Colum McCann Danser recensie en informatie over de inhoud van de biografische roman over Rudolf Noerejev. Op 14 september verschijnt de geheel herziene heruitgave van de Nederlandse vertaling van Dance de roman uit 2003 van de Ierse schrijver Colum McCann.
Colum McCann Danser recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Danser. Het boek is geschreven door Colum McCann. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de roman uit 2003 van de Ierse auteur Colum McCann.
Danser
Auteur: Colum McCann (Ierland)
Soort boek: biografische roman over Rudolf Noerejev
Zoals Dirk Ayelt Kooiman in Montyn het onwaarschijnlijke levensverhaal van Jan Montyn heeft vereeuwigd, zo heeft Colum McCann in Danser het spectaculaire levensverhaal van Rudolf Noerejev vastgelegd. Noerejev was de grootste balletdanser van de twintigste eeuw en leefde een leven dat in avontuurlijkheid niet onderdoet aan dat van Montyn. Het gaat van de verschrikkingen van de Tweede Wereldoorlog en zijn politieke vlucht uit de toenmalige Sovjet-Unie, tot zijn leven als bohémien te midden van de jetset in het rauwe New York van de jaren tachtig. Hij was bevriend met Andy Warhol, John Lennon en ballet danseres Margot Fonteyn en werd gedreven door een ongekende zucht naar perfectie. Maar uiteindelijk gaat Danser over een jongen die zichzelf wil kunnen zijn en daarnaar handelt, meesterlijk geschreven door Colum Mc Cann.
Het is een documentaire roman die leest als een spannend en meeslepend verhaal. Danser verscheen in 2003 voor het eerst. Voor deze heruitgave heeft Frans van der Wiel zijn vertaling geheel herzien.
Seumas O’Kelly Het graf van de wever recensie en informatie over de inhoud van de Ierse roman uit 1919. Op 1 juni 2023 verschijnt bij uitgeverij Zirimiri Pres de Nederlandse vertaling van The Weaver’s Grave, geschrven door Seumas O’Kelly.
Seumas O’Kelly Het graf van de wever recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het graf van de wever. Het boek is geschreven door Seumas O’Kelly. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de de roman uit 1919 van de uit Ierland afkomstige auteur Seumas O’Kelly.
Recensie van Tim Donker
Tijd op aarde, wat te doen, je bent een tijdje hier en daarna ben je hier niet meer. Daarvoor was je er ook al niet, je bent hier veel langer niet dan wel, maar in het erna kan er voor een tijdje tenminste een graf zijn misschien. Wat is het met begraafplaatsen en er rondlopen? Mijn vader en ik deden dat altijd als we in één of ander buitenland waren. Niet dat we speciaal begraafplaatsen opzochten, zo morbide waren we niet, maar als we er langs één liepen, fluitend of niet, en hij was toegankelijk dan gingen we. Ik herinner me er één op het eiland Bute met ook hele oude graven, uit de vorige eeuw (de eeuw voor de huidige vorige eeuw bedoel ik dan, want dit speelde in de inmiddels vorige eeuw). We zagen een graf met drie kinderen erin die op de dag af één jaar na elkaar waren overleden, we stonden ons daar een tijd lang over te verwonderen, toen gingen we weer. Wat is het met begraafplaatsen en er rond lopen, je zou er een boek over kunnen schrijven, niet?
Niet, Seumas O’Kelly? Een Ier. Natuurlijk een Ier. Met zo’n naam. Ik kende hem niet. Hij werd geboren in 1880, overleed in 1918, kwam zelf dus al vroeg op een begraafplaats terecht. Ik kende hem niet. Maar dat wordt dan vergeleken aan Samuel Beckett en Flann O’Brien en dan moet ik dat lezen, waarom wordt dat vergeleken aan Samuel Beckett en Flann O’Brien vraag ik, ja het is een Ier zegt Theo, maar dat is nog geen reden zeg ik, maar toch moet ik dat lezen want Beckett en O’Brien behoren tot de beste schrijvers die ooit er waren, Seumas O’Kelly, ik kende hem niet maar hij wordt vergeleken aan twee schrijvers die ik wel ken en goed vind en dus moet ik dan lezen, al ben ik, altijd, sceptisch over zulke vergelijkingen, ze vertellen er ook nog bij dat hij een klasgenoot was van James Joyce, hee die ken ik ook en hee die is ook niet half slecht.
Mensen die lopen op een begraafplaats, ik hoop dat ze het hele boek lang er niet vanaf komen, was dat niet de grote teleurstelling bij Jean-Philippe Toussaint, De badkamer, dat beloofde te gaan over een man die de rest van zijn leven zou slijten in zijn badkamer maar hij was al vrij snel weer die badkamer uit, dat vond ik jammer, ik weet nog dat ik dacht Dit wordt fantasties dit gaat zich een heel boek lang in een badkamer afspelen, en toen, ik was teleurgesteld in Toussaint, weer iets waarin ik teleurgesteld ben zei de mier nadat hij geconstateerd had dat de wereld hem teleurstelde. Maar dit boek is 90 bladzijden en dat is inclusief nawoord (ik raad je trouwens af dat nawoord te lezen, te dor, te droog, te literatuurlesserig, een literatuurbeschouwing volgens het boekje, inklusief obligate sietaten uit theorieboeken over humor), dus het moet best mogelijk de personages gans de novelle lang op de begraafplaats te houden.
Een begraafplaats en een Ier die wordt vergeleken aan andere schrijvende Ieren, schrijvende Ieren die ik waardeer, god ja, dit moet ik lezen. En het begin is er al meteen op:
“Mortimer Hehir, de wever, was overleden en ze waren naar Cloon na Morav, de Dodenakker, gekomen om zijn graf te zoeken. Meehaul Lynskey, de spijkerslager, klom als eerste over het opstapje. Op zijn gezicht stond opwinding te lezen. Met zijn lange, gekromde lichaam bewoog hij zich in schuifelgang over de grond. Na hem kwam Cahir Bowes, de steenbikker, die vanaf zijn heupen zo krom was dat zijn rug horizontaal liep, als bij een dier. Met zijn rechterhand omklemde hij een stok die hem van voren steunde, met zijn naar achteren gestrekte linkerhand vond hij houvast aan zijn jas, vlak boven zijn onderrug. Met deze kunstgrepen voorkwam hij dat hij onder het lopen voorover tuimelde. De magnetische kracht van Moeder Aarde trok het voorhoofd van Cahir Bowes naar zcih toe en hij verzette zich tot het laatst toe tegen haar doodskus. En op dit moment lag er iets opgewekts in zijn gezicht, nu hij het ophief van zijn gebruikelijke inspectie van de grond. De beide oude mannen wekten de indruk onverhoeds in vrijheid te zijn gesteld. Heel lang hadden ze zich ergens in de schemer van het leven opgehouden, want de wereld had geen boodschap meer aan hen, en nu had men zich hen ineens herinnerd en hun verzocht een taak te volbrengen die niemand anders op aarde tot een goed einde kon brengen.”
Dit is de toon. Dit is de roman. Dit is wat er gebeurt. Een zoektocht naar een plek om de wever te begraven op een begraafplaats die snel overbodig zal zijn. Ooit zo aanzienlijk, nu in verval, met nog maar weinig levenden die daar in de grond zullen eindigen. Twee oude mannen leiden twee jonge doodgravers en een niet al te oude weduwe op dat labyrinties aandoend Cloon na Morav. Voor hun is het daar tussen de doden een weg terug het volle leven in: nodig zijn, een taak hebben, iets kunnen wat een ander niet kan. Het is ook een strijd, die allengs grimmiger en verbetener wordt. Voor de doodgravers, wier geduld op de proef gesteld wordt, is het voornamelijk tijdverspilling:
“’Waar moeten we de wever begraven?’ vroeg één van de grafdelvers op het laatst. […] ‘We kunnen hier niet voor altijd blijven.’ […]
‘Menig beter man dan jij,’ zei Meehaul Lynskey, ‘zal hier zeker voor altijd blijven.’ Hij zwaaide met zijn kromme vingers over Cloon na Morav.
‘Al wie voor altijd op Cloon na Morav blijft,’ bracht Cahir Bowes hijgend uit, ‘heeft niets om zich voor te schamen – niets om zich voor te schamen. Onthoud dat, jongeman.’
Meehaul Lynskey leek de tussenkomst, de hulp, van Cahir Bowes niet op prijs te stellen. Zo werd de suggestie gewekt dat hij – let wel hij – de spijker niet goed op zijn kop geslagen had.”
De humor in deze passage is subtiel maar daar, en bovendien levensecht: de mensjes met hun egootjes willen ook daarbuiten (buiten Cloon na Morav, en buiten deze roman) (ha! daar had ik bijna “in het echte leven” gezegd) immers nooit voor elkaar onderdoen.
