Ellen Heijmerikx Broer, moordenaar autobiografische roman, recensie en informatie over de inhoud. Op 9 januari 2023 verschijnt bij uitgeverij Nieuw Amsterdam de nieuwe roman van de Nederlandse schrijfster Ellen Heijmerikx.
Ellen Heijmerikx boeken en informatie
Ellen Heijmerikx is op 27 maart 1963 geboren in Beverwijk. Voordat ze schrijver werd, volgde ze lessen bij kreeg les van auteurs als Jan van Mersbergen en Ton Rozema. Haar debuutroman Blinde wereld verscheen in 2009, gevolgd door de roman Wij dansen niet in 2011. In 2015 werd haar derde roman En nooit was iets gelogen is in 2016 uitgegeven.
Veel van haar werk heeft een autobiografisch karakter alhoewel de romanvorm meestal door haar gekozen is. En dat is ook weer het geval met deze nieuwe roman die in januari 2024 zal worden uitgegeven.
Ellen Heijmerikx Broer, moordenaar recensie van Tim Donker
Het is dat ik niet goed weet hoe ik moet schoren met mijn voeten, anders zou ik zeggen dat het niet anders is dan schoorvoetend dat ik hier sta. Schoorvoetend om te spreken, en te zeggen. Te zeggen iets, te spreken over dit hier boek dat Broer, moordenaar heet en dat misschien zoiets als een schuldig pleziertje voor me was. Wat is een schuldig pleziertje?, u vraagt, en Een schuldig pleziertje is een pleziertje dat een mens misplaatst acht, ik zeg. We zijn allen kalvinisten, ommers. Plezier kan ons doen schrikken.
Omdat we onszelf niet het soort persoon achten plezier te beleven aan iets als dit. Omdat we vinden dat plezier hier niet in de haak is. Of omdat het plezier hier om allerlei redenen te schaamtevol aanvoelt om er rond voor uit te durven komen. En zeg nu zelf, plezier is in zichzelf al iets raars. Plezier is niet altijd plezierig hoor.
God, er was al van bij aanvang zoveel mis met dit boek. Dat omslag alleen al. Het is met afstand het lelijkste omslag dat ik in de afgelopen vijf jaar zag. Die getraliede schaduwen waarvan het knooppunt net op haar neus zit. Die ontevreden, verbitterde trek om haar mond. Het onderwerp net náást het midden, zo leer in je in de eerste les op de fotogravenvakschool. Het duister te duister, het licht te uitgekiend. Alles verbeeldend een bedacht soort realisme. Bovenin die titel, ja die titel, wat een rare titel is dat. Broer, moordenaar doet denken aan. Broer Konijn of Grote Broer of broer mongool maar dat laatste is iets van vroeger, iets van het gezin dat we waren maar het kwam van televisie en we waren in die tijd nog niet zo woke en dus waren we vrij want we gingen niet gebukt onder de tirannie van Goede Smaak.
Hoe moet ik zo’n titel duiden? Als introductie van de broerfiguur uit het boek? Is Broer, moordenaar kort voor “Dit is mijn broer, hij is een moordenaar!”? Is zijn moordenaarschap neven- of ondergeschikt aan zijn broerheid? Het blijft toch je broer he maar hij is wel een moordenaar. Hij is een moordenaar, maar ook mijn broer. Hij is mijn broer en bij een van de vele andere aspekten die hem kenmerkt, hoort ook het feit dat hij een paar moorden op zijn geweten heeft. Wie broer zegt zegt moordenaar.
En aan dit, mensen, liggen feiten ten grondslag.
Toen dacht ik aan mijn moeder. Want die hield daarvan. Ik weet nog hoe we samen op de bank zaten en video’s keken. Het was het begin van de jaren negentig, we waren net naar Eindhoven verhuisd en we keken de ene na de andere film op onze nagelnieuwe videorecorder. Er was een videotheek op loopafstand, dit was de grootstad, dit was het ware leven, we kwamen uit een piepklein dorp waar nooit wat te beleven viel, maar hier had je het divertissement voor het oprapen van zodra je één stap over de drempel zette. Videoavonden. De ene keer ging ik de banden halen, de andere keer zij. Degene die de banden ging halen, nam op de terugweg een versnapering mee. Meestal een zakje pistachenoten want daar waren we allebei dol op. De films die mijn moeder uitkoos zaten steevast vol drama. En altijd keek ze me tijdens de heftigste scene van opzij aan en zei dan: Dit is waargebeurd! En dan was het aan mij om Tsss te zeggen of Je houdt het niet voor de waarheid! of tistochgodsgeklaagd.
