Demon Copperhead
- Auteur: Barbara Kingsolver (Verenigde Staten)
- Soort boek: Amerikaanse roman
- Origineel: Demon Copperhead (2022)
- Nederlandse vertaling: Monique ter Berg, Hetty Huisman
- Uitgever: Meulenhoff
- Verschijnt: 5 maart 2024
- Omvang: 544 pagina’s
- Uitgave: paperback / ebook / luisterboek
- Boek bestellen bij: Boekhandel / Bol
Barbara Kingsolver Demon Copperhead recensie van Tim Donker
Waarom lees je boeken? Dat is een vraag. Een vraag die niet begrepen moet worden als “waarom zou een mens in godsnaam welk boek dan ook willen lezen?”, want dat versta ik, dat versta ik heel goed, literatuur is, meen ik, één van die dingen die het leven de moeite waard maken. Deze vraag, echter, wil sturen, zo’n beetje slenteren langsheen de verschillende genoegens die verschillende lezers kunnen putten uit een boek. Misschien hou je van taal, hoe taal kan sprankelen in je polsen, of hoe het zomwijlen explodeert achter je oogbollen, hoe, dus, een mens verstelt kan staan, steeds weer, van wat taal vermag. Of je wil denkend gezet worden, dat een schrijver gedachten in je hoofd zet die er zonder hem misschien nooit geweest waren. Of wil je erbij zijn als een boek je meningen, overtuigingen, zienswijzen omver werpt, vergruizelt, zien hoe het stof waait, hoe daar iets nieuws ontstaat. Misschien wil je spanning en sensatie, dat kan, die mensen bestaan. Of alleen maar even onderhouden worden voor de duur van het boek, u kent die zever wel, een lach, een traan, uw voeten in een andere wereld, niets dat beklijft, en dan weer verder met wat het dan ook is dat u zoals doet op een dag als deze (of die andere, of die volgende). Het zullen voornamelijk lezers van die laatste soort zijn, die met Demon Copperhead een boek van hun voorkeur in handen gaan hebben. Barbara Kingsolver wilde een moderne David Copperfield schrijven. Of dat gelukt is weet ik niet, ik heb David Copperfield nooit gelezen; het boek laat zich kwa schrijfstijl en meeslependheid wel vergelijken met andere komenvanleeftijdboeken als De vanger in het graan of Adrian Mole. Damon Fields is als zoon van een alleenstaande tienermoeder geboren in een stacaravan ergens in het zuiden van Kentucky. Ze hebben weinig geld; de moeder kampt met verslavingen; Damons perspectieven zijn nihil. De lezer is bij zijn moeizame geboorte op de eerste pagina, loopt met hem mee, stapt met hem mee, een gans leven lang, of, naja, tot Damon op het eind van het boek een jonge man is. Maar eerst het kind, het kind dat ronddart op het terrein waar de stacaravan staat, het kind dat moet aanzien hoe de moeder een relatie krijgt met de agressieve ellendeling Stoner, het kind dat zijn moeder niet redden kan, het kind dat zijn moeder ziet sterven. Dan begint een schier eindeloze reis langs pleeggezinnen. Veel liefde ontvangt hij daar niet; pleegkinderen zijn in die regio eerder veredelde slaven of een bron van inkomsten en de zogenaamde begeleiders zijn moe, futloos of ongeïnteresseerd. De enkelen die deugen, krijgen al snel een andere baan waarna Damon er weer alleen voor staat met zijn geschifte, harteloze of berekenende pleegouders. Een flukse blik op een enigszins glorieuzere toekomst krijgt Damon als hij in huis genomen wordt door de simpelweg “Coach” genoemde coach van het American Footballteam van zijn middelbare school. De sport blijkt Damon te liggen, op school wordt hij een van de populaire jongens, “Coach” is niet onbemiddeld zodat alles wat een puberjongen wil aanwezig is, of in huis gehaald kan worden en met Angus, de dochter van “coach” kan Damon het goed vinden. Na een door een lompe tegenspeler opzettelijk toegebrachte