooiste die Vogelaar ooit schreef. Helaas zijn het ook meteen de allerlaatste moje boeken die hij ooit schreef: direkt maar dan ook echt direkt na Alle vlees was er ineens geen ene donder meer aan. Alsof hij met de Operaties-trilogie het beste uit zichzelf had weggeschreven en er een lege huls in de vorm van een saje, fantasieloze sufbubbel was overgebleven. Maar daar gaat het nu niet over, het gaat over Nanopaarden megasteden en mijn stukheid, echt stuk dus en zo was ik: vol basten en kieren en gaten, maximaal open: zo was ik, zo las ik. En steeds opnieuw deden de woorden me sentimeters boven het vloeroppervlak zweven.

(en wat is met dat My junkyard sweetheart? Dat een liedje van Pavilion zou moeten zijn? Ik heb gezocht en op al mijn schermen geeft de titel alvast geen raak terwijl die bandnaam daarentegen weer zo algemeen is dat ik na weken zwemmen in de zoekresultaten nog niks gevonden zou hebben. Maar ik wil weten, ik is muziekverslaafde, god wat hou ik van muziek, had die Estor niet wat meer kunnen geven, niet een plaattitel, een label, de naam van de zanger? Of past dit langs de andere kant bezien juist naadloos in haar schrijven: altijd maar sturen met kluitjes in het riet of een wilde ganzenjacht of zoeken naar het onvindbare, altijd maar onoplosbare speurtochten uitzetten, altijd maar de lezer uit zichzelf trekken) (ik ga ervan uit dat het niet de Pavilion is van Tales of the south, een eepeetje waar een liedje op staat dat niet My junkyard sweetheart heet maar Junkyard sweetheart, een liedje dat best mooi is maar zeer zeker niet de pot met goud die je hoopt te vinden aan het eind van een zoektocht die toch ruim… uhm… twee minuten duurde) (maar van iemand die partituren van Bach spaart kun je alles verwachten).

Wel. Deze dag was een andere dag. Deze dag was een andere dag dan de vorige dag, toen ik thuis kwam met een bos bleekselder in mijn hand en ze verdomme nog steeds voor het raam stond te grijnzen (met heur moddervette harses). Deze dag hield een fluwelen mist mijn huis in een zachte omhelzing. Deze dag begon met McCoy Tyner en ging naadloos over in Jarboe (en wat een bloed- en bloedmoje seedee is The cut of the warrior eigenlijk) en aldurtijd was de koffie warm en geurig en verfijnd. Deze dag stroomde de taal vrijelijk. Deze dag dankte ik mijn vier muren voor de fantastiese leeservaring die Nanopaarden megasteden geweest was. Deze dag was gezegend met de genialiteit van Annemarie Estor.


Annemarie Estor Nanopaarden megasteden Recensie

Nanopaarden megasteden

  • Schrijfster: Annemarie Estor (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: Wereldbibliotheek
  • Verschijnt: 26 oktober 2022
  • Omvang; 72 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Annemarie Estor

Van de winnaar van de Herman de Coninckprijs en de Jan Campertprijs!

Al met al hebben we het goed voor elkaar. Toch? Onze wereld is compleet in kaart gebracht, getemd en vormgegeven. We lijken aan alles te hebben gedacht, maar in Nanopaarden megasteden vraagt Annemarie Estor zich af hoeveel we onderweg zijn vergeten en verloren. Weten we bijvoorbeeld nog wel dat onze kennis ooit als verwondering is begonnen? Of dat er sinds het begin van het bestaan überhaupt tijd is verstreken? Estor neemt de lezer mee naar plekken waar we liever niet meer komen en gaat de strijd aan met het idee dat alles beredeneerbaar is. Zo ontstaat een wonderlijk beeld van een wereld die we dachten te kennen.

Annemarie Estor (24 april 1973) is dichter en essayist. Ze is gepromoveerd cultuurwetenschapper. Eerder verschenen van haar bij Wereldbibliotheek Vuurdoorn me (2010, bekroond met Herman de Coninckprijs voor het beste debuut), De oksels van de bok (2012, Herman de Coninckprijs voor de beste dichtbundel 2013), Dit is geen theater meer (2015, nominatie Pernathprijs), Niemandslandnacht  (2018, bekroond met de Jan Campert-prijs); en het beeldverhaal Hauser (2013) met dichteres en beeldend kunstenares Lies Van Gasse.

Bijpassende boeken en informatie

Eva Gerlach – Hier

Eva Gerlach Hier recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 11 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij De Arbeiderspers de bundel met nieuwe gedichten van de Nederlandse dichteres Eva Gerlach.

Eva Gerlach Hier recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Hier. Het boek is geschreven door Eva Gerlach. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud de boek met nieuwe gedichten van dichteres Eva Gerlach.

Recensie van Tim Donker

Dat ze zaten te eten en dat de dingen hen langzaamaan weer in genade aannamen was wat ik onthouden had. Het had iets kunnen zijn uit de verhalen van eekhoorn en mier, al was het dan waarschijnlijk in minder gezwollen taal gezegd. Dat je tussen het eten en de dingen misschien pas echt hier bent, welk hier, elk hier. Losse bedrading zo heette dat. Had ik het niet eens gevonden in de kringloopwinkel, ik weet het niet, tweedehands alleszins, lang geleden, in ergens een daar. Misschien kende ik Eva Gerlach toen nauwelijks. Een beetje van naam. Ook de naam van mijn lievelingszus (die voornaam althans, mijn lievelingszus heeft verder gewoon mijn achternaam). Zo’n naam blijft. Zo’n boek pak je wel op. Zo’n boek koop je. Op een dag in een tijdperk dat je nog tweedehands boeken kon kopen, ergens, daar, nooit hier.

Hier. Dat is eigenlijk nergens. Er is altijd veel meer daar dan hier. Iemands hier is voor heel veel anderen al snel een daar. Jouw daare hierheid is niet hier. De fantasie dat een daar jouw hier zou kunnen zijn. Het hier van een ander ook jouw hier. Vanuit de trein misschien. Een wijk die je ziet, en je afvragen hoe het zou zijn om daar te wonen, alle dagen daar thuis te komen, daar te zitten, tussen die muren en dat dat dan je hier is. Of gewoon zo maar. Een dorp op de kaart. Renkum misschien.

Een daar beleef je anders dan het hier, zelfs als dat daar tijdelijk je hier is. Op vakantie zijn, of op bezoek. Hoe je even een daar als een hier kunt zien, maar hoe het dan toch een daar blijft. Je moet immers vragen wanneer de visboer er staat, en tegenover welke supermarkt eigenlijk. Misschien is het dat met het hier. Hier behoeft geen vragen. Hier is waar de dingen je langzaamaan weer in genade aannemen.

Of toch. Het hier van Meindert, de hoofdpersoon van het gelijknamige openingsgedicht in Hier -de dichtbundel van Eva Gerlach waarover ik hier moeizaam mijn gedachten probeer bijeen te schrapen- is het hospitaal waar hij, Meindert (“Meindert was iemand vroeger hij leerde de mensen.”), langzaamaan onttakelt wordt, tot er niets meer is. Alleen nog maar de dingen, die ellendige dingen weer, die altijd ja. “In zijn kamer zie je // de naalden gevouwen nachthemd afgehaald bed / op de wasbak 1 lege ampul OxyNorm in de emmer / 1 bijsluiter Mitomycine 3 TENA Men 4”. Want dat is een ander ding met hier. Het hier kan genadeloos illusieloos zijn. Het hier is lichaam, je lichaam is nooit daar. Dat maakt hier onontkoombaarder dan daar. Daar, dat kan nog alles zijn. Totdat daar hier is.