Een aantal keer klinkt de kreet “gevonden” op, maar steeds blijkt het loos alarm. Niemand lijkt te weten waar zich de plek bevindt waar de wever in de grond gestopt moet worden, maar dan herinneren ze zich een andere oude man, een derde oude man, een vriend van de wever, Malachi Roohan, de kuiper, hij zal het wel weten. De weduwe moet naar daar, de weduwe moet gaan, de weduwe moet Malachi Roohan opzoeken en dat is dus -helaas- het moment dat de begraafplaats verlaten wordt. Maar de scene in Roohans huis is zo goed dat je het O’Kelly ogenblikkelijk vergeeft. Deze scene had je niet willen missen. Het is bovendien het moment waarop de weduwe als personage, tot dan toe stilletjes en op de achtergrond, kleur, kontrast en diepgang krijgt. Malachi Roohan blijkt een stokoude, uitgeteerde, bedlegerige man, bijkans een mummie. En nog een graadje minder bij zinnen dan Meehaul Lynskey en Cahir Bowes. Hij trekt zich aan een aan het voeteneinde van zijn bed gebonden touw overeind in zitpositie als “uit de dood”. Hij vangt ten spreken aan en onderhoudt zijn dochter (zijn verzorgster) en de weduwe met een filosofie over het leven als droom: de wever is maar een droom, de idioot is maar een droom, de kuiper de paus de koning zijn maar een droom. Hij laat de dochter een visualisatieoefening doen die erop neerkomt dat alles onophoudelijk blijft vervluchtigen en dat het wachten op “het ware” maar een illusie is. Hij haalt herinneringen op, doet boosaardig, wordt ineens intens droevig, valt weer terug in bed. Hij zegt dat de wever begraven moeten worden onder de iep op Cloon na Morav. Maar bij terugkomst op de dodenakker ziet de weduwe het: op heel Cloon na Morav staat niet één boom.
Het graf van de wever is een dun boekje, maar niet zonder gewicht. Natuurlijk gaat het over dood en vergankelijkheid, maar evengoed gaat over liefde en over leven. Bij vlagen bepaaldelijk filosofies; niet alleen in de ideeën van Roohan; zinnen als “[Cahir Bowes en Meehaul Lynskey] fluisterden bij voorbije ondeugden die helemaal niet als ondeugden klonken, want de lange jaren werken uiterst verzachtend en begeleiden in schitterend tenue de schuchterste aller deugden, de Naasteliefde. Het doodgraversduo en de weduwe van de wever werden de gefluisterde schandalen van Cloon na Morav door zo’n waas van ouderdom gewaar, dat het van schandalen liefdesverhalen werden. Van een afstand doen de losbol en de lichtekooi alleen nog maar schilderachtig aan.” bieden een korte maar geldige mijmering over de houdbaarheidsdatum van predikaten. De liefde van je leven, je allerhoogste idealen, dat waar je je ooit voor doodgevochten zou hebben – van een afstandje, een kort afstandje soms, begint het al te verbleken; misschien neem je beter alles van meet af aan reeds met een korreltje zout, dat zou de sfeer ten goede komen.
Er zijn gedachten over oude mannen en waarom ze zijn zoals ze zijn; er zijn gedachten over hiërarchie, over bekrompenheid en normativiteit; over de geachte orde der dingen (de weduwe was de vierde vrouw van de wever en als zodanig van lager allooi dan een eerste of een twede vrouw). De doodgravers zijn een -haast- identieke tweeling en dat katapulteert bij de weduwe gedachten over individualiteit – Het graf van de wever zit bomvol met dit soort “vestzakessays” en weet toch haar elegantie te behouden.
De weduwe is me bovendien erg sympathiek: ze haat genealogie (ja inderdaad weduwe genealogie en erfelijkheidsleer zijn voor de fantasielozen onder ons) en ze heeft prachtige gedachten over kennis over bomen: ze kent de namen van bomen niet omdat er nooit iets in haar leven voorgevallen is dat speciale kennis van bomen nuttig en dus wenselijk maakte. Voor een leek, die bijvoorbeeld de post bezorgt of in een sportschool werkt, is het verre van noodzakelijk om bomen te kunnen benoemen op hun soortnamen: ik heb dat soort kennis altijd een beetje overbodig en nutteloos gevonden, een soort van kenniskrachtpatserij: altijd maar te koop lopen met je geestelijke bezittingen, zoals sommigen te koop lopen met hun aardse bezittingen en anderen met hun spieren.
Misschien is de verjongingskuur van de weduwe in de ontluikende liefde tussen haar en één van de doodgravers net een beetje teveel zo op het einde maar dat neemt niet weg dat Het graf van de wever een ongemeen rijk boek is. Absurd en beschouwelijk, meanderend en ontzettend humoristies. Vooral dat. Een humor die inderdaad neigt naar Beckett of O’Brien. Als dat iets tiepies Iers is houden die Ieren er wel een forse galgenhumor op na. Gepekeld kun je ook zeggen. Het graf van de wever is een gepekeld boek. En gepekeld smaakt literatuur het best.
Op de oeroude begraafplaats Cloon na Morav – de Dodenakker – mag niet iedereen worden begraven. In het kleine Ierse dorp is dit privilege alleen aan de oudere families en clans vergund. En daarvan zal binnenkort niemand meer in leven zijn. Mortimer Hehir, de wever die pas gestorven is, hoort tot een van die clans. Maar het graf van zijn clan is niet zomaar te vinden. Cloon na Morav is een doolhof van door donkergroene korstmossen bedekte, afgebroken zerken. Hier bestaat geen pad, geen plattegrond of register en geen enkel grafschrift is compleet. Zijn weduwe weet niet waar ze haar man moet begraven.
Alleen twee bejaarde mannen, Meehaul Lynskey de spijkerslager en Cahir Bowes de steenbikker, kunnen die plek misschien vinden. In hun gezelschap en samen met twee jonge grafdelvers gaat de weduwe van de wever de begraafplaats op. Maar de zoektocht blijkt niet eenvoudig. Met elke mislukte poging raken de twee oude mannen verder verstrikt in gebakkelei over wie de geschiedenis van Cloon na Morav – en dus van zijn bewoners – het beste kent.
Het graf van de wever is een poëtisch en tragikomisch verhaal dat in zwarte humor niet onderdoet voor het werk van Samuel Beckett en Flann O’Brien.
John Banville Singulariteiten recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman uit Ierland. Op 16 mei 2023 verschijnt bij uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling van de roman Singularities van de Ierse schrijver John Banville.
John Banville Singulariteiten recensie van Tim Donker
Pierre Michon, en ja daar denk ik wederom aan u. Want dat doet u soms, nee dat doet u eigenlijk met enige regelmaat: zomaar mijn brein binnenwandelen. En dan vooral dat excipiens van u. Het vulmiddel. De rompslomp van de roman. Soms denk ik dat dat raak is, zo raak. Hoeveel romans zijn er niet die uit misschien wel alleen maar vulmiddel bestaan, zware praat die alleen maar daar is om de lezer ervan te overtuigen hoe gespierd het brein van de schrijver is. Er ligt er nu een op mijn bespreektafel (naja, zo’n tafel is er niet, de te bespreken boeken liggen op grote stapels links en rechts van mijn leesstoel maar het boek waarop ik doel ligt toevallig, nu ik dit zit te schrijven, inderdaad tegenover me op de keukentafel waar het eigenlijk niet hoort te liggen maar het ligt er omdat ik na wc-bezoek te beroerd was het hele godganselijke eind naar de leesstoel te lopen en de keukentafel is zo’n beetje het eerste meubelstuk dat ik passeer terugkomend van de wc), en ik kom er in een andere, in een volgende bespreking misschien nog over te spreken (want over dingen spreken is wat men doet in besprekingen), misschien ook niet, het is alleszins niet het boek waarover ik het in deze bespreking wil hebben, het is een ander boek; één van bijkans zeshonderd bladzijden en ik schat de excipiens ervan toch zeker op een bladzijde of driehonderd. Het is van een Italiaanse Vlaming en het is uitgekomen bij De Geus, doe de puzzel nu maar zelf, Michon (dat kunt gij, hoewel Fransoos zijnde, denk ik best).
Andere keren, vaker eigenlijk, denk ik dat uw excipiens-idee ergens hapert, Michon. Uw eigen werk b’voorbeeld, hoe geconcentreerd veelal ook, bevat naar mijn smaak toch ook het nodige dat weggelaten had kunnen worden en dat dus allicht excipiens genoemd zou kunnen worden? Of ook, dat uw theorie een wel erg economisch soort van schriftuur eist. Ik weet niet of ik wel boeken lezen wil waarin alles heeldurtijd steeds heel erg ter zake doend is. Is naast de kwestie zeveren niet net zo mooi, zo niet mojer dan de kernachtige formulering? Zou een roman ontdaan van wat u “rompslomp” noemt niet akelig veel op een handleiding lijken?
Maar ik moest Singulariteiten lezen om -denk ik- voorgoed genezen te worden van mijn sympathie voor uw ideeën over met “excipiens” gevulde romans. Singulariteiten ja. Banville. John, u weet. Weet u ongetwijfeld, ik wist het niet. Ik had nog nooit iets van Banville gelezen voor ik Singulariteiten las; sterker nog: ik kende die hele John Banville nog geeneens (en dit moet dan naar het schijnt het laatste boek zijn dat hij geschreven heeft, zo hoorde ik doorheen de druivengaard). Dat vind ik mooi. Al tientallen jaren ben ik lezer, en bijna evenzovele jaren bespreek ik boeken. En nog altijd kan ik stuiten op gerenommeerde schrijvers met hele godganselijke oeuvres, zonder dat ik hun naam zelfs maar ken. Dat is geruststellend. Ik ben nog altijd blind, en dat is geruststellend. Ik weet nog altijd niets. En dat is geruststellend.
