Giuseppe Minervini – Krank

Giuseppe Minervini Krank recensie en informatie over de inhoud van de Vlaamse debuutroman. Op 8 augustus 2023 verschijnt bij uitgeverij De Geus de eerste roman van de Belgische filosoof en schrijver Giuseppe Minervini.

Giuseppe Minervini Krank recensie van Tim Donker

…en dat het nieuwjaarsdag was, en een veel te korte nacht, en dat je daar stond, ongewassen ongekleed ongekamd, en dat je het nog één keer uitlegde…

Bestaat dat: uitgedachte nonchalance? Zorgvuldig geregisseerde chaos? Tot in de puntjes georganiseerde rotzooi? Of: berekende spontaniteit?

De dag dat Krank me overhandigd werd, en ik zag: dat tekeningetje, dat vele wit, die schrijfletters – dat was een andere dag (dat was de dag dat Dregke en t schrijverken eindelijk hadden geleerd te schoorvoeten) (dat was de dag dat de zon scheen) (dat was de dag dat de tijd terug in de grond kroop) (dat was de dag dat Dregke en t schrijverken op de veranda van hun nieuwe huis heeldurdag  naar Claypipe hadden zitten luisteren)

;

en nu: veel te veel grijs in de lucht
en nu: straffe koffie
en nu: een laatste zichtbare hond
en nu: The Dwarfs of East Agouza op de steerjoo

Nu zit dat omslag vol koffie- en bierkringen. Nu ziet Krank er danig gelezen uit, ja veel gelezener dan de meeste van mijn boeken. Nu is dit niet langer een boek waar ik dingen van verwachten kan, nu is dit een boek waar ik dingen van vind. Nu is een andere dag.

Maar dan die eerste dag (die andere dag) (dat was de dag dat Dregke en t schrijverken op de veranda van hun nieuwe huis heeldurdag naar Pekko Käppi hadden zitten luisteren) (dat was de dag dat het zilverde) (dat was de dag dat de roodwijn dat de schapenkaas & de roosmarijn dat was de dag dat de stoofpot) (dat was de dag dat we dachten aan deze dingen) (dat was de dag dat Dregke en t schrijverken op de veranda van hun nieuwe huis heeldurdag naar The Blithe Sons hadden zitten luisteren), een dag, meen ik, net voor, of net na de zomer, dat Krank me overhandigd werd en ik het tekeningetje het vele wit en de schrijfletters zag, maar ook de foto op de achterkant.

(in de spiegel neem ik soms alvast de pose aan voor de foto op de achterkant)

Over die foto wil ik het hebben. Bah neen besprekerken, u zegt, waarom moet wij stil staan bij een foto, waarom moet wij het in een boekbespreking over uiterlijkheden plauderen, laat die foto zitten, die foto heeft met de inhoud toch geen zaken?

Zegt u. Zegt u allemaal. En ik volg u. Ik volg u best. In elk ander geval zou u al het gelijk van de wereld aan uw zijde hebben. En dat is een hele hoop gelijk om aan uw zijde te hebben, zoveel gelijk past vast niet in uw huis. Al een geluk dus dat uw redenering deze keer niet op gaat. In dit hoogst eigen geval. Het geval zijnde: het geval Krank. Het geval Giuseppe Minervini.

Dus. Die foto. Zie die foto. Wat is dat voor foto? Een mens peinst dat het een foto is die genomen is toen de schrijver net uit bed kwam, ongekleed, ongewassen, ongeschoren, ongekamd, en, lichtelijk vermoeid maar niettemin welwillend -zie dat handgebaar!- nog één keer gaat uitleggen Hoe Het Allemaal Zit (Met De Dingen Des Levens ofzo). Het is misschien nieuwjaarsdag; in ieder geval het soort van dag waarop elk normaal mens niet al om zes uur soggus in driedelig grijs & met vlijmscherpe scheiding in het haar klaar zit voor weeral een andere enerverende dag op kantoor. Al is het een schrijver misschien passend om alle dagen er zo bij te lopen als op die daar op de foto, of in ieder geval toch minstens tot twee uur in de middag dan.