Waarmee niet gezegd wil zijn dat hier alles duidelijk is. Hier is waar je bent, en daarstraks was je nog daar. Ik las Hier enige weken geleden, toen ik op vakantie was in het noorden van Limburg. Dat was toen hier, maar is nu weer daar. Toen ik las, een bos vlak achter het raam waarvoor ik zat, hield ik vooral van de manier waarop Hier voedsel geeft aan. Ruimte laat voor. In de ruimtes tussen het variabele hier zweeft. Poëzie die kieren laat waardoorheen gekeken kan worden. Dat is mooi, woorden zijn mooi maar de ruimte tussen woorden is ook mooi. Poëzie die zoekt, niet perse zoekt te vinden. Poëzie die dwaalt, niet perse aankomt. Poëzie die herijkt. Herademt. Herhaalt. Herneemt. Herdenkt. Herziet. Herschrijft. Hervindt. Hernieuwt. Hertrouwt. Herbouwt. Herformuleert. Herkrijgt. Herkanst. Herroept. Heropent. Herwaardeert. Herenigt. Hervormt. Herleid. Herschept. Herkent. Het regende op de dag dat ik Krista weer zag.

Of dat je voor het raam staat, adem in en uit, het gordijn beweegt zachtjes in een ongedefiniëerde luchtstroom. Of de zee misschien. Of dat het later wordt, en hoe het licht dan valt. Of je pocheert een ei, en ergens in huis valt iets om. Of jeuk op onbereikbare plekken. Of het eerste water van de dag. Dat de einder ergens moet beginnen. Dat één leven het laatste moet zijn. Zulke dingen.

Nee. Wat zei ik? Hier kan nog alles zijn. Hier stelt onophoudelijk vragen. Hier nemen de dingen je nooit meer in genade aan. In dit hier werpt elke schaduw een duister, het hier is altijd maar tijdelijk, het hier heb je nooit voorgoed: “Als je uit me vandaan springt kijk ik”, heet het dan, of: “We denken dat we het zien […] [m]aar we doen onze ogen open / en er is zwart”, of: “om hier niet te zijn liepen we / daarheen”; “ik lig / hier, ik die daar moet zijn”; “leen me je oplichterij je gescharrel je vleesmes” – is er altijd een daar dat een hier had moeten zijn, een Ene die beter de Ander was geweest, het onkenbare dat met het kenbare werd verward? Of gaat het hier alleen maar over de (on)mogelijkheid over je eigen schaduw te springen?

Het ultiemste daar zou de maan zijn. Waarlijk gelukkig zijn op de maan, en “veertjelicht zo”.

Misschien is dat dan het verschil tussen hier en daar? Kan het gewogen worden in het gewicht van ellende? Of dood? Of afbraak? Meinderts aftakeling? Het gewicht van ellende als het hier is, en niet daar. Als het huis uit Huis jouw huis: “In de kelder bewoog iedereen”; “In ons dorp stond geen huis meer recht op”; “Bont en blauw kort / en klein hier en nooit meer / verschil”. En “[a]ls ze komen en ze vinden je dwingen ze je / je kleren uit te trekken en ze Vernederen je / zei iedereen die kwam groeten maar ik blijf hier. // Als ze komen kruip ik in mijn bed waar niemand me ziet / ik maak mezelf klein ik verstop me onder de dekens // en ik huil en ik schreeuw maar ik maak geen enkel geluid.” (hoe erg hier zo’n hier is als het jouw hier is, als jij die ik bent, niet een ik uit een gedicht of iemand die je ziet op tv)

Je hier is eindeloos veel, eindeloos ver, eindeloos vol. Zo ook deze poëzie (die steeds in beweging is). Dacht ik dat je uiteindelijk misschien niets rest dan je bal oprapen en verder lopen, maar daar eindigt het niet. Althans daar eindigen de woorden niet. Er zijn ook nog aantekeningen (heb je werkelijk Bob Marley nodig om te zeggen dat je niet moet vragen waarom?), en die lees ik -helaas- en ik denk O ging dat over een jongleur dan?

(die associatie had ik er niet direkt bij) (maar ik associeer bijna niets met jongleurs) (maar nu dan toch in dit onvoorzien kielzog) (en hongerkunstenaar en kafka en je moet je leven veranderen in dit onvoorzien kielzog) (zijn associaties in dit onvoorzien kielzog) – zijn

Zijn associaties in dit onvoorzien kielzog.


Eva Gerlach Hier Recensie

Hier

  • Schrijfster: Eva Gerlach (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Arbeiderspers
  • Verschijnt: 11 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Eva Gerlach

Wit bot op het strand
ravenbeksleutel
Ik pak het op
voel het spannen
van vleugels

Hier: waar je bent; waar, hoe, wanneer ook. Schaduw en plaats, vast en los, ziekte, oorlog; aarde, lucht, water en vuur; dood en liefde: een reis om het lichaam in 47 gedichten.

Eva Gerlach (Amsterdam, 9 april 1948) is een van de belangrijkste dichters uit het Nederlandse taalgebied. Zij debuteerde in 1977 in Hollands Maandblad; twee jaar later verscheen haar eerste bundel, Verder geen leed, waarop tot dusver een klein twintigtal andere voor volwassenen en kinderen volgde. Haar werk voor volwassenen werd bekroond met tal van literaire prijzen, waaronder de P.C.Hooftprijs 2000; voor haar eerste jeugdbundel, Hee meneer Eland (1989), ontving zij een Zilveren Griffel en de Nienke van Hichtumprijs. Gerlach publiceerde recent het drieluik Labyrint, dat bestaat uit KluwenOntsnappingen (bekroond met de Awater Poëzieprijs 2016) en Oog (bekroond met de Herman de Coninckprijs 2020).

Bijpassende boeken en informatie

Joke van Leeuwen – Aan tafels

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie over de inhoud van de dichtbundel met eigen tekeningen. Op 4 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij Querido het nieuwe boek met een lang gedicht en tekening van Joke van Leeuwen.

Joke van Leeuwen Aan tafels recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Aan tafels. Het boek is geschreven door Joke van Leeuwen en bovendien heeft ze ook de tekeningen gemaakt Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van het boek met lang gedicht en tekeningen van Joke van Leeuwen.

Recensie van Tim Donker

Joke van Leeuwen. Waarom las ik haar niet eerder? Ja, ik weet denk ik wel waarom ik haar niet eerder las. Maar dan weer. De vraag beantwoorden is een vervolgvraag uitlokken. Want vermoedelijk las ik haar nooit omdat ze ook kinderboeken schrijft. Maarja. Wat is dan toch dat diepgewortelde wantrouwen tegen kinderboekenschrijvers? Er is toch helemaal niks mis met kinderboeken? Toen ik kind was las ik notabene zelf kinderboeken (sterker nog: ik zat in de kinderboekenjury, en we mochten met ons clubje naar Het Speelhuis, en kinderboekenschrijvers lazen voor en gaven handtekeningen, ik had de handtekening van Evert Hartman, dat vond ik een hele moje handtekening maar zijn boeken las ik nooit). Het is dan ook pas later mis gegaan tussen mij en kinderboekenschrijvers. Dat was toen een millennium op heur laatste benen liep. Eind jaren negentig bevonden er zich in mijn kennissenkring plotseling verbazend veel volwassenen die bij voorkeur, of zelfs alleen maar, kinderboeken lazen. “Die zijn tenminste nog fantasievol,” zeiden ze dan vaak maar als ik ze dan absurdistische boeken liet lezen, of dada, of grotesken, of automatisch schrijven, of cabaret voltaire, vonden ze het meestal alleen maar raar. Ik weet niet of dat indertijd een landelijke trend was, dat van die kinderboeken bedoel ik, of dat ik me mogelijkerwijs alleen maar in verkeerde kringen had begeven. Maar ik kon in ieder geval met bijna niemand meer een gesprek over literatuur beginnen zonder dat binnen een paar minuten over kinderboeken ging. Na een tijd ging dat storen. Na een tijd ging het goed mijn kloten uithangen. Na een tijd vond ik het nogal aanstellerig, al die volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig hielden. Dacht ik ook: kinderboekenschrijvers zijn volwassenen die zich de hele dag alleen maar met kinderboeken bezig houden. Hield ik me verre dus. Dus hield ik me verre. Het ging langzaamaan weer beter toen mijn kinderen geboren werden, en het voorlezen er kwam, en tochtjes naar de bibliotheek. Maar toch las ik Joke van Leeuwen niet eerder nee, en nu las ik Aan tafels en nu denk ik Waarom las ik haar toch niet veel en veel eerder.