Maar nu ken ik Banville wel, een beetje toch. Ik las zijn Singulariteiten en plots wist ik wat er mis is aan heel de idee over excipiens: het gaat uit van, sorry Michon, een wel erg simplistiese kijk op literatuur. De kijk op literatuur die ons is aangeleerd op de middelbare school. De literatuurlessen. Hoe ons gezegd werd dat we een boek moesten lezen. Dat er een thema was, en motieven; hoofdfiguren en bijfiguren; dat elk boek een “waar het over gaat” had en dat dat was samen te vatten in één handgeschreven a4tje; je kreeg een hoog sijfer als je het zo deed en misschien nog een punt extra omdat je een verwijzing had gevat die niemand had gevat (het stond op bladzijde 144 geloof ik).
Zo kon je boeken lezen, zo kun je ze nog steeds lezen. En als je boeken zo leest, dan is alles wat niet in het verslag van de beste leerling van de school terecht gekomen is, overbodig. Extra. Franje. Versiering. Excipiens, zo u wilt. Misschien doe je die boeken dan geen recht. Misschien hoef je die boeken niet méér recht te doen dan dit. Er zullen best karrenvrachten boeken zijn die door elke gemiddelde middelbareschoolleerling op maximale waarde geschat kunnen worden.
Maar er is ook Singulariteiten. En waarover gaat Singulariteiten? Bijvoorbeeld over Adam Godley sr. Een briljante wetenschapper die een theorie over het bestaan ontwierp die de wereld ontredderd, losgeslagen, verweesd achter liet. Ik ga die tejorie hier niet trachten samen te vatten; het gaat misschien niet eens om de inhoud van de theorie, maar het gaat wel om wetenschap. Zou Singulariteiten over Adam Godley sr. gaan, dan gaat het boek voorzekers over wetenschap. Enerzijds zijn er de mensen die wetenschap beoefenen en aan hen valt dit op: alle wetenschappers in Singulariteiten zijn kompleet gestoord. Rasechte psikopaten de meesten, en de minst erge zijn nog altijd behoorlijk onsympathieke, eerzuchtige en egosentriese klootzakken. Ja. Wat voor beeld van wetenschap schetst Banville hier? Temeer daar de wereld nooit meer dezelfde zal zijn door wat in essentie toch niet meer is dan een theorie. Godley deed geen ontdekking, en hij maakte geen monsterlijke masjiene; hij ontwierp een theorie. Een wellicht nogal zwartgallige of op zijn minst ontmoedigende theorie maar toch niet meer dan een theorie. Dat de hele wereld daardoor lamgeslagen kan worden, doet denken aan hoe Mattias Desmet de met de verlichting gepaard gaande “vergoddelijking” van de wetenschap omschreef. De wetenschapper die de wereld niet beschrijft maar haar creëert. Er is pas een probleem als de experts zeggen dat er een probleem is, en als de experts zeggen dat er een probleem is, dan hebben we ook een probleem. Ook Laurie Anderson zag het al. Kennen we dat nog van dat virus, Michon, niet zo heel lang geleden, en alle modellen en grafieken en sijfers die ons zeiden dat de wereld goed in brand stond. En iedereen krijste moord en brand, niet omdat ze om zich heen kijkend daadwerkelijk de vlammen zagen oprijzen maar wel omdat de experts op televisie zeiden dat ze er waren.
Gaand over Godley sr. en dus over wetenschap, wetenschappers, de waanzin van het intellect; een door wetenschappelijke ideeën (en modellen) gereguleerde, of onttakelde wereld; al het andere zou dan in Singulariteiten excipiens zijn.
Maarja. Mordaunt, niet zijn echte naam, mag het boek openen en ook weer afsluiten. Ik zou je niet voor gek verklaren als je vast zou houden aan het standpunt dat Singulariteiten in feite over Mordaunt gaat. Een ex-gevangene. Ik zou hem zelf niet snel tot hoofdfiguur bombarderen, maar ik zou je snappen als je meent dat het boek om hem draait. Ik vind hem de meest kliesjeematige figuur, bijna een plat karakter, krijgt, als mysterieuze, dreigende, duistere figuur ook alle vrouwen; ook intelligente, gesofistikeerde; want de dreiging, want het onkenbare, want de nooit geheel te doordringen hardheid, &c.; beetje afgezaagd. Ik zag de ganze tijd een figuur uit Beavis and Butthead voor me, ik weet niet meer hoe hij heette maar hij reed steeds rond in een sportwagen, had lang, enigszins onverzorgd haar, een vlassnorretje, een spiegelende zonnebril en als er iets was dat hij liever deed dan met zijn sportwagen over dingen heen rijden dan was het Beavis en Butthead in elkaar slaan. Hem zag ik voor me bij Mordaunt, ja een getekend figuurtje dus – toont wel aan hoe bordkartonnig hij in mijn beleving was. Maar Mordaunt loopt steeds rond in dat boek, eist veel porsies ervan op; hij zou evengoed het onderwerp van Singulariteiten kunnen zijn. Dan zou dit boek misschien een thriller zijn, dan gaat het over wat er in het donker verborgen ligt. Inderdaad gaat er van Mordaunt een voortdurende dreiging uit; dat hij in de gevangenis zat had iets met moord te maken, op zijn vriendin ofzo, het wordt nooit helemaal helder. Een vriendin van hem doet hem een bizar verzoek, bizarriteiten kleven aan Mordaunt. En iets animaals. Misschien is Singulariteiten wel een doodordinaire thriller, Michon, en is dat wetenschappelijke geneuzel gewoon gespierde excipiens.
Of. Wacht. William Jaybey is er ook nog. Hij krijgt de opdracht een biografie te schijven over Adam Godley sr., en hij aanvaardt; een beetje tegen wil en dank. Eigenlijk kan hij Godley sr. niet uitstaan; en in het huis van de Godleys -waar hij voor de duur van het schrijven van de biografie in residentie mag leven- vindt hij ook nauwelijks materiaal om hem verder te helpen met zijn opdracht. Zijn boek kwakkelt maar zo’n beetje, komt misschien nooit af; het interesseert Jaybey misschien ook niet, hij is veel meer geïnteresseerd in de vrouw van Adam Godley jr. (de Adam van wie hij de opdracht voor het schrijven van de biografie ontving) (de andere Adam is bij dan al lange dood); hij stommelt maar zo’n beetje rond in dat rare rare huis van de Godleys, hij hangt maar zo’n beetje rond; Singulariteiten zou ook over hem kunnen gaan en dan is het boek wellicht een psikologies drama over hoe het leven als water overal langs je heen golft maar zich nooit laat pakken en dan is Mordaunt daar de excipiens.
En ik had het over het huis van de Godleys, waarom is dat huis eigenlijk niet de hoofdpersoon? Dan is dit boek Danielewski-achtige horreur; een kaartenhuis, onnavolgbare huizen met meer kamers dan erin lijken te passen, altijd weer gangen, trappen, labarinties, huizendromen, wie van ons heeft nooit huizendromen, ik heb sedert mijn prilste jeugd minimaal één keer per week een fikse huizendroom, het zal wel voor iets staan en dat waarvoor het staat is waar Singulariteiten om gaat en al het andere is excipiens, Michon?
Tenzij je natuurlijk de bijfiguren tot hoofdfiguren bombardeert, waarom niet, kan best: de even enigmatiese als terminale Anna Behrens die Mordaunt dat bizarre verzoek doet en die naar het schijnt in een verleden nog een verhouding met Adam Godley sr. heeft gehad (maar wie heeft er géén verhouding met Godley sr. gehad; ook knorrige, zelfzuchtige, onhebbelijke, gevoelsarme en stokoude wetenschappers kunnen klaarblijkelijk alle vrouwen krijgen die ze willen) (als je maar een klootzak bent, is dat het, Banville?); de halfwas Adam Godley jr. en zijn licht alkoholieke vrouw Helen; de misschien wel misschien niet dementerende en ergens in dat monstrueuze huis misschien wel misschien niet vergeten weduwe van Adam Godley sr.; over hen, en voornamelijk over hen zou Singulariteiten kunnen gaan en dat zou dan een boek zijn over leven, leven in de schaduw van, een verleden, een naderende dood, een wereldberoemde vader, de alkool. Dan bevat dit boek bijna geen snipper excipiens meer, Michon, en de allerlaatste snipper gaat ook nog overboord als je voorstelt:
dat dit boek gaat over al het bovenstaande en daarmee een boek is over een bestaan zonder god, een bestaan met wetenschap als god, een onttoverd bestaan, een grimmig, leeg, liefdeloos en weinig zinvol bestaan.