Wie zou op zo’n moment een foto maken? Goed. Ja. Dit is vroeger niet. Het vroeger van de fotocamera’s die niet digitaal waren; het vroeger van de fotorolletjes; het vroeger van de specialist. Dat je naar een winkel moest, Van Mierlo op de Dorpsstraat b’voorbeeld (die was het bij ons in Stiphout), en die ging de foto’s op je rolletje ontwikkelen en dan kon je je foto’s een paar dagen later ophalen. Je kon op één rolletje maar een bepaald aantal foto’s schieten dus je nam meestal alleen foto’s op bijzondere momenten. Met kerst op vakantie verjaardagen, of, voor mijn part, op nieuwjaarsdag. Opeens vond mijn moeder het stom om alleen op de geijkte momenten foto’s te nemen. “Dan denken jullie later als jullie je fotoboeken doorbladeren dat het vroeger alle dagen kerst of feest of vakantie was, dan weten jullie niks meer van hoe het er op de gewone dagen aan toe ging.” Dus begon ze op de meest willekeurige momenten foto’s te nemen. Wij inderdaad op ons allerongewassenst, allervroegst, alleronflatteust. Rare foto’s waren dat. Toen. Tegenwoordig, met die telefoons die slim heten te zijn en waarmee mensen alles doen (gans uw leven teruggebracht naar één handzaam apparaat), neemt het foto’s maken geen einde meer. Van elkaar. En zelfs van zichzelf. Zelfjes, noemen ze dat dan. Een onvoordelige foto op een ongelukkig moment, dat is al lang niet raar meer nee. Maar dan: wie zou zo’n foto publiek willen maken?

Ik kan me slechts één situatie voorstellen: De Geus zeurt je aan je kop om een foto voor op de achterkant, een publiciteitsfoto of hoe heet dat, en je zucht, en je drinkt koffie, en je zit een moje plaat te luisteren, en je hebt geen zin om met die stomme foto bezig te zijn, kan jou die stomme foto rotten, vermoeid open je je telefoon, je zoekt naar de eerste de beste foto waar je alleen op staat, en god, laat dat nou net die maffe foto zijn van nieuwjaarsdag toen je ongeschoren ongewassen ongekamd en ongekleed in de keuken nog één keer stond uit te leggen hoe het zat (niet met De Dingen Des Levens maar gewoon hoe dat nieuwe koffiezetapparaat werkt).

Maar zo is het zeer waarschijnlijk niet gegaan. Zeer waarschijnlijk is deze foto moedwillig gekozen. Of erger nog: een geposeerde foto – hij kwam helemaal niet net uit zijn nest, hij liep in driedelig grijs en met een vlijmscherpe scheiding in het haar het kantoor van De Geus binnen want het was tijd voor de publiciteitsfoto’s. En er was een hele boel haarproduct en een hele boel grime nodig om hem er zo ongewassen ongekleed ongeschoren en ongekamd uit te laten zien maar eindelijk zag hij er midden op de dag zo nonchalant uit als hij er zelfs niet uit ziet als hij echt net uit zijn bed komt.

Maakt het uit, besprekerken?, u zegt. Nou gaat ge toch maar door en door over die foto, maakt het echt heel veel uit hoe authentiek die foto is?

Ja, dat maakt het uit want hetzelfde ongemak dat me bekruipt bij het zien van die foto bekruipt me bij het lezen van Krank. Niet aanvankelijk nee. Toen, die dag, net voor of vlak na de zomer, die andere dag, toen ik het inmiddels vol bier- en koffiekringen zittende omslag voor het eerst zag, schoon nog, de allereerste keer, daar, in een flatportiek, dat ik het boek omdraaide en die foto zag, dacht ik Wat goed. Wat goed dat iemand eens een keer gewoon zomaar een foto heeft genomen, de eerste de beste foto die hij vond, een onvoordelige foto, een ongeposeerde foto om op de achterkant te laten zetten. Wat goed, dacht ik, wat een sterk sinjaal. Maar toen ik wegfietste daar, bij die flat, dacht ik al – Maar wacht eens: als iemand de uitgever of de lezer duidelijk wil maken dat hij de foto op de achterkant niet belangrijk vindt, kan hij natuurlijk ook zeggen dat hij geen foto op de achterkant wil. Niet elk boek heeft dat ommers.