Ofnee. Wacht ik lás haar eerder. Wel. Ja. Ik las haar vlaggen als werkwoord niet zelfstandig naamwoord in Rasters Vergeetwoordenboek. Nummer 58. Een fantastiese foto van een tienjarige Joke, en vele onderhoudende gedachten over jurken en nylons en jarretels & ge moogt gaan maar ge moogt niet lopen. Ja. En ik las haar in Raster 105, Lettres, Velouté heette dat gedicht, fantasties gedicht, fantasties resept. En ik las haar in Raster 106: De plek. Een fijn verhaal over intrek nemen in een oud Antwerps huis. En Bezichtiging. Een mooi gedicht. En ik las haar in Raster 123/24. Het einde. Met die prachtige tiepmasjiene op de voorkant. O God. Waarom zijn die dingen eigenlijk ooit in onbruik geraakt? De wereld was een betere wereld toen tiepmasjienes nog niet in onbruik waren geraakt. Het is het einde van Raster en Joke van Leeuwen schrijft over eindes. Het einde van het einde van de geschiedenis. Krijgt die Fukuyama me daar mooi even een tik. Of zo stel ik me voor. B’voorbeeld misschien omdat ik vind dat die Fukuyama het allemaal een beetje te serieus neemt, zichzelve voorop. Ik had haar meer kunnen lezen, want ze stond in veel meer Rasters maar plotseling was aan mijn Rasterverzamelwoede een einde gekomen, soms gebeurt dat, soms komen dingen ineens aan hun einde, soms hou je ergens gewoon mee op, ik liep vaak naar de kamer waar ik mijn Rasters bewaarde, de meeste toen nog ongelezen, dan strekte mijn arm zich uit, dat opende zich mijn hand, dan pakte ik er eentje van de plank, willekeurig, dan bladerde ik, dan verheugde ik mij, dan dacht ik aan de dag dat ik deze Raster zou gaan lezen, zonnig moest het dan zijn, in het park moest het zijn, op mijn rug in het gras moest het zijn, lekker liggen met mijn open ogen lezen, met een appel en een moje mandarijn. Dan kwam de dag dat het verheugen verflauwde, dat ik de eigenste Raster daar nu in mijn hand niet zonodig hoefde te lezen ooit, niet in het park en ook niet op mijn rug, ach waarom spaarde ik die dingen eigenlijk nog? En de plekken waar je gelezen Rasters kon vinden verdwenen ook, alles verdwijnt maar, het einde van de tijd. Ook dat nog.

Joke van Leeuwen & nu lees ik haar. Aan tafels heet het en het is een boeklang poëem en ik ben verrukt. Ja al op de eerste bladzijde van Aan tafels ben ik verrukt. In verrukking of hoe heet dat. “ik ben, nee ik heb / zeventig” staat daar, amper zeven regels ver zijn we, ik vind dat zo mooi. Dat zeggen ze ook in Spanje, tengo setenta años, dat heb ik altijd zoveel beter gevonden dan wat wij zeggen. Liever dat je de jaren die je bent gewoon maar hebt, de jaren die je hebt die heb je al en je weet niet wat je nog krijgen gaat. Of neem dit: “ik ben geboren / als een zij en gottegot wat een gedoe / dat wie geboren als een zij met lijf dat / alles kan door heeldur maatschappijen / weggepraat achter wie man, door / godsverhalen uit hun rib, maak dat / de kat wijs en de olifant en de dolfijn / die haar dolfijnenklit door vinnen / van vriendinnen strelen laat” – daar kun je op zuigen, toch, op zulke woorden. Daar kun je lang op zuigen en steeds weer een andere smaak proeven. Het gaat tekeer en het is grappig en dat van die dolfijnen komt trouwens helemaal op het einde nog een keertje terug. En vegen uit de pan voor man of maatschappij, en ook voor de bijbel trouwens. En dat zijn dan nog maar de eerste regels, Van Leeuwen gaat verder, en spreekt en dicht en schrijft: “dat / koude scherm waar sneeuw van vroeger / uit verdween, waar binnenscamera’s / gelachen wordt, waar zoete zelfronk / triomfeert, scheefte rechtop gezeten / wordt becommentarieerd” en dan zie ik een teevee en niet een teevee van vroeger waar het nog sneeuwen kon (dan zat de antenne er niet goed in) (ik probeerde mijn kinderen laatst het testbeeld uit te leggen) maar de teevee van nu met zijn overdaad aan talkshows vol bekende nederlanders en deskundigen en anderszins schaapjesophetdrogehebbenden of nietsteklagenhebbenden die vanuit een misschien net iets te gemakkelijke positie heel politiek correct misstanden aankaarten en ook de journalistiek moet haar failliet inmiddels toegeven: “een krant vraagt een / bekend geworden mens wanner hij / voor het laatst gehuild, want dat is / entertainend voor wie zelf terwijl / geen ander kijkt of weten wil”, en woorden als binnenscamera’s en zelfronk hoef je maar te rapen.

En in 71 pagina’s krijgt uiteindelijk heel de samenleving er duchtig van langs. De computersamenleving. De vermaaksamenleving. De smileyssamenleving. De googleteamssamenleving. Hoe leuk, hoe gestroomlijnd, hoe efficiënt, hoe vervelend (zegt, zingt Wannes: Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit allemaal goed in mekaar Het zit godverdomme allemaal toch zo goed in mekaar). Een samenleving van (on)maakbaarheid, een samenleving van consumentisme en afval, een samenleving van niet of nauwelijks, een samenleving, misschien, die druk bezig is zichzelf uit de markt te prijzen. En onze angsten kunnen we altijd nog overschilderen.

En doorheen alles gewoon het leven: “waar woensdags nog / een taart, een gaatje in je trui / een opdrachtje voor school, een / lumineus idee, en donderdags / alleen het hoogstnoodzakelijke mee / naar ergens waar daar hier heet / en hier daar”, omdat dagen toch ook gewoon dagen blijven: “elk jaar complimentendag, tussen / een rare disease day en een hearing day”, want gekte blijft ook gewoon gekte en dat is hoe de dagen gaat en hoe het leven gaat en hoe de gekte gaat die daar ook alleen maar is om grip te krijgen op dat andere, op dat leven en op die dagen: daarom dit afbakenen, dit verdelen in ruimtes en tijden en namen: “we hadden jullie niet verwacht en / al dit licht is weliswaar van ons / maar jullie mogen erin lopen / toon jullie wijdte om die op te meten – / ach, is het waar, lijken hier onze / vorken zo op die van jullie daar?”