(één gedachte nog, Michon, een gedachte die ik liever niet denk, een gedachte die ik daarom maar tussen haakjes plaats -en daarom staat dat hier ook tussen haakjes-: ik las, ieverans op dat verdomde internet, dat Banville Singulariteiten heeft laten bevolken met alle figuren uit al zijn voorgaande boeken -ik weet dat niet want ik las nooit wat van hem- en in dat geval is juist heel dit boek excipiens: het excipiens van al zijn andere romans, zoals bands zonder ideeën maar met een dwingend kontrakt er maar een seedeetje uit persen met de uitnames van vorige seedees om aan hun verplichtingen te voldoen)
Singulariteiten is een ongemeen rijk boek dat je op heel veel verschillende manieren kan lezen (je kunt het uiteraard op nog veel meer manieren niet lezen). Ergens in mijn aantekeningen, Michon, schreef ik dat je dit boek gelezen moet hebben om het goed te kunnen lezen. Maar wie heeft er voor herlezen tijd? Daarom neem ik maar genoegen met de ongetwijfeld onvolledige maar niettemin zeer aangename indruk die het boek bij eerste lezing op me maakte. Een bijna geniaal boek, meende ik. Waarom het niet werkelijk geniaal is? Omdat het misschien iets te geniaal wil zijn. Het overstijgt diverse zjanrûhs; het overstijgt alle tijdsaanduidingen (het kan zowel een futuristiese als een historiese roman zijn); in haast elk hoofdstuk is er een andere figuur aan het woord; het speelt met verschillende stijlen; het is filosofie en wetenschap maar ook platte sex en spanning; het is hoogbrouw en laagbrouw dooreen – het is het is het is. Het is net een beetje teveel. Sja. Komen we toch weer bij excipiens. He, Michon?
Een man met een valse naam komt op het landgoed van zijn jeugd aan met een – geleende – flitsende rode sportwagen. Er woont een nieuw gezin in het tochtige oude huis: de Godleys, afstammelingen van de wereldberoemde geleerde Adam Godley zaliger, wiens theorie van het bestaan de wereld in chaos achterliet.
De mysterieuze man met de sportwagen, die net een gevangenisstraf heeft uitgezeten, heeft het rare idee dat de tijd heeft stilgestaan, of uit elkaar is gespat, of op een vreemde manier opnieuw begonnen is. Hij moet de strijd aangaan met de eigenzinnige Godleys, met de recentelijk aangestelde biograaf van Godley sr. en met een rijke en mooie vrouw uit zijn verleden die hem een ongewoon verzoek doet.
De internationaal bejubelde en bekroonde auteur John Banville schreef een speelse en gelaagde roman over nostalgie, leven en dood en de kwantumtheorie, die begint met de comeback van een van zijn meest memorabele personages en diens ontslag uit de gevangenis.
Michael Magee Dicht bij huis recensie en informatie over de inhoud van de Noord-Ierse roman. Op 26 april 2023 verschijnt bij uitgeverij Prometheus de Nederlandse vertaling van de debuutroman Close to Home van de Noord-Ierse schrijver Michael Magee.
Michael Magee Dicht bij huis recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Dicht bij huis. Het boek is geschreven door Michael Magee. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de eerste roman van de uit Noord-Ierland afkomstige auteur Michael Magee.
Seans halfbroer Anthony is een echte rauwdouwer. Als kind trok Anto zich niets aan van hun moeder, die hem uit de problemen probeerde te houden. Sean was anders. Het was de bedoeling dat hij zou gaan studeren en het harde, door de Troubles bepaalde milieu van zijn jeugd voorgoed achter zich zou laten.
Maar na zijn studie keert Sean toch terug naar Belfast en ziet hij dat Anto en zijn vrienden van vroeger langzaam aan het afglijden zijn. Bovendien heerst er grote werkloosheid en blijkt Seans bachelordiploma in de praktijk niets waard. Als hij op een feestje zijn zelfbeheersing verliest en met iemand die hij niet kent op de vuist gaat, vervalt zijn leven tot chaos.
In Dicht bij huis is de lezer getuige van de nasleep van die nacht. Op basis van zijn eigen levenservaringen beschrijft Michael Magee de krachten en gevaren waarmee jonge mensen uit de arbeidersklasse te maken krijgen, in een debuut dat op elke pagina zindert van inzicht en mededogen. Wat voor soort man is Sean geworden, en hoe vindt hij zijn plek in de beschadigde stad die hij zijn thuis noemt?
Sebastian Barry De verre voortijd recensie en informatie over de inhoud van de Ierse roman. Op 28 februari 2023 verschijnt bij uitgeverij Querido de Nederlandse vertaling van Old God’s Time de nieuwe roman van de Ierse schrijver Sebastian Barry.
Sebastian Barry De verre voortijd recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De verre voortijd. Het boek is geschreven door Sebastian Barry. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de uit Ierland afkomstige schrijver Sebastian Barry.
Recensie van Tim Donker
Aantrekken en afstoten: een dans zo oud als de mensheid. En dit was de dans. Dit was de dans die ik danste. Dit was de dans die ik danste met Sebastian Barry. Of liever met zijn roman. Zijn roman De verre voortijd.
De dans was daar niet ineens. De boeken liggen in een stapel hier. Een grote stapel hoger nog dan de stoel waarin ik de boeken lees. Ik pak een boek van de stapel en lees er wat in. Wat ik probeer te lezen is het totale aantal pagina’s gedeeld door drie, zodat een boek niet te lang in de stapel blijft rondhangen. Want nadat ik wat gelezen heb in een boek, leg ik het op de stapel aan de andere kant van mijn leesstoel en pak ik het volgende boek. Waar ik wat in lees totdat ik het leg op de stapel aan de andere kant van mijn leesstoel en ik het volgende boek pak. Waar ik wat in lees totdat ik het leg op de stapel aan de andere kant van mijn leesstoel en ik het volgende boek pak. En zo verder. Tot er alleen nog maar vloer te zien is aan die ene kant van mijn leesstoel en alle boeken liggen aan de andere kant. Dan leg ik alle boeken weer terug: wat nu het bovenste boek is, wordt het onderste boek, en alles begint van vorenafaan.
De verre voortijd was al twee keer voorbij gekomen. Niet eens het totale aantal pagina’s gedeeld door drie, nee gewoon een miezerig hoofdstukje per keer. In meer had ik die eerste een, twee keer geen zin. En de hoofdstukjes in De verre voortijd zijn kort. Niets wees erop dat dit boek me ging grijpen, dat het een boek ging zijn waarin ik bleef hangen, een boek om alle andere boeken in de stapel mee te vergeten.
Tot die derde keer dat ik het in handen hield dus. En ik bleef lezen. Niet een hoofdstukje per keer. Niet eens het totale aantal pagina’s gedeeld door drie. Maar gans het boek ineens.
En toch. Ja. Toch.
Toch kwam die eeuwige dans toen pas goed los. Ik las, ik bleef lezen, ik verleende De verre voortijd voorrang boven al die andere, al die heel veel andere boeken in de stapel. En toch wist ik niet of ik het nou een goed boek vond of niet.
Om te beginnen is er de taal. Ja natuurlijk is er de taal. Dit is een boek, kluns, er is niks anders dan taal in een boek. En de woorden. Taal bestaat uit woorden. En er zijn woorden. Woorden als patat bijvoorbeeld, wat ik echt een afschuwelijk lelijk, een afgrijselijk boers, een ongekend lomp rotwoord vind (al moet ik toegeven dat “friet” nauwelijks een fractie beter is). Of een woord als “geprest” (voor “onder druk gezet”). Of “match” (voor “overeenkomst”). Of “shabby” (voor “amoedig”). Of “cottage” (waar je ook “huisje” kon zeggen, of voor mijn part “hut”). Maar dat is aan de vertaler, dat is niet in Barry’s handen. Wat wel in Barry’s handen is, is het overdadige gebruik van “o lieve God” en “Lieve Jezus, Maria en Jozef” dat na verloop van pagina’s lichtelijk pathetisch om niet te zeggen potsierlijk of zelfs ronduit belachelijk gaat aandoen. Ook zijn er net iets teveel ver gezochte als-vergelijkingen. “Tom pruttelde als de steelpan met bonen van een cowboy.”; een kruiwagen piept “als een hond die in het Grieks blaft”; “Het deksel van Toms hersenpan kwam omhoog en rommelde, als een pan aardappels die aan de kook raakt.”; het zijn er teveel en ze zijn ook niet allemaal zo tekenfilm-achtig absurdistisch al de hier gesieteerde die -bedoeld of onbedoeld- nog wel enigszins te lachen geven. O. Misschien zijn er wel iets teveel woorden tout court; de taalrijkdom wordt bij vlagen taaloverdaad: alsof het schrijven zelve soms overkookt. Maar ik ben de laatste om te spreken over een teveel aan woorden en ik weet ook iets te goed hoe heerlijk het is, hoe ongekend, bijna eroties geladen heerlijk, als de woorden maar blijven stromen uit je pen of uit het klavier van je laptop (hoe zou Barry schrijven?) (zijn hoofdpersonage in dit De verre voortijd, Tom Kettle, zou bijna op zeker met papier en pen schrijven of misschien met een heel ouderwetse tiepmasjiene maar ja: hoeveel Sebastian Barry zit er in Tom Kettle?) (Barry weet zoveel vlees te sprankelen aan Kettle’s botten dat het haast niet anders kan of er zit iets van het verleden van Sebastian Barry in dat van Tom Kettle).
En er is de toon.