Ik zou Broer, moordenaar in de videorecorder kunnen steken – het zou me niks verbazen als er beeld verscheen. Vanaf de Midnight express-achtige openingsscene, ademt heel dit boek een hollywoodiaanse orkestratie. Een filmische montage; je ziet dit boek eerder dan je het leest. Terwijl het toch een aanklacht beoogt te zijn, zo is mijn gevoel erbij althans: als een Astrid Holleeder maakt Ellen Heijmerixk in haar Broer, moordenaar geheten Judas hoe verdorven de broer feitelijk is.
Ofnee. Dat laatste is een oneerlijke vergelijking. De Egbert uit dit boek is bij lange geen Willem. Maar hij heeft wel heel echt moorden gepleegd, en Ellen is zijn hele echte zus.
Het verleden dat ze delen is voorwaar niet pijnvrij. Ze groeiden op in een soort sekte, “de Broeders”. Het was er alles jolijt en halleluja en liefde voor God en voor elkaar en wie het niet wist kon het nog eens goed ingestampt krijgen. De ouders van Egbert en Ellen waren niet vies van stevige tuchtigingen. De lezer vangt daar slechts glimpen van op maar het is in ieder geval duidelijk dat er een bankschroef aan te pas kwam. Ja dan ben je niet langer bezig om naar beste eer en geweten, desnoods via krasse weg, eerzame mensen van je kinderen te maken (want wie zijn kinderen liefheeft, spaart de roede niet, hee?); dan ben je gewoon een sadistische eikel. Dat snap ik. Maar waarom blijft zoveel van dit verleden buiten het boek? Waarom krijgt de vader totaal geen gestalte (anders dan een -nogal groot- skelet in de kast), waarom wordt er niet iets dieper ingegaan op wie of wat deze “Broeders” waren, waarom krijgt de lezer niks te weten over andere broers en zussen van Egbert en Ellen? De moeder toont zich niet totaal onmenselijk. In “wel doen en niet omzien” is ze nog niet volleerd: ze wil haar kinderen overduidelijk niet zonder slag of stoot aan die liederlijke buitenwereld prijsgeven, al kiest ze uiteindelijk toch liever voor haar man en voor “de Broeders” dan voor haar kinderen, wat haar als moeder onmiddellijk diskwalificeert – ook daarin kan ik Ellen geen ongelijk geven.
Maar als lezer blijft er net iets teveel te raden over. Raden is goed, maakt een roman sterker, maar bij een (pseudo-?)autobiografisch gewrocht als dit moet ik raden naar dingen waarnaar ik niet raden wil maar die zonder invulling teveel witte plekken overlaten. Wat gebeurde Ellen en Egbert nadat ze “de Broeders” verlieten? Wie is die Douke, Egberts vrouw, en waarom is zij niet bij hem nu Egbert stervende is en hij kennelijk alleen zijn zus nog naar zich toe roepen kon om hem bij te staan? Wat is dat met dat huwelijk van hem, hoe is dat afgelopen en waarom? Welke “droom” die Douke kennelijk had, moet Egbert gaan waarmaken in Belize? Hoe zit het met dat partytentenbedrijfje dat hij had en de manier waarop hij zijn zakenpartner een loer heeft gedraaid? Waarom verlaten Santi en zijn ouders Egbert uiteindelijk en waarom moet Santi, de jongen die de langste tijd toch zo dol op Egbert leek te zijn, hem als laatste woorden zoiets gemeens toefluisteren? Waarom wordt dat allemaal aangestipt, maar niet nader uitgelegd?
