Maarten Moll De man op de foto recensie

Maarten Moll De man op de foto recensie

De man op de foto

Memoir over een afscheid

  • Auteur: Maarten Moll (Nederland)
  • Soort boek: memoir
  • Uitgever: Querido
  • Verschijnt: 22 maart 2024
  • Omvang: 256 pagina’s
  • Uitgave: paperback
  • Prijs: € 22,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst memoir over het afscheid van zijn vader van Maarten Moll

Een vader is op weg naar de dood. Zijn zoon probeert in de laatste weken nog nader tot hem te komen, maar hij weet ook dat er altijd een zekere wederzijdse distantie tussen hen is geweest. De vader noch de zoon heeft ooit gezegd dat ze van elkaar hielden. Er is zelfs nooit een kus uitgewisseld. Ze leiden een leven los van elkaar, zonder diepgaande gesprekken.

In het ontroerende en geestige De man op de fotogaat Maarten Moll op zoek naar zijn vader, in een laatste poging de muur van afstandelijkheid te doorbreken en dichter bij hem te komen. En wat is er toch met die ene foto waarop de vader tot zijn knieën in het water staat? Een beeld waar de zoon niet los van kan komen.

Maarten Moll De man op de foto recensie van Tim Donker

Maarten Moll probeert al twee boeken lang zijn vader te vermoorden en nu -hah!- is het dan eindelijk gelukt.

Maar neen. Dat is flauw. Begin anders. Begin opnieuw.

Begin bij vaders misschien. Veel vaders delen die eigenschap: dat ze op enig moment dood gaan. Een vader laat altijd een kind achter. Het maakt niet uit hoe oud dat kind is. De vader was daar bij de wereld die het kind aantrof; voor het kind hoort het vader bij de wereld. Zonder de vader mankeert de wereld een stukje, maar welk stukje?

Ik heb De man op de foto niet zonder de nodige ergernis gelezen. Maar het gekke is, dat ik veel van wat Moll schrijft over zijn vader herken. De vader helemaal achteraan in het beeld. Mijn vader was geen afwezige vader, zeker niet in fysieke zin. Hij was er. Hij was er in de ochtend, als hij mijn twee zussen en mij wekte voor school. Hij was er alles we de een na de ander naar beneden kwamen gestommeld. Dan zat hij aan de bar, aan het ontbijt, hij had borden neergezet voor vier (mijn moeder sliep doorgaans tot halverwege de ochtend, die zag ik pas voor het eerst als ik tussen de middag thuis kwam om te lunchen). Ik denk niet dat hij broodjes smeerde, of thee inschonk, of ons herinnerde aan een proefwerk of een spreekbeurt. Maar hij zat er, hij was er. Soms las hij een merkwaardig bericht voor uit de krant.

Ik herinner me een gesprek met een collega, een maand of wat geleden. Eigenlijk ging dat gesprek over mijn zoon. Ik vertelde de collega van de sleutelbeenbreuk waaraan ik de voorbije zomer geleden had. Dat ik wel kon lezen, maar lastig kon schrijven en dat dat frustrerend was omdat ik als ik in een te bespreken boek aan het lezen was geen aantekeningen kon maken over opmerkelijke of tekenende passages. En dat ik toen, tijdelijk, een hulp had gevonden in mijn zoon. Mijn moje wijze lieve behulpzame tienjarige zoon die ik af en toe vroeg om een zin of twee of drie op een blaadje te noteren en dat ik toen ik later weer wel kon schrijven zo blij werd van die stukjes in mijn schrijfblok die door mijn zoon geschreven waren. “Dat gaat hij nooit vergeten,” zei die collega. “Later zal hij zich nog altijd herinneren hoe hij zijn vader heeft mogen helpen bij de recensies!”. Ik zweeg een wijle, want deze reactie voorzag ik niet. Moest ik de collega zeggen dat ik liever “besprekingen” zeg, omdat ik iets heb tegen de idee van “recent” in “recensie”? Of. Ik zei: “Of hij gaat mij altijd blijven verwijten dat ik hem betrokken heb in een deel van mijn volwassen wereld waar hij niets mee te maken wil hebben!” De collega reageerde geërgerd: “Nou maak je het wel heel erg negatief!”. En weer zweeg ik. Toen, aarzelend: “Naja, ik durf er alles om te wedden dat mijn eigen vader niks kwaad bedoeld heeft, en toch heb ik hem een tijdlang ook van alles verweten…” De collega, schouderophalend: “Ach. Zo waren die mannen toen. Die toonden geen gevoel. Die deden niet veel met hun kinderen. Dat hadden zij ook niet meegekregen. Die waren er gewoon.”

En ik dacht ja. Misschien. Misschien is het allemaal altijd een kwestie van context. Van tijdsgeest. Van wajende winden. Misschien waren dat de vaders toen. Misschien vonden die dat de zorgtaken niet aan hen waren. Emotie tonen. Warmte geven. Zichzelf bloot geven. Niet aan hen om te praten. Niet aan hen om betrokken te zijn.