De mens bekeken, de mens gemeten (waarom dook niet uit de nalatenschap op dat De gemeten mens dat ik mijn vader ooit kado deed, een boek, van Stephen Jay Gould als ik het me wel herinner, we spraken er nog over toen hij in het ziekenhuis lag, hij vertelde me dat hij en zijn nieuwe vrouw er elkaar uit voorlazen als ze in bed lagen, mijn moeder was toen al dood, de gedachte van hem in bed met haar ergerde me, mijn moeder was nog niet zo lang dood, later kon ik er ook iets vertederends in zien maar het boek had ik graag gehad), de mens gekeurd, de mens gewogen, de mens vergeleken want we kunnen lijken op de Ander in al zijn vreemdheid en desnoods kunnen we het vreemde dusdanig exotiseren dan het nog een klein beetje leuk wordt (ik had een collega ooit die uit Java kwam, op een keer ging hij het depot aanvegen, geen idee waarom hij het depot aan ging vegen want daar was hij helemaal niet voor aangenomen hij was aangenomen om de post te bezorgen maar goed hij ging het depot vegen en omdat er geen langstelige bezem aanwezig was maar wel een stoffer en blik ging hij zoon beetje op zijn hurken doorheen het depot om beetjes vuil op het blik te vegen en later zei iemand heel anders as dat wij souwen doen hun doen dat heel anders as wij hun doen dat op hun hurken en niet staand – alsof dat gehurkte vegen cultureel bepaald was en niet uit een gebrek aan materiaal voortkwam) want als het niet bekend is, is het vreemd en als het niet al te vreemd is, kunnen we het misschien wel bekend noemen. Want wie niet weg is, is gezien. En wie niet gezien is, is weg en daarom ook toch ook facebook tv prikkeldraad de guillotine. En verder niks nog, of toch maar weer dat liefdevolle klojen, dat warmbloedig gesukkel, dat naarstig getimmer aan tafels om aan te zitten.

En aldurwijle foto’s en herinneringen.
En aldurwijle vallende en vervangende en verdwijnende stoelen.
En uiteindelijk niets om ons nog te houden.

Aan tafels is een ongekend rijk en mooi boek. Het klaagt aan, maar het is niet bitter. Het ziet er nog de humor in, maar het lacht niet uit. Het legt vingers op zere plekken, maar het strooit geen zout in open wonden. En als je mocht gaan denken dat we inmiddels een vogel voor de kat zijn, lijkt het toch nog te eindigen met hoop. Of met het begin. Of, in ieder geval, aan tafel(s). En in mijn geval met muziek. Dat was het: aan tafel, met een gedicht en muziek. Als jij iets mojers weet, mag je het zeggen.

Joke van Leeuwen Aan tafels Recensie

Aan tafels

Een gedicht

  • Schrijfster: Joke van Leeuwen (Nederland)
  • Soort boek: gedicht, poëzie
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 4 oktober 2022
  • Omvang: 80 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 18,99
  • Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Joke van Leeuwen

Tafels zijn uitgelezen plaatsen van samenkomst, maar laten ook de lege plekken zien van wie gemist wordt. Van overledenen of van wie op een andere manier vertrokken is, voor wie zijn tafel een schuilplaats was en heeft moeten vluchten.

Aan tafels is één ononderbroken sprankelend gedicht over de sporen die mensen in dingen achterlaten, over het ouder zijn in de jongste jaren. Maar Aan tafels is óók beeld: de bundel wordt gesierd door stoelen die als vluchtelingen een nieuw thuis zoeken.

Bijpassende boeken en informatie

Margriet Westervaarder – Wiggelied

Margriet Westervaarder Wiggelied recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe dichtbundel. Op 27 september 2022 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer de nieuwe bundel met gedichten van de Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Margriet Westervaarder.

Margriet Westervaarder Wiggelied recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Wiggelied. Het boek is geschreven door Margriet Westervaarder. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe dichtbundel van Margriet Westervaarder.

Recensie van Tim Donker

Sommige dichters meteen.
Sommige dichters nooit.
En sommige dichters moeten een beetje groeien op je.

Het lezen is gespleten, nu. Het meeste lezen dat ik doe is lezen als bespreker. Dat is een lezen dat behept is met een zeker soort moeten. Ik moet er iets van vinden, ik moet er iets van denken. Anders zou ik niets te zeggen hebben. En wie niets te zeggen heeft, bespreekt niet. Al zou een bespreking zonder woorden in bepaalde gevallen zeer veelzeggend kunnen zijn. Slechts een enkele keer nog lees ik oemsonst. Voor muh eiguh. Privé. Het priveë lezen is zowel korter als ook langer van adem. Wanneer ik een boek lees dat ik niet hoef te bespreken, en ik vind het niks dan leg ik het weg. Dat doe ik als bespreker minder snel. Ik geef het nog een paar bladzijden. Nog even. Een dertigtal misschien. Of meer nog. De bespreker gaat niet over één nacht ijs. Overwegingen van diergelijke aard. Maar: als ik als bespreker een boek wegleg, is het wel definitief. De privépersoon, de niet-bespreker (de onspreker?) kan een boek jaren later nog wel eens opnieuw tegenkomen. Een verhuis, of een reorganisatie in de bibliotheek omdat het de spuigaten aan het uitlopen is met al die boeken – boeken die je allang was vergeten kunnen je zomaar opnieuw onder ogen komen en dan lees je nog eens, of verder van waar je gebleven was (want er stak nog een boekenlegger in) en dat je allang niet meer weet wat je al gelezen had is alleen maar een voordeel. Soms zijn dat boeken die ik als bespreker definitief terzijde had geschoven. Maar dan nog blijft het lezen een privélezen. Je kunt goed een boek van jaren oud bespreken. Maar definitief, had de bespreker gezegd. En de privépersoon moet de bespreker maar op zijn woord geloven. Iets anders dan woorden heeft de bespreker immers niet. Soms blijkt een ooit verbannen boek dan al die jaren later best nog heel aardig te zijn. Het komt ook voor dat een ooit vol enthousiasme begonnen maar om een of andere reden toch in de vergetelheid geraakt boek bij heroppakking zó slecht blijkt dat je ineens weer heel goed weet waarom het in de eerste plaats vergeten werd.

Westervaarder komt af met Wiggelied. Een titel die nauwelijks tot de verbeelding spreekt. En dat kan ook gezegd worden van het omslag. Ja. En dat ik heel die Margriet Westervaarder dan ook nog eens van haar noch pluim ken, helpt ook niet mee. Dan zijn er alleen maar de woorden van Ingmar Heytze op het achterplat. Heytze vergelijkt Westervaarder aan een Jan Arends, aan een Anna Świrszczyńska, ja “zelfs” aan een Elsa Lasker-Schüler (hee kijk die Heytze me daar eens eventjes niet van de straat zijn zeg!)(de zelfsheid der dichters – waaraan zou zo’n Lasker-Schüler het verdienen een zelfse dichter te zijn?) & daarvan ken ik alleen Arends. Iedereen zegt altijd tegen mij Jan Arends, Jan Arends, dat zou iets voor jou zijn, tiepies een schrijver voor jou die Jan Arends en de eerste twintig jaar ofzo nam ik dat nog wel ter harte. Dan ging ik maar weer naar de bibliotheek, dan pakte ik een Arends-boek uit de kast en dan ging ik zitten, bladeren, kijken, lezen, zien wat ik al die voorgaande keren misschien over het hoofd gezien had. Maar neen. Ik had niks over het hoofd gezien. Echt. Ik heb niks met die Arends, en hou nu eens op hem te noemen (of nog even dit: was het Jan Arends die toen hij uit dat raam sprong nog één keer aan zijn Dinky Toys dacht?) (vooral aan die ene) (maar dat was m) (en die sprong van hoger dan Arends) (maar dat kan de algemeenheid zijn die daar spreekt) (de grootste gemene deelder) (we zaten in een auto) (we stonden bij een torenflat) (& soms mis ik haar). In De Knipscheer ken ik natuurlijk wel (werkt Peter de Rijk daar nog?) (die ik hierbij broederlijk groet) (hallo, Peter). Vroeger, met Jos, iets als een keurmerk. Dat je wist dat het misschien niet half slecht ging zijn. Dat het iets ging zijn dat je misschien best gelezen wilde hebben. Een Mijn territorium. Een Jezus’ zoon. Een En de Ezelin zag de Engel. Een Mijn leven als museum. En ik heb horen fluisteren dat ze ook ooit eens iets van Jerome Rothenberg hebben uitgegeven (“zélfs”, had ik bijna gezeid) (ja als er één zelfse dichter is, dan toch wel Jerome Rothenberg hoor) (gedichten voor het spel van de stilte) (waarin hij zijn emmer verloor) (ja) (maar die is niet uitgegeven door In De Knipscheer). Doch of die In De Knipscheer nog dezelfde In De Knipscheer is aan deze zijde van de millenniumwende weet ik niet zo zeker.