blessure gaat pijn regeren. Hevig en continu. Een dubieuze dokter, een vriend van “Coach”, schrijft Damon zware pijnstillers voor. Hij raakt verslaafd, stopt met school, komt niet meer aan American Football toe, kan amper nog lopen, gaat het huis uit, leeft een tijd lang samen met zijn vriendin, die zijn grote liefde is. Samen leiden ze het soort leven waarvoor Fields altijd al bestemd leek te zijn: armoede, pillen, randfiguren, slechte gezondheid, allicht een vroege dood. Voor de vriendin althans. Op zijn allerlaagst kan Damon alleen nog maar omhoog, het liedje zegt het al, en die weg omhoog beslaat het laatste deel van het boek. Kingsolver beschrijft dit alles nu eens vederlicht, met humor, dan weer een tintje duisterder misschien, maar altijd sappig en licht verteerbaar. Het is één van die boeken waar je maar in blijft lezen, en door, en door, en door, goed, het zijn 544 pagina’s dus het gaat niet in één adem uit, maar, afhankelijk van hoe veel je leest en wat je de rest van de dag te doen hebt, misschien wel in twee of drie of vier. Toch mist het boek iets. Toch blijft dit boek een kortstondige reis -in weerwil van die bijna zeshonderd bladzijden-; u weet: de lach, de traan, maar niets dat beklijft. Het had best iets in me achter kunnen laten, het doet, denk ik, ook best pogingen om me denkend te zetten. Het leven in de zuidelijke staten van de VS wordt meermaals gethematiseerd; het zal Kingsolver na aan het hart liggen, levend, als zij doet, in de Appalachen. Via een leraar en, later, een vriend van Damon krijgt de lezer misschien onbekende aspecten van de geschiedenis van Kentucky gepresenteerd en wordt er gemijmerd over de vraag waarom er in Amerika toch zo op de bewoners van het platteland in deze streken wordt neergekeken. Hillbillies, rednecks, boerenkinkels, heikneuters; in strips en moppen, op televisie en in films worden ze altijd opgevoerd als achterlijk, arm, crimineel, ze zijn onderwerp van spot of weerzin. Daarin zou de lezer met Kingsolver kunnen meedenken, maar dat doet de lezer niet. Of deze lezer toch niet. Een groter hart krijgen voor mensen met weinig vooruitzichten had ook gekund. Dat je echt, maar dan bedoel ik ook echt was gaan meeleven met Damon Fields, dat je hem nog wel hoogstpersoonlijk uit zijn ellende had willen trekken. Ik heb zulke boeken gelezen. Dat ik uit mijn leesstoel viel, op mijn knieën ter huiskamervloere, de schrijver smekend, biddend, alsjeblieft man, bespaar je personages deze ellende, maak het beter, zorg voor ze, lap ze op, haal ze hier uit, alleen jij kan dat, ja zulke boeken heb ik gekend, zulke personages heb ik gekend, maar in Demon Copperhead blijft alles op afstand, zodat ik niet genoeg tot voelen, niet genoeg tot denken kom. En waarom? Het zou hebben gekund. Waarom niet?, is hier ommers de andere vraag. Het heeft. Het heeft dingen. Het heeft genoeg van die dingen. Hee. De appalachen. Veel moje mjoeziek komt van daar. Hee. Kentucky. Ik ben daar geweest. Ik ben geweest in Kentucky, in Tennessee, in Ohio, ik was daar, ik heb gezien, ik heb de mensen gezien, ik heb gepraat, ik heb gepraat met de mensen. En ik weet. Ik ben geboren, ik ben getogen in Brabant en als ik dat liet vallen toen ik studeerde in Amsterdam kwam me dat steevast op een gnuif te staan. Waarom gnuif jij over waar ik vandaan kom, waarom is het klaarblijkelijk belachelijk om “uit de provincie” te komen, gewoon maar een plek waar ik toevallig uit iemands baarmoeder ben komen kruipen, in geen enkel opzicht mijn eigen keus of mijn eigen verdienste, waarom geeft zoiets te lachen? Als cabaretiers, televisiemakers en andere