Henk van Straten – Het kraaienschip

Henk van Straten Het kraaienschip recensie en informatie over de inhoud van de nieuwe roman. Op 20 juni 2023 verschijnt bij uitgeverij Nijgh & Van Ditmar de nieuwe roman van de Nederlandse schrijver Henk van Straten.

Henk van Straten Het kraaienschip recensie en informatie

Als de redactie het boek leest, kun je op deze pagina de recensie en waardering vinden van de roman Het Kraaienschip. Het boek is geschreven door Henk van Straten. Daarnaast zijn hier gegevens van de uitgave en bestelmogelijkheden opgenomen. Bovendien kun je op deze pagina informatie lezen over de inhoud van de nieuwe roman van de Nederlandse auteur Henk van Straten.

Recensie van Tim Donker

Dit heb ik waarschijnlijk al eens verteld. Dit heb ik waarschijnlijk al vele malen verteld. Het was in het van de gele hond gescheten jaar 1995, toen er wel meer dan de verdommenis was gegaan of anders wel bezig was te gaan. Ik zat ik een lokaal waar ik niet wilde zijn in een gebouw waar ik niet wilde zijn een opleiding te volgen die ik niet wilde volgen. Vooraan stond de docent. De docent stond te doceren. Hij leek op een mislukte Jim Henson-pop. Het was een van die vakken waarover je eigenlijk geen les kunt geven. Creatief Schrijven. Er was, eerder al, een opdracht gegeven. Het soort van tiepiese kreatiefschrijven-opdracht waarmee je lachen zou als je er niet mee aan de slag moest. Schrijf een verhaal. Ja. Schrijf een verhaal maar daar blijft dat soort opdrachten zelden bij. Schrijf een verhaal over twee mensen en de één weet iets wat de ander niet weet en het moet zich in een ruimte afspelen waar de ene bekend mee is maar de ander niet. Zoiets. Ik had een semi-autobiografies verhaal geschreven, of hoe heet dat, het was niet echt gebeurd maar het had echt gebeurd kunnen zijn. Het ging over een jongen die was opgegroeid in Brabant maar onlangs naar de randstad was komen wonen. Die jongen was ik. Hij kreeg een vriend op bezoek die hij ontgroeid dacht te zijn, of liever: hij vond dat hij nu hij student was en naar de randstad was komen wonen die vriend ontgroeid zou moeten zijn. Hij deed heel erg uit de hoogte tegen hem, draaide moderne muziek, gaf om de haverklap sieniese antwoorden op de dingen die die vriend zei. De vriend, uit Brabant gekomen voor dit bezoek, had niet in de gaten dat zijn voormalige makker geen zin had in hem, in dat bezoek, en ook niet dat hij steeds belachelijk werd gemaakt. Dat was het verhaal. Het was niet echt gebeurd maar ik had het wel echt opgeschreven. En die vriend was iemand die ik kende, in het verleden rot behandeld had en inmiddels heel erg miste.

Ik moest dat verhaal voorlezen daar in dat lokaal. Toen het uit was vroeg de docent met dat hoofd van een afgekeurde Jim Henson-pop: Wie is de sympathieke figuur in dit verhaal? Ik zweeg stil. Wie was de sympathieke figuur in dat verhaal? Dat was nu eens een vraag waarmee ik met schrijven of voorlezen totaal geen rekening gehouden had. Wie was de sympathieke figuur in dit verhaal, wist ik veel. Het waren gewoon twee gasten. Een gast die nogal leek op mij en een gast die nogal leek op iemand die ik kende. Aarzelend begon ik mijn antwoord te formuleren: “Nou… Die Brabo is natuurlijk wel een beetje een botte hark dat hij totaal niet doorheeft dat zijn vriend veranderd is, of in ieder geval veranderd wil zijn. Maar die ander is ook wel een klojo. Een jongen die jarenlang zijn vriend is geweest ineens beneden zijn waardigheid achten alleen maar omdat hij verhuisd is…” –

“Dat kan niet,” zei de mislukte Jim Henson-pop.
“Dat kan niet?”
“Nee. Dat kan niet. Je kunt in een verhaal niet twee personen tegelijk wegzetten.”
“Wegzetten?” Ik voelde me een beetje een oetlul door steeds alles was die rare popman zei steeds vragend te herhalen maar hij sprak verdorie in louter mafheden.
“Ja, de sympathie van je lezers moet altijd minimaal op de hand van één van je verhaalfiguren zijn. Je kunt niet alleen maar slechteriken opvoeren.”