Dan ga ik maar lezen. Dan lees ik maar. Uiteindelijk ook het beste wat je kunt doen met een dichtbundel. Er is een groot met zwart bekleed blok dat huilt als je het aanraakt. Er is een mes dat scherper wordt naarmate het botter wordt. Er is een vaalgeschopte hond en een pop die nog niet dood is. Sja. Ik weet het niet. En dan is er:

lava wordt hard
en men neemt brokken mee
naar huis
voor op de kast waarin
het zilveren bestek

de grote en kleine apart
en twaalf van elk

Ja. Dat weet ik wel. Dat vind ik mooi. Dat is zo’n brok steen, je was op vakantie misschien, je dacht dat neem ik mee, dat is decoratief. Voor op de kast. De kast met het bestek. Volgt een kleine beschrijving van de bestekset. Misschien zit het in een koffer, dat bestek. Dat hadden wij vroeger. Bestek in een koffer. Dat was het zondagse bestek. Dat stond in een kast. Misschien lagen er wel stenen op, op die kast, ik weet niet, we hadden ergens wel alikruiken die mijn ouders gevonden hadden op ergens een strand in ergens een buitenland. Zo’n kast waaraan je alle dagen voorbij loopt, zelfs het zondagse bestek werd na verloop van tijd met altijd maar minder aandacht tevoorschijn gehaald. De rode, met vilt beklede binnenkant, met gaten voor de messen en gaten voor de vorken en gaten voor de lepels, begon scheuren te vertonen. Het ongeziene, het kleine een gedicht geven. Ja. Dat vind ik mooi. Zei ik dat al?

Maar later weet ik het opnieuw niet meer. Later legt iemand wilde salie tussen iemands borsten of is het schaamrood neergelegd in het ochtendnat, iemand die ontkent een “haar” ooit ontmoet te hebben maar balt daarbij zijn vuisten  en juist  dat is zo verdacht. En dat is het. Dat is het precies. Ik ben in deze gedichten te vaak op mijn hoede. Ik meen in deze gedichten te vaak op mijn hoede te moeten zijn. Ik lees in alles een zekere dreiging. Ik lees in een bos een sinistere plek, en in elke liefkozing een poging tot aanranding. Ik weet niet of ik dat wil, en die weigering komt me verdacht voor. Want ik, juist ik, ben toch niet de lezer die zijn gedichten dreigingsvrij eist?

Of katapulteer ik juist dreiging daar waar het de dichter het zelf nooit bedoeld heeft? Maak ik woorden onnodig zwaar? De langste tijd weet ik niet met welk been ik in deze bundel moet stappen. Ik probeer het met muziek. The Boxhead Ensemble. Gewoon omdat dat toevallig onder handbereik lag, verder nergens om. Even later Charlie Parker. Idem. Het kalmeer mijn zenuwen weliswaar, evenals de whisky die ik er nog weer later ook nog bij besluit te nemen, maar het weerhoudt de beelden niet: een vrouw die geranseld wordt, een kind onder het ijs, een mens dat zichzelf een “het” noemt en zelfmoord overweegt (?); het blijven “zinnen” die “breken / onder hun eigen gewicht”, zoals Westervaarder dat zelf ergens noemt. Hoeveel zwaarte kan een zin aan?, en verre zij het van mij om light verse te willen, of poëzie waarbij er nog iets te lachen valt ofzo. Toch. Er is zwaarte die werkt, en er is zwaarte die instort.

dat je weer lichaam zou worden
en met die ouwe broek aan
de heg zou knippen

dat we weer rond de tafel
met z’n drie
gewoon weer ruzie
gewoon weer in de driehoek
van gespannen lijnen

Dat is zwaarte je. Iemand moet weer lichaam krijgen om de heg te kunnen knippen, dus iemand is dood. Die iemand is een vader, en als de vader er is, en de moeder, is ruzie heel gewoon. Is spanning heel gewoon. En toch kun je hem missen, die vader die in zijn ouwe broek de heg knipte en alleen maar ruzie en spanning meebracht. Dat is treurig, dat is deerniswekkend, dat is zwaar. Maar mooi. Ja dat vind ik mooi.

zoals mijn vader altijd zei
het kan verkieren
buigzaam, boogzaam

vrouw languit achter de voordeur
vrouw opgesloten in brandkast
vrouw verdwijnt in gootsteen
vrouw waait van balkon
vrouw zonder gehemelte heeft wel tanden

in taal kan alles

misschien ben ik deze vrouw
misschien een welvarend koekoeksjong
misschien een visarend boven het bos

misschien heb ik mij verzonnen
misschien ben ik een mus
een badende mus met fladderveertjes

Vaders die kliesjees bezigen met aksent, want de dingen gaan toch zoals ze gaan, alleen in taal is alles uitdrukbaar, in taal is het erge minder erg misschien, geef het woorden en je kunt het al bijna grijpen, misschien hoorde je eigenlijk in een ander nest thuis, welk kind heeft die gedachte niet ooit eens gehad?, in luttele regels een psychologie schetsen, pijn bedekken met veertjes, nog steeds is het niet licht maar nog steeds vind ik het mooi, ja heel erg mooi. Ook als een seniele oude man (de vader misschien?) een den voor een “zeldzaam mooie mast” aanziet.

Hoeveel zwaarte kan, hoeveel zwaarte instorten doet. Ik weet het niet. Misschien moet je Wiggelied benaderen als lopen. Of als fietsen misschien. Laatst fietste ik naar mijn werk, ik zag een vrouw, een heel normale vrouw, een goed geklede vrouw (denk ik maar wat weet ik nou helemaal van mode), ze liep naar een afvalbak, ik dacht keurige vrouw die gaat haar pepermuntpapiertje weggojen natuurlijk, ze opende de afvalbak en ging er omstandig in zitten grajen.

Het zette me heeldurwegen denkend over armoede.

Ik fietste, ik zag eenden, ik dacht over mensen die de boodschappen niet meer kunnen betalen, jongens op een brommer, kinderen op een schoolplein, overal bladeren, ik stelde me een maatschappij voor waarin iedereen op straat zwerft en alleen de allerrijksten zich nog het wonen kunnen veroorloven, toen dacht ik na over wonen als aktiviteit, de trein kwam voorbij, een kruising, het was groen, ik boog af naar depot, achterop kwam mijn collega Boele die iets zei, en ik schrok.

Zoiets dus. Wiggelied is fietsen. Je ziet dingen die je mooi vindt, je ziet dingen die je niet zo mooi vindt en ineens komt iemand achter je fietsen en die zegt iets en je schrikt.


Margriet Westervaarder Wiggelied Recensie

Wiggelied

  • Schrijfster: Margriet Westervaarder (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 27 september 2022
  • Omvang: 78 pagina’s
  • Uitgave: paperback 
  • Prijs: € 18,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Margriet Westervaarder

‘Wie van namedropping houdt kan in de gedichtenbundel Wiggelied verre verwantschappen met Jan Arends, Anna Świrszczyńska en zelfs Elsa Lasker-Schüler lezen, maar Margriet Westervaarder heeft toch vooral haar eigen stijl om de grote thema’s in te verdichten: jeugd, pijn, afscheid en verzoening. De gedichten zijn nuchter en wars van sentiment, waardoor ze des te harder aankomen. Wiggelied is zintuiglijk, zinnelijk, angstaanjagend, ongemakkelijk, ontroerend, hartstochtelijk en vooral: aangrijpend mooi. Flonkerende, diamantscherpe gedichten van een eigenzinnig dubbeltalent.’ – Ingmar Heytze

ik heb een lepel om brood te snijden
roest om de kachel te stoken
grint om een muur te bouwen
rode menie voor mijn lippen

ik heb schriften en diploma’s
zakdoeken met rozengeur
gezellige vazen bergschoenen en een waterpas

ik heb carbonpapier
voor liefdesbrieven

en mezelf
een meisje voor dag en nacht

Bijpassende boeken en informatie

Miriam Van hee – voor wie de tijd verstrijkt

Miriam Van hee voor wie de tijd verstrijkt recensie en informatie  bundel met nieuwe gedichten van de Vlaamse dichteres. Op 29 september 2022 verschijnt bij uitgeverij De Bezige Bij het nieuwe boek van de Vlaamse schrijfster Miriam Van hee.