Naar Belize, dus, is Egbert gegaan, in een poging zijn huwelijk te redden ofzoiets, mij moet je ook niet aankijken want ik weet er ook niets van. De poging is hoe dan ook niet geslaagd: nu gaat Egbert dood en zus Ellen is de enige stervensbegeleider die hij bedenken kon. Die het ook niet tot het eind toe volhouden kon; haar weerzin tegen broer Egbert en zijn kerfstok (en wat daarop is) wint het toch van haar zusterlijke liefde (en ook zijn er mensen die thuis op haar wachten maar die blijven in dit boek ook maar gezichten in de menigte). Doch omdat Ellen niet het allerganzelijkste achterste van haar tong laat zien, wordt die weerzin voor mij als lezer toch niet volledig invoelbaar. Er vonden gruwelijkheden plaats. Ja. Waar. Moorden. Verkrachting. Alles waar. Maar Egbert werd overvallen, daarbij meedogenloos mishandelt en voor dood achtergelaten. Alles met het kennelijke doel hem weg te jagen uit Belize. Dat Egbert eenmaal weer op de been er als een Charles Bronson voor kiest om wraak te nemen op zijn overvallers, zou niet mijn keuze zijn. Ik zou zonder de minste gene mijn staart tussen mijn benen nemen, en het eerste vliegtuig terug naar Nederland. Maar er is Egbert zoveel aan gelegen om Doukes droom waar te maken, wat die droom ook wezen mogen, dat hij zich als hard en onverzettelijk wenst te tonen. In een door-en-door criminele omgeving als Belize moeten ferme jongens stoere knapen daarvoor kennelijk tot het uiterste gaan, en tot het uiterste ging Egbert. Zijn daden zijn verwerpelijk, maar zijn gevoelens erachter zijn begrijpelijk. Ik zou die corrupte agent die de overval en mishandeling die Egbert komt rapporteren alleen maar met nog een paar extra bedreigingen kan beantwoorden óók het liefste onthoofd willen zien maar ik zou hem niet, zoals Egbert, werkelijk onthoofd willen zien. Dat de praktische bezwaren die tussen droom en werkelijkheid staan voor Egbert in zijn omgeving niet gelden maakt hem misschien hardvochtig; een psychopaat of een monster kan ik echter niet in hem zien: hij heeft zich voor zijn daden willen aangeven bij de politie -waaruit berouw blijkt-; een aangifte die echter niet tot straf leidt maar van hem zelfs, uiteindelijk, een soort dorpsoudste maakt. In die functie moet hij een keer beslissen over het lot van een vooronderstelde crimineel die hem voor de voeten wordt geworpen (onduidelijk waar deze man van verdacht wordt). In plaats van de dorpelingen de lynchpartij te gunnen waar zij zo overduidelijk naar dorsten, roept hij op tot een “eerlijk proces” (voor zover mogelijk in Belize), waaruit een geweten blijkt. Een gewetensvolle berouwling is geen psychopaat, lijkt mij.
De vraag waarrond dit boek gesponnen is, en die Ellen zichzelf ook herhaaldelijk stelt, te weten: is zij, omdat ze dezelfde opvoeding heeft gehad, tot hetzelfde in staat als Egbert; legden “de Broeders” de voedingsbodem voor de geestesgesteldheid die Egbert kon laten doen wat hij deed, vind ik dan ook oninteressant en erg gezocht. Het is niet alleen maar hun vreselijke jeugd, het is ook, het is vooral misschien zelfs, Belize die van “Broer” (zoals Egbert tot gekmakens toe genoemd wordt in dit boek) een “moordenaar” maakte.
Op sommige vlakken vind ik Egbert zelfs redelijker (want, okee, mogelijkerwijs emotielozer) dan Ellen. Ten opzichte van “de Broeders” maakt zijn weigering in hen waarlijk slechte mensen te zien, hem in mijn ogen een weinig sympathieker dan Ellen die zich aan haar haat wenst vast te klampen. Nee, geen enkele lezer met een beetje verstand in zijn kop (en/of gevoel in zijn lijf) zal Egbert in zijn hart sluiten maar de Ellenfiguur maakt zichzelf ook niet biezonder geliefd (al zijn de passages over de agressie en misogynie in haast elke religie bijzonder raak en heeft zij daar al het gelijk van de wereld aan haar zijde).