Weer zweeg ik. Als ik niet verbijsterd kon herhalen wat ze zeiden, dan zweeg ik. Daar. In dat lokaal. Op die opleiding. In het van het gele hond gescheten jaar 1995.

In 2007 publiceerde Patrick Delaere er in Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte nog een essay over: “the paradox of caring”; het, in de filosofie kennelijk ruimer besproken fenomeen om te geven om moreel verwerpelijke personages. Delaere ging in dit essay uit van de figuur Tony Soprano uit de televisieserie The Sopranos waarvan ik helaas der helazen nog nooit een aflevering heb gezien. Misschien omdat hij zich op een televisieserie baseert, komt Delaere tot naar mijn smaak niet ganzelijk overtuigende konkluzies; onder andere dat we kunnen meeleven met of geven om abjecte personages omdat ze binnen het gegeven van een bepaald verhaal nog de beste optie zijn.

Sja. Zou dat de jimhensonman niet alsnog gelijk geven? We willen kunnen geven om fiktieve figuren en als we uit alleen maar eikels kunnen kiezen, dan kiezen we maar de minst eikelige eikel. Ofzo. Waar ik mee zat, toen, in dat jaar, in dat gebouw, in dat lokaal, is dat de schrijftip van die dosent misschien opgaat voor wie romantische komedies wil schrijven, of een meeslepende thriller met een duidelijke held. Maar wat als je als schrijver een wereld wilt tonen waarin helemaal niemand deugt? Of als je gewoon over het leven schrijft, het leven zoals dat is, een leven met mensen die nooit volledig deugen maar ook zelden totaal verrot zijn. Twee jongens in een vriendschap die op zijn einde loopt, bijvoorbeeld. Wat als het niet gaat om mogen, om sympathiek zijn, om herkenning, om meeleven met? Ik heb boeken gelezen met alleen maar afschuwelijke onmensen in, met niemand erin die bij benadering ook nog maar iets sympathieks heeft. En toch bleef ik lezen. Omdat ik me gefascineerd wist door wat mogelijkerwijs de visie van de schrijver op de mensheid was. Ik heb ook boeken gelezen met alleen maar slechte mensen en dan vond ik er toch één of twee nog iets hebben, iets dat maakte dat ik ondanks hun slechtheid met ze ging meeleven, inderdaad een paradox of caring. Dat zal. Maar hier. En nu. Speelt een andere paradox me parten.

Noem het the paradox of blijven lezen.

Dit hier Het kraaienschip. Walter Broers is gescheiden van zijn vrouw Hester; samen hebben ze een zoon die Ben heet. Ben is een rondhangpuber. Veel op straat. Met gasten die een bende vormen, of zo’n beetje bendetje spelen, weetikveel, hoe gaat dat met pubers, in ieder geval, er is die groep waartoe Ben behoort en dan is er nog een andere groep en die twee groepen liggen elkaar niet. Eufemisties gezegd, want iemand van Bens groep steekt iemand van de andere groep dood en daardoor is er natuurlijk een hoop heisa, gedoe, doodsbedreigingen, onheil. Het lijkt Walter beter om even met Ben van het toneel te verdwijnen en als een sportschoolmaat hem een bouwvallige hut aan zee in Portugal aanbiedt, vertrekt Walter, nogal hals over kop, samen met Ben naar daar. Om veilig te zijn, om op adem te komen, om de relatie met zijn zoon te hernieuwen, om zich aan een ander leven te laven. Strikt genomen ontvoering natuurlijk, maar gezien de omstandigheden begrijpelijk.

