De nieuwe dichtbundel van Lans Stroeve Sterkteleer verschijnt op 24 oktober 2023 bij uitgeverij De Arbeiderspers. Als de redactie de bundel leest, dan kun je op deze pagina de recensie lezen. Bovendien zullen wordt er ook aandacht besteed aan besprekingen van andere.
Lans Stroeve Sterkteleer
De Nederlandse dichteres en kunstenaar Lans Stroeve is in 1962 geboren in Eindhoven. Ze heeft lange tijd in De Bilt gewoond bij haar grootouders. Daarna verhuisde met het gezin mee naar Teheran en vervolgens weer naar Noord-Brabant. Na haar studie aan de kunstacademie, korte studies geschiedenis en filosofie, richtte zij tentoonstellingen in bij Galerie Maas in Rotterdam. Ook gaf ze les in tekenen en schilderen, schreef beschouwende stukken over kunst voor de Rijksgebouwendienst en werkte ondertussen stug door aan de poëzie.
In 2007 debuteerde ze met de dichtbundel Leerling in de tijd. Na een periode van zeven jaar verscheen in 2014 bij uitgeverij De Arbeiderspers haar tweede bundel Olympisch zwemmer. De liefhebbers van haar werk hebben weer geduld moeten hebben want de nieuwe bundel Sterkteleer die op 24 oktober 2023 verschijnt heeft nog langer op zich laten wachten. Uitgeverij Vleugels gaf in de tussentijd nog wel een aantal bibliofiele uitgaven van haar uit.
Lans Stroeve Sterkteleer recensie van Tim Donker
Soms moeten dichtbundels even rijpen. Dan leg ik ze daar, dan leg ik ze onder de bank, waar ze, in koele duisternis, langzaamaan de realiteit van mijn omgeving kunnen krijgen.
Omdat ik daar zit & omdat ik niet weet wat het zijn zal. Ik kende Lans Stroeve niet. Ik zag schilderijen met een grove penseelstreek. En figuratief, daar dacht ik aan, en wat Anne (ook zij nu dood) daarover gezegd had. Het is het feest der herkenning, had ze gezegd en daar dacht ik aan.
En op de steerjoo klonk Debris van Bad Pritt. De pianoklanken, de electroakoestiek, de geluidsmanipulaties. Het boekje bij die seedee is zo mooi, en September 27th is een heel mooi liedje, en ik zit stil en laat de muziek zachtjes naar binnen golven. En muziek, en schilderkunst, en poëzie.
Rijping. Maar dat was later. Toen het al stil was geworden in mijn huis, en ik las, over het ongedierte uit je dekentje kloppen voordat je het omslaat. De route snappen. Op tijd zwijgen. En dat snap ik. Denk ik. Ik denk dat te snappen. De kleefkracht van het verleden. Ook. Maar “de vogels te spotten”. Nee. Dat niet. Ik hou niet van “spotten” in de betekenis van “zien”. In die betekenis vind ik “spotten” een heel erg lelijk woord. Maar met vogelaars kun je best spotten. Die vogels altijd. En altijd maar hun sierlijkheid, en hun vrijheid, en hoog in de lucht, en de vleugels, en dat ze zo klein, en hun poten en hun ogen, altijd weer die vogels die nesten beginnen. Ja. Goed. Volgende bladzijde.
Op een volgende bladzijde krijgt iedereen een “hug”. Ja. Echt. Een “hug”. Ach. Nee. Ik geef toe dat het woord “knuffel” niet bepaald het mooiste woord is uit de Nederlandse taal, en “omhelzing” dekt het ook niet helemaal. Maar “hug” is onvergeeflijk.
En het gelaat van onze stad is onvergeeflijk.
Ook begin ik iets te vermoeden met een hospitaal en ziek en ellende en dat is misschien niet onvergeeflijk nee maar ik hou niet van doktersromans ik heb nooit van ziekenhuisseries gehouden.