En, een paar straten verder, de eerste brief nog niet eens bezorgd: Tenzij iemand de hele foto-op-de-achterkant idee belachelijk wil maken natuurlijk. Een soort van milde spot. Hier zie. Dit is wat ik doe. Niet: de schrijver met sombermansblik, de schrijver die kontemplatief staart naar een punt in de verte, de schrijver als enigmatikus, de schrijver als ouwe grijze weetal – of noem al die soorten koppen maar op die meestal de achterkant sieren, nee de schrijver die net uit bed komt en zijn vrouw vermoeid diets maakt hoe ze een goeje cappuccino maakt met die nieuwe koffiezetter; de schrijver op zijn onschrijverachtigst, de schrijver die ook maar een mens is.

Naja. Goed ding wel: Minvervini had me al flink peinzend nog voor ik een letter in Krank gelezen had.

Letters zijn om te lezen. De letters maken de woorden, de woorden maken de zinnen, de zinnen maken het verhaal. Nah. Zo eenduidig, echter, is het in Krank’s geval niet. Krank is een filosofisch geschrift net zo goed als een (politieke) thriller; een dystopische roman alsook een science fiction boek; een aanklacht, een gevangenisboek, een analyse van de huidige maatschappij, een egodocument, een spotschrift, een exempel, het psychologische dossier van een tijdsgeest; Krank Minervini plus een omgevallen boekenkast.

Welke omgevallen boekenkast? Was het die eerste januari, had je je vrouw eindelijk met veel omhaal van woorden aan het verstand gepeuterd welke knoppen op dat nieuwe koffieautomaat ertoe deden en welke niet, ging je, geërgerd, vermoeid, met grote stappen, terug, benend, naar je bed, gooide je, godverdegodver, in al je ergernis je boekenkast om en zag je ze daar liggen: al je boeken, alles, proza, non-fictie, beschouwelijk, poëzie, filosofie, alles alles alles door elkaar, de boeken opengevallen en dacht je Hee maar daar zit verdomme een boek in!, voor dat je, eindelijk, weer terug in je bed lag voor nog drie of vier uurtjes broodnodige slaap?, of is Krank het resultaat van een moeizaam bijeen gezochte, zorgvuldige geconstrueerde en bedachtzaam omgegooide boekenkast?

En ja, dat maakt uit. Als Minervini Krank al schrijvend deed ontstaan, in enkele weken, of enkele maanden tijd (ik wil hem nog een jaar maar geven niet veel langer), daarbij puttend uit zijn hoofd, zijn hart, zijn darmen, sommige dagen misschien opstaan en naar de boekenkast lopen en bladeren en lezen, dan is het briljant; als Krank slechts met de grootste moeite tot stand kwam: denkarbeid, research, schrijven om te schrappen en schrappen om te schrijven – dan is het… povertjes.

Het verhaal staat op drie voorname pijlers:

er is een bedrijf dat GCF heet en dat “glazen” produceert voor zo goed als werkelijke ervaringen op “het fundament”

er is een “organisatie Liefgenezen”, zich zorgen makend over de macht van GCF en de invloed van de “glazen” en “het fundament” op het welzijn van de maatschappij; deze organisatie beraadt zich op acties tegen GCF

er is een ik-figuur, die misschien Ix heet, of misschien wel Isaak Vlek (mogelijkerwijs een afsplitsing van Giuseppe Minvervini), betrokken bij “organisatie Liefgenezen”, misschien een staatsgevaarlijk individu, in analyse bij dokter Kangoeroe (een goeroe die springen kan?) en later, heel charmsiaans, vergeten in een dodencel –

pijlers die Minevini alle gelegenheid bieden voor den stevig porsie maatschappijkritiek. In de “glazen” en “het fundament” herkennen wij natuurlijk virtuele realiteit en, vooral, the internet of bodies; de volgende stap waarmee alle kapitalisten van deze wereld (ik noem geen namen) de menselijkheid uit deze wereld willen weren; mensen zijn namelijk een te onzekere factor als het gaat om glashard geld verdienen en blijven verdienen. Dat dit nauwelijks een of ander vergezocht toekomstvisioen is, hebben de afgelopen jaren wel duidelijk gemaakt: uw kompjoetur, en, meer nog, uw telefoon die heet slim te zijn, is niet langer een apparaat dat tegemoet komt aan uw gemakzucht – het representeert u; het staat voor u want zonder het, bent u u niet. Dat het in tijden van “pandemie” uw hele medische doopceel moest lichten vooraleer u voet over drempel in een restaurant zetten kon, vond u niet erg want u had honger. Dat er anderen waren, die niet konden of niet wilden, maakte u niet uit want hee “bepaalde keuzes hebben bepaalde gevolgen” (nicht wahr, Cedric?), zo ver reiken uw inclusiviteitsidealen wel.