Miriam Van hee voor wie de tijd verstrijkt recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van voor wie de tijd verstrijkt. Het boek is geschreven door Miriam Van hee. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het nieuwe boek van de Belgische dichteres Miriam Van hee.

Recensie van Tim Donker

Sommige dingen zijn jammer, dat zijn de jammere dingen, dat Bach wegvalt in een tunnel bijvoorbeeld, een zonnewijzer in een tunnel, waarom Bach, waarom altijd weer Bach, de literatuur is vergeven van Bach, dichters luisteren altijd alleen maar naar Bach, ik ben geen dichter, ik luister nu naar Etron Fou Leloublan, waarom Etron Fou Leloublan, het had ook iets anders kunnen zijn, het is vaak iets anders immers, Live in London dan nog, Guigou Chenevier op drums, ja die ken ik wel, ik realiseer me vaak onvoldoende dat hij bij Etron Fou Leloublan heeft gespeeld maar de bas van Ferdinand Richard is het sterkst, het is een sterke bas, voorwaar ik zeg u, maar ik snap al dat Bach wel, ook ik heb Bach in mijn verleden want mijn vader draaide dat soms, op zondagochtend, aan het ontbijt, dan mopperde ik een beetje maar stiekem vond ik het best een beetje mooi, of eerder gezellig misschien, want er is mooi vinden en er is gezellig vinden en er is gegrepen worden, Bach heeft me nooit kunnen grijpen, een vluchtige aanraking op zondagochtend soms misschien, meer niet, of misschien was dat het zonlicht of eerder nog het samenspel van Bach en zonlicht, ja dat zal het geweest zijn, Bach en zonlicht en vandaar ook dat dat wegvalt in een tunnel natuurlijk, had ik dat gedicht mojer gevonden als daar had gestaan “in de tunnel valt Etron Fou Leloublan weg”?, ja, nee, misschien, wel had ik dan beter gelezen, als dit Etron Fou Leloublan was zou ik beter lezen als dit Etron Fou Leloublan was zou ik beter kijken, nu las ik half en bleef ik half lezen tot kaarsen.

Ja, kaarsen, dat is het eerste gedicht van de afdeling Reizen, en Reizen is reeds de tweede afdeling van de bundel, had ik me dolend doorheen een ganse afdeling gelezen?, of beter niet-gelezen?, dat kaarsen, dat was mooi, een mooi gedicht, wat me verraste want het begon er bij dan al veel op te lijken dat het verdikt voor voor wie de tijd verstrijkt ging luiden dat het een zo/zo bundel was (het was een zo/zo sorry), een bundel die je niet met heel je lijf las, maar met ogen, halve ogen, één oog (het slechte) en dan kwam een mooi gedicht en ik sta stil, en lees, en lees nog eens, en loop terug, loop een afdeling terug, begin, herbegin, begin opnieuw, faal beter, terug naar bach, dat openingsgedicht van voor wie de tijd verstrijkt, en eigenlijk ook een heel mooi gedicht, boven klonken weer stemmen en “dat het / genoeg is maar geen genoegen te hebben geleefd”, ik dacht aan what fun life was, van wie is dat ook alweer een seedee?, ik dacht bedhead, vind ik dit belangrijk genoeg om op te zoeken, nee ik vind dit niet belangrijk genoeg om op te zoeken, lichtjes, havengebied, de verlossing nabij, en een laatste zin die lijkt weg te lopen in het niet, hoe alles mooi maar nooit geheel grijpbaar, deze twede keer bevalt bach me beter, deze twede keer bevalt bach me een heel stuk beter, en ik begin, ik herbegin, opnieuw de eerste afdeling, maar nu trager, nu beter kijken, en nu is alles mojer, nu.

Inmiddels allang Hungrige speisen, dat prachtig eepeetje van duo adé, had ik het beter gevonden als er had gestaan “in de tunnel valt du adé weg”?, misschien, nee, ja, toch wel, al maakt het niet veel meer uit, deze twede keer op de eerste afdeling bevalt me alles beter, de regen die valt, het wachten op eten, iemand komt te laat (op je begrafenis?), je ouders te eten vragen terwijl je niks in huis hebt (maar dat was maar een droom), je moet de bakker schadevergoeding betalen want je kind had de taart aangeraakt (maar dat was maar een droom), en hoe mooi dat allemaal is, god hoe mooi is dat allemaal, hoe kon ik daar de eerste keer halfogend zijn langsgegaan, kwam dat alleen maar door de jammere dingen, zo’n uitgekauwde Bach of perrons die versmallen rijmend met mensen die vallen, zulke dingen vind ik jammer, zulke dingen vind ik de jammere dingen, maar de schoonheid, en ruimschoots, en er tegenop wegen.

(wist je trouwens dat ik hungrige speisen ooit heb meegenomen naar een hifiwinkel?, toen ik een nieuwe seedeespeler ging kopen?, niet deze, niet mijn huidige, die heb ik ooit gekocht op een schemerige winternamiddag, de kinderen waren daarbij, in mijn herinnering was dat in de periode dat ik mijn enkel gebroken had maar het moet denk ik toch daarvoor zijn geweest, ik herinner me trouwens evenzeer de winkel uitlopen met de doos op één arm en de hand van mijn dochter in mijn vrije hand, en ze zegt nu kunnen we weer dansen pappa, dat was nog in de tijd dat ze nog niet naar school hoefden en ze uit mijn verzameling, mijn gigantiese seedeeverzameling hun eigen krenten hadden gepikt, de muzieksmaak van mijn dochter was waarlijk eclectisch te noemen, er was een Spaanse punkplaat waar ze gek op was, maar ze hield ook van Acid Arab, Cornershop, Fatboy Slim, Gorillaz, de wrakke lofi van The Wave Pictures, de opgefokte deathrock van Destroy All Gondolas, de elementaire blues van Leadbelly, ik dacht nog dat heb ik goed gedaan, ik dacht nog ze is drie maar de muzikale opvoeding is voltooid maar toen kwam school en toen kwamen K3 en Kinderen voor Kinderen, en nu houdt ze van wat er op dit moment weer in de top veertig staat, onderwijs corrumpeert, ik heb het altijd al gezegd, en ik had het kunnen weten want eerder al was mijn zoon drie, en eerder al had mijn zoon zijn eigen voorkeuren ontwikkeld op basis van mijn verzameling, hij had het vooral op met zwarte muziek, met jazz blues hiphop soul, dat vond hij allemaal geweldig, maar een goeje postpunk plaat liet hem ook niet onbewogen, en een keer, toen we op een ochtend Braveyoung luisterden en het mooiste liedje van de seedee kwam langs, werkelijk een bloedmooi liedje, en het was afgelopen, en hij zei Dat was een mooi liedje he pappa?, en ik dacht dat heb ik goed gedaan ik dacht hij is drie maar zijn muzikale opvoeding is voltooid, en toen werd hij vier en kwam school en kwamen K3 en Kinderen voor Kinderen en nu houdt hij vooral van wat er nu weer in de top veertig staat, onderwijs corrumpeert, ik kan het niet genoeg zeggen, maar dit was eerder nog, dit was toen de kinderen er nog niet waren en een andere, een vorige voor de vorige seedeespeler er de brui aan had gegeven, en ik dacht, als je naar zoon winkel gaat klinkt er altijd alleen maar muziek die ik toch nooit draai, ik wil wel eens weren hoe die apparaten de muziek die ik mooi vind laten klinken, en ik was afgekomen met een heel stapeltje seedees, rock, dub, samba, jazz, avant-garde, ik wilde het allemaal horen, en de verkoper was eigenlijk heel vriendelijk en behulpzaam en goedlachs, tot ik Hungrige speisen in de speler stopte)