(hoewel, dat laatste is niet helemaal waar, ik weet dat mijn moeder en ik een vaste ziekenhuisserie hadden, op een of andere doordeweekse avond kwam dat, er was nooit iemand thuis, behalve mijn moeder dan natuurlijk, en ik, ik weet niet meer hoe die serie heette maar mijn moeder noemde hem altijd “Sisters” in haar veel te letterlijke vertaling van “zusters”, het speelde zich inderdaad grotendeels af op de zusterpost in een groot Amerikaans ziekenhuis, er hing ook steeds een schoonmaker rond, in een rood uniform, ik herinner me er niet veel meer van behalve dat het een combinatie was van een sitcom en een dramaserie, en we keken dat, “vanavond Sisters kijken?” vroeg mijn moeder dan, al bij het avondeten, “natuurlijk moeder” zei ik dan, en dan keken we, met koffij, en dan lachten we soms, en dat was in de avond, we woonden al in Eindhoven toen, het zou niet meer lang duren vooraleer ik het huis uitging)
Ik stop een wijle met lezen. Ik denk Misschien moet deze dichtbundel nog wat rijpen. Misschien las ik hem niet rijp genoeg. Ik leg Sterkteleer onder de bank. Ik ga door. Ik lees andere dingen. Of ik lees niet. Misschien gewoon eens zitten, en zwijgen, en niks, is ook wel eens fijn.
Werd Lans Stroeve gewoon vergeten. Daar onder de bank.
Viel het me later weer in. De mensen onder de bank.
Las ik verder. Wat in Stroeve met verwoesting dreigt en lang door medici werd weggerelativeerd krijgt als (metaforiese) bijnadoodervaring gestalte in Buiging en afschuiving: “Toen groef hij een kuil voor mij van één meter breed bij twee meter twintig en van stahoogte diep. Met geweld dwong hij me op de rand te gaan zitten. De benen naar beneden. Daar had ik belastend bewijs van zijn dreiging, een stommiteit zijnerzijds, die kuil was een feit, en hulp kon ik nu eindelijk krijgen. Ik mag als eerste aan boord van een boot naar mijn tijd, meer een vlot dan een schip maar voor mij het er zijn en terwijl hij daar wijzend verkleint en verdwijnt uit het zicht vaar ik en ik vaar en ik vaar en ik vaar” en er is nog steeds ziekte, zelfs met één been reeds in het graf nu, en ik denk, hieraan moet ik me, mijn moeite ermee ten spijt, maar gaan overgeven.
(en ik peins en ik peins en ik peins en ik weet denk ik waar mijn moeite met hospitaal en ziek en dood en oorlog en ellende in poëzie vandaan komt; dat, normaal, of meestal, of vaker dan op grond van toeval verklaard kan worden toch, een dichter zijn laatste woord aan de lezer laat: dan eindigt het gedicht op een voorlaatste woord, en dan is het aan de lezer om het laatste te denken, en dat ik dat, juist dat, zo mooi vind aan poëzie, dat het in je hoofd nog meer kanten op kan dan één – maar de dichter die over zware onderwerpen als bovenstaande dicht laat de lezer die ruimte niet: dood en ziekte en hospitaal en verval en verlies en gemis zeggen doorgaans maar één ding, zeggen vergankelijkheid, zeggen relativiteit van het al, zeggen gedenk te sterven, zeggen o hoe fragiel hoe fragiel hoe fragiel wij zijn, of zeggen andere dingen die dan in laatste instansie toch weer daarop neer komen, en daarmee staat dat soort poëzie al wat vaster, en ik denk weer aan Anne en aan haar “het feest der herkenning”, en dat het misschien niet mijn intensie is om poëzie te lezen – louter en alleen iets te kunnen herkennen)
Maar dat varen varen varen vond ik mooi en ik vaar mee.