Niemand heeft een Minvervini nodig om de schaduwzijden van deze ontwikkelingen te belichten nee –

maar:

de “Organisatie Liefgenezen” die tegen GCF, de “glazen” en “het fundament” in het geweer heet te komen, is innerlijk verdeeld. Er verzamelt zich rond Nelson Liefgenezen, de Heiland van de tegenbeweging, een bonte stoet aan ontevredenen, uitgestotenen, onreguleerbaren, demonstranten, progressieven – naja, mensen die vinden dat de toekomst anders moet. In een woodstock-achtige sfeer klitten zij samen op één terrein. Al gauw meent men tussen deze vele nieuwlichters “schijnnomaden” te mogen ontwaren; mensen die “de ware zaak” niet in hun hart sluiten maar er slechts op uit zijn om hun dagen zoek te maken met ludieke protestactietjes. Mensen, misschien, als  al die vervelende A12-toeristen die zich graag aan de Goede Kant voelen staan zonder dat het hen méér inspanning kost dan “een dagje uit”, desnoods met de hele familie; ja, kinderen erbij (toen de waterkanonnen aan gingen, wou ze blijven) (dan heb je je wat mij betreft almeteens gediskwalificeerd: als actievoerder, als ouder, als “op de toekomst gerichte” “voorbeeld”mens) (& dan is de doodstraf ineens zo’n slecht idee niet meer; als je zo erg faalt in al je zelfopgelegde rollen; als je het niet-deugen tot zulke ongekende hoogte hebt opgestuwd, dan is de aarde misschien niet de beste plek voor jou), ja zij verdienen wel een pijl of twee in hun donder maar wat meer is, is dat Nelson Liefgenezen net zo fascitoïde en totalitair is als het GCF dat hij wenst te attaqueren: inderdaad: ook links georiënteerde, “inclusiviteit” hoog in het vaandel dragende, erg woke zijnde idealisten zijn niet vies van uitsluiting en van hiërarchieën; iedereen is gelijk maar sommige zijn gelijker. De neuzen moeten wel in dezelfde richting wijzen, en een afdwalende neus is een foute neus.

Daar is Krank op zijn sterkst. Daar hield Krank me stoelgenageld. Maar helaas houdt Minervini dit niet vol voor de bijna zeshonderd bladzijden die dit boek telt. Afvragen of tweehonderd bladzijden ook wel genoeg waren geweest doe ik me niet want ik begrijp dat je met het projekt dat Miniverini hiermee voor ogen moet hebben gestaan een “lijvig” werk de enige mogelijkheid is die je hebt. Doch zijn terzijdes volg ik niet altijd even goed. Waar is die episode met die amateurschilder goed voor? Een man met schildersapirasies die maar wat moddert in de marzje (& meent diene mens nu zereneus dat het objektief vaststelbaar zou zijn of beeldende kunst goed of slecht is?) (hoor dat besprekerken daar nu eens vloeken in zijn eigen kerk), en die door Ix dan wel Isaak Vlek eventjes op het goede spoor gementord moet worden (“he’s my protégé!”) (“Ovaltine, why do they call it Ovaltine?”) (dat was een andere dag) (dat was de dag met Pharmakon op de steerjoo), wat hij (Vlek) doet door hem (de amateurschilder) losjes op het werk van Francis Bacon te wijzen! Neemt u een loopje met de lezer, Minvervini? Francis Bacon dan nog! Kom op, dat is een naam die elke willekeurige passant op lepelen kan; hoe kan dat ooit een revelatie zijn voor iemand die schildert? En dan is er nog Kraspunt, waar Ix/Vlek een boontje voor heeft en die door moet gaan voor zoiets als een intellectueel ofzo, in ieder geval een zeer belezen persoon. Regelmatig grasduint Ix/Vlek in haar rijke boekenkast. Minervini neemt een goede bladzijde om namen op te sommen, misschien om de lezer duidelijk te maken hoe breed Kraspunts bibliotheek is, misschien om een andere, minder doorgrondelijke reden. Mij viel echter op dat die boekenkast alleen de meest afgezaagde en voordehandliggende namen bevatte. Namen als Rimbaud, Man, Musil, Kafka, Márquez, Sontag, Duras, Descartes, Hume, Kant, Wittgenstein, Nietzsche, Schopenhauer, Heidegger – en dan te weten dat Minvervini filosofie en westerse literatuur studeerde: in zijn brein zouden toch ook wat onbekendere namen moeten ronddobberen. Is hij op het “onttronen” van het intellectuelendom uit; studie brengt een mens niet veel verder dan wat elke willekeurige passant al weet en kent? Of is Krank zozeer in één ruk geschreven dat Minvervini genoegen nam met alles wat hij ter plaatse oprochelen wist; geen zin om op te staan en naar de boekenkast te lopen ter inspiratie voor wat minder afgesleten namen en bezijden die boekenkast is de voorbije 1 januari omgegooid en nog altijd niet opgeruimd en laat het nu maar zo.