Het is de toon die de muziek maakt, schreef een dosent op de opleiding ooit eens onderaan één van mijn stukken. Eigenlijk schreef hij het in Frans. Dat vond ik vervelend. Ik haat de Franse taal en zag ook daarbuiten geen enkele reden om in Nederland op een opleiding gewijd aan de Nederlandse taal onderaan een in het Nederlands geschreven stuk van een Nederlandse student iets in het Frans te schrijven. Maarja. De toon, de muziek: De verre voortijd is een gitzwart boek. Al dacht ik in het begin hier en daar nog wel een flard -zij het sieniese- humor te ontwaren.
He?
Wat?
Ja.
Humor. Dacht ik. Een beetje onderkoeld, een beetje sienies. Maar humor. Ik moest een paar keer hardop lachen. Het was maandagavond, iedereen behalve ik was naar bed, iets overbodigs stond op herhaling, niemand zei “glimlacht” (“glimlacht” niemand zei), en ik moest een paar keer hardop lachen. Ja ik zou kunnen zeggen waarom, ik zou een hiere of daare passage kunnen sieteren maar ik doe dat niet. Niets is zo efemeer als humor. Je kunt humor niet verpotten. Wat grappig leek op maandagavond toen iedereen naar bed was en er iets overbodigs op herhaling stond en niemand “glimlacht” zei, is misschien mogelijkerwijs wellicht (bijwoorden van twijfel) minder grappig als de klok donderdag slaat, jazz de ruimte vult, regen tegen de ramen slaat. Ik zag een vrouw fietsen zoals een duif loopt, en later ik liep met mijn kinder in ergens een winkelsentrum en ik zag een duif lopen en ik stootte mijn kinder aan en ik zei Zien jullie hoe die duif loopt jongens, met dat koppie dat steeds naar voor en naar achter gaat? (ze keken), Ik zag laatst een vrouw presies zo fietsen, ik zweer het bij God. En mijn kinder keekt naar de duif, en toen naar mij. En lachen. Wij: lachen. Heel hard lachen. Heel die middag lang deden we fietsende duiven na, en we hadden lol. En later, in de avond, wij allang weer thuis, ik zei iets over fietsende duiven en niemand lachte (ik ook niet). Het had ineens opgehouden grappig te zijn.
Ook in De verre voortijd later weinig humor meer. Misschien is dat niet Barry, misschien ben ik dat maar. Ik was zeventien toen ik in de bioscoop een vrouw de voeten van een man zag afhakken om daarna gepassioneerd te zeggen O god I love you. Ik lachte, want zo’n intense liefdesverklaring nadat je iemand ernstig hebt verminkt – daar zag ik een soort humor in. Maar ik was wel de enige. Mijn eenzame lach keihard doorheen een Eindhovense bioscoop. Ik sloeg verschikt een hand voor mijn mond. Misschien is mijn humor raar en bedoelde Barry nergens grappig te zijn. Niettemin: De verre voortijd lijkt wel met iedere bladzij een diepere tint van zwart aan te nemen.
En ik weet niet. Ik weet niet of het De verre voortijd past zo’n zwartgallige blik op het leven te bieden. Sommige boeken past het. Eden eden eden paste het. De koning paste het. In sommige boeken is het logisch om nergens nog een sprankje licht te krijgen, geen enkele zicht op hoop of troost. Maar De verre voortijd lijkt ondanks alles een redelijk normaal boek en moet een redelijk normaal boek je kop tot bloedens toe in de ellende en niets dan de ellende van het leven wrijven? Nee. Ja. Ik weet het niet.
En er is het verhaal.
Het verhaal is er altijd. Misschien een beetje laat om in een bespreking met het verhaal af te komen maar dit is het verhaal: Tom Kettle is een gepensioneerde politieman. Negen maanden met pensioen. Een zwangerschap met pensioen, het vergelijk wordt in het boek zelf getrokken (natuurlijk, in een boek dat zo tuk is op vergelijkingen). Dan laat zijn ouwe sjef hem vragen zijn licht te laten schijnen over een oude zaak (een “cold case”) (is er in Nederlandse politietaal echt geen beter woord daarvoor beschikbaar?) waar hij betrokken bij geweest is, waar hij meer dan betrokken bij is geweest om er maar het minste van te zeggen. Ten dele is dit boek dus gewoon een doodordinaire politieroman, een wieheefthetgedaan of hoezatdievorkindesteel, en later wordt het ook nog een watgaatergebeuren dan wel w’romdoetdepliessie niks – maar dan gaat het al ergens anders over.
Wil ik een politieroman?
Ach.
Ja.
Waarom niet.
Met deze sfeer.
De sfeer is fantasties. Je moet een roman maar in Ierland laten afspelen om verzekerd te zijn van een fantastiese sfeer. De zee. Het weer. De mensen. De gebouwen. O ja de gebouwen. Die Tom woont in een soort van oud kasteel ofzo, monumentaal pand, geweldig uitzicht, zijn buurman bespeelt de cello, ik herhaal zijn buurman bespeelt de tsjello. En anders schiet hij aalscholvers dood.
En er is de stijl.
Of.
Naja.
Ik meen dat het stijl is. Tom heeft hallucinaties. Vaak. Er is de dramaties aflopende hallucinatie waarin zijn dochter bij hem op bezoek komt, maar bij dan weet de lezer al dat die dochter dood is en dat de scene dus onmogelijk waar kan zijn. Maar Barry past de hallucinatie vaker toe, ook bij gelegenheden waarin de lezer onwetend is en dus Tom maar vertrouwt op zijn moje blauwe ogen. Praat hij met een vrouw, ziet hij een meisje. Komt de lezer later te weten dat ook die personages al jaren dood zijn. Gaat hij, de lezer, uiteindelijk twijfelen aan alles wat Tom beweert, zegt, meemaakt, zich herinnert. Denk ik is dat wat een schrijver wil? Dat je niks gelooft, dat je aan alles twijfelt?
Nee. Ja. Ik weet het niet.
Er is ook een droomscene. Tenminste. Er is gewoon een heel realistische scene en dat blijkt dan later een droom te zijn. Maar voor een droom is het veel te werkelijk, veel te saai, veel te geordend, veel te chronologisch. Mijn ervaring is dat dromen wel grepen doen uit het werkelijke leven maar dingen aaneen plakken op een manier die in dat werkelijke leven nooit zouden kunnen, omdat menig natuurwet getart wordt. Zo droomde ik laatst dat ik uit ging met een man die jaren geleden een collega van me was maar met wie ik indertijd nauwelijks contact had. Het was avond, we gingen uit, we zetten onze fietsen op slot, even later was het ineens ochtend en ik moest post bezorgen, de fiets was weg, ineens kwam mijn zoon erin voor, het regende, het was herfst, het was een zonnige zomeravond, er was iets met een openbaar gebouw, mijn fiets miste een wiel en toen weer niet. Een scene die traagweg verloopt, nooit ver blijft van de dagdagelijkse realiteit een paar pagina’s later willen verkopen als een droom: is dat amateuristische schrijverij, hollywoodiaans effectbejag of een gebrek aan controle?
Ik weet het niet.
Zeg het maar.
En er zijn de personages.
Of het personage. Tom. Tom Kettle. Maf. Rauw. Innemend. Hoe hij elk samenzijn weegt op de weegschaal van vriendschap. Wat een lieve man. Wat een rare man. Wat een intrigerende man. En wat zijn al die demonen die hij met zich meesleept?
Want ja. Dat is er ook. Informatie achterhouden. Dat moet je kunnen. Dat is niet niks. Allereerst moet de lezer wéten dat er informatie achtergehouden wordt: dat er iets te weten valt dat hij op dat moment klaarblijkelijk nog niet geheel weet. Gewoon zwijgen volstaat dus niet, dat is maar een zinledige stilte. Stiltes moeten geladen zijn – met verhalen die, hoop je, nog komen gaan. En dan komen de verhalen. God ja. Dan komen ze. Barry houdt ze lang achter, het komt alles pas bijna op het einde van het boek. Maar als ze komen, dan komen ze ook. Komt de ellende. Al die akelige verhalen. De een na de ander; allemaal in de laatste, zeg, zestig bladzijden van het boek. Ik las die zuchtend, kreunend, steunend, waarom vroeg niemand hier in huis wat er met me was? De verhalen zitten vol smart, leed, lijden, pijn. En je krijgt ze. Je krijgt ze allemaal. Je vroeg je af hoe dat zat met die vrouw van Tom, met zijn kinderen, met die zaak waarin om zijn mening was gevraagd: nou zo zit dat dus allemaal & leuk is het niet.
En weeral de vraag. Is hier een geraffineerd schrijver bezig, die na alle ellende waaraan De verre voortijd reeds rijk was een nóg bitterder toetje heeft opgekookt voor zijn lezers om elke laatste illusie uit handen te slaan of is dit einde (als heel het boek) gewoon ongecontroleerd, improvisatories, al schrijvend ontstaan?
Hoe. Ja. Ik weet het niet.