Zegt Stroeve verder: “ga hier liggen als op het voorouderlijk schommelbankje / met boven je een raster voor druiven adem helemaal in / en adem vasthouden met de deur open kookt de liefste / en komt af en toe naar buiten voor een dingetje of loopt / naar jou om een kus op je voorhoofd te tintelen adem / maar weer door op de trap komt hij ook boven ziet jou / dag liefje schommelen met je bruine been loom omhoog / op de rugleuning en de arm met infuus boven je hoofd / we gaan nu de contrastvloeistof laten lopen / twee hartslagen adem helemaal in en adem vasthouden / hij beweegt traag richting haar adem maar weer door / het ruikt inmiddels heerlijk u doet het goed hoor / we maken nog één foto contrast twee hartslagen / hij schuifelt weer naar buiten gaat aan tafel zitten / adem helemaal in en adem vasthouden daar komt ze / met het eten de borden worden opgeschept kom aan tafel / adem maar weer door stil te liggen in dit vooruitzicht / zo dat was het hoor halen u tevoorschijn dat viel / toch wel een beetje mee? adem adem adem”
en ja feest der herkenning kun je zeggen en zwaar kun je zeggen en drama kun je zeggen en de lezer het laatste woord ontnemen kun je ook zeggen
kun je allemaal zeggen.
Maar ook lief kan je zeggen en zacht kan je zeggen en als iets dat even vasthoudt – vooruit: knuffelt – en een warmte misschien en allicht doet ziekenhuispoëzie het een weinig beter bij de alreeds gehospitaliseerden. Of gewoon. Een verslag van iets dat iemand, in dit geval een kunstenaar/dichter, overkomt, en hoe de dingen ondertussen ook gewoon doorgaan (want dat doen die rotdingen altijd: gaan zoals ze gaan, en doorgaan zoals ze doorgaan): “de ondersteboven hond die slaapt / in de mand en wakker schrikt omdat ik kijk / naar een kattenfilmpje van ons kind waarbij / hij zijn naam roept en dit gebeurt terwijl / het ziekenhuis afzegt want mijn afspraak / is ziek en hoe dit alles te behandelen anders / dan hier een beetje stil te lachen en verder is het wachten op de winter, de noten geraapt” –
de winter komt (meer is er niet), de wolven van de eeuwigheid (want had die Sergio eigenlijk met die Knausgård?), iemand is ziek en straks misschien weer beter, mensen leven een tijdje en gaan dan dood, muziek door de kamer en dan stilte, mijn koffie is bijna op.
Nooit moeten dichtbundels rijpen. Sommige bundels eet je tegen het overrijpe aan en dat moet je accepteren. De smaak is vol (en een “te” hou je voor je), een mooi woord als “pimpelmeespetjeblauwehemelkoepel” valt aan te treffen (dat is dan de schilder in de dichter), scenes die je niet anders dan lief of ontroerend kunt kenschetsen, in diepe kleuringen (dat is dan de schilder in de dichter), druppels vallen op je shirt, nu moet je naar boven voor een nieuw shirt, je las, er was een lichte aanraking, nu lees je niet meer, niet anders willen. Dan rond tafel en vaas. Wat achterblijft is misschien alleen de wens dat je schilderen kon.
Sterkteleer
- Auteur: Lans Stroeve (Nederland)
- Soort boek: gedichten, poëzie
- Uitgever: De Arbeiderspers
- Verschijnt: 24 oktober 2023
- Uitgave: paperback
- Omvang: 64 pagina’s
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Flaptekst van de nieuwe dichtbundel van Lans Stroeve
Sterkteleer, of toegepaste mechanica, onderzoekt de voorwaarden waaraan constructies moeten voldoen om niet te bezwijken. Maar In dit geval is Sterkteleer een literair werk over het construct mens, de door de loop van het leven zwaar belaste mens, zonder religieuze schil of bodem, kracht ontlenend aan de schone kunsten, filosofie en wetenschap. De gedichten in Sterkteleer zijn in essentie existentieel. Het leven zelf staat erin op het spel: ‘Je gaat/ niet zinken, je wordt gedragen. Ogen open:// ze vliegen af en aan, het flinke ziekenhuis in/ en uit, de grootste zwerm goede zielen van de stad.’
Bijpassende boeken en informatie