Ook de Kangoeroe-episoden hadden meer in zich gehad; als nazaat van die kwakzalver uit Wenen had Kangoeroe een toegangspoort kunnen wezen tot een wat onbarmhartiger licht op psychologie als geheel en psychotherapie in het biezonder, maar naar mijn gevoel laat Minvervini dat (on)gewild liggen. En de essayistisch getinte passages (onder andere in het laatste, minst interessante deel) stellen om gelijkaardige redenen teleur. Of de taal.

Ja. De taal. Er wordt wel erg veel “gemonsterd” in dit boek, en het woord “debiet” komt me ook net iets te vaak voor. En werkwoorden als “focussen” en “spotten” (in de betekenis van “zien” dan he) zijn zo ontzettend lelijk! Terwijl op zoveel andere momenten het zo duidelijk wordt dat Minervini prachtig en gloedvol schrijven kan.

Daarom dus. Daarom mensen. Doet het ertoe. Of Minervini die foto op de achterkant uit desinteresse of spotzucht of om een andere reden koos. Of Krank in zeven haasten, min of meer “spontaan” (want dat kan denk ik ook best een kleine zeshonderd pagina’s lang) op papier werd gesmeten of dat het toch zo pretentieus is als ik vrees dat het is.

Krank laat veel zien. Dat Miniverni over een geweldig taalgevoel beschikt, en een intelligent, eigenzinnig en humoristisch man is met een intrigerende visie op zaken. En dat hij misschien nog wel eens met een briljant boek afkomt. Krank laat echter ook zien dat Krank nog niet dat boek is. Het zal een andere dag zijn. Met ander licht, andere koffie, en een ander boek.

Giuseppe Minervini Krank Recensie

Krank

  • Schrijver: Giuseppe Minervini (Italië)
  • Soort boek: Vlaamse debuutroman
  • Uitgever: De Geus
  • Verschijnt: 8 augustus 2023
  • Omvang: 688 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 25,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Recensie en waardering van het boek

  • “Krank is een overweldigende leeservaring en verveelt geen moment […] Denk Kafka, Beckett, Bolaño met een magnifieke, opwindende taal.” (HUMO)

Flaptekst van de eerste roman van Giuseppe Minervini

In zijn dodencel richt Ix een document aan de rechter waarin hij zijn vrijspraak bepleit. Hij onthult het bizarre verloop van zijn betrokkenheid bij de terroristische Organisatie Liefgenezen die — met de verteller als een van de vele offers — een revolutie uitstippelt tegen de mistige tirannie van een samenleving georkestreerd door algoritmes.

‘Ik beloof alles te zullen doen wat in mijn mogelijkheden ligt om me zo helder, efficiënt en Nobelprijswaardig mogelijk uit te drukken, binnen de kern van de zaak, namelijk: waarom ik hier ben, wat ik hier doe, wat ik hier denk en wat er met mij moet gebeuren.’

Giuseppe Minervini is filosoof, muzikant, regisseur, redacteur en schrijver. Hij publiceerde non-fictie, poëzie en proza in onder meer DW BDe Gidshumo. In 2017 werd hij geselecteerd voor de Parijsresidentie van Vlaams-Nederlands cultuurhuis deBuren. Krank is zijn debuutroman.

Bijpassende boeken en informatie