En ik las, en ik bleef lezen, en toen was het boek uit. En ik nam het volgende boek van de stapel. Huis vrede breuk heette dat boek en god wat een Amsterdams, slecht geschreven hipsterboek zeg. Dan buig ik alsnog, in terugblik, het hoofd voor Sebastian Barry. NRC sprak krom, krommer nog dan krom, met te zeggen dat Barry’s boeken “kruipen” “bijna onmerkbaar” “onder je huid”. Al ken ik alleen maar dít boek van Sebastian Barry: onmerkbaar ging het niet en van kruipen was geen sprake. Het werd op boeklengte geïnjecteerd. Onder mijn huid. Een boek dat nog lang de maat zal nemen. Een boek dat zich voorlopig niet wegwassen laat. Een boek dat me nog lang zal bijblijven.
Politieman Tom Kettle is onlangs met pensioen gegaan en geniet van zijn rust in zijn nieuwe huis met uitzicht op de Ierse Zee. Maandenlang ziet hij nauwelijks een levende ziel, en vangt hij alleen af en toe een glimp op van zijn excentrieke huisbaas en de nerveuze jonge moeder die naast hem is komen wonen. Hij heeft alle tijd om te mijmeren, bijvoorbeeld over zijn geliefde vrouw June en hun kinderen. Tot twee voormalige collega’s aanbellen met vragen over een decennia oude zaak, een zaak die Tom nooit helemaal achter zich heeft kunnen laten, en hij verstrikt lijkt te raken in de duistere uithoeken van zijn geheugen.
De verre voortijd is een roman over een van de zwartste bladzijdes uit de Ierse geschiedenis, geschreven door een meesterverteller op de toppen van zijn kunnen.
Naoise Dolan Lang en gelukkig recensie en informatie over de inhoud van de Ierse roman. Op 22 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij Atlas Contact de Nederlandse vertaling van The Happy Couple, de nieuwe roman van de uit Ierland afkomstige schrijfster Naoise Dolan.
Naoise Dolan Lang en gelukkig recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Lang en gelukkig. Het boek is geschreven door Naoise Dolan. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Ierse schrijfster Naoise Dolan.
Maak kennis met De Bruid, De Bruidegom, Het Bruidsmeisje, De Bruidsjonker en De Gast. Onze vijf vertellers zijn queer, Iers en niet wie ze zouden moeten zijn. Celine en Luke, ons pas verloofde stel, horen nog lang en gelukkig te leven. Alleen vindt Celine de piano belangrijker dan huisje, boompje, beestje en gaat Luke serieel vreemd. Phoebe hoort een serieuze baan te zoeken, maar ze werkt liever in een café. Archie, Lukes ex-geliefde, hoort de carrièreladder te beklimmen en Luke uit zijn hoofd te zetten. Toch verzet hij geen stap. Vivian, Lukes beste vriendin en andere ex, observeert de anderen met een klinische blik alsof ze mieren zijn. Als de dag van de bruiloft nadert en de levens van deze vijf vrienden en geliefden elkaar kruisen, zullen alle personages op zoek moeten gaan naar hun eigen sprookjeseinde. Maar komen daar trouwringen aan te pas?
Louise Kennedy Verboden terrein recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman over The Troubles in Noord-Ierland. Op 13 oktober 2022 verschijnt bij Uitgeverij Pluim de Nederlandse vertaling van Trespasses, de nieuwe roman van de Ierse schrijfster Louise Kennedy.
Louise Kennedy Verboden terrein recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman over Noord-Ierland, Verboden terrein. Het boek is geschreven door Louise Kennedy. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de roman van de Ierse schrijfster Louise Kennedy.
Recensie van Tim Donker
Wel. Hum ja. Dat kan dus ook. Een boek goed vinden, en er toch niks over te zeggen hebben. Ja. Ik zat daar, en ik las het boek. En nu zit ik hier, en het boek is uit. En ik vond het goed, maar wat kan ik erover zeggen? Ik maakte in al die tijd dat ik het las maar één aantekening: “haar moeder wordt afwisselend “haar moeder” en “Gina” genoemd”. Dat schreef ik, toen ik nog maar een paar pagina’s ver was in Verboden terrein. Maar vul daar maar eens een bespreking mee.
Ik denk dat ik dat schreef omdat ik dacht het boek door te hebben. Soms heb ik dat. Dan ben ik nog maar een paar pagina’s ver en dan denk ik al wel te weten welke kant het zal uitgaan met deze schrijver, met deze roman, met dit boek. Verboden terrein is niet het eerste boek dat ik lees. Soms meen je dan als veellezer vroegtijdig bepaalde patronen te kunnen detekteren. Je kent je pappenheimers immers, denk je. En soms denk je er dan niet eens naast.
Ik dacht, Verboden terrein wordt vast zo’n verkeerdebeen-boek. Die Kennedy is vast zo’n tiep die de lezers in verwarring wil houden. Ow, dit gaat mooi zijn. Ik hou van verkeerdebeen-boeken, ik hou van verwarring, ik hou ervan om met een beetje hulp van de schrijver steeds het verkeerde te denken. Hield ik die Gina toch mooi een paar minuten lang voor een zus of een tante ofzo, ha!, blijkt “Gina” en “haar moeder” gewoon één en dezelfde persoon te zijn! Ben ik daar mooi tuk gehad gewezen, dat gaat mooi zijn.
Maar Verboden terrein is geen verkeerdebeen-boek. Of niet per se. Geregeld schrijft Kennedy eerst, en stelt dan pas vragen. Dierhalve zijn sommige passages niet bij aanvang reeds helder. Maar het lijkt me niet dat Kennedy er echt op uit is verwarring te zajen. Het is gewoon hoe de dingen gaan. En het is misschien niet in de eerste plaatst waarom ik Verboden terrein zo mooi vond.
Nee ik weet niet waarom ik Verboden terrein zo mooi vond.
Was het de schrijfstijl?
Nee het was niet de schrijfstijl. Kennedy heeft een vrij afgemeten stijl. Korte zinnetjes vaak. Deed me af en toe denken aan Cormac McCarthy. Dat weglaten van aanhalingstekens bij directe rede bijvoorbeeld. Zodat je soms niet weet wie er aan het woord is, of iets gezegd of gedacht wordt, of dat het alleen maar de woorden van de verteller zijn. Een onderkoelde stijl, zou je kunnen zeggen. Tot daar ineens een brokje poëzie doorheen breekt; een zinsnede als “Het zonlicht lag in scherven op het gras”, bijvoorbeeld (die moest ik terugzoeken, net, want zoals gezegd maakte ik haast geen aantekeningen terwijl ik las). Dan wordt de beklemming verlicht. Ja misschien was het toch de schrijfstijl.
Was het het onderwerp?
Nee het was niet het onderwerp. Ierland, jaren zeventig. Midst wat zo onhandig wel met “the troubles” werd aangeduid. Noem het gerust een burgeroorlog. De jonge, katholieke basisschooljuf Cushla woont met haar moeder in een klein dorpje nabij Belfast. Ze springt af en toe bij in de pub van haar broer waar ze de oudere, protestantse, getrouwde advocaat Michael ontmoet en naja – u raadt het al. Daar komt natuurlijk een verhouding van. Capuleti en Montecchi tussen het tuig en de dronkaards. In een tamelik nabij verleden. In een tamelik nabij land. En dan nog zo wezensvreemd. Ja misschien was het toch het onderwerp.
Was het het diep menselijke hoofdpersonage?
Nee het was niks met diepe menselijkheid. Overal is diepe menselijkheid. Het is diep menselijk om te ontbijten met een gepocheerd ei op een geroosterd broodje, een kop koffie ernaast en Maurice McIntyre op de speler. Het is diep menselijk om de was op te hangen, of doorheen de kou te moeten om snijbonen en aardappelen en vlees te halen. Overal is diepe menselijkheid. De dag zit er vol mee. Ik moet maar uit mijn raam kijken om diep menselijke mensen te zien. Maar dan zie ik Cushla niet. Met haar altijd bezopen maar toch best lieve moeder. Met die kinderen uit haar klas en dan vooral die ontwapenende prachtige fantastische Davy McGeown wiens vader zo ongenadig in elkaar werd geslagen dat hij er blijvende schade aan overhield. Met die stomme broer en zijn domme pub en die bijna aandoenlijk idiote stamgasten. Met die Michael die best van haar houdt maar ook een baan heeft, en een gezin, en misschien zoiets als “verantwoordelijkheden”, en er politiek “gevaarlijke” meningen op na houdt (en met iets bezig is, maar dat kom je op het eind pas te weten). Met die schattige collega Gerry die er steeds maar weer voor haar is. Met alle dingen die zij doet, zij, Cushla, al die diep menselijke dingen die haar steeds verder de vernieling in helpen. Ja misschien was het toch dat diep menselijke van het hoofdpersonage.
Was het de spanning die doorheen heel het boek voelbaar is en tegen het eind schoksgewijs tot ontlading komt?