Dat alles verwoord wordt in een vettig RTL4-taaltje dat doorspekt is met popularismen als “shaken”, “issues”, “gasten omleggen”, “opzouten”, “kachelen” (god wat haat ik dat woord), “ogen sluiten” (als eufemisme voor dood gaan), “zijn klokkenspel” (zijnde zijn geslachtsdelen), “pensionado” (god wat haat ik dat woord), “locals”, “een plannetje popt op”, “[ergens mee] dealen”, “caretaker”, “kast” (steevast gebruikt voor “borst” en in deze zin al na een paar pagina’s hyperirritant), “community”, “mindfuck”, “property” helpt ook nog eens niet mee.
Of. Naja. Ik zeg.
Vettig, zei ik. De taal als sjuu, of als ve-tsin voor mijn part, die maakt dat je deze hapklare brokken gedachteloos naar binnen blijft lepelen. Broer, moordenaar roept vele vragen op; vragen die Heijmerikx goeddeels onbeantwoord laat maar dat weet de lezer pas als hij het laatste woord gelezen heeft, en bij die laatste zin had ik, zoals Spinvis zou zeggen, “zelfs een echte traan” waardoor ik me er niet eens heel erg rot onder voelde dat het boek me partiëel onbevredigd achter liet. Dit boek lezen was me als een hamburger van een fastfoodketen nuttigen: je had honger en de burger was niet eens zo rotslecht als je hem graag had willen vinden. Daar zit je met je familie, achter het rijdoor-loket op de parkeerplaats, de vettige bakjes overal op je schoot (waarom geven je kinderen hun afval toch altijd aan jou?). Graag had je de hele rommel half opgegeten in het vuilnisvat zien verdwijnen, graag had je een tirade kunnen afsteken die begon met Ja kinderen en daarom moet je nooit fastfood eten (je had iets willen zeggen over slow food, over sommige dingen moeten langzaam, over aandacht, over liefde had je willen praten maar je zit daar maar met je vette bek en je afval en je zwijgen en je milkshake-adem) maar daar was het gewoon niet slecht genoeg voor, daar moet een mens eerlijk in zijn. En je weet dat je voorlopig niet meer zoiets zult eten maar je weet ook dat je jezelf niet beloven kunt dat je nooit meer zoiets zult eten.
Zoiets dus. Dat ik Broer, moordenaar niet zo slecht vond als ik het dacht te moeten gaan vinden. Dat is het niet geheel zonder smaak genuttigd heb. Dat het daarom mijn schuldige pleziertje was. Dat het zoiets is. Maar dat ben ik maar.
Want hamburger en een echte traan: miljoenen mensen zijn daar dol op. En zij hebben geen verdere aansporing meer nodig.
Broer, moordenaar
- Auteur: Ellen Heijmerikx (Nederland)
- Soort boek: autobiografische roman
- Uitgever: Nieuw Amsterdam
- Verschijnt: 9 januari 2024
- Omvang: 304 pagina’s
- Uitgave: paperback / ebook
- Prijs: € 22,99 / € 12,99
- Boek bestellen bij: Bol / Libris
Flaptekst van de nieuwe roman van Ellen Heijmerikx
Wanneer haar ernstig zieke broer belt vanuit Belize om te vragen of ze hem tijdens zijn laatste dagen gezelschap komt houden, moet Ellen een beslissing nemen. Ze weet dat hij van alles op zijn kerfstok heeft, zelfs een moord. Maar haar loyaliteit wint het van haar afkeer en ze boekt de reis. Ellen en haar broer zijn beiden opgegroeid binnen een religieuze sekte, beiden hebben ze de sekte inmiddels verlaten. Hun band is sterk.
In Broer, moordenaar volgen we haar broer in zijn begindagen in Belize, hoe hij probeert een nieuw leven op te bouwen en hoe hij verzeild raakt in criminaliteit. En we volgen Ellen, die haar zieke broer verzorgt en antwoord probeert te vinden op de vraag: als we dezelfde gewelddadige indoctrinatie hebben meegemaakt, en broer in staat is tot moord; wat zegt dat dan over mij?
Een ijzersterke roman over het onvermijdelijke verband tussen religie en geweld, voor de lezers van De meisjes van Emma Cline en Ik ga leven van Lale Gül. Ellen Heijmerikx baseerde het boek op haar eigen ervaringen.