Meanderend, ja ik gebruik dat woord toch maar, met tegenzin dat wel, voor wie de tijd verstrijkt is voor wie de ruimte verstrijkt, altijd onderweg, altijd voort, in de trein met je moeder maar ze was nog een kind en je waste haar handen in de wc en ze werd steeds kleiner tot ze uiteindelijk verdween in het sop, en je dacht dit moet ik mijn vader vertellen (maar dat was maar een droom), of op weg naar het zuiden en het water was vredig en de dag helder en in de verte zag je de bergen al, de twede keer zag je de bergen al, de twede keer was het anders, je liep overheen de afdeling en je zag, eindelijk zag je, eindelijk zag je echt, de bergen bijvoorbeeld, en inmiddels was het trouwens allang Amina Alaoui, iets met Iris in de titel wat feitelijk de reden was dat ik die seedee überhaupt ooit had gekocht, ik weet lopen met Iris nog, eindeloos lopen met Iris in Eindhoven, was ik zeventien toen, of ouder nog, altijd lopen, altijd onderweg, weer in de trein en dan zie je een huis en een bouwval en je vraagt je af hoe winter daar is en jeugd en liefde, dat er altijd een moment komt dat je met zoeken ophoudt, naar huis verlangt, en bericht krijgt of een ingeving, en god en jezus tesaam: hoe mooi ik dat alles vind, hoe godvergeten mooi toch.

(en uit het niet: leven)

Of hoe dit: “je wilt niet zeggen: maar, anders, ginder, morgen, / luister, ze komen vanzelf naar je toe uit het duister”, dat dat mooi is, dat het voor één keer niet uitmaakt hoe luister en duister, dat rijm, dat het voor één keer niet uitmaakt omdat het gewoon mooi is, mooi al die komma’s, die haar lange zinnen, al die komma’s, die haar lange zinnen, die meanderen en stromen en kabbelen en krullen, mooi dat zachtjes golven dat zachtjes drijven op deze gedichten, gedichten als gezichten, ha nu doe ik het zelf, de mensenstroom, het deinen van de mensenstroom, soms een gezicht daaruit, soms komt er iets uit de mist tevoorschijn, soms klinkt een stem erbovenuit.

(en uit het niet: leven)

Later ben ik dan overheen de hele eerste afdeling gestombeld, inmiddels trager ja, inmiddels ook, hoe raadt u het, andere muziek, inmiddels Beat Keller maar het kon ook alweer Jospeh Kudirka zijn, ik heb zin in violen zei ze en soms mis ik haar, later stuit ik voor de twede keer op kaarsen, het gedicht dat me beter liet lezen, het gedicht waardoor ik op mijn schreden terug, om beter te kijken en ik lees van een moeder in het graf en je spreekt tegen haar maar ze hoort het niet meer en ze ziet ook niet meer “dat er sneeuw / op de houten omheiningen ligt en op de dennen // en hun gezinnen” en dat was mooi ja en dat liet me beter lezen ja en ik dacht even aan mijn eigen moeder ja en aan haar graf, we kusten bij het graf van mijn moeder en soms mis ik haar, en mijn moeder soms ook, later werd mijn moeder geëxhumeerd om verbrand te kunnen worden, de grafsteen staat nu in een achtertuin in Nieuwegein, later de onderkoelde noiserock van Code Inconnu, later, wat werkte wat niet wat niet zou wat zou, later, tonen zonder interessante namen, later, als ik kaarsen voor de twede keer lees en lees: “je moet kiezen als je hier kaarsen laat branden, / je hebt maar een munt, voor je kreupele been / of de ziel van je moeder” glimlach ik even omdat ik denk aan mijn zoon, mijn moje lieve wijze grappige negenjarige zoon en hoe hij een kaars aanstak in een kerk in Deutschland, ik zei Daar moet je voor betalen hoor en hij schrok, en hij zei Waarom moet je daarvoor betalen?, ik zweeg even, zei toen Omdat heil en zielenrust verkopen!, en we lachten, we lachten veel te luid, we lachten waarschijnlijk veel te luid in die kerk, hoe luid mag je lachen in een kerk?

Hoe het zich verweeft met, hoe de gedichten zich nestelen, langzaamaan nestelen, het lichtjes golven ervan, het slingeren, dit traagweg ontrollen, het is net alsof de dichter je telkens maar net één stap voor is, alsof de gedichten voor je ogen ontstaan, en toch zou je kunnen wonen in deze bundel: “uit de verte leek deze plek een bescheiden / vakantieoord, en inderdaad, had wie hier / woonde niet voor altijd vrij, van huishouden, / opvoeden, ruziën, reizen, de deadline halen. // de trein, de bewegwijzering en de kaart / bestuderen, tekorten aanzuiveren, inloggen”, de tijd verstrijkt trager in deze bundel en ik geef mezelf met graagte vrij van alle dingen die ze hier noemt om nog even te kunnen lezen, vandaag maak ik het huishouden niet schoon, vandaag blijf ik lezen, hoe kan deze bundel zo onderaan mijn stapel geraakt zijn, hoe kan ik al die andere boeken alleen al op het eerste gezicht zoveel hoger aangeslagen hebben dan dit hier voor wie de tijd verstrijkt, hoe kon ik halfogend nee zeg gerust blind doorheen de eerste afdeling zijn gegaan, waarom viel mijn franc zo laat, misschien omdat dit een bundel is waarvan je pas geleidelijk aan voelt wat hij met je doet, Paul Demets sprak recht en niet krom, voor één keer eens een waar woord op een achterplat.

Ja Demets, gij zegt het: hoe geleidelijk aan dit voelen, zonlicht op je huid, hoe langer ik deze bundel lees hoe mojer ik hem vind en de jammere dingen worden ook minder jammer, want de eerste keer vond ik dat einde van kaarsen wel jammer, het einde vond ik het jammere ding, die koeien die daar liepen waren wel goed maar “hun adem / vliegt weg als een geest in de ijle siberische lucht // en keert morgen als rijm op de daken terug”?, ???, oké dat die  beesten hun adem wegvliegt als een geest dat kan nog, het vriest daar immers en dan is adem als wolkjes, onstoffelijk gelijk, oké, geesten, oké oké oké, maar waarom rijm op de daken ja dat lijkt op rijp dat snap ik ook wel maar dan nog waarom rijm op de daken, dat was het jammere ding de eerste keer dat ik het las, dat het gedicht dat me deze bundel leerde lezen moest eindigen met rijm op de daken maar de twede keer dat ik het las dacht ik ja als rijm ergens moet liggen dan maar op daken waar ik het meestal niet zie.

En het schone wordt alleen nog maar schoner, bijvoorbeeld dat de niet-ontmoeting bestaat of dat men wacht op onbekenden in regenjassen al regent het niet (maar nu smokkel ik want dat las ik zojuist voor de eerste keer), en voor wie de tijd verstrijkt gaan nu de straatlichten aan, verschuivingen, verplaatste personen, wie echt diep leest voelt soms een heel licht briesje langs zijn wang strijken, en weer dacht ik in deze bundel wil ik wonen.

(en uit het niet: leven)

Hoe zachtaardig en traag.

(ze zei dat haar vader op Woodrow Wilson leek, ik heb hem een keer gezien en vond dat hij een heel klein beetje op Truman leek, ik weet in ieder geval dat hij een Eisenhower-asbak heeft) (maar dat was later, dat was al boven)

Er is een raam waartegen ze praat met haar vader, een vader die valt, en alle treinboekjes nog heeft, nauwelijks nog naar het kielzog kijkt, bittere koffie drinkt, duizend zevenenzestig kilometer van Moskou naar Brest weet, de avond is een doel op zich, de folders van warenhuizen en reisbureaus zijn er nog, die laatste acht gedichten zijn misschien wel het mooist, ondanks of misschien omdat er minder bewegingen in zijn.

voor wie de tijd verstrijkt is een bundel die je traag moet lezen, een bundel die langzaam op je groeit, een bundel om eindeloos te herlezen en steeds mojer te gaan vinden, een bundel om in te wonen. En dan nooit meer verhuizen. Nee. Nooit meer verhuizen.