Ach. Nee. Waarom. De lateavond-film is spannend. Spanning is slaapverwekkend. Het moet vroeg in de negentiger jaren zijn geweest toen ik met mijn toenmalig beste vriend Patrick naar de bioscoop ging om Silence of the lambs te zien. Ik werd wakker toen hij in mijn zij porde en zei: “Spannend he!”. Echter, Verboden terrein is geen film laat op de avond (grote stukken ervan las ik evenwel wél laat op de avond). De spanning is niet formulematig van opbouw, niet geconstrueerd volgens de wetten van Hollywood. Een contante dreiging zit enerzijds in de grauwzaamheid. Niemand in die omgeving maakt zich illusies en iedereen weet dat er niet veel goeds van kan komen daar te zijn. Anderzijds zit de lezer Cushla zo dicht op de huid dat hij, de lezer, op geen moment méér weet dan Cushla. Deze blikvernauwing zet steeds opnieuw de stuipen op uw lijf. Je kunt de bijl uit elke hoek verwachten, maar toch valt hij steeds bij verrassing. Ja misschien was het toch wel de spanning.
Was het het altoos onuitputtelijke gegeven van de verboden liefde?
Ach welnee. Rot op met je verboden liefde. Liefde is naar haar aard verboden. Van zodra liefde toegestaan is wordt zij al te rap gewoon en liefde en gewoonheid verdragen elkaar niet. “Gewone liefde”, dat is ten beste genegenheid. Of nog: verdraagzaamheid. Liefde brandt het hevigst daar waar het niet zou mogen branden. Verboden hout knettert het best, of zoiets zou ik kunnen zeggen als ik dingen zou willen zeggen als verboden hout knettert het best. Geen zoete vruchten echter, dit is in het wild gegroeide liefde, oncontroleerbaar, dit is dodelijke ernst, dit is liefde op leven en dood, zo verboden maakt de gemiddelde mens zijn verboden liefde niet mee. Hoe moeizaam Cushla sentimeters “verboden terrein” verovert, feitelijk tegen haar eigen wil in. Michael woont ergens in een betere wijk met zijn gezin maar huurt ook nog ergens een appartementje en dat is Cushla’s domein; de tweestrijd: ze wil het wel, ze wil het niet, de liefde liefhebben en de liefde haten; er is “iets” met Michael maar dat kom je op het eind pas te weten en alles alles alles spelt dat ze deze man maar beter niet lief kan hebben, maar ze heeft hem lief, totaal, fenomenaal en integraal en god hoe mooi kan lelijkheid zijn. Ja misschien was het toch wel die verboden liefde.
Was het de overweldiging van het geweld?
De almanack spelt inmiddels 2023 en we zijn er nog (in de jaren zeventig zongen The Scorpions nog: ’94, ’95, if the world is still alive…), we hebben ons porsie geweld wel gehad, waardoor wordt de nihilistische mens dezer dagen nog overweldigd? Naja. Te weten dat dit écht is natuurlijk. Te weten dat mensen van verschillende geloven elkaar écht naar het leven stonden, te weten dat die autobommen, die molotov cocktails, die aanslagen, al die haat, al die wraak wederom wraak, al dat gebrek aan mededogen, de ander het licht in de ogen niet te gunnen; te weten dat dat in het noorden van een eiland hier niet al te ver vandaan dagdagelijkse realiteit is geweest, iets waarmee je je dag, je lessen opende, ja dat te weten doet de keel wellicht een weinig snoeren. Ja. Misschien overweldigde ook dat me.
Of.
Nee. Ik weet niet waarom ik Verboden terrein zo mooi vond.
Of dat heet. Ik weet wel waarom ik Verboden terrein zo mooi vond. En nu weet u het ook.
Flaptekst van de roman over The Troubles in Belfast
Het is midden jaren zeventig. Het Ierse nieuws wordt gedomineerd door berichten over ontploffende autobommen en mensen die worden beschoten, mishandeld of vermoord.
Cushla Lavery woont met haar moeder in een dorpje vlak bij Belfast. Ze geeft les op een basisschool en draait regelmatig bardiensten in de pub van haar familie. Daar ontmoet ze Michael Agnew, een oudere, getrouwde advocaat. Qua status en klasse konden ze niet meer van elkaar verschillen. Ze storten zich in een stormachtige affaire.
Als de vader van een van haar leerlingen slachtoffer wordt van een brute aanval helpt Cushla de familie waar ze kan. Het conflict tussen haar wereld en die van Michael wordt steeds groter. De politieke spanningen lopen op en alles wat Cushla zo zorgvuldig heeft opgebouwd dreigt uit elkaar te vallen.
Verboden terrein is een kwetsbaar en tegelijkertijd onverschrokken verhaal, een intiem portret van mensen die gevangenzitten in het grensgebied tussen het persoonlijke en het politieke, waar wie je bent minder gewicht draagt maar welke keuzes je maakt des te meer.
Claire Keegan Pleegkind recensie en informatie over de inhoud van de Ierse roman. Op 29 november 2022 verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de Nederlandse vertaling van de korte roman uit 2010, Foster, van de Ierse schrijfster Claire Keegan.
Claire Keegan Pleegkind recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Pleegkind. Het boek is geschreven door Claire Keegan. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de roman van de Ierse schrijfster Claire Keegan.
Recensie van Tim Donker
Dus. Ja. Wat doet de bespreker? De bespreker bespreekt boeken. Hoe doet de bespreker dat? Nou, om de boeken te kunnen bespreken moet de bespreker de boeken eerst lezen. En dat is nu eens aardig: de bespreker houdt ervan boeken te lezen. Of deze bespreker toch. Hij ofnee laat ik niet zo achterlijk zijn om over mezelf in de derde persoon te spreken: ik verslind boeken. Het moet allang niet meer perse experimenteel proza zijn. Ooit was dat een harde eis. Ook al had ik de grenzen van wat ik naar eer en geweten nog experimenteel proza kon noemen wel zó ver opgerekt dat er veel onder viel. Het hoefde niet alleen vormexperimenten te betreffen; zodra er maar enigszins van een afwijkende vertelstructuur sprake kon zijn “mocht” ik het van mezelf lezen. Later en nog weer later begonnen de steeds verder en verder opgerekte grenzen in hun geheel te vervagen, wat zou je jezelf grenzen opleggen immers & al helemaal als je die grenzen altijd maar moet uitgommen en even verderop opnieuw trekken om iets te kunnen lezen dat je graag zou willen lezen? Dus lees ik alles. Alles? Naja. Veel. Ik ben bereid tot veel. Alles dat op mijn besprekerstafel terecht komt, gun ik in elk geval een bladzijde of tien mijn aandacht (zelfs een of ander idioot zombieboek, een paar maanden geleden). Ja, die besprekerstafel (feitelijk een secretaire), daar zeg je zoiets. Die heeft een behoorlijk grensvervagende rol gehad. Ik zou haast zeggen een grensoverschrijdende rol – ware het niet dat ik mijn secretaire daarmee in het huidige klimaat al meteen in het verdachtenhokje plaats. Want Pleegkind van Claire Keegan zou ik niet eens hebben opgepakt als het niet op mijn besprekerstafel terecht was gekomen. Zeg nou zelf. Dat zoetige omslag. En die titel. En de naam van de schrijfster. Claire. Sorry. Maar Claire is een soort vrouwelijke Johan. Van een Claire verwacht ik niet veel. Alleen al omdat ze Claire is. Ik weet het niet. Ik heb zo mijn vooroordelen en die koester ik van ganser harte.
(ik vond Voices van Claire Hamill veel te zwaar aangezet)
Als je redenen hebt om iets op te pakken, bijvoorbeeld omdat het op je besprekerstafel terecht is gekomen, moet je ook redenen mogen hebben om iets niet op te pakken. Bijvoorbeeld een omslag, een titel, de naam van de schrijfster.
Maar het lag op mijn besprekerstafel en ik pakte op. In weerwil van het omslag, de titel, de naam van de schrijfster. Ik pakte op, en ik las. Ik begon te lezen. Ja.
Een klein, dun boekje. 92 pagina’s mag dat nog een roman heten, vanaf hoeveel pagina’s mag een boek een roman heten, hoe zat dat ookalweer met een novelle, wil je wel geloven dat ik dat ooit geweten heb maar mijn hersencellen vonden die informatie kennelijk niet interessant genoeg om een heel leven lang vast te blijven houden, je moet dingen vergeten, lees er Douwe Draaisma anders nog maar eens op na. Grote letters ook, groter dan normaal lijkt me, al ben ik geen letterzetter, niet eens een kleinzoon van een letterzetter.
Ik pakte op, ik las. Ik begon te lezen, ik bleef lezen. En toen was het uit.
Ik las en las en las en las en toen was het uit. En het was niet ineens uit omdat het een klein boekje is, misschien maar net officieel een roman te noemen, evenmin omdat het misschien wel misschien niet grotere letters had dan normaal. Of toch niet alleen daardoor. Ik bleef lezen en lezen en lezen omdat het iets had dat me daar hield: op mijn leesstoel en nog amper talend naar mijn glas. Iets dat sterker was dan alles dat het bij vooroordeel op zich tegen leek te hebben (een naam, een titel, een omslag). Het is goed om vooroordelen te hebben, maar het is ook goed om ze zo nu en dan te kunnen overstijgen (en joe kant djutsj euh boek bai its koffur) (oja, dat het verfilmd was, dat sprak ook al niet erg in het voordeel van Pleegkind).