(“Hoe anders kan hij die jongen beschermen?”, vroeg het achterplat al, en stoort dat “die jongen” u ook zo, of heb alleen ik daar last van)

Een vader, een zoon. Ik begrijp dat. Ik had een vader, ik was een zoon. Ik heb een zoon, ik ben een vader. Mijn zoon is gelukkig nog niet in de puberteit maar ik snap het wel. Ineens is er kloterij, je was er niet bij maar je kan het wel oplossen. En Portugal is een mooi land, en hij rijdt helemaal naar daar met zijn zoon, en dat is een moje tocht, en natuurlijk komen ze door de Spaanse regio Galicië en die regio ken ik best goed, daar ben ik in mijn jeugdjaren veel geweest, en het is mooi daar, en alles is goed. En Van Straten heeft wat ik zou willen noemen een snelle schrijfstijl, noem het gestroomlijnd, of dinamies, de pagina’s smelten in je hand. Korte hoofdstukjes waarin heden en (een steeds nabijer) verleden elkaar afwisselen, informatiespreiding, dat heeft Van Straten goed geleerd. En oké het is misschien een beetje goedkoop dat er in de heden-lijn pas toespelingen op bepaalde aspekten uit het verleden worden gemaakt als die aspekten in de verleden-lijn al aan bod zijn geweest (want anders snapt de lezer niet waar dat over gaat he, en de lezer moet niet te vaak in verwarring zijn, daar zou de man met het mislukte jimhensonpop-gezicht het onmiddellijk mee eens zijn). En oké al die lui daar heten allemaal Marcel en Walter en Gerard en Hester, wat zijn dat voor lullige namen, het lijkt wel de presentielijst van de klas van 1983. Maar het leest, en het leest rap.

Punt is: ik mag die Walter niet zo.
Nee, ik verfoei die Walter.
God, wat vind ik die Walter een ongelooflijk stomme eikel.

Het begint al met die sportschool, had ik al iets gezegd over de sportschool? Walter is gespierd. Walter is heel erg gespierd. Walter werkt met gewichten. Het achterplat noemt hem een gewichtheffer maar dan lijkt het net of hij er zijn brood ermee verdient, of ja, kan dat wel, je ziet wel eens van die kerels op televisie bij sportevenementen met veel gebrul een halter de lucht in tillen om hem vervolgens weer heel boos op de grond te smijten, zijn dat professionele gewichtheffers?, is dat hun baan?, verdienen die zo hun geld zoals voetballers met voetballen hun geld verdienen?, ik weet eigenlijk niet of dat bestaat: professioneel gewichtheffer. Maar Walter komt er niet mee op televisie en doet het sowieso als hobby. En ik snap dat niet. Waarom al die spieren kweken, ik snap zulke gasten echt niet, waar heb je in godsnaam al die spieren voor nodig? Ik kan dat nog verstaan als je voor je werk heel vaak met stenen moet sjouwen, of met stalen balken ofzo. Of als je een huisgenoot hebt die niet helemaal spoort en elke maand de inrichting wil omgojen zodat je geregeld met bedden en kasten en bureaus op je rug door de kamers moet gaan en als het tegenzit een of twee trappen af. Of als je mantelzorger bent van iemand die 120 kilo weegt. Ik bedoel, ik kan me best situaties voorstellen waarin het handig kan zijn om gespierd te zijn. Zomaar voor de lol een beetje hele grote spieren gaan zitten kweken echter, dat gaat mijn verstand te boven zoals de oom van Sinay zou zeggen (laat maar, iemand die ik ken). Een Körperkultur die ver van me af staat en waar ik eerlijk gezegd ook een beetje van gruwel.