Ja. Ik herken dat, Moll. Ook ik heb er ooit mee gezeten dat mijn vader me nooit heeft opgezocht toen ik in Utrecht op kamers zat (temeer daar hij mijn oudste zus die in datzelfde Utrecht op kamers zat bijna wekelijks een bezoekje bracht). Dat hij een boek schreef, en bijna iedereen in het dankwoord opnam, totaan zijn kleindochter (mijn nichtje!) toe, maar over mij geen woord. Dat hij nooit wezenlijke interesse toonde in wat ik deed. Ik mocht alles studeren, het maakte niet uit, ook als het eigenlijk niet bij mij paste. Maar misschien was dat niet hij, maar de tijd. Of misschien zijn dat vaders, en zonen. Of misschien was dat toen, maar niet nu. Ik weet het niet. Misschien moet een mens op een gegeven moment stoppen met jammeren over zijn opvoeding, jammeren over zijn ouders, jammeren over zijn vader.

Dat moment kan komen als een zoon een vader wordt. Ik denk dat ik niet het soort vader ben voor mijn kinderen als mijn vader was voor mij, maar ik zie in mijn eigen vaderschap wel klaarder de valkuilen liggen waar mijn vader in gevallen is. Ik begrijp nu dingen die ik nooit begreep. Ik zie nu hoe verdomde moeilijk het soms is. De sturing geven, het pad effenen, de richting wijzen. Waarom deed hij niet, waarom was hij niet wat strikter, waarom mocht ik zomaar alles studeren, waarom trad hij niet op, waarom duwde hij me niet een duidelijke kant op? Ik zie de talenten van mijn kinderen, van allebei, nu al, ik zou het haten als ze die talenten niet ten gelde zouden maken maar ik zou het nog erger haten als ik ze zou verstikken met wat ik in hen meen te zien. Er zijn dingen die ik belangrijk en goed vind en god wat zou ik trots zijn als zij die dingen ook belangrijk en goed zouden vinden maar ik zou niet willen dat dat enige eigen ontwikkeling totaal in de weg zou gaan zitten. Dus ik snap. Ik snap nu beter.

Moll is ook vader. Van volwassen dochters. Die, nogal liefdeloos, Oudste Dochter en Jongste Dochter worden genoemd. Ik snap dat je geen namen prijs wil geven maar djiez. Fingeer dan namen, noem ze “mijn oudste dochter” en “mijn jongste dochter”, noem ze voor mijn part naar een of ander uiterlijk kenmerk. Maar hun eerst- en laatstgeborenheid tot een soort van namen verheffen, met hoofdletter en al, dat is toch wel heel erg suf, oubollig, gevoelsarm. Zijn vaderschap heeft hem echter niets milder gemaakt over zijn zoonschap, althans niet ten opzicht van zijn vader. Moll is hard voor zijn vader. Hard, onredelijk en drammerig. Als een kleine peuter die hevig verontwaardigd is dat zijn pappie geen stoere politieman is zoals de andere vaders.

Alles verwijt Moll zijn vader. Dat hij geen sprekende persoonlijkheid had. Dat hij hem nooit een brief heeft geschreven. Dat hij geen oorlogsheld geweest is. Dat hij niet aan Alzheimer gestorven is. Bijna driehonderd bladzijden lang gaat het erover door dat er zo bitter weinig te zeggen is. Over vader. En hoe moet hij hem nu herinneren?

Als je dit schrijft op je zeventiende, dan zeg ik goed. Maar Moll is van 1966, verdorie.

Als je dit schrijft omdat je nooit anders geweest bent dan iemands zoon – goed. De dochters hebben Moll echter niet tot zelfinzicht gebracht. Nee, ze zijn alleen maar een andere stok om de vader mee te slaan. Molls vader had toch moeten zien wat een leuke betrokken vader Moll zelve was! En er lering uit moeten trekken! Moll verwijt zijn vader dat hij niet wat bruisender was opdat hij hem vol trots herdenken kan maar vraagt zich klaarblijkelijk geen seconde af hoe zijn dochters hem herdenken moeten. Moll schrijft een gedicht waarin hij voetbalt met het afgesneden hoofd van zijn vader & zegt wel dat hij zich nu voor dat gedicht schaamt (maar herhaalt het desalniettemin integraal in dit boek) maar laat nergens zien dat hij het niet zo leuk zou vinden als één van zijn dochters in een tekst met zijn hoofd zou gaan sporten. Moll mekkert erover dat er niets over zijn vader te vertellen valt maar staat er niet bij stil dat dit nu al het derde boek is dat hij over die man vol schrijft.

Pas tegen het eind wordt hij milder. Mag er ook een sprank ontroering zijn. Sijpelt -eindelijk!- de warmte in.

Moll kan schrijven. De mengeling van gesprekken, gedachten, gebeurtenissen en herinneringen maakt dat De man op de foto ondanks de -misschien ongewilde- bitterheid een zeer soepele leeservaring biedt. Misschien dat er na dit afscheid ruimte is voor een beter boek.

Maarten Moll boeken en informatie

Maarten Moll is geboren in 1966. Hij is werkzaam als journalist voor Het Parool en daarnaast is hij schrijver. Hij schreef een tweetal boeken over voetbal, Broer van Bergkamp uit 203 en Wat een goal, Een kleine canon van het moderne voetbal uit 2012. Zijn literaire debuut, de dichtbundel Lichaam verscheen in 2011 gevolgd in 2016 door de roman Oberhausen. In zijn nieuwste boek dat begin maart 2024 bij uitgeverij Querido verschijnt en waarover je hier veel kunt lezen, is een memoir over de laatste maanden van zijn vader.

Bijpassende boeken en informatie