Een meisje wordt op een dag door haar vader naar familie gebracht, zomaar, en daar voor onbepaalde tijd achtergelaten. Het wordt nooit helemaal duidelijk waarom, maar dat haar ouders niet al te best met elkaar overweg kunnen, arm zijn en erg veel kinderen hebben er wel voor iets tussen zitten. Op het platteland van Ierland, bij Edna en John Kinsella (die zo hun eigen verleden hebben) (waar ik hier nu niet verder op in zal gaan) (omdat je dat zelf maar moet lezen) (ja je moet dit zelf lezen) leert dit meisje -dat gans het boek doorheen naamloos blijft- een heel ander leven kennen.
Ander?
Ja. Moeilijk te zeggen. Hoewel ik Pleegkind nog wel aan vier keer het huidige formaat had op gekund, is het misschien juist briljant dat Keegan spaarzaam geweest is. Met bladzijdes, met woorden, met informatie. Hoe het leven er bij haar ouders uitzag, moet de lezer maar zo’n beetje tussen de regels door uitpuzzelen. Mogelijkerwijs heeft vader een gokprobleem. Het huwelijk van de ouders lijkt op sterven na dood. Moeder is hard en verbitterd, vader minstens lichtelijk gevoelsarm. Iets met bedplassen ook, het meisje. En bang zijn om dingen te breken.
Nee dan het leven bij de Kinsellas. Het leven is er minder overvol. Er is rust, er is tijd, er is aandacht voor dingen. Ze eten er soggens havermout, Theo, havermout! Er is warmte, er is liefde, er is een bron met heerlijk water, er is kruisbessenjam, er is een tochtje naar Gorey.
Zulke dingen zijn er, betrekkelijk eenvoudige dingen eigenlijk en toch doet de eenvoud het meisje zoveel goed dat bijvoorbeeld het bedplassen stopt. En ze leert lezen! Dat zulke kleine dingen zoveel uitmaken in het leven van een meisje dat geeft te denken.
Ja, het geeft te denken. Je moet het maar denken. Je moet het maar vermoeden. Keegan zal het je niet voorzeggen. En dat is goed. Dat is heel mooi. Maar toch: niet alleen dat Keegan het niet voorkauwt en in je gezicht uitspuugt, maakt Pleegkind sterk.
Misschien ook dat het zo’n oerfantasie is. Elk kind heeft dat wel eens. Denk ik toch. Dat het zich afvraagt hoe het zou zijn als het niet hier geboren was, maar daar. Of dat je vergeten zou worden, in ergens een buitenland en gevonden door allerliefste mensen en dat je dan ineens daar woont. Ik was een klein kindje toen er aangebeld werd, en er stond een man voor de deur die zei Ik kom je halen. En ik liep terug de kamer in, bedremmeld, stil, angstig, ik zei Er staat een man voor de deur. En mijn vader liep naar de voordeur en kwam even later het huis weer in, die man in zijn kielzog, ze liepen samen naar de werkkamer van mijn vader, ik dacht wat bespreken die daar, hoeveel ik moet kosten ofzo. Na een tijdje stilte durfde ik het vragen, ik zei tegen mijn moeder Waarom komt die man mij halen?, en mijn moeder zei Huh welke man?, ik zei De man die nu met pappa in zijn werkkamer zit, Waarom denk je dat die man jou komt halen?, Omdat hij dat zei ik deed de deur open hij zei ik kom je halen, en mijn moeder begon te lachen en ik wist niet wat er nou zou grappig was en mijn moeder zei Nee hij zei ik kom voor je vader. Maar de rest van de avond zag ik me op de achterbank van een rare auto zitten, die man aan het stuur, op weg naar een mij onbekende verte, een mij onbekend huis dat ik van nu af aan het mijne zou moeten noemen.
Maar neen. Het is ook niet vanwege de oerheid van de fantasie, als er al zo’n oerheid is.
Het is de schildering misschien. Ja situeer het op het platteland van Ierland en je zit meteen al goed. Dan moet je alleen maar zeggen wat je ziet en het is al mooi. Als dit Ierland was zou ik beter kijken (wat komen wij Nederlanders er landschappelijk gezien eigenlijk rotbekaaid vanaf!).
Het is de schildering. Het is niet alleen de schildering.
Het is de trage cameravoering. Het zijn de lange shots.
(wow. zag je dat? die gast zat een paar alinea’s terug nog te vitten op verfilmingen en nu komt hij me daar een potje schaamteloos met cinematografische metaforen af zeg!)
Of. Maar dan maar bijvoorbeeld. Want er is meer. Zoveel meer.
Bijvoorbeeld een afgepaste en daardoor zeer dragelijke dosis aandoenlijkheid. Bijvoorbeeld de sfeer. Bijvoorbeeld een scheplepel. Bijvoorbeeld hoe de dagen verstrijken. Bijvoorbeeld die fantastische strandscéne.
(bijvoorbeeld de heerlijk onderkoelde zang van A Place To Bury Strangers) (bijvoorbeeld Rättö Ja Lehtisalo) (bijvoorbeeld de maan) (bijvoorbeeld een gepocheerd ei en rode wijn bij de lunch die dag)
(ja die strandscéne – als je dit boek leest en je gaat dit boek lezen want iedereen moet dit boek lezen, sta dan even stil bij die strandscéne)
Of al dat. Maar dan nog meer. Of naja. Ik weet niet hoe ze het doet. Die Keegan. Die Claire. Ja Claire.
De lading die alles heeft. De veelzeggendheid van elk woord. De kracht van elke zin. Hoe ieder beeld me de adem beneemt, tot en met de laatste bladzijde. Die ik helaas met tranen in mijn ogen las. Ja helaas zeg ik. Want ik hou niet zo van tranentrekkerij. Ik wil niet dat er aan mijn tranen getrokken wordt. Mijn tranen zijn van mij. Maar niet daar. Niet op die laatste bladzijde. Toen waren al mijn tranen van Claire Keegan. Maar dat is goed. Wie me met een luttele 92 pagina’s weet te verpletteren – die mag mijn tranen hebben.
“Met weinig woorden schept Keegan licht in het donker, elke zin is perfect.” (Hilary Mantel)
Flaptekst van de roman van Claire Keegan
Een klein meisje wordt naar pleegouders gestuurd op een boerderij op het platteland, ze weet niet waarom. In het huis van deze familie vindt ze een warmte en genegenheid die ze nooit eerder heeft meegemaakt, en onder hun hoede bloeit ze langzaam op. Maar dan ontdekt ze waarom haar ouders haar hebben weggestuurd en realiseert ze zich hoe kwetsbaar deze idylle is.
Colm Tóibín De tovenaar recensie en informatie over de inhoud van de roman over de Duitse schrijver Thomas Mann. Op 25 januari 2022 verschijnt bij uitgeverij De Geus de Nederlandse vertaling van de roman The Magician van de Ierse schrijver Colm Tóibín.
Colm Tóibín De tovenaar recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman De tovenaar. Het boek is geschreven door Colm Tóibín. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de biografische roman over de Duitse schrijver Thomas Mann van de Ierse schrijver Colm Tóibín.
Lübeck, omstreeks 1900. De jonge Thomas Mann houdt zijn artistieke ambities verborgen voor zijn conservatieve vader, en zijn homoseksuele verlangens voor de hele wereld. Hij trouwt met Katia, dochter van een steenrijke joodse familie uit München, en krijgt zes kinderen met haar. Ze groeien uit tot de beroemdste familie van hun tijd. De opkomst van Hitler dwingt hen tot ballingschap in Zwitserland, Frankrijk en uiteindelijk Amerika.
De Tovenaar is een epische roman over de complexe en intrigerende familiegeschiedenis van de wereldberoemde schrijver en Nobelprijswinnaar Thomas Mann, van meesterverteller Colm Tóibín op de top van zijn kunnen.
Claire Keegan Dit soort kleinigheden recensie en informatie over de inhoud van deze nieuwe Ierse roman. Op 25 oktober 2021 verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de Nederlandse vertaling van de roman Small Things Like This geschreven door de Ierse schrijfster Claire Keegan.
Claire Keegan Dit soort kleinigheden recensie en informatie
Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Dit soort kleinigheden. Het boek is geschreven door Claire Keegan. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden te vinden. Bovendien kun je op deze pagina informatie over de inhoud van de nieuwe roman van de Ierse schrijfster Claire Keegan.
Een virtuoos verhaal over moed – en de prijs daarvan – in het katholieke Ierland van de jaren tachtig.
December 1985. In een kleine stad op het Ierse platteland levert Bill Furlong, kolen- en houthandelaar, de bestellingen van zijn klanten af. Hij voelt zich gezegend met zijn eigen bedrijfje, een vrouw en vijf slimme dochters. Hij weet dat hij geluk heeft gehad. Zijn moeder werd op haar vijftiende zwanger het huis uit gegooid, maar kreeg als huishoudster kost en inwoning bij een rijke dame waardoor Bill als kind naar school kon. Op kerstavond bezorgt hij zijn laatste bestelling bij het plaatselijke klooster, waar de nonnen onder het mom van heropvoeding jonge vrouwen uitbuiten in de wasserette. Daar ontdekt hij iets wat leidt tot een beslissing die zijn leven voor altijd zal veranderen.
Claire Keegan (Ierland) – Pleegkind
Ierse roman
Uitgever: Nieuw Amsterdam
Verschijnt: 29 november 2022