komedianten hun typetjes een Brabants accent meegeven is dat zelden om dat typetje intelligenter te laten lijken; waarom bepaalt je geboortegrond hoe serieus je al of niet genomen mag worden? Wat in Demon Copperhead herhaaldelijk met nadruk aan de orde wordt gesteld heeft alles wat me om diverse redenen zou kunnen aanspreken, waarom klauwt dit boek dan niet als het had kunnen doen waarom schreeuwt dit boek niet als het kunnen doen waarom snijdt dit boek niet als het had kunnen doen, een hart hebben voor diegenen die al vanaf hun geboorte elke redelijke kans missen, is zo moeilijk niet, meeleven met de minstbedeelden is zo moeilijk niet. Toch blijft het boek steeds daar. Op het papier, in de band. Ik loop daar wel geregeld rond, het trekt mij wel naar onder, maar het komt niet naar boven. En ik denk. Ik denk dat ik wel weet. Ik denk dat ik wel weet hoe dat komt. Damon Fields blijft steeds een karakter van papier. Het is Kingsolvers schrijfstijl misschien, die te gezellig, te leesbaar, te makkelijk is; weerhaken mankeren. Haar stijl is zelfs zó filmies dat je Demon Copperhead eerder kijkt dan leest. Zijn het de wetten van hollywood, b’voorbeeld, die maken dat de ellende die Damon Fields toegeworpen krijgt, gedoseerd lijkt? Het gaat hem slecht maar er is ook wel iets goeds, het gaat hem heel erg goed en dan weer heel erg slecht. Nah. Delen van zijn leven zou ik best willen ruilen met delen van mijn leven. Hoezeer hij zichzelf en zijn leven ook beklaagt. Voor zijn moeder zal niemand een standbeeld oprichten nee maar ze was een puber toen hij kwam, ze was arm toen hij kwam, ze had niets of niemand toen hij kwam, ze had niets dan liefde om te geven, het was niet veel misschien maar het was niet niets; een buurjongen was een goede vriend; de buren waren een goede surrogaatfamilie; een nichtje van die buurjongen was bijna zoiets als zijn eerste liefde en dat was mooi. Damon heeft talenten, hij kan tekenen, hij houdt van strips, hij houdt van sport, hij is goed in American Football; steeds waren er mensen die het goede in hem zagen, altijd waren er mensen die het goede in hem zagen en voor hem zorgen wilden, hij werd tot slaaf gemaakt ja maar altijd ook was er warmte, aandacht van minimaal één persoon, hij was sterspeler in het americanfootballteam van zijn school, hij was geliefd, hij had aandacht van meisjes, hij leefde samen met zijn grote liefde, het geluk was misschien van korte duur want al snel ontpopte die grote liefde zich tot een onnutte, lethargische, verslaafde zombie maar er was toch even geluk, er was toch even liefde, steeds zijn er die dingen en steeds zijn ze mooi en ik vind eigenlijk dat Damon Fields zijn kop moet houden, moet stoppen te zeiken, op het eind koerst het zelfs allemaal af op een schaamteloos gelukkig einde, wat meer wenst een mens zich, welk mens heeft niet ellende in zijn leven en dan geluk en dan ellende en dan geluk, uiteindelijk blijft Damon Fields een beetje een zeikerd, een misnoegde, een malkontente, naja, zijn ellende komt alleszins niet bij mij aan als echte ellende. Er zijn gewoon de bladzijden. De bladzijden die smelten. De bladzijden die ik razend las. Je leest. Je doet. De dingen zijn. Het ding is. Dit is het ding: je leest Demon Copperhead als een film. De bladzijden smelten onder je vingers. Het einde, ja het einde ontroerde mij zelfs. Met Angus. Maarja. Angus. Dat was het enige personage dat in mij tot vlees en bloed werd, het enige personage waar ik van ging houden. Wat is. Hoe het is. Hoe je je onderhouden weet. Met dit boek. En meer niet. Wat goed is. Wat genoeg is. Voor velen. En voor mij, voor deze ene keer.