Doch deze treurige, opgeblazen he-man nagelt zichzelf dan ook nog eens voortdurend aan zijn zelfverkozen kruis. Hij betrekt alles op zichzelf, vertaalt alles in “slagen” of “falen”, is onophoudelijk bezig zichzelf met alle anderen te meten. In Portugal heeft hij zijn gewichten niet, kan hij niet trainen zoals hij gewend is, worden zijn spieren allengs een fractie minder massief, en ook daar maakt hij drama van, altijd maar zit hij te jammeren over het afnemen van zijn spieren. En dan dat misplaatste gevoel van trots van hem steeds, de oermens die zijn stam moet verdedigen, volgens hem de enige aanvaardbare levenshouding.

Ik kan die Walter niet luchten.

Maar ik blijf wel lezen.

En ik dacht aan Patrick Delaere want toen, eens in Portugal, Ben en Walter werden opgezocht door Hester, was ik wel op Walters hand en grijnsde ik inwendig toen Ben aangaf nog even in Portugal te willen blijven, minstens voor de duur van een surfkamp. Maar dat heeft die Van Straten handig gedaan natuurlijk. Zo’n heel boek lang doorheen de ogen van Walter en hij heeft nog steeds bitter weinig vlees op de botten p’don ik bedoel op zijn spieren, maar alle andere verhaalfiguren zijn nog platter gebleven, bijna tiepetjes: het ongeïnteresseerde puber-tiepetje; het spirituele, houten kralenketting-tiepetje; het carrièrevrouw-tiepetje – met die bordpapieren karakters is zeker niets aan te vangen en dus blijft Walter nogal als de meest menselijke over.

Misschien een boek om niet teveel over na te denken.
Gewoon lezen ja, lezen doe je dit boek gemakkelijk.
Aan het zwembad in Portugal ofzo, al komt deze aanbeveling voor hen die aan het hoogseizoen gebonden zijn een beetje laat (zelve las ik delen ervan aan een zwembad in Spanje trouwens).

Dit is een boek en ik heb het gelezen en wat meer kan je willen van een boek.

Dan nog dit: dat Henk van Straten, meer nog dan alle schrijvers die boeken schreven vol wreedaards en sadisten, voor eens en voor altijd het ongelijk van mijn toenmalige dosent bewijst: om te blijven lezen hoeft helemaal geen enkele verhaalfiguur je sympathie te hebben. Niemand hier mocht ik en toch bleef ik lezen. Dosent kan nu naar huis en daar blijven. Daar blijf ik Van Straten eeuwig dankbaar voor.


Henk van Straten Het kraaienschip recensie

Het kraaienschip

  • Auteur: Henk van Straten (Nederland)
  • Soort boek: Nederlandse roman
  • Uitgever: Nijgh & Van Ditmar
  • Verschijnt: 20 juni 2023
  • Omvang: 240 pagina’s
  • Uitgave: paperback / ebook
  • Prijs: € 22,99 / € 13,99
  • Boek bestellen bij: Bol / Libris

Flaptekst van de nieuwe roman van Henk van Straten

Een vader ontvoert zijn zoon. Hoe anders kan hij die jongen beschermen?

Walter Broers, gescheiden vader en gewichtheffer, en inmiddels al een poosje werkloos, ziet zich gedwongen om een radicaal plan uit voeren. Nadat zijn tienerzoon betrokken is geraakt bij een steekpartij en sindsdien wordt bedreigd, besluit hij om de jongen halverwege het schooljaar mee te nemen naar een afgelegen, vervallen huisje aan de westkust van Portugal. Daar, achtervolgd door mails en telefoontjes van verscheidene instanties en zijn ex, probeert hij te geloven in een ander leven, ver weg van alles, voor hem en zijn zoon.

Henk van Straten (Rotterdam, 30 augustus 1980) is schrijver
en journalist. In 2015 verscheen zijn roman Bidden en vallen, gevolgd door zijn twee memoires Wij zeggen hier niet halfbroer (2017) en Berichten uit het tussenhuisje (2018). In 2020 publiceerde hij de maatschappelijk beladen thriller Kwaad bloed (eerder verschenen als het eerste Brabants Boek Present) en de roman Ernest Hemingway is gecanceld.

Bijpassende boeken en informatie