Miriam Van Hee voor wie de tijd verstrijkt Recensie

voor wie de tijd verstrijkt

  • Schrijfster: Miriam Van hee (België)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 29 september 2022
  • Omvang: 64 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 21,99 / € 10,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Miriam Van hee

Miriam Van hee publiceerde haar eerste gedichten in 1978. Met haar debuut het karige maal was het kristalhelder dat dit het begin zou zijn van een meesterlijk dichterschap. voor wie de tijd verstrijkt is haar negende bundel en nog steeds en opnieuw weet ze de lezer te laten samenvallen met de wereld die ze beschrijft: ‘je bent stil in het bos als je paddenstoelen zoekt, je hoort het liedje van de vinken, een onbetrouwbare wind speelt in de kastanjebomen’.

In heldere ritmische zinnen deelt Miriam Van hee alledaagse observaties, en ze weet door haar woordkeus en verdeling van de dichtregels een grotere waarheid aan het licht te brengen. ‘Ze balanceert op het koord tussen het zegbare en het onzegbare,’ schreef Luuk Gruwez over ook daar valt het licht, ‘opdat alles zou worden onthouden, moet het eerst worden gezien. Er is een dichter van dit kaliber nodig om hiervoor alvast onze ogen te openen.’

Bijpassende boeken en informatie

Jorge Luis Borges – Everness Sonnetten

Jorge Luis Borges Everness sonnetten recensie en informatie over de inhoud van de bloemlezing samengesteld door Paul Claes. Op 22 november 2022 verschijnt bij uitgeverij HetMoet de tweetalige bundel met sonnetten van de Argentijnse dichter Jorge Luis Borges.

Jorge Luis Borges Everness recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van Everness. Het boek is geschreven door Jorge Luis Borges. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de tweetalige (Spaans-Nederlands) bundel met sonnetten van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges.

Jorge Luis Borges Everness Sonnetten Recensie

Everness

  • Schrijver: Jorge Luis Borges (Argentinië)
  • Soort boek: gedichten, sonnetten
  • Samenstellen: Paul Claes
  • Uitgever: Uitgeverij HetMoet
  • Reeks: SingerSteek serie
  • Verschijnt: 22 november 2022
  • Omvang: 48 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 17,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van het boek met sonnetten van Jorge Luis Borges

De Argentijnse meester Jorge Luis Borges (1899-1986) debuteerde als avant-gardedichter, maar verwierf wereldfaam met zijn fantastische verhalen. In 1960 bundelde hij oudere verhalen met onuitgegeven gedichten: El Hacedor (De maker) was volgens hem zijn persoonlijkste werk. Van toen af begon hij geregeld vormvaste poëzie te publiceren. De dichter zelf verklaarde die keuze door zijn toenemende blindheid. Borges verhief de paradox tot poëzie. Zijn vormvaste verzen zijn even flitsend als zijn fantastische verhalen. Hij vond de poëtische formule van het perfecte sonnet. ‘Everness’ (Eeuwigheid) werd de titel van een gedicht waarin hij wilde voortleven. Paul Claes koos de briljantste sonnetten van Borges en vertaalde ze met een al even schitterende virtuositeit.

Bijpassende boeken en informatie

Victor E. van Vriesland – Gekozen gedichten

Victor E. van Vriesland Gekozen gedichten recensie en informatie over de inhoud van de bloemlezing met gedichten. Op 18 oktober 2022 verschijnt bij uitgeverij In de Knipscheer deze bundel met poëzie van de Nederlandse dichter Victor E. van Vriesland.

Victor E. van Vriesland Gekozen gedichten recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Gekozen gedichten. Het boek is geschreven door Victor E. van Vriesland. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de bloemlezing met poezie van de Nederlandse dichter Victor E. van Vriesland (1892-1974)..

Victor E. van Vriesland Gekozen gedichten Recensie

Gekozen gedichten

  • Schrijver: Victor E. van Vriesland (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: In de Knipscheer
  • Verschijnt: 18 oktober 2022
  • Omvang: 124 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 19,50
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de bloemlezing met gedichten van Victor E. van Vriesland

Van de roem en reputatie die Victor E. van Vriesland tijdens zijn leven (1892-1974) ten deel viel, is weinig over. Nog maar een kleine kring van lezers herinnert zich wie hij was en wat hij heeft geschreven. Rob Groenewegen nam het op zich een biografie te schrijven over Van Vrieslands fabelachtige leven (Weerloos tegenover alles, 2023). Daarin komen onder meer de diversiteit en kwaliteit van diens poëzie naar voren. Samen met Dirk Kroon die Van Vriesland goed kende en ook over hem publiceerde, kwam Gekozen gedichten tot stand.

Deze bloemlezing bevat een ruime keuze uit alle door Van Vriesland gepubliceerde gedichten en werk uit zijn nalatenschap. Daarmee krijgen latere generaties de mogelijkheid dit werk te ontdekken en te ervaren hoe deze dichter markante diepgang en toenemende toegankelijkheid heeft weten te ontwikkelen. Wie weet worden met deze Gekozen gedichten de beginregels van zijn gedicht ‘Klopsignalen’ waargemaakt:

Een der
Bedolven mijnwerkers in een ingestorte mijn
Die door klopsignalen te kennen geven
Dat ze nog leven,
Zoeken mijn verzen nog een verbinding
Met de buitenwereld te handhaven.

Vanaf januari 2023 verschijnen bij Uitgeverij Atlas Contact de biografie van Victor van Vriesland Weerloos tegenover alles en bij Uitgeverij Flanor een uitgave met jeugdherinneringen van Victor van Vriesland aan Den Haag en zijn lagere schooltijd.

Bijpassende boeken en informatie

Pieter Boskma – Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

Pieter Boskma Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen recensie en informatie over de inhoud van de bundel met nieuwe gedichten. Op 29 september 2022 verschijnt bij Uitgeverij De Bezige bij de nieuwe dichtbundel van Pieter Boskma.

Pieter Boskma Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de dichtbundel Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen.  Het boek is geschreven door Pieter Boskma. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van het boek met nieuwe poëzie van de Nederlandse dichter Pieter Boskma.

Pieter Boskma Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen

  • Schrijver: Pieter Boskma (Nederland)
  • Soort boek: gedichten, poëzie
  • Uitgever: De Bezige Bij
  • Verschijnt: 29 september 2022
  • Omvang: 160 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 24,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Pieter Boskma

Uit Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen rijst een even grimmig als geestig beeld op van onze zelfgenoegzame tijd, waarin het eigen gelijk en het luidkeels uitventen daarvan tot het hoogste goed zijn verheven. Vol droge, soms vileine humor en met veel zelfspot beziet Pieter Boskma de wereld om hem heen, waar het absurde niet langer absurd is maar de alledaagse realiteit. Hoewel de toon hard kan zijn, prevaleert de bekommernis om de condition humaine in deze beeldrijke bundel die de actualiteit dicht op de huid zit.

Een aantal schitterende in memoriams voor bevriende dichters als Joost Zwagerman, Rogi Wieg, Menno Wigman en Hafid Bouazza vormen een ontroerend tegenwicht voor de hectiek en uitwassen van onze tijd waarmee deze bundel ons op nietsontziende maar ook vermakelijke wijze confronteert. Dit maakt Het gelijk van honderd tegelijk zingende bossen tot een rijke en opvallend vitalistische bundel, een nieuw hoogtepunt in het oeuvre van deze gevierde dichter.

Bijpassende